MERKWAARDIGE GEBRUIKEN BIJ HET BOUWEN. ''In een studie over volksoverleveringen der Boikon vermeldt do bekende Oosten rijkse he Folklorist, prof. Raimund Kaindl, merkwaardige gebruiken, die dit volk nu nog bij het bouwen van een huis in acht neemt. Die gebruiken moeten het huis ge luk aanbrengen en rampen er van verwij derd houden. Dp de hoeken der onder lagen legt men eerst brooden. tusschen de reten van het hout knoflook, allerlei krui den (voornamelijk basiükum) en geld, ver moedelijk om op die wijze zinnebeeldig den wensch uit to spreken, dat "het in 't" huis nooit aan deze dingen zal ontbreken Den volgenden morgen wordt nagezien, of de brooden nog allo op hun plaats zijn. Is er een verdwenen, dan is dat een boos voorteeken, en het huis wordt ergens an ders opgebouwd. Nooit zet men een huis op een plaats, waar zich eenmaal een weg bevond; an ders zou men „in het spoor van den dui vel komen". Boomstammen, die door den storm zijn omgegooid, mogen niet voor het bouwen gebruikt worden; ze zijn on rein, want de storm is een werk van den duivel. Als het huis klaar is, dan blijft van het voorste gedeelte het dak nog weg (dat wordt met met stroo benaaid, zooals de Bolken zeggen), opdat door die ope ning al het booze ontsnappe Voor men in het nieuwe huis intrekt, moet er één nacht een haan in wonen. Als die 's morgens kraait, zooals gewoonlijk, dan kan men het genist gaan bewonen. Maar kraait hij niet, dan is het een slecht voorteeken dan heeft de booze hem verschrikt. Wil men later het huis verbouwen, dan mag men wel in de lengte, maar nooit in de breedte verandering brengen: dat zou ziek te, ja zelfs den dood van den eigenaar ten gevolge hebben. Wordt een huis af gebroken, dan heeft niemand lust de kachel en den haard weg te nemen. Natuurlijk verdwijnt al wel iets van die gebruiken en uit het plaatsen van een houten kruis op het bouwterrein blijkt reeds dat het'Christendom er begint door te dringen. WAAR BRENGEN DE ZWALUWEN DEN WINTER DOOR? De zwaluwen trekken tegen het naderen van de kou naar Midden- of Zuid-Afrika. Maar niet alle ondernemen in den herfst dien langen tocht. Enkele zij dieniet in staat zijn tot de reis blijven in het Noorden. Hoe zou men het andere kun nen verklaren, dat men laat in den herfst, in Maart en soms zelfs 's winters opeens een zwaluw ziet vliegen. Een der nauw keurigste natuuronderzoekers, GilbertWhi- te, komt telkens weer op dit verschijnsel terug. ■Op een bizonder mooien Novemberdag met Zuidwestenwind en 15 gr. C. zag hij 20 zwaluwen, en op de vetdere warme da gen in iedere maand gewoonlijk 24 van die vogels. White maakt daaruit de gevolgtrekking, dat ze op een beschut plekje een winter slaap hielden, waaruit ze met de eerste warme dagen ontwaakten. Hij kon echter nooit zulk een winterverblijf ontdekken. De Franschman Vieillot was gelukkiger. „Soms ziet men," zegt hij, „*s winters in Frankrijk nog zwaluwen, die daar om de een of andere reden gebleven zijn." Hij zag in Rouaan een zwaluw, die haar ver blijf'onder een brug hield, vanwaar ze ge regeld op mooie winterdagen te voor schijn kwam. Daar de zwaluwen geen wintervoorraad verzamelen, en evenals alle insektenetende vogels niet lang zonder voedsel kunnen blijven, moeten ze wel een winterslaap houden. Wat zeggen de geleerden van dit ver schijnsel? Brelim bestrijdt „in spijt van alle geloofwaardige getuigen van Aiisto- teles tot aan zekere natuuronderzoekers onzer dagen", dezen winterslaap. Wel is hij het eens met Naumann, die het voor mo gelijk houdt, dat uitgeputte jonge zwalu wen, die laat zijn uitgekomen met slecht weer een warm plekje opzoeken, en als ze daar verstijfd gevonden woiden in een warme kamer weer opleven. TOLSTOï EN SHAKESPEARE Tolstoi schrijft in een artikel in de „Fort nightly Review" over Shakespeare: „Ik herinner mij de verbazing, die zich van mij gneester maakte, toen ik voor 't eerst Shakespeare las. Ik verwachtte een groot esthetisch genot te smaken; maar nadat ik zijn beste werken had gelezen, als „King Lear", •„Romeo and Juliet", „Hamlet" en „Macbeth", had ik niet al leen niet genoten, maar ik had er mij zelfs bij verveeld. Ik dacht, dat dit aan mjj lag, en ik probeerde telkens weer hem op allerlei wijzen te lezen. Maar altjjd weer had het op mij dezelfde uitwerking: afkeer, verve ling, verwarring. Als oud man van vjjf en zeventig jaar heb ik den lieelen Shakespeare nog eens overgelezen en ik heb weer hetzelfde on dervonden, alleen was ik er nu zeker van, dat de naam van een groot genie, waarin Shakespeare zich verheugt, en die schrij vers van den tegenwoordigen tjjd beweegt, hem na te volgen en lezers en schouwburg bezoekers er toe brengt verdiensten in hem te ontdekken, die hij niet bezit, een groot kwaad is evenals iedere onwaarheid. Ik zal zoo goed ik kan trachten aan te toonen, waarpin ik geloof, dat "Sha kespeare geen genie en zelfs geen middel matig schrijver is," Dan gaat hij voort met wat hij noemt de dwaasheden van „King Lear" aan te wijzen on eindigt zijn afkeuring van 'deze tragedie aldus: ,,l>it is het beroemde drama Hoe dwaas het schijnt in mijn weergave (die ik zoo onpartijdig mogelijk heb trachten te ma ken), ik mag gerust zeggen, dat het stuk zelf nog veel dwazer is. „King Lear" is niet alleen geen model van dramatische kunst, maar voldoet zelfs niet aan de allereerste eisehen van kunst, door allen vastgesteld. Ue toestanden, waarin de karakters geplaatst zijn, zijn zoo onnatuurlijk, dat de lezer of toeschouwer niet met hun Ijjdon mee kan voelen, cn zelfs geen belang kan stellen in wat hij ziet of leest. Dit in do eeiste plaats. Ten tweede leven, denken, spreken en hande len allo karakters in dit als in de andere stukken Van Shakespeare volstrekt niet in overeenstemming met den gegeven tijd en plaats." DE EERSTE FONOGRAAF „Het was, geloof ik, tengevolge van een gesprek, dat ik in 1877 met Edison had ow de theone van den telefoon dat hij de fonograaf ontdekte," zei sir William Preece voer eenigen tijd. „Met zijn gewone vriendelijkheid zend Edison mij een van de eerste instrumen ten, die hjj maakte, en ik verklaarde het aan de leden der Royal Society, die in 1S78 bjjeen waren Om aan le toonnn, hoe hij zou werken, sprak ik erin. Ik zei: ,,ik ben de fonograaf, een heel grappig' ding. Ik kan piaten, lachen en zingen." „Toen praatte, lachte en zong ik In de machine. „Daarna liet ik haai alles teruggeven; hot klonk duidelijk en luid, maar met eden eigenaardigen bijklank, die aan de vroe gere fonografen eigen was. Vlak tegenover mij zaten twee peisonen van naam. Toen de fonograaf uitgesproken was, keerde do een zich naar den ander on liep met lui der stem„Wat een schande, dat de Royal Societv die buiksprekers aanmoe digt!" •OZON IN DE LUCHT. De hoeveelheid ozon in de zuivere bui tenlucht is zoo klein, dat men ze zeer moeilijk kan meten. Proeven hebben aan getoond, dat vier honderd vijftig pond zui vere lucht omstreeks een pond ozon be vat. Ozon is verdichte zuurstof die on middellijk tot zijn oorspronkelijken toestand terugkeert, zoodra het met onzuiverheid in de atmosfeer in aanraking komt. Dit ver klaart waarom men ozon alleen in zuivere lucht aantreft. De goede werking van ozon is aan de volkomen zuiverheid te danken. Men veronderstelt dat ozon door de wer king van den bliksem wordt voortgebracht, ook bij verdamping van zeewater ontstaat ozon. VOGELS. DIE NIET KUNNEN VLIEGEN. Triston da Cunha, het afgelegen en een zame eiland in den Zuidelijken Atlanti- schen Oceaan, heeft zijn eigen soort water hoen, dat het vermogen tot vliegen ver loren heeft. Het eiland Lord-Howe bij de Oostkust van Australië had ook een soort van vogel, die niet kon vliegen. Waar schijnlijk hebben in deze afgelegen eilan den de dieren hét vermogen tot vliegen verloren, omdat dit door de afwezigheid van vijanden niet noodig is. Men heeft uitgerekend, dat de omnibus- spn in Londen evenveel passagiers ver voeren als de locaalspoorwegen met elkaar en de trams 50 pet. meer. De omnibussen in Londen vervoeren in oen jaar de ge- heele bevolking van het Verecnigd Ko ninkrijk zevenmaal. Hel geheele aantal passagiers op Lon- densehe trams, spoorwegen en omnibus sen por jaar bedraagt drie vierde deel van. de bevolking der wereld. „Hoevee! meiden houdt je moeder?" vroeg een nieuwsgierige dame. „Ze houdt er geen," was het antwoord, „Ze doen niets dan komen on gaan." „Heb je dat gehoord van die leegekist?" vroeg iemand aan zijn kennis. „Er was niets in." „Wat zal bet mevrouw spjjlen, dat ze u niet treft," zei een dienstmeisje, „maar ze is uit en liet een boodschap voor u achter, als u soms mocht komon." „Wat dan?" vroeg de bezoekster. „O bé, nu bon ik het vergeten. Ik zal het even aan mevrouw vragen," was het antwoord. x NEDERLANDSCHE WIJSHEID. De rjjpe kennis hoort; Dj ónrjjpe neemt het woord. Staring. Onze liefde kan voor verdonkerde le vens slechts dat licht doen opgaan, waar voor zij zeiven in geest en gemoed ont vankelijk zrjn. Waar geen vonk is, blaast niemand een vlam, Groenowegen. In 't scheiden sluit de hand "der bloedverwantschap nauw#r En nauwer om het hart, aal voelt dien hat don slag. Vondel, Al wat met schranderheid verdicht is, vindt geloof. Maar als de waarheid spreekjt, zijn allo menschen doof. S. Stijl. VOOR DAMES. MODE. De zwarte avondblonse is op 't oogeti- blik heel voornaam. Ze moet glinsteren van git en allerlei afhangende sieraden, on kan met chenille of fluweel worden jpgomaakt. Zulk een blouse kan van chif fon, neteldoek of een andere stof vervaar digd worden. Ze moet half-laag zijn mot mouwen juist iets over don elboog, waar ze in kant eindigen. De mcesdc van die blouses worden ge dragen met een ceintuur van hetzelfde, maar men kan er ook een fluweelen cein tuur, met git versierd, bij nemen. Aten draagt er eon langen gitten ketting bij, die tweemaal om den lialsi wordt gewon den. B(j crème blouses heeft men goud- of zilvergarneersel of ook, yrel kleine bloe men van lint. Soms wordt alleen Tschou derstuk met gotidlres omgeven. Als het garneersel bestaat uit bloempjes van lint is de ceintuur van zijde van de overheer- scliende kleur; heeft men goud- of zil vertres gekozen, dan is ook de cointuul van goud of zilver of van crème elastiek of satijn. Men heeft ook mooïe blouses van grijs en zilver neteldoek, met hoogxi doorschij nende halzen mot vu chiffonrozen ver sierd Het eenigc nieuws, wat er op het ge bied van avondtoiletten valt waar te ne men, is dat de mouwen zoo worden ge- maakt, dat ze den schouder laten zien die is een oude mode, die weer opleeft. HERINNERINGEN VAN MELBA Op baar zevende jaar zong mevrouw Melba reeds voor het eerst in het publiek, maar het genoegen, dat zy'daarvan had, was niet onvermengd. „Ik mocht op een korkconcert zingen," vertelde de "beroemde zangeres en was overgelukkig, toen ik een lied moest her halen. Opgetogen ging ik den volgenden morgen naar een vriendinnetje om die groote gebeurtenis te bespreken. Ademloos wachtte ik haar oordeel af, maar ze sprak over alle mogelijke andere dingen. Niet in staat mij langer te bedwingen, viel ik haar in de rede: „AVat zeg je van het concert, waar ik gisteravond zong?" Haar eenige antwoord was een afkeuring van mijn toi let. Het was gedaan met mijn vreugde en het duurde langen tijd voor ik het para dijs weer kon binnentreden, dat het ver zoek om herhaling van mijn lied voor mij geopend had. Als schoolmeisje werd haar dikwijls door haar vriendinnetjes gevraagd 'om die won derlijke geluiden nog eens in haar keel te doen klinken. Dp hdertiende jaar drukte zij het eerst, den wcnsch uit con certzangeres te worden. Haar familie was er zeer tegen, maar zij gaf haar droom niet op en zij verza melde zooveel mogelijk een publiek om zich heen en genoot onder haar school vriendinnen al het geluk van een prima donna. Eens was zij in de vacantie in een badplaatsje. Daar wilde zij' een con cert geven voor een liefdadig doel; haar vader gaf haar zijn toestemming en r. kreeg van hem een som geld voor denoo- digste uitgaven. Vrienden waarschuwden hem, 'dat dit haar er- toe zou brengen, zangeres te worden, zoodat hij op het kri tieke oogenblik zijn beurs sloot. De bil jetten waren gedrukt, maar er was geen geld om ze te verzonden en op al haar smeekingen om haar te helpen, kreeg ze „neen" ten antwoord. Er was slechts één manier "om uit deze moeilijkheid gered to worden. De toekomstige prima donna ging naar de keuken van het hotel, waarin ze verbljjf hield, sprak met de meid en dien avond braclit ze zelf in dienstbodenklec- ding de biljetten rond voor het concert, dat werkelijk gegeven werd en schitterende re sultaten had, zoowol geldelijk als ten op zichte van de kunst. Mevropw Melba was do meest geliefde leerling van mevrouw Maichesi Toen ze besloot voor haar studies naar Europa te gaan, gaf de vrouw van den consul in Melbourne haar een brief mee voor dio groote leermees teres en ze word door haar vriendelijk ontvangen. Voor ze naar Pa rijs ging, bezocht ze echter eerst Londen. Ze werd daar aan sir Arthur Sullivan voor gesteld en zong het groote air uit de „Tra- viata".voor hem. Hij knikte goedkeurend. „U heeft een heel goede stem,"' zei hij. „Als u eon jaar studeert, zal u in fliijn Mikado" kunnen zingen." DE KROONPRINSES VAN BELGIË. De aanstaande koningin van België is eon Duitsche, het is de Beiersche her togin, Elisabeth, die met haar echt genoot, Albert, den neef van den tegen woordigen koning, den troon zal bestijgen. Zes jaar geloden trouwde zij'in Munchen en hield zo haar intocht in Brussel. De Belgen houden veel van hun vriendelijke prinses. Ex was langen tijd geen hofleven in do hoofdstad de oude koning ia te veel vervuld van zijn speculaties en zijn rei zen. Als er weer eens een koningin van Bolgië is, zal alles veranderen Prinses Elisabeth is derlig jaar Hot. leven gaat kalm voor haar voorbij. Ze zei eens„het is met mij als met gelukkige yolkeron ik hob geen geschiedenis." DE EERSTE VROUWELIJKE DOKTER. Onlangs vierde de eerste Amerikaansche vrouwelijke dokter, Dr. Emily Blackwoll, haar tachtigsten verjaardag. Ze hoeft in dertijd onder do grootst mogelijke moei lijkheden haar studiën doorgezet en zelfs in liet vrije Amerika heeft zij in do eerste jaren van liaar praktijk met allerlei be zwaren te kampen gehad. Ze oefent nu nog praktijk uit, en is voor haar vele pa tiënten niot alleen een dokter, maar ook een moederlijke raadgeefster. Ze behoort tol do meest onvermoeide strijdsters voor de vrouwenbeweging. -- EEN TENTOONSTELLING VAN KUNST NIJVERHEID IN DE BERLIJNSCIIE LYCEUMCLUB. In do maand December werd in de Berlijnsclie Lyceumclub te Berlijn een tentoonstelling gebonden van kunstvoor werpen, door vrouwen veivaardigd. De pers was eenstemmig in haar- lof over het ern stige kunstkarakter van deze tentoonstel ling, en prees bijna al het tentoongestelde als boven hot middelmatige te statui. Vooral werd opgemerkt een geheele nieu we manier van kralonborduurselmen zag er beeldige kralen taschjes, die nu zoo in trek zijn, prachtigo kleedjes opzyde on twee gordijnen van gedachtig moirée met matte bon auction van kralenborduur- sel versierd. De heele tentoonstelling was een bewijs, dat de vrouw op dit gebied tot veel in staat is. Een voordeel van dergelijke ten toonstellingen is dat het oog dei- vrouw er door geopend wordt voor de schoonheid en het gemak harer omgeving. RECEPTEN. Notentaart. 11/2 K.G. noten, 1214 eieren, 500 Gr. suiker, i/2 L. zoete room, 34 eetlepels pooiersuikor. Men bewaart twintig heele gepelde noten ter gameering, de overige worden fijn gemalen. De eierdooiers wor den een uur lang met do suiker geklopt, daarbij wordt 8/4 deel der noten en ein delijk het geklopte eiwit gedaan, van deze massa worden vier of vijf groote rondo koeken gebakken. Nadat de geklopte room met de poeiersuiker en de gemalen noten vermengd is, bestrijkt men daarmee don eersten koek, legt den tweeden daarboven op, belegt dien weer met room enz., tot de laatste koek bovenaan ligt. De boven kant en de zijden der taart worden met een breed mes met "room bestreken. Men garneert den bovenkant met de in tweeën gedeelde noten. Men kan er ook nog oranje snippers of jam bijvoegen. Koekjes. Men klopt 100 Gr. boter tot schuim, en voegt daar drie eieren bij. Daar wordt 350 Gr. suiker bijgedaan, 15 Gr. kaneel en 350 Gr. meel, alles goed dooreengeroerd. Men doet er kleine hoeveelheden van op een blik en laat die bakken. YOOR KINDEREN. GREETJE. Ze was een aardig kind Groetje van den koster, en wat het beste was, ze was gehoorzaam en vlijtig. Ze bad echter één georek. En dat bestond daarin dat ze dol veel van plagen hield. In haar overmoed had ze er heel veel pret in, als ze een ander kind aan het schrikken kon maken. Eens bekwam haar plaagzucht haar ech ter slecht. Do koster van de St. "Pauluskcrk moest allo avonden do klok luiden, om de be woners van het stadje té doen weten, dat het lijd was om hun dagwerk te staken en God te danken voor wat zij dien dag genoten hadden, Het was op een koudon Januariavond, dat hij weer zrjn plicht ging vervullen. Toen hij de deur geopend had, ging hij de steenen wenteltrap op en opende de bovendeur, waarna hij een oude houtena trap beklom, die naar den toren voerde. Op dat oogenblik kwam zjjn dochtertje Groetje langs de St. Pauluskcrk. Toen zij den ingang naar don toren zag, kon ze niet laten er in te gaan; misschien zou ze haar vader wol hooren loopen. Er> werkelijk, toen ze binnen was, hoor do ze een geluid boven zich, alsot ei iemand op stelten heen en weer liep. Hè, wat griezelig! dacht Grootje! maar tegeiyk voelde ze grooton lust om naar boven te gaan. Als ze het eens probeerde? Daar klonk al 'het klokgebron door den toren. Spoedig Liep Greetje de trap op om haar vader te overvallen. Hè, wat was hot daarboven koudl Zo beefde ervan. - En wat was het donker 1 Pas toen ze bij een klein, met spinnewobben bedekt venster kwam, werd het een beetje licht.' Eindelijk had ze de tweede deur be reikt. En nu ging ze de houten wentel trap op. De gang werd smaller, do treden waren echter des te hoogerl Bij een venster bleef Greetje staan. Haar hart klopte als een hamer. Ze wil de even wat adem halen. Die hoogetran' maakte baar ook zoo moe! Ze kook om. Was daar in den hoek nis? En waarom? Groetje ging naar-4® hoek en probeerde in do duisternis ja, te zien. Daar zag ze een deur Wal vreemdI dacht ze. Toen legde ze de hand op d® stoffigen knop en probeerde de deuren® te doen. En werkelijk, hot gelukte haa- Aarzelend ging Greetje een paar stap. pen voort. Tot haar groote verwondering keek ze in een vertrek, waar oude banken, worn, stekige 'stoelen, plankon, ladders enzelfe een altaar met crusiiïx stonden. Waarom had haar vader haar daar niets van verteld? Was hjj er zelf nog nooit gowecst? Dat was haast niet aan te ne men. Nu, ze wou dan zelf eens zien,hoe het er hier uitzag; haar vader luidde toch nog Greetje liep tusschen balken en banken heen, door het vertrek. Tegenover de deur was een raam. Greetje kon het open maken en keek naar buit® Ze zag de daken en schoorsteenen, do straten in do diepte cn de kleine huizen. Er steeg rook omhoog. Beneden langs dó kerk liepen de menschen. Wat waren dio menschen klein 1 Daar zag ze een klein rijtuig, en een peuterig hondje, dai zeken hooren blaffen. Verder zag zo een bans van groene weiden en gele korenvelden. En op den achtergrond een mooie blauwe bergketen, waarachter de zon bloedrood onderging. Was dat alles niet heerlijk? Maar ploLseling schrikte. Greetje. Het lui den had opgehouden. Ze moest dus gauw naar den toren terug! In baar verwarring cn omdat haar oogen door het lichtver- blind waren, vond ze do deur niet dade- ljjk. Knarste daar niet een sleutel? „Va- d-- r 1" nep zo, „vader, wacht toch een oogenblik O! Daar stootte zo mot het hoofd te- gon een balk. Wat deed dat een pijnl Zo had wel kunnen huiLen. Eindelijk was zo bij d© tusschendeurge komen. Op hetzelfde oogenblik kraakte er benedon een deur. De vertwijfeling nabij, gilde Greetje het uit en liep naar de bo vendeur, maar ook die was gesloten. Nu was zo gevangen! Wat moest zo doen? Zou ze hier tot morgen moeten blijven, tot haar vader 'savonds terugkwam? Het meisje beefde van angst. En wat was het hier eenzaam, wat... griezelig. Groetje liep Weer naar het venster terug on riepHulp I hulpl" Maar niemand hoorde haar. Toen brakze in een luid snikken uit. Plotseling kreeg ze een goede gedachte. Ze liep de trap op en begon de klok te luiden. Dat trok natuurlijk de aandacht en het duurde niet lang, of haar vader kwam naar boven om te zien, wie daar bezig was zijn klok te luiden. Gered 1 Groetje viel in de armen van haar vader, innig blij, dat zo 'er nog zoo gelukkig afgekomen was. VOOR PK KLEINTJES, DE ZWARTE MAN. Lotte is niot in haar humeur zjj pruilt Naast haar ligt Marietjo; haar blonde pop, deze is armer dan arm, zij heeft geen kleeren aan, maar één arm en het haar is vreeselijk slordig. Als Lotte zes poppen had, zouden die er zeker alle zes even slecht aan toe zijn, want Lotte verveelt zich. Ze drukt haar neusje tegen het ven ster, dat geeft een vlek. Dat vindt ze aardig. Zij kijkt er naar en probeert met haar tongetje net zoo'n vlek te maken. Dat is een grappig spelletje! Nu spreidt zo al haar tien vingers tegen het ven ster uit. Daar loopt op straat een schoor steenveger. Lotte zet groote oogen op, zij schrikt altijd, als ze don zwarten man ziet. Anders is ze voor niets hang, heeft niet eens angst voor de'roe, alk® maar voor den zwarten man. Op de stoep van hot huis aan den over kant zit een kind met een hondje. Het sneeuwt en het is koud. Het kind huilt, maar de hond kwispelt mot zijn staartje cn telkens als er iemand voorbijgaat, staat hij op, springt tegen don voorbijgan ger op en schijnt te vragen: „geef ons iets, als 't u blieft." Maar allen gaan door en wie zeer gehaast is, cn niet om den lastigen bedelaar heen kan loopen, geef hem een schop. Dan gaat de hond weet naast het schreiende kind zitten, kwispelt maar weer met don staart en wacht, kt er iemand bomt, dio 't beter met hen zal maken. Nu komt de schoorsteenveger, de booze zwarte man. Hij streelt den bedelenden hond en geeft hem een stuk broody da! hjj bij zich heeft. De hond springt in da lucht van blijdschap, beschrijft een heek'1 cirkel om hem heen en zou zich uit enkel uitgelatenheid wel in den staart wille» bijten. Het kind en doschoorsteenvege' moeten om hot grappige hondje lachen. M bukt de zwarte man zich, neemt het kuri op den arm en hot lijkt wel, alsof hij Kf" „Kom maar bijv mij, arm klein ding, lc zult het goed bij mij hoblien." Hel kin slaat de armen om zijn hals, do h0" springt tegen hem op en blaft alsof ri hem wou danken. Lotte blijft voor het venster staan kij ken, zoo lang er nog iets van den zwar ten man, het' kind en den hond te zie» is, dan neemt ze haar pop en zegt-' rl" hoeft nu nooit meer bang te "zijn voor rt"» zwarten man die is heel goed. JekUIj mij "gerust gelooven, want ik heb. het W gezien." ÖSDïlUKT TIK DjjUJgKlJjpj y. d. SCHIEDAM*®» GOU*A$! „Neen."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 10