li
50"° Jaargang,
Zondag 27 Januari 1907
No. 12296
Derde Blad»
it),
uden
fransche briefen.
rente
p alle
h wir.
ïh te
ten
Ltlt
mdea
'echt,
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl, 1.25.Franco
Prijs per m
per post fl. l.dó.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur ïan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.)
Prijs der Advertentiën: Van 1O regels fl, 0.92; iedere regol meer
15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieve®
hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen.
In. de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Redactie No, 123.
voor de Administratie No. 103.
1»
tien,
in
it.
lente
>8E
tegen
en
sver
en»
Iseo
kJ
met
'sie.
dijk
iare
re-
V
Parijs, 19 Januari 1907.
II n'y a pas de grand homme pour soa
valet de chumbre heeft ik weet niet meer
wie gezegd, om te kennen te geven dat
iemand, die van nabij hooggeplaatste perso
nen kent, op de hoogte komt van al hun
zwakheden en gebreken. Zoo iemand komt
lot het besluit dat de „groote mannen" niet
alleen gewone mensehen zijn, zoo goed als
het gros der stervelingen, maar ook dat hun
buitengewone positie vaak liet gevolg is van
do omstandigheden of van factoren, in hun
existentie, welke onafhankelijk waren van
hun wil. Een zekere Dr. Oabanès, Parijsch
geneesheer, heeft dat beginsel toegepast op
de Historie. Hij heeft, steunende op verschil
lende documenten, op zijn medische kennis,
en misschien ook eenigszins op zijn fantasie,
van verschillende geschiedkundige personages
nis Philips II, Bonaparte en anderen, de ka
rakters geschetst en hun eigenschappen ver
klaard uit hun physicke gesteldheid, met
andere woorden uit hun gezondheidstoestand
en dagelijksche gewoonten.
Zonder zóóver te gaan, nóch als gemelde
geneesheer, nóch als de kamerdienaar in
quaestie, mag men aannemen dat hij, die
in de,- zij het ook niet onmiddellijke nabij
beid leeft van publieke personen, een gansch
ander denkbeeld van hen krijgt dan rle
vreemdelingen. Deze laatsten zien hen door
een vergrootglas en dikwerf omgeven door
een stralenkrans, terwijl vtfor nabestaanden
en zelfs voor stadgenootcn, van bekende
persoonlijkheden beide attributen ontbreken.
De onmiddellijk verkregen indruk is door
gaans ontdaan van poëzie, maar is bijgevolg
juister. Beroemde of uitstekende mannen
behoeven daarom hun verdiensten nog niet te
verliezen, maar ze komen daardoor dichter
bij het gros der menschheid te staan. Zij
die bijvoorbeeld Victor Hugo van. nabij ge
kend hebben weten, behoudens, en met allen
eerbied voor zijn nenie, te verhalen dat hij
nis mensch, in den omgang nog al gebreken
wrfoonde en zoo heel groot niet was. liet
tegenwoordige Frankrijk doet, in dit opzicht
althans zijn leuze van „Gelijkheid" geen
oneer nnn. 'De op politiek gebied don toon
aangevende mannen der Republiek zijn (wat
met den geest der Staatsinrichting trouwens
in overeenstemming is) niet bijzonder ver
schillend van hun medeburgers. Clémenceau,
om maar met den inderdaad eersten persoon
van Frankrijk te beginnen, is een gewezen
docter in de medicijnen, die als student,
zooals de meeste Fransche studenten, in
zeer eenvoudige omgeving verkeerde. Briand,
op 't oogenblik de minister, die na hem het
meeste gewicht in de schaal legt, was tien
jaar geleden, een zeer bescheiden journalist
of journaliste. Paul Révoil, die op 't punt
staat ambassadeur te Madrid to worden was
15 jaar geleden in zeer bescheiden omstan
digheden. Thomson, minister van Marine,
wis journalist, evenals de gewezen minister
pelcassó, die zeven jaar lang Frankrijk's
buitenlandscho politiek en in zeker oozicht
ons ook, het lot van Europa bestuurde. Enri'p
Combes was een eenvoudig Seminarist, die
oen tegenzin kreeg in den priesterlijken
staat, in de wijsbegeerte en in de medicijnen
smg studeeren en nog heden ten dage, als
1 ntet vacantie in zijn ouderlijk stadje zit
wel burgerdokterspraktijk uitoefent
uvier, een andere en zeer belangrijke oud
premier was voor een jaar of vijf en dertig
e<rt doodgewoon handelsbediende zonder de
minste pretentie en ieder herinnert zich de
eenvoudige afkomst van den eens hoogslen
magistraat Félix Eaure. Evenals in de Pa
rijsche handelswereld, waar de groote maga
*1) a'~ de Samaritaine, de bazar de l'Ho
el ae Ville, Fólix Potin, Dufayel e. a., als
wam uit verkoopkraampjes en in allen
§wa! uit kleine winkeltjes zijn voortgekomen
wemelt^ het in de politieke en in de regee
jEeskringen van „Self-made men" of ge
m°n n'hier zegt van „fils de leurs
°ouvres". I-Jet js n[et te loochenen dat al de
(•«noemden en nog zooveel anderen meer
*»r het geluk gediend zijn geworden en dat
re.ere geblinddoekte Godin hun uiterst
^kunstig js geweest, doch men moet even-
f-'u 'de bewijzen aan het talent en de
««kracht, door de meesten van hen aan
dag gelegd, en vooral dient men, in
B' °P7'icht, de weldadige werking te erken-
van Frankrük's staatsorganisme, het
hL' ',00r a"° 'Dur"»' de deuren opent naar
ran8en en ak...s het devies van „Excel-
r «oor eon arm doch knap jongman in
niet tot een ij dele
zijn banier geschreven
leuze maakt.
Aan den anderen kant is van dien staat
van zaken het gevolg dat het vaak den per
soonlijkheden, die in den Staat den eersten
rang innemen aan grootsche opvattingen,
aan ridderlijkheid van karakter, aan adel
van geest of ziel en ook aan uiterlijke voor
naamheid ontbreekt.
Zonder in het minst te willen beweren dat
zulks het geval is met de dragers van boven
gemelde namen en zonder zelfs het ontbre
ken van laatstbedoelde eigenschappen in alle
omstandigheden voor een volstrekt kwaad
te beschouwen, kan men op het verschil wij
zen dat daaruit geboren wordt tusschen de
élite die in de meeste Europeesche landen
aan .iet hoofd der publieke zaak geplaatst
is en de republikeinsche waardigheid "beklee-
ders in Frankrijk. Dat verschil, 't welk in
derdaad geen groot kwaad veroorzaakt in
dien de majores domus van Marianne slechts
niet vergeten dat ze zonen des volks zijn, is
vooral bij officieele plechtigheden te constia-
teeren, en was ik in de gelegenheid verleden
week op te merken bij een avondreceptie in
het Palnis de l'Elysée, de woning van den
President der Republiek. Fallières gaf Don
derdag zijn eerste diplomatiek diner, waar
aan dus de meeste gezanten der vreemde
mogendheden benevens de ministers deel
namen. Na afloop van den maaltijd waren
meerdere hooge staatsambtenaren genoodigd
benevens nog andere personen, en ook enkele
vertegenwoordigers der Pers, waaronder de
schrijver dezer regelen. Het was dus een
receptie in vrij beperkten kring. De foule
van Parijsche personaliteiten, waardoor bij
voorbeeld de bals op het Elvsée gekenmerkt
worden ontbrak ten eenenmale. Men kon zich
ruim bewegen en zonder zich in gedrang te
moeten begeven, een verversching machtig
worden aan het wel vijf en twintig meter
lange buffet. Er was ook, zooals anders
vaak het geval is, geen, salon gereserveerd
voor de diplomaten. In de eerste der in
elkaar loopende ontvangzalen waren in een
kring canape's en fauteuils geplaatst, waarop
de dames zaten die aan het diner deelge
nomen hadden en ieder bezoeker kon vrijelijk
daarin rondwaren. Men kon dns bedaard aan
de hooge hoeren voorbijgaan en hun zelfs,
bij ongeluk natuurlijk, op de tcenen loopen
of een elleboogstoot geven, en zich die vrij
heid met een gewoon „Pardon" doen ver
geven. Clémenceau kon ik er een oogenblik
beluisteren, terwijl bij aan een knappe jonge
dame een onderdeel van zijn theorie over de
Scheiding van Kerk en Staat uiteenzette en
ieder kon zien hoe DujnrdinBeaumetz,
de ondersecretaris van Schoone Kunsten, een
nog knapper dame met beleefdheden en
sandwiches overlaadde. Allen liepen dooreen
en tusschen die zwarte, en dus volstrekt
geen bonte menigte, staken de uniformen van
enkele generaals en admiraals bekoorlijk af.
Docli vooral viel, om van drie, in donker
kleurige gewaden gestoken Chineesche diplo
maten. niet te spreken, daarbij het uiterlijk
der buitonlnndsche diplomaten en de in groot
uniform gehulde militaire altnché's in het
oog. Een ik en weet niet wat, zou vader Cats
gezegd hebben, in houding en gebaren deed
hen nog meer dan hun kleed ij en grootkruis
sjerpen van de Fransche dignitarissen onder
kennen. De gestalte en liet postuur van pre
sident Fallièrcs, hoe waardig en minzaam
ook nu evenals altijd, vormde daartegen een
echt Republikeinsche figuur. Het voordcel
daarvan, 't welk bij zulk een gelegenheid
in de perste plaats aan de gasten ten goede
komt, is dat het Hoofd van den Staat zich
op even eenvoudige als vriendelijke wijs met
ieder onderhoudt, na elk bezoeker, die aan
gediend wordt met een handdruk vereerd te
hebben.
Het uiterlijk van mevrouw Fallières, def
tige en vrij gezette dame op leeftijd, die
naast den president de gasten staat te ont
vangen, is volkomen in overeenstemming
met dat van haar echtgenoot. Men weet
trouwens dat mevrouw Fallières het met haar
plichten van vrouw des huizes, ook al is dat
huis een paleis, opneemt met. een ernst,
welke geenszins de gemoedelijkheid uitsluit.
Reeds kort- na haar aankomst als presidents
vrouw op het Elysée, heeft zij den ehef de
Cuisine, het opperhoofd der gansche keuken
doen vervangen door de keukenmeid, die ze
reeds jaren lang gehad had en die, zelfs
toen president Fallières in den Senaat zetel
de, in eigen persoon 's morgens naar de
markt of boodschappen ging loopen, Die
verandering in het bestuur der keuken heeft,
nu eenige maanden geleden, een ware revo
lutie gevormd in de inrichting van het pre-
sidentieeie huishouden. Frankrijk zoo rijk,
en zelfs t e rijk, aan omwentelingen, kan
zich inmiddels er om gelukkig rekenen dat
het thans een staatshoofd bezit, onder wiens
bestuur geen andere dan keukcnrevolutién
plaats vinden.
In weerwil er van dat men geenszins een
indruk van vorstelijkheid ontvangt, wanneer
men een ontvangavond op liet Elysée bij
woont, ontbreekt aan liet ensemble geen
waardigheid of burgerlijke voornaamheid.
Het kader, de omgeving waarin men zich
bevindt is uiterlijk deftig genoeg. Het Pa
leis zelf, ook al is het niet voor een verst
gebr nvd, mag in den staat, waarin het zich
tegenwoordig bevindt een vorstelijke woning
heeten. Ter gelegenheid van feesten en
diners is het mooi verlicht en rijkelijk met
planten versierd. De balzaal, wuar, ook als
er geen bal is, gewoonlijk een Orkest ge
zeten is, biedt, ofschoon niet overgroot, een
schouws"'*1 van schittering en rijkdom. Een
leger v.u lakeien en statige met degens en
halskettingen gewapende huissiers loopt er
zachtjes rond of houdt bij de verschillende
deuren de wacht. Langs de groote trap
staan, aan weerszijden, man aan man op elke
trede, met getrokken sabels, soldaten der be
reden garde-républicaine geschaard. Hun
groot tenue met hooge laarzen witte-rijbroek,
kuras, helm en helroode revers, doet aan
Frankrijk's verleden denken, aan den Napo
leontischen tijd, toen bijna ieder Euro
peesche natie van nabij de Fransche unifor
men kende, omdat zij een contingent voor het
Fransche leger leverde.
„Het verleden leeft in 't heden", al '>s
het slechts in het uiterlijk, in den opslag
van een uniformjas in de stramme houding
van een soldaat
1 JUVENI8.
ALLERLEI.
DE IJZEREN KROON VAN ROEMENIË.
In de „Pall Mali Magazine" vertelt Car
men Sylva hoe haar echtgenoot, die tot 1881
den titel van prins droeg, door zijn volk
werd gedwongen zich tot koning te laten
kronen en waarom hij bij de kroningsplech
tigheid een eenvoudige metalen kroon droeg.
Op de- aanmaningen tot het aannemen van
den koningstitel antwoordde hij
„Onze overwinningen zijn zonder dien
titel behaald. "Wat mij aangaat, ik ben te
vreden met mijn tcgenwoordigen titel, die
mij niet ontroofd kan worden. Het land
heeft geen nieuwen naam noodig om het
volk te doen gelooven in zijn jonge levens
kracht."
De moord op keizer Alexander van Rus
land in 1SS1 deed de Itoemoniürs meer
dan ooit bij prins Karei aandringen op het
aannemen van den hoogeren titel. Ze wil
den van geen weigering weten. De kamer
on de senaat te Boekarest sloten hun zit
ting en begaven zich naar het paleis waar
ze hun vorsten tot koning en koningin
uitriepen.
De beschrijving van dit tooncel volgt hier
„Er waren velen die in vroeger dagen
voor hun land hadden geleden, oruitwa
ren verbannen of in een kerker hadden ge
zucht; -en zooals ze daar stonden liepen
over hun gerimpelde wangen de tranen
van vreugde over de vervulling van hun
lang gekoesteide hoop.
„Spoedig was de stad met vlaggen ge
tooid, en dagen achtereen kwamen afge
zanten van alle doelen van het land om
ons geluk te wenschon en hun vreugde uit
te spreken. In de algemeene blijdschap
was het geledon verdriet vergeten en man
nen verheugden zich als kinderen."
Maar do koning verzette zich weer tegen
de wenschen van het volk, toon dit een
kroning verlangde met al de pracht die
hij een dergelijke gelegenheid hoort. Toen
hij eindelijk toegaf, vernam hij, dat het
volk prachtige kronen verlangde. „Nu was
de koning geheel huiten zich zelf," zegt
Carmen Sylva, „en verzette zich met alle
macht."
„Waar denk je aan? Zou je ons belache
lijk willen maken en bovendien nog zoo
veel geld weg te gooien voor niets?Wat
zouden we hebben aan kronen, die we
toch nooit zouden dragen?"
Men luisterde echter niet naar deze te
gemverpingen het zichtbare toeken, het
symbool van het koningschap moest gedra
gen worden.
„Wat zal ik doen?" zei de koning,toen
hij met zijn vrouw alleen was. „Ik kan
niet aan zoo'n dwazen eiscli voldoen. Maar
wat zullen we doen voor die groote kin
deren, die niet tevreden zullen zijn, voor
ze te zien krijgen waar ze hun hart op
hebben gezet, en voor wie een koninkrijk
zonder kroon niets schijnt te zijn? Het idee
past niet bij ons, die nooit in weelde heb
ben geleefd. Ik ben een soldaat en niets
andersEn nu veronderstelt men van
mij, dat ik mij zal le-encn tot een kroning
als een tooneel uit een komedie! Het is
afschuwelijk
Den volgenden morgen had de koning
er wat op gevonden.
Ik heb het gevonden," zei hij eenvou
dig. „Ik heb het oenigo middel gevonden
om aan onze nieuwe kroon een wijding tp
geven, die do kronen van oude monar
chieën bezitten. We zullen uit het arse
naal een stuk van een vermeesterd kanon
laten halen, en uit dat staal, dat zoovele
Iloemeensche levens heeft gekost, zal onze
kroon worden gemaakt, ten toeken, datdio
op het slagveld werd gewonnen."
Toen hij anderen zijn gedachte meedeel
de, waren ze stom van verbazing en eerst
dacht men algemeen dat zo van de ko
ningin afkomstig was. Carmen Sylva ant
woordde
(Wist je dan niet, dat do koning ook
een dichter was, alleen schrijft hij zijn
gedichten niet met een pen, maar met dc
punt van zijn zwaard!"
Het volk vond het goed, dat de koning
een ijzeren kroon zou dragen, maar de
koningin moest in ieder geval een gouden
kroon hebben. Er viel niets tegen te zeggen.
De kroning had plaats tot groote vreugde
van het volk. Toen de koning midden in
zijn toespraak zijn hand uitstrekte naar de
ijzeren kroon, ging er een trilling door de
vergadering. Men zal gedacht hebben, dat
hij die op het hoofd zou zetten. Hij hield
haar echter voor zich, alsof hij haar over
het gehoelo volk wou houden met een
gebaar, 'dat scheen te zeggen„Ik kroon
mijn volk, niet mijzelf; hiermee hei
lig ik mijn land voor altijd tot een ko
ninkrijk 1"
Aan 't. eind van haar artikel zegLCaimen
Sylva
„Daai liggen op hun rood fluweel en kus
sen in de groote, leege troonzaal onze twee
kronen naast elkaar, en niemand weet wat
ze elkaar in den stillen nacht toefluiste
ren. De eene zou kunnen spreken over dc
sissende kogels, die eens uit zijn ijzeren
kaken werden uitgeworpen. Geen kroon had
zeker ooit zooveel te vertellen als deze,
wier stem nooit zweeg, maar die nachten
dag donderde. Er waren afschuw en dood
in, maar macht en dapperheid ookl Die
moest worden veroverd, gewonnen met het
punt van liet zwaard, afgedwongen van
don vijand, stap voor stap in een gevecht
van man tegen manO, nooit hoorde
men zulke verhalen als er 's nachts ver
teld worden in do leege zaal, alleen ver
staan door hen, die luisteren naar de ge
schiedenis.
„En telkens weer schijn ik een regen
van laurierbladen te hooren vallen op de
kroon bladeren, die door 'den oorlog
zijn afgeschud van den boom, aan welks
wijd uitgespreide takken de gebeurtenissen
der jaren hangen. Als ze vallen hoort men
een zacht trillen binnen de muren, alsof
de bladen zich wilden winden om het
hoofd der dapperen, die nog in ons mid
den zijn of zich slingeren om de herinnering
van hen die niet gespaard werden om mee
te genieten van een uur, dat ze hielpen
voorbereiden 1"
heeft Gesner bij zijn eigen (meestal jnistc)
waarnemingen alles verzameld, wat over
dierkunde geschreven werd. Slechts zel
den waagt hij een schuchtere kritiek op de
eerwaardige traditiegewoonlijk laat hij het
oordeel aan den lezer over en zoo vindt
men in zijn werk de beschrijving en zelfs
afbeelding van de wonderlijkste dieren uit
de fabelwereld.
'Op de eerste bladzijden van het dieren
boek prjjkt in zijn „natuurlijken aard en
aantrekkelijkheid" de eenhoorn, cn of
schoon „er van die dieren in Europa geen
voorkomen", zoo is dat dier volgens den
schrijver toch op aarde ahnwezig, „anders
zou men er do hoorns niet van gevonden
hebben." (Men weet, dat de vondst der
tanden van den narwal tot de fabel van
den eenhoorn heeft, geleid). Men moet ook
de reizigers gelooven,, die vertellen, dat
in Indie, Arabic en het land der Moorcn
de eenhoorn thuis hoort. In Arabic zag do
heer Ludwig Roman hem met eigen oogen,
en wel „to Mekka waar Mahomed begra
ven is en zijn pelgrimsoord heeft." Hier
hielden de geloovigen twee dieren gevan
gen; het grootslo was zoo j;root als een
veulen van anderhalf jaar en droeg op
den kop een enkelen hoorn. Verder was
hij ruw behaard als een ree, had van vo
ren gespleten hoeven als oen geit, een
kop als een hert en manen die aan éón|
zijde afhangen. Hot is oen woest dier, en
laat zich alleen vangen, als het nog heel
jong is.
IIoowcl hot „zacht, tam en goedig" te
gen andere dieren is: kan do eenhoorn
zijnsgelijken niet uitstaan. „Daar,door komt
het ongetwijfeld dat er zoo weinige zijn,
daar zo met hun voortdurend vechten
elkander uitroeien." Bij al die beminne
lijke "ëigenschappen heeft hij ook nog een
„gruwelijke schrikverwekkende Mem", die
men met geen ander diergeluid kan ver
gelijken. Daar echter de hoorn van don
eenhoorn, vooral aan don top, genees
kracht heeft niet weinig Duitsehö apo
theken dragen nog den naam van dit fabel
achtige dier en zoo kostbaar is, dat bijv.
in Venetië dit geneesmiddel vorvalscht
werd, was men er natuurlijk op uit, dit
dier te vangen. Daarom heeft een zekere
Johannes Tzctze uitvoerig aangegeven, hoe
dit geschieden moet.
liet dier bezit namelijk een buitenge
wone liefde voor jonkvrouwen, een eigen
aardigheid, die lret deelt met don draak.
Daarop beiusL hot plan van Tzctze. Een
jonge, krachtige jager wordt in do klee-
ren coner jonkvrouw gehuld, gepariurneerd,
of, zooals Gesner het uitdrukt„met ede
len geur besprenkeld, ingewreven en be
goten," en moet zich dan in de nabij
heid van de woning van het ongedierte
begeven. De eenhoorn bomerkt den geur,
ziet de mooie vrouwcnkleeren en legt den
kop in den schoot van den jongen man.
Het zal, bedwelmd door 'den geur, weldra
inslapen en nu kunnen de andere jacht
gezellen komen om hem van, zijn hoorn
to beroovon. Probatum est.
EEN OUD' DIERKUNDEBOEK.
Een uit de middeleeuwen dagtcekenend
dierkundeboek van Konrad Gesner, is ge
titeld: „Dierenboek, dat is een uitvoerige
beschrijving cn levendige en ook ware af
beelding en schildering van allo viervoe
tige dieren, die op de aarde zoowel als
in het water wonen. Benevens derzelver
nut on deugdelijkheid, zoowel voor hot
eten en dc keuken, als in de geneeskunde
en do apotheek. Voor alle doktoren, jagers,
koks, ja ook schilders zeer nuttig en noo
dig. Door den alomboroemden hoer doctor
Conrad Gesner eerst In het Latijn geschre
ven. Daarna door 'den heer Conrad Fo-
rer doctor in de geneeskunde inhetDuitsch
overgebracht."
Dit is nog maar de titel van h'et eerste
deel, hot tweede •behandelt de vogels, „zoo
als dezelve onder den hemel overal gevon
den en gezien worden"; een ander de
vïsschen, „van do kleinste vischjos lot den
grooten walviseh", en in dit „visschen
boek" worden o. a. ,om de eigenaardige
reden, dat ze „in zoet water leven", ook
slakken en het.nijlpaard geschilderd.
Dit werk, dat verschillende uitgaven be
leefde, is een ware goudmijn voor den be
oefenaar van geschiedenis zoowel als
yan natuurwetenschap. Met noesten jjygr
BEVERS.
Aan de oevers der rivier Souris, in Ca
nada, is een boerderij, waarvan de eige
naar zich voornamelijk bezig houdt met
het kweeken van bevers. Niet minder dan
tweehonderd van die ijverige dieren wor
den daar gehouden. Ze zijn heel tam ge
worden en gaan voort met hun werk, al
komt er ook iemand naar staan kijken.
De bevers zijn heel ijverig on hebben
geen geduld met een uit hun midden, die
niet werken wil. Als men er zoo een ont
dekt, jagen de andere hem weg en laten
hem alleen levei! Bcveis hebben met elkaar
maar weinig tijd noodig om een grooten
hoorn te vellen. De woningen der bevers
worden aan den oever der rivier gebouwd
met don ingang naar hel water.
Ofschoon het onmogelijk is voor de be
vers om lang onder water te leven, be
vindt de ingang.zich onder het wateren
dan is er een lange tunnel, die het huis
daarmee verbindt. Volwassen bevers zijn
omstreeks twee voet lang en hebben een
staart van ongeveer 10duim, die zijhunnen
gebruiken als een spa of roeispaan. Ze
worden gemiddeld vijftien jaar oud, hoe
wel enkele wel twintig jaar worden. Als
het dier negen jaar is, is zijn huid opzijn
mooist en brengt van dertig tot zes en der
tig gulden op.
PARELVISSCHERIJ.
Als men denkt dat parolyissQhen een gtr
0NÖE5
SCH1EDAMSCHE COURANT
ANL
isen
ine