MERKWAARDIGE GEBRUIKEN BIJ
HET BOUWEN.
''In een studie over volksoverleveringen
der Boikon vermeldt do bekende Oosten
rijkse he Folklorist, prof. Raimund Kaindl,
merkwaardige gebruiken, die dit volk nu
nog bij het bouwen van een huis in acht
neemt. Die gebruiken moeten het huis ge
luk aanbrengen en rampen er van verwij
derd houden. Dp de hoeken der onder
lagen legt men eerst brooden. tusschen de
reten van het hout knoflook, allerlei krui
den (voornamelijk basiükum) en geld, ver
moedelijk om op die wijze zinnebeeldig den
wensch uit to spreken, dat "het in 't" huis
nooit aan deze dingen zal ontbreken Den
volgenden morgen wordt nagezien, of de
brooden nog allo op hun plaats zijn. Is
er een verdwenen, dan is dat een boos
voorteeken, en het huis wordt ergens an
ders opgebouwd.
Nooit zet men een huis op een plaats,
waar zich eenmaal een weg bevond; an
ders zou men „in het spoor van den dui
vel komen". Boomstammen, die door den
storm zijn omgegooid, mogen niet voor
het bouwen gebruikt worden; ze zijn on
rein, want de storm is een werk van den
duivel. Als het huis klaar is, dan blijft
van het voorste gedeelte het dak nog weg
(dat wordt met met stroo benaaid, zooals
de Bolken zeggen), opdat door die ope
ning al het booze ontsnappe Voor men in
het nieuwe huis intrekt, moet er één nacht
een haan in wonen. Als die 's morgens
kraait, zooals gewoonlijk, dan kan men
het genist gaan bewonen. Maar kraait hij
niet, dan is het een slecht voorteeken
dan heeft de booze hem verschrikt. Wil
men later het huis verbouwen, dan mag
men wel in de lengte, maar nooit in de
breedte verandering brengen: dat zou ziek
te, ja zelfs den dood van den eigenaar
ten gevolge hebben. Wordt een huis af
gebroken, dan heeft niemand lust de kachel
en den haard weg te nemen.
Natuurlijk verdwijnt al wel iets van die
gebruiken en uit het plaatsen van een
houten kruis op het bouwterrein blijkt
reeds dat het'Christendom er begint door
te dringen.
WAAR BRENGEN DE ZWALUWEN
DEN WINTER DOOR?
De zwaluwen trekken tegen het naderen
van de kou naar Midden- of Zuid-Afrika.
Maar niet alle ondernemen in den herfst
dien langen tocht. Enkele zij dieniet
in staat zijn tot de reis blijven in het
Noorden. Hoe zou men het andere kun
nen verklaren, dat men laat in den herfst,
in Maart en soms zelfs 's winters opeens
een zwaluw ziet vliegen. Een der nauw
keurigste natuuronderzoekers, GilbertWhi-
te, komt telkens weer op dit verschijnsel
terug.
■Op een bizonder mooien Novemberdag
met Zuidwestenwind en 15 gr. C. zag hij
20 zwaluwen, en op de vetdere warme da
gen in iedere maand gewoonlijk 24 van
die vogels.
White maakt daaruit de gevolgtrekking,
dat ze op een beschut plekje een winter
slaap hielden, waaruit ze met de eerste
warme dagen ontwaakten. Hij kon echter
nooit zulk een winterverblijf ontdekken.
De Franschman Vieillot was gelukkiger.
„Soms ziet men," zegt hij, „*s winters in
Frankrijk nog zwaluwen, die daar om de
een of andere reden gebleven zijn." Hij
zag in Rouaan een zwaluw, die haar ver
blijf'onder een brug hield, vanwaar ze ge
regeld op mooie winterdagen te voor
schijn kwam.
Daar de zwaluwen geen wintervoorraad
verzamelen, en evenals alle insektenetende
vogels niet lang zonder voedsel kunnen
blijven, moeten ze wel een winterslaap
houden.
Wat zeggen de geleerden van dit ver
schijnsel? Brelim bestrijdt „in spijt van
alle geloofwaardige getuigen van Aiisto-
teles tot aan zekere natuuronderzoekers
onzer dagen", dezen winterslaap. Wel is hij
het eens met Naumann, die het voor mo
gelijk houdt, dat uitgeputte jonge zwalu
wen, die laat zijn uitgekomen met slecht
weer een warm plekje opzoeken, en als ze
daar verstijfd gevonden woiden in een
warme kamer weer opleven.
TOLSTOï EN SHAKESPEARE
Tolstoi schrijft in een artikel in de „Fort
nightly Review" over Shakespeare:
„Ik herinner mij de verbazing, die zich
van mij gneester maakte, toen ik voor 't
eerst Shakespeare las. Ik verwachtte een
groot esthetisch genot te smaken; maar
nadat ik zijn beste werken had gelezen,
als „King Lear", •„Romeo and Juliet",
„Hamlet" en „Macbeth", had ik niet al
leen niet genoten, maar ik had er mij
zelfs bij verveeld.
Ik dacht, dat dit aan mjj lag, en ik
probeerde telkens weer hem op allerlei
wijzen te lezen. Maar altjjd weer had het
op mij dezelfde uitwerking: afkeer, verve
ling, verwarring.
Als oud man van vjjf en zeventig jaar
heb ik den lieelen Shakespeare nog eens
overgelezen en ik heb weer hetzelfde on
dervonden, alleen was ik er nu zeker van,
dat de naam van een groot genie, waarin
Shakespeare zich verheugt, en die schrij
vers van den tegenwoordigen tjjd beweegt,
hem na te volgen en lezers en schouwburg
bezoekers er toe brengt verdiensten in hem
te ontdekken, die hij niet bezit, een groot
kwaad is evenals iedere onwaarheid.
Ik zal zoo goed ik kan trachten aan
te toonen, waarpin ik geloof, dat "Sha
kespeare geen genie en zelfs geen middel
matig schrijver is,"
Dan gaat hij voort met wat hij noemt
de dwaasheden van „King Lear" aan te
wijzen on eindigt zijn afkeuring van 'deze
tragedie aldus:
,,l>it is het beroemde drama Hoe dwaas
het schijnt in mijn weergave (die ik zoo
onpartijdig mogelijk heb trachten te ma
ken), ik mag gerust zeggen, dat het stuk
zelf nog veel dwazer is.
„King Lear" is niet alleen geen model
van dramatische kunst, maar voldoet zelfs
niet aan de allereerste eisehen van kunst,
door allen vastgesteld. Ue toestanden,
waarin de karakters geplaatst zijn, zijn zoo
onnatuurlijk, dat de lezer of toeschouwer
niet met hun Ijjdon mee kan voelen, cn
zelfs geen belang kan stellen in wat hij
ziet of leest. Dit in do eeiste plaats. Ten
tweede leven, denken, spreken en hande
len allo karakters in dit als in de andere
stukken Van Shakespeare volstrekt niet in
overeenstemming met den gegeven tijd en
plaats."
DE EERSTE FONOGRAAF
„Het was, geloof ik, tengevolge van een
gesprek, dat ik in 1877 met Edison
had ow de theone van den telefoon
dat hij de fonograaf ontdekte," zei sir
William Preece voer eenigen tijd.
„Met zijn gewone vriendelijkheid zend
Edison mij een van de eerste instrumen
ten, die hjj maakte, en ik verklaarde het
aan de leden der Royal Society, die in
1S78 bjjeen waren Om aan le toonnn,
hoe hij zou werken, sprak ik erin. Ik zei:
,,ik ben de fonograaf, een heel grappig'
ding. Ik kan piaten, lachen en zingen."
„Toen praatte, lachte en zong ik In de
machine.
„Daarna liet ik haai alles teruggeven;
hot klonk duidelijk en luid, maar met eden
eigenaardigen bijklank, die aan de vroe
gere fonografen eigen was. Vlak tegenover
mij zaten twee peisonen van naam. Toen
de fonograaf uitgesproken was, keerde do
een zich naar den ander on liep met lui
der stem„Wat een schande, dat de
Royal Societv die buiksprekers aanmoe
digt!"
•OZON IN DE LUCHT.
De hoeveelheid ozon in de zuivere bui
tenlucht is zoo klein, dat men ze zeer
moeilijk kan meten. Proeven hebben aan
getoond, dat vier honderd vijftig pond zui
vere lucht omstreeks een pond ozon be
vat. Ozon is verdichte zuurstof die on
middellijk tot zijn oorspronkelijken toestand
terugkeert, zoodra het met onzuiverheid in
de atmosfeer in aanraking komt. Dit ver
klaart waarom men ozon alleen in zuivere
lucht aantreft. De goede werking van ozon
is aan de volkomen zuiverheid te danken.
Men veronderstelt dat ozon door de wer
king van den bliksem wordt voortgebracht,
ook bij verdamping van zeewater ontstaat
ozon.
VOGELS. DIE NIET KUNNEN VLIEGEN.
Triston da Cunha, het afgelegen en een
zame eiland in den Zuidelijken Atlanti-
schen Oceaan, heeft zijn eigen soort water
hoen, dat het vermogen tot vliegen ver
loren heeft. Het eiland Lord-Howe bij de
Oostkust van Australië had ook een soort
van vogel, die niet kon vliegen. Waar
schijnlijk hebben in deze afgelegen eilan
den de dieren hét vermogen tot vliegen
verloren, omdat dit door de afwezigheid
van vijanden niet noodig is.
Men heeft uitgerekend, dat de omnibus-
spn in Londen evenveel passagiers ver
voeren als de locaalspoorwegen met elkaar
en de trams 50 pet. meer. De omnibussen
in Londen vervoeren in oen jaar de ge-
heele bevolking van het Verecnigd Ko
ninkrijk zevenmaal.
Hel geheele aantal passagiers op Lon-
densehe trams, spoorwegen en omnibus
sen por jaar bedraagt drie vierde deel
van. de bevolking der wereld.
„Hoevee! meiden houdt je moeder?"
vroeg een nieuwsgierige dame.
„Ze houdt er geen," was het antwoord,
„Ze doen niets dan komen on gaan."
„Heb je dat gehoord van die leegekist?"
vroeg iemand aan zijn kennis.
„Er was niets in."
„Wat zal bet mevrouw spjjlen, dat ze
u niet treft," zei een dienstmeisje, „maar
ze is uit en liet een boodschap voor u
achter, als u soms mocht komon."
„Wat dan?" vroeg de bezoekster.
„O bé, nu bon ik het vergeten. Ik zal
het even aan mevrouw vragen," was het
antwoord.
x
NEDERLANDSCHE WIJSHEID.
De rjjpe kennis hoort;
Dj ónrjjpe neemt het woord.
Staring.
Onze liefde kan voor verdonkerde le
vens slechts dat licht doen opgaan, waar
voor zij zeiven in geest en gemoed ont
vankelijk zrjn. Waar geen vonk is, blaast
niemand een vlam,
Groenowegen.
In 't scheiden sluit de hand "der
bloedverwantschap nauw#r
En nauwer om het hart, aal voelt
dien hat don slag.
Vondel,
Al wat met schranderheid verdicht is,
vindt geloof.
Maar als de waarheid spreekjt, zijn allo
menschen doof.
S. Stijl.
VOOR DAMES.
MODE.
De zwarte avondblonse is op 't oogeti-
blik heel voornaam. Ze moet glinsteren
van git en allerlei afhangende sieraden,
on kan met chenille of fluweel worden
jpgomaakt. Zulk een blouse kan van chif
fon, neteldoek of een andere stof vervaar
digd worden. Ze moet half-laag zijn mot
mouwen juist iets over don elboog, waar
ze in kant eindigen.
De mcesdc van die blouses worden ge
dragen met een ceintuur van hetzelfde,
maar men kan er ook een fluweelen cein
tuur, met git versierd, bij nemen. Aten
draagt er eon langen gitten ketting bij,
die tweemaal om den lialsi wordt gewon
den. B(j crème blouses heeft men goud-
of zilvergarneersel of ook, yrel kleine bloe
men van lint. Soms wordt alleen Tschou
derstuk met gotidlres omgeven. Als het
garneersel bestaat uit bloempjes van lint
is de ceintuur van zijde van de overheer-
scliende kleur; heeft men goud- of zil
vertres gekozen, dan is ook de cointuul
van goud of zilver of van crème elastiek
of satijn.
Men heeft ook mooïe blouses van grijs
en zilver neteldoek, met hoogxi doorschij
nende halzen mot vu chiffonrozen ver
sierd
Het eenigc nieuws, wat er op het ge
bied van avondtoiletten valt waar te ne
men, is dat de mouwen zoo worden ge-
maakt, dat ze den schouder laten zien
die is een oude mode, die weer opleeft.
HERINNERINGEN VAN MELBA
Op baar zevende jaar zong mevrouw
Melba reeds voor het eerst in het publiek,
maar het genoegen, dat zy'daarvan had,
was niet onvermengd.
„Ik mocht op een korkconcert zingen,"
vertelde de "beroemde zangeres en was
overgelukkig, toen ik een lied moest her
halen. Opgetogen ging ik den volgenden
morgen naar een vriendinnetje om die
groote gebeurtenis te bespreken. Ademloos
wachtte ik haar oordeel af, maar ze sprak
over alle mogelijke andere dingen. Niet in
staat mij langer te bedwingen, viel ik haar
in de rede: „AVat zeg je van het concert,
waar ik gisteravond zong?" Haar eenige
antwoord was een afkeuring van mijn toi
let. Het was gedaan met mijn vreugde en
het duurde langen tijd voor ik het para
dijs weer kon binnentreden, dat het ver
zoek om herhaling van mijn lied voor mij
geopend had.
Als schoolmeisje werd haar dikwijls door
haar vriendinnetjes gevraagd 'om die won
derlijke geluiden nog eens in haar keel
te doen klinken. Dp hdertiende jaar
drukte zij het eerst, den wcnsch uit con
certzangeres te worden.
Haar familie was er zeer tegen, maar
zij gaf haar droom niet op en zij verza
melde zooveel mogelijk een publiek om
zich heen en genoot onder haar school
vriendinnen al het geluk van een prima
donna. Eens was zij in de vacantie in
een badplaatsje. Daar wilde zij' een con
cert geven voor een liefdadig doel; haar
vader gaf haar zijn toestemming en r.
kreeg van hem een som geld voor denoo-
digste uitgaven. Vrienden waarschuwden
hem, 'dat dit haar er- toe zou brengen,
zangeres te worden, zoodat hij op het kri
tieke oogenblik zijn beurs sloot. De bil
jetten waren gedrukt, maar er was geen
geld om ze te verzonden en op al haar
smeekingen om haar te helpen, kreeg ze
„neen" ten antwoord. Er was slechts één
manier "om uit deze moeilijkheid gered to
worden. De toekomstige prima donna ging
naar de keuken van het hotel, waarin ze
verbljjf hield, sprak met de meid en dien
avond braclit ze zelf in dienstbodenklec-
ding de biljetten rond voor het concert, dat
werkelijk gegeven werd en schitterende re
sultaten had, zoowol geldelijk als ten op
zichte van de kunst.
Mevropw Melba was do meest geliefde
leerling van mevrouw Maichesi Toen ze
besloot voor haar studies naar Europa te
gaan, gaf de vrouw van den consul in
Melbourne haar een brief mee voor dio
groote leermees teres en ze word door haar
vriendelijk ontvangen. Voor ze naar Pa
rijs ging, bezocht ze echter eerst Londen.
Ze werd daar aan sir Arthur Sullivan voor
gesteld en zong het groote air uit de „Tra-
viata".voor hem. Hij knikte goedkeurend.
„U heeft een heel goede stem,"' zei hij.
„Als u eon jaar studeert, zal u in fliijn
Mikado" kunnen zingen."
DE KROONPRINSES VAN BELGIË.
De aanstaande koningin van België is
eon Duitsche, het is de Beiersche her
togin, Elisabeth, die met haar echt
genoot, Albert, den neef van den tegen
woordigen koning, den troon zal bestijgen.
Zes jaar geloden trouwde zij'in Munchen
en hield zo haar intocht in Brussel. De
Belgen houden veel van hun vriendelijke
prinses.
Ex was langen tijd geen hofleven in do
hoofdstad de oude koning ia te veel
vervuld van zijn speculaties en zijn rei
zen. Als er weer eens een koningin van
Bolgië is, zal alles veranderen Prinses
Elisabeth is derlig jaar Hot. leven gaat
kalm voor haar voorbij. Ze zei eens„het
is met mij als met gelukkige yolkeron
ik hob geen geschiedenis."
DE EERSTE VROUWELIJKE DOKTER.
Onlangs vierde de eerste Amerikaansche
vrouwelijke dokter, Dr. Emily Blackwoll,
haar tachtigsten verjaardag. Ze hoeft in
dertijd onder do grootst mogelijke moei
lijkheden haar studiën doorgezet en zelfs
in liet vrije Amerika heeft zij in do eerste
jaren van liaar praktijk met allerlei be
zwaren te kampen gehad. Ze oefent nu
nog praktijk uit, en is voor haar vele pa
tiënten niot alleen een dokter, maar ook
een moederlijke raadgeefster. Ze behoort
tol do meest onvermoeide strijdsters voor
de vrouwenbeweging. --
EEN TENTOONSTELLING VAN KUNST
NIJVERHEID IN DE BERLIJNSCIIE
LYCEUMCLUB.
In do maand December werd in de
Berlijnsclie Lyceumclub te Berlijn een
tentoonstelling gebonden van kunstvoor
werpen, door vrouwen veivaardigd. De pers
was eenstemmig in haar- lof over het ern
stige kunstkarakter van deze tentoonstel
ling, en prees bijna al het tentoongestelde
als boven hot middelmatige te statui.
Vooral werd opgemerkt een geheele nieu
we manier van kralonborduurselmen
zag er beeldige kralen taschjes, die nu
zoo in trek zijn, prachtigo kleedjes opzyde
on twee gordijnen van gedachtig moirée
met matte bon auction van kralenborduur-
sel versierd.
De heele tentoonstelling was een bewijs,
dat de vrouw op dit gebied tot veel in
staat is. Een voordeel van dergelijke ten
toonstellingen is dat het oog dei- vrouw
er door geopend wordt voor de schoonheid
en het gemak harer omgeving.
RECEPTEN.
Notentaart.
11/2 K.G. noten, 1214 eieren, 500 Gr.
suiker, i/2 L. zoete room, 34 eetlepels
pooiersuikor. Men bewaart twintig heele
gepelde noten ter gameering, de overige
worden fijn gemalen. De eierdooiers wor
den een uur lang met do suiker geklopt,
daarbij wordt 8/4 deel der noten en ein
delijk het geklopte eiwit gedaan, van deze
massa worden vier of vijf groote rondo
koeken gebakken. Nadat de geklopte room
met de poeiersuiker en de gemalen noten
vermengd is, bestrijkt men daarmee don
eersten koek, legt den tweeden daarboven
op, belegt dien weer met room enz., tot
de laatste koek bovenaan ligt. De boven
kant en de zijden der taart worden met
een breed mes met "room bestreken. Men
garneert den bovenkant met de in tweeën
gedeelde noten. Men kan er ook nog oranje
snippers of jam bijvoegen.
Koekjes.
Men klopt 100 Gr. boter tot schuim, en
voegt daar drie eieren bij. Daar wordt 350
Gr. suiker bijgedaan, 15 Gr. kaneel en 350
Gr. meel, alles goed dooreengeroerd. Men
doet er kleine hoeveelheden van op een
blik en laat die bakken.
YOOR KINDEREN.
GREETJE.
Ze was een aardig kind Groetje van
den koster, en wat het beste was, ze was
gehoorzaam en vlijtig. Ze bad echter één
georek. En dat bestond daarin dat ze dol
veel van plagen hield. In haar overmoed
had ze er heel veel pret in, als ze een
ander kind aan het schrikken kon maken.
Eens bekwam haar plaagzucht haar ech
ter slecht.
Do koster van de St. "Pauluskcrk moest
allo avonden do klok luiden, om de be
woners van het stadje té doen weten, dat
het lijd was om hun dagwerk te staken
en God te danken voor wat zij dien dag
genoten hadden,
Het was op een koudon Januariavond,
dat hij weer zrjn plicht ging vervullen.
Toen hij de deur geopend had, ging hij
de steenen wenteltrap op en opende de
bovendeur, waarna hij een oude houtena
trap beklom, die naar den toren voerde.
Op dat oogenblik kwam zjjn dochtertje
Groetje langs de St. Pauluskcrk. Toen zij
den ingang naar don toren zag, kon ze
niet laten er in te gaan; misschien zou
ze haar vader wol hooren loopen.
Er> werkelijk, toen ze binnen was, hoor
do ze een geluid boven zich, alsot ei
iemand op stelten heen en weer liep.
Hè, wat griezelig! dacht Grootje! maar
tegeiyk voelde ze grooton lust om naar
boven te gaan.
Als ze het eens probeerde?
Daar klonk al 'het klokgebron door den
toren. Spoedig Liep Greetje de trap op om
haar vader te overvallen.
Hè, wat was hot daarboven koudl Zo
beefde ervan. -
En wat was het donker 1 Pas toen ze
bij een klein, met spinnewobben bedekt
venster kwam, werd het een beetje licht.'
Eindelijk had ze de tweede deur be
reikt. En nu ging ze de houten wentel
trap op. De gang werd smaller, do treden
waren echter des te hoogerl
Bij een venster bleef Greetje staan.
Haar hart klopte als een hamer. Ze wil
de even wat adem halen. Die hoogetran'
maakte baar ook zoo moe!
Ze kook om. Was daar in den hoek
nis? En waarom? Groetje ging naar-4®
hoek en probeerde in do duisternis ja,
te zien. Daar zag ze een deur Wal vreemdI
dacht ze. Toen legde ze de hand op d®
stoffigen knop en probeerde de deuren®
te doen. En werkelijk, hot gelukte haa-
Aarzelend ging Greetje een paar stap.
pen voort.
Tot haar groote verwondering keek ze
in een vertrek, waar oude banken, worn,
stekige 'stoelen, plankon, ladders enzelfe
een altaar met crusiiïx stonden.
Waarom had haar vader haar daar niets
van verteld? Was hjj er zelf nog nooit
gowecst? Dat was haast niet aan te ne
men. Nu, ze wou dan zelf eens zien,hoe
het er hier uitzag; haar vader luidde toch
nog
Greetje liep tusschen balken en banken
heen, door het vertrek.
Tegenover de deur was een raam. Greetje
kon het open maken en keek naar buit®
Ze zag de daken en schoorsteenen, do
straten in do diepte cn de kleine huizen.
Er steeg rook omhoog. Beneden langs dó
kerk liepen de menschen. Wat waren dio
menschen klein 1 Daar zag ze een klein
rijtuig, en een peuterig hondje, dai zeken
hooren blaffen. Verder zag zo een bans
van groene weiden en gele korenvelden.
En op den achtergrond een mooie blauwe
bergketen, waarachter de zon bloedrood
onderging. Was dat alles niet heerlijk?
Maar ploLseling schrikte. Greetje. Het lui
den had opgehouden. Ze moest dus gauw
naar den toren terug! In baar verwarring
cn omdat haar oogen door het lichtver-
blind waren, vond ze do deur niet dade-
ljjk. Knarste daar niet een sleutel? „Va-
d-- r 1" nep zo, „vader, wacht toch een
oogenblik
O! Daar stootte zo mot het hoofd te-
gon een balk. Wat deed dat een pijnl
Zo had wel kunnen huiLen.
Eindelijk was zo bij d© tusschendeurge
komen. Op hetzelfde oogenblik kraakte er
benedon een deur. De vertwijfeling nabij,
gilde Greetje het uit en liep naar de bo
vendeur, maar ook die was gesloten.
Nu was zo gevangen!
Wat moest zo doen? Zou ze hier tot
morgen moeten blijven, tot haar vader
'savonds terugkwam? Het meisje beefde
van angst. En wat was het hier eenzaam,
wat... griezelig. Groetje liep Weer naar
het venster terug on riepHulp I hulpl"
Maar niemand hoorde haar. Toen brakze
in een luid snikken uit. Plotseling kreeg
ze een goede gedachte. Ze liep de trap
op en begon de klok te luiden. Dat trok
natuurlijk de aandacht en het duurde niet
lang, of haar vader kwam naar boven
om te zien, wie daar bezig was zijn klok
te luiden.
Gered 1 Groetje viel in de armen van
haar vader, innig blij, dat zo 'er nog zoo
gelukkig afgekomen was.
VOOR PK KLEINTJES,
DE ZWARTE MAN.
Lotte is niot in haar humeur zjj pruilt
Naast haar ligt Marietjo; haar blonde pop,
deze is armer dan arm, zij heeft geen
kleeren aan, maar één arm en het haar
is vreeselijk slordig. Als Lotte zes poppen
had, zouden die er zeker alle zes even
slecht aan toe zijn, want Lotte verveelt
zich. Ze drukt haar neusje tegen het ven
ster, dat geeft een vlek. Dat vindt ze
aardig. Zij kijkt er naar en probeert met
haar tongetje net zoo'n vlek te maken.
Dat is een grappig spelletje! Nu spreidt
zo al haar tien vingers tegen het ven
ster uit. Daar loopt op straat een schoor
steenveger. Lotte zet groote oogen op,
zij schrikt altijd, als ze don zwarten man
ziet. Anders is ze voor niets hang,
heeft niet eens angst voor de'roe, alk®
maar voor den zwarten man.
Op de stoep van hot huis aan den over
kant zit een kind met een hondje. Het
sneeuwt en het is koud. Het kind huilt,
maar de hond kwispelt mot zijn staartje
cn telkens als er iemand voorbijgaat,
staat hij op, springt tegen don voorbijgan
ger op en schijnt te vragen: „geef ons
iets, als 't u blieft." Maar allen gaan door
en wie zeer gehaast is, cn niet om den
lastigen bedelaar heen kan loopen, geef
hem een schop. Dan gaat de hond weet
naast het schreiende kind zitten, kwispelt
maar weer met don staart en wacht, kt
er iemand bomt, dio 't beter met hen zal
maken.
Nu komt de schoorsteenveger, de booze
zwarte man. Hij streelt den bedelenden
hond en geeft hem een stuk broody da!
hjj bij zich heeft. De hond springt in da
lucht van blijdschap, beschrijft een heek'1
cirkel om hem heen en zou zich uit enkel
uitgelatenheid wel in den staart wille»
bijten. Het kind en doschoorsteenvege'
moeten om hot grappige hondje lachen. M
bukt de zwarte man zich, neemt het kuri
op den arm en hot lijkt wel, alsof hij Kf"
„Kom maar bijv mij, arm klein ding, lc
zult het goed bij mij hoblien." Hel kin
slaat de armen om zijn hals, do h0"
springt tegen hem op en blaft alsof ri
hem wou danken.
Lotte blijft voor het venster staan kij
ken, zoo lang er nog iets van den zwar
ten man, het' kind en den hond te zie»
is, dan neemt ze haar pop en zegt-' rl"
hoeft nu nooit meer bang te "zijn voor rt"»
zwarten man die is heel goed. JekUIj
mij "gerust gelooven, want ik heb. het W
gezien."
ÖSDïlUKT TIK DjjUJgKlJjpj y. d. SCHIEDAM*®» GOU*A$!
„Neen."