60"* Jaargang. Zondag 24 Maart 1907. No. 12344 Tweede Blad, ÜicliielAdriaenz, DeRuyter. Schiedam en Schiedammers in de dagen van Be Rnyter. paaj courant vera cliiyat dagelijks, met uitzondering van Zon-enFe«sldagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fi. 1.25.France wj posv II. 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam on Vlaardiagen 10 oent Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnomenlen worden dagelijks aangenomen. Adverlonlièn voor hel eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een jor aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.) Prijs der Advertentie nVan 16 regels Q. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30' cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. 1 11 Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsda g-, Donderdag-en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen toldcnprjjs van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon voor de Redactie No. 123. voor de Administratie No. 103. van een dier oorlogs- 1607—1907. Het was op den 24sten Maart des och- nds ten acht ure van hot jaar 1607, dat er in het gezin van dear bierdrager Adriaan Jüchielsz. to Vlissingen oen jongetje ge- toren werd, die meft de namen Middel Jilriaanszoon, later ook den bijnaam van Ruiter' aanna'm, welken zijn moedor Alida Jans van Middelburg voapde. Hij was de derde der kinderen van Idriaan, welk aantal in den loop der jaren tot twaalf aangroeide. Geen wonder, dal. er in' de woning van •a zoo rijk met kinderen gezogenden bier drager geen wedde heerschle, datMichiel al spoedig meehelpen moest do inkomsten van het gezin to vergrooten door den schel ling, dien hij wekelijks als draaier aan „het groote wiel" in do lijnbaan ran de heeren hmpsens kon verdienen. Doch welk een harde- straf was hef roer den levenslustigen knaap, den woei- rater met zijn blozende wangen, zijndon- lere haren, zijn bruine schitterende oogen kar achter in de donkere lijnbaan den golieelen dag te staan draaien, draaien van 'smorgens tot 's avonds, terwijl zijn mak ers wellicht speelden aan het'strand, aan die heerlijke zee, die hem zoo aantrok, dio hem zong, misschien toen reeds zong - van zijn later roemzuchtig leven. Want deze jongen, die op school niet wou deugen, die, haantje de voorste in jongensgevechten, in alle kattekwaad, ook onder de strengste tuoht van den school meester dier dagen, niet te brengen was loteen leergierigen schoolknaap, deze echte straatjongen, die hij toen was, werd later feman, „die" zooals zijn levensbeschrij ver Gerard Brandt van hem zegt „die ait het voetzand van -'t geringste tot dien lioogsten top van eero, door zijn deugd en geluk opklom, dat hem zoowel vijanden als vrienden bij zijn leven en na zijn dood den lol gaven, dat hij in ervarenheid, be leid, dapperheid en deftigheid van zeden, misschien nooit weerga vond onder de grootste mannen, die ooit gebied op zee voerden; voorts aai hij zoo godvruchtig sas ais dapper en zoo gelukkig als god vruchtig. Zoodat er in vele eeuwen her waarts geen held te voorschijn kwam, die volmaakter voorbeeld van allerlei deugden naliet en meer verdiende, dat men zijn Men en diensten dern nakomelingen tot navolging voorstello." Hoe hem. die zee tot zich trok, „ho- hart daarnaar jookle". JVie heeft nooit van hem gelezen, hoe lij den Vlissingschen toren beklom, kir We tot op het haantje, om. zijn oogen ffl laten weiden over die groote zee. 1 haar zee! dat was zijn eenige wensel Mocht hij slechts gaan varen! alle on gehoorzaamheid zou dan weg zijn, alle vermaningen verder overbodig, hij ging varen, do anders zoo tuc-htelooze, schoon öimcr eerlijke knaap, was als omgekeerd. de woelwater, wordt rustig, vlijtig, ge hoorzaam; straffen zijn voor hem niet mccr noodig. Mot jonge, bruisende leven was op den '**8 gekomen, waarop het zich ten volle ontplooien kon. Nauwelijks nog 10 jaren doet hij zijn «rato reis als bootsmansjongen, dan wordt f Matroos, klimt, langzamerhand op tot s®icman, eindelijk tot schipper. -laar hij is dat niet kunnen worden zon- kr dat hij inhaakte, wat liij als jongen «Kuzddo, zijn leertijd. Lloch. had hij ook al veel verzuimd, Drillen is kunnen" was ook voor hem ren. Als jonge- bootsmansmaat.leert 1Êten, schrijven en rekenen, later legt acn met de borst toe op de sluurmans- anst en naast de theorie vergaart hij in praktijk dien schat van ervaring en van van zeemanschap en later van rogsboleid, die hem gemaakt hebben tot y{,a »>eenigen" zeeheld, onzen MïCHIEL DE RUITER,- Schipper vaart hij «enigen lijd ter °pvaardij voor zijn reOders de 'hoeren t psens. En als de Zeenwsche reeders .a Va00t van gewapende kruisers uitrus- om hun schepen te beschermen, wordt hij kommandeur schepen. Zoo wordt hij van koopvaarder oor logsman. Als in 1640 Portugal zich vrij Vecht van Spanjo's heerschappij en. de Stalen een vloot naar de Spaansclie kusten zen den om den erfvijand, op eigen gebied af breuk te doen, treedt De-Ruiter in 's Lands dienst en maakt den tocht als kapitein- tor-zee mee. Spoedig wordt hij tot schout bij nacht over do geheele vloot aangesteld. Dan begint voor hem dat groote tijd perk van rustelooze werkzaamheid ten dienste van zijn Vaderland. In zeven oor logen heeft hij meegestreden, aan vijftien groote zeeslagen deelgenomen, zeven daar van als Admiraal geleid. En daarin heeft hij getoond zoo groote zeemanschap, zoo welberekend oorlogshe- leid, dat hij met recht mag worden ge noemd onze nimmer overtroffen vloot, voogd. En dat het bloedige worstelingen waren, die zware zeesiagen, daaraan kunnen we niet twijfelen. Van den slag bij Kijkduin, 21 Aug. 1673, verhaalt ons Brandt: „De gansche zee stond in vuur en vlam, die door den dikken rook gelijk bliksemstra len uit een donkere lufcbt borst. Elk ver ging 't hooren en zien door de duisterheid der buskruitdamp, en door de dondersla gen van zooveel duizenden s lukken ge schut, en 't huideren van zoo gTOoteme nigto van musketten ,als er gedurig vuur gaven. Do kogels, bouten, schroot onsplin ters vlogen aan alle zijden, met een ij sol ijk gekraak van al wat getroffen wterd. De zee werd met lichamen bezaaid. Sornnii gen moesten door 't scherp, anderen door splinters, anderen door 't vuur, anderen in 't water sterven. 't Gekrijl en 't gejammer der gekwetsten en stervenden vervulde verscheiden sche pen en hij moest, een hart van steen of .van metaal hebben, die 'f vergieten van zooveel Christonbloed mei droge oogen kon aanschouwen." Tweemalen heeft hij het land van den ondergang gered, heet diet ,ran hem. Door zijn tocht naar Chattham bracht iiij ons den vrede van Breda in 1667, eveneens is de vrede van Westminstet in 1674 grootoud eels aan zijn inspanning te danken, Redder des vaderlands was de titel, dien eenigen hein gaven, toen hij in 1673 de .vijanden van 's Lands kusten en zeegaten had verdreven, en men zag zijn portret iten toon hangen mtot |iet opschrift: Aanschouw den Held, d'er Staten rechterhand Den Redder van 'tovervallen Vaderland, Die in één jaar twe'e groote Koninkrijken Tot driemaal toe, de Lrotsche vlag deed strijken Het roer der vloot, deu arm daar God door streè Door hem herleeft de Vrijheid en de Vree. 1e verzoeken, maar te gebieden, en al word jnij bevolen 's Lands vlag pp een enkel schip Ie voeren, ik kou daarmee, 't zee gaan, en daar de heeren Staten hun vlag betrouwen, zal ik mijn leven wagen." Trouw aan zijn vaderland, ,dat hij zoo angte jaren diende, waarvoor hij weldra zijn leven zal opofferen! Dapper, nimmer zijn zelfbeheersching verliezende in den strijd, is hij zacht en week in den omgang. Als hij in Napels een twintigtal gebannen Hongaarscho predikanten op de galeien ziel, wordt hij zoo aangedaan door hun lot, dat de tranen er hom bij in de oogen springen, als hij den onderkoning van Na pels over hen spreekt, die ze om zijnentwil en zijne ontroering onmiddelijk in vrijheid stelt. Hoe hoog ook verheven, hoe ook geëerd cn gevierd, hij blijft eenvoudig en bescheiden. Eenvoudig in zijn optreden als Hootvoogd, ook tegenover zijne minderen, eenvoudig in zijn huiselijk loven. „Geef mij, Heer, een dcemoedigen geest, opdat ik mij cp mijne verheffing niet. ver- hoovaardige. Sterk mij in 't bedienen van mijn hoogwichtig ambt. Verleen mij een heldenhart, en laat mij zoo deerlijk niet sneuvelen als mijn voorzaat; maar spaar mij ten dienste en nut van 't vaderland." Zoo hoorde bom eens iemand op zijn slaap kamer in een herberg in Rotterdam bidden God heeft hem dit gegeven ook zijn aatste wensch werd vervuld; hem werd den tijd geschonken zich voor te bereiden op den dood, die voor dezen moedigen held slechts een overgang was tot een beter leven. -v .Bestevaer", noemden hom zijne ma trozen, die hem lief haddon, Bestevaer, die titel van Maarten Harpertszoon Tromp, ging op hem over. Het toont ons wat Janmaat voor hem gevoelde. En dat ge voelde het geheele volk voor hom, van wien een Engelsch levensbeschrijver ge tuigt, „dat hij verdiende door de nakome lingschap te worden geprezen als een sieraad zijner eeuw, als de eer van zijn land." \Ve wezen er reeds op, hoe groot de blijdschap van hel geheele volk was, toen hij in 1GG5 Delfzijl binnen viel. En niet die blijdschap van zijn behouden aankomst in 't Vaderland, schepte het volk ook weer nieuwen moed. Zoo groot was het vertrouwen in hem. Was het wonder, dat de verslagenheid groot was, toen het bericht zijner wonde en daarna die van zijn overlijden in 1676 het Vaderland bereikte? Dat de droefheid algemeen was Een schitterende begrafenis werd licm bereid in de Nieuwe Kerk te Amsterdam Mot een yerslagen hart, cn schreiende oogen werd de grafrede aangehoord. Een prachtige tombe dekt zijn graf. Zoo eerde ons volk in do 17de eeuw zijn grooten burger, bij wiens dood bode wijk XIV zei: „Al juich ik hij do tijding van zulk een vijand ontslagen ie zijn, dit belet mij niet, gevoelig te zijn voor den dood van zulk een groot en edel man." Roven den ingang van den grafkolder slaat een klein opschrift in het Latijn, maar dat* zoo veel inhoudt: In.lamin.atcs fulget honoribus (Hij blinkt in onbezoedelde eere). aardigden dezer steden het waren Dor drecht, Delft, Rotterdam, Schiedam, Gorkmn en den Briel konden in allerlei bijzon dere aangelegenheden de belangen dezer ste den voorstaan en lieten niet na het tc doen. Daarmee handelden zij geheel in den geesl van hun tijd en hun land. Immers men sprak niet zooveel als nu van den Staat, men rekende niet op de bemoeiing van den Staat, maar ging steeds uit van de st a d. Do heeren, die in 't stedelijk bestuur zaten, grootendecls handelaars, verschaften gaarne aan hun stadgenooten werk. De steden, waar kamers van de Compagnieën gevestigd wa ren, kregen niet alleen voor de aandeelhou ders hun percenten van de zuivere winst, maar ook elk op haar beurt en in verhou ding tot haar inlog retourschepen te lossen. Evenzoo zorgden de heeren, die In de Staten zaten, en in die hoedanigheid belastingen uit schreven voor de versterking der vloot, tege lijk als leden van stadsbestuur en admirali teit, dat de steden, die zij vertegenwoor digden, een deel van de bedrijvigheid en van de verdienste kregen. Toen men na den slechten afloop van den eersten Engel- schen oorlog echte oorlogschepen ging bou wen, timmerde men er ook een in Schiedam (1661). Dit behoefde niet noodzakelijk ver keerd te zijn de vraag is maar, waar de beste werf lag maar wat wel fout was men wilde in dc Staten voor een uitrusting van oorlogschepen alleen stemmen op voor waarde, dat men een deel van het werk in de eigen stad kreeg. Nu kunnen in de ad miraliteit dc leden, die niet rechtstreeks be langhebbenden waren, a! te groote misbrui ken gekeerd hebben, maar deze inrichting kan zij een vooruitgang bij deu tijd, toen Doch zeker heef' hij nimmer van zijn landgcnoolen hartelijker bewijzen van liefde cn waardeering ontvangen dan in 1665, toen hij met zijn eskader Delf zijl binnenviel en hij, door een mist voor zijn vijanden verborgen, door de Engelsche vloot hoonslipte. De menscheu, mannen en vrouwen, kwa men bij honderden, ja bij duizenden, da gen. achtereen, ran heinde en verre, naar do vloot om hem te grooten en to ver wolkomen. •En dat hij ook buitan- ons land werd geëerd, blijkt wel, als we lezen, dat de koning van Spanje liom tol hertog ver hief, de koning van Engeland hem tot een bezoek aan zijn hof uitnoodigde, dio van Denemarken en Frankrijk hem inden adelstand verhieven en hem hun portret Zonden of het zijne vroegen, i In 1676 wordt hij tmet een te zwakke vloot naar de Middellandscho 'Zee gezon den, om de sterke iFransche vloot te be kampen. Do Ruiter maakt bezwaren tegën dezen tocht. „Of hrj op zijn ouden dag soms bevreesd werd en den jmoed Wet vallen," wordt hem door een ((gelukkig ons onbe- kond gebleven) Statenlid, toegevoegd. En het nobele antwoord van pe Ruiter luidt, den vrager beschamend: ,,ik heb mijn le ven veil voor den Staat, maar het is mij leed, dat de hoeren de vlgg van den Staat zoo veil hebben." E'n als dan andere deden hem verzoe ken toch te willen (gaan, is zijn eenvou- ridderschap, van zes Ilollandsche steden en dig antwoord; „de.heeren hebben nüjntel 1 van vijf gewesten buiten Holland. De afge- Onder dc oorzaken van onze nederlagen in de Engelsche oorlogen rekent men de hier heerschende verdeeldheid in het bestuur der zeezaken, terwijl de vloot van den vij and in de uitrusting en in. de aanvoering alle voordeelen van een gecentraliseerd gezag genoot. Ginder stak men in zee met een vloot van oorlogschepen, bier begon men den eersten Engelsehen oorlog met vijf vlootjes van gewapende koopvaarders. Een college, dat boven dc vijf admiraliteiten stond, was na een kortstondig bestaan afgeschaft en zoo volgde elk dezer lichamen zijn eigen zin bij de bewapening en de bemanning der schepen, mei dat gevolg, dat hun verrassen de verscheidenheid do operation belemmerde. De plaatselijke invloeden °op de samenstel ling der vloot leidden nog verder dan tot een verdeeling in vijf vlootjes. De admiraliteit te Rotterdam b.v, bestond uit '""aalf perso nen, welke door de Staten-Generaal benoemd werden op "oordracht van de Ilollandsche gunstig gewerkt hebben. Tocli was men koopvaarders preste. Bij het uitbreken van den eersten Engelschen oorlog lmdclcn do Nederlanders besloten, dat de vier zee provinciën nog 150 schepen meer ill zee zouden brengen de zeesteden waren s er- zocht er zoo spoedig mogelijk vijftig bij wijze van pressing uit tc rusten en hiervan kwamen bij omslag zeven op dc vijf Maas steden: Dordrecht, Delft wegens Delfs- hnven Rotterdam, Schiedam en den Brie!. Deze maakten een akkoord tot uitvoering van den maatregel. Men zou een veilgeld heffen van één percent van alle uitgaande en twee percent van alle inkomende waren, en een lastgeld van een halven gulden van uit gaande en een heelen gulden van inkomende schepen. Elke stad koos voor de inning hiervan een directeur voor Schiedam was het Jeremias van Vliet en de vijf direc teuren met hun boekhouder vestigden zich to Rotterdam. Men kan nagaan, dat in zoo'n directie de plaatselijke invloed nog veel ver der reikte dan in dc admiraliteit, Dezelfde Maassteden, minus Dordrecht, maakten met elkaar ook het college van dr Groote Visscherij uit, met Enkhuizen ais vertegenwoordigende de belangen van het Noorderkwartier. Na den eersten oorlog, toen men ten opzichte van dc, bescherming der haringbuizen pijnlijke ervaringen opgedaan lmd, nam het college ccnigcrmate het werk van dc directie over. Met subsidie van Hol land zou het zes kleine scheepjes' uitrus ten, waarbij de Staten-Generaal een kon vooi van drie oorlogschepen toezegden. Van de zes vielen er drie op de Maassteden, en daar Schiedam op zijn recht gepast heeft, vinden we van 1655 af geregeld melding gemaakt van „het" oorlogschip, waarvan kapitein en schipper benoemd werden door de Schiedamsche vroedschap. Dc kapitein, Baerlhout Cornelisz, werd een twintigtal jaren aldoor herbenoemd; dab hij iets op merkelijks uitgevoerd heeft, is mij niet ge bleken. De eerste schipper was Herry Wil lemsz Moor, van wien wel een bijzondere melding gemaakt is, zelfs een. zoo bijzondere, dat het do moeite loont het feit even in het Vragen we nu naar dc bemanning der oorlogsschepen en verplaatsen we ons in den geduchtengang der heeren kooplieden-regen ten, dan begrijpen we, dat dit een veelzijdig vraagstuk was. De oorlogsvloot moet matro zen hebben, zeggen Je segenten. maar de handels- en visschersvloot moet ze liefst niet missen, vinden de kooplieden. Daar ze toch ergens vandaan moeten komen, wil men in de Staten meehelpen om tijdelijk liet uit- loopen van koopvaarders le verbieden, maar niet altijdsoms is Schiedam te vinden voor een verplichting der koopvaarders om man nen te leveren voor de oorlogsvloot, soms ook niet; dc visscherij wil men ten deele verbieden, als men ook het volk van de Oost-Indische Compagnie prest. In korte woorden, men wil zijn doel dragen, als an deren het ook doen. Ook in eigen stad werden matrozen voor de oorlogsvloot geworven. Mogelijk waren er zoovele kostwinners bij, die konden sneuve len, of wat misschien nog erger was, ver minkt worden. De vaderen der stad begre pen, dat men er in de diakonie of de magi- straats-annenkamer de gevolgen van zou on dervinden. Daarom zal men liefst jonge mon- schen genomen hebben, denk ik; heeft men soms de weeshuizen aangesproken? Ik zou het haast opmaken uit de volgende geschie denis, dio Brandt meedeelt uit den eersten Engelschen oorlog. In den dricdnagschen zee slag bij Portland vocht De Kuyter een tijd lang naast kapitein Kornehs Adriuansz. Kruik van Schiedam, voerende het schip „den Struisvogel", en kapitein lsaak Sweers van Amsterdam, tegen „zeven groote Engel- „sche schepen, en daaronder den vicc-ndini- rnal Willem Pen, die al krengende naar 't eiland Wicht liepook werd een ander Engelsch schip illusieloos weggesleept. Daarna kwamen nog vier of vijl versche „Engelsche schepen op De Kuyter, Kruik cn tiweert, af, daar ze tot omtrent den „avond tegen streden, zonder van iemand „ontzet te worden. De luitenant-admiraal „Tromp doeg dien dag door eu door de En gelsche schepen, die hij wol een mijle „wijdte in drie hoopen van elkander ver strooide. Middelerwijl had kapitein Kruik ,„inet hel schip „deu Struis" nog eenigen „tijd tegen verscheidene Engelsche schepen „gevochten, een derzelve m den grond ge schoten, en zich zoolang geweerd als hij „volk had om te vechten. Maar eindelijk „zag de luitenant-admiraal Tromp, dat-dit „schip masteloos, en in lij verlaten lag. „Hierop riep liij tot de zijnen: „Zijn er „zulke schelmen in 's lands vloot, die zulk „een braven krijgsman zoo laten vermoor- „den?" Daarna beval hij den kommandeur yGideon de Wild hem te bergen. Dees had „tot dien einde al ecu touw aan 't schip „vast, maar de stilte was te groot om het „weg te sleepen. liij bergde alleen sommige „matrozen, die in zijn schip sprongen. De „„Struis" was toen vol bloeds, en overal zag „men dooden of gekwetsten. Daar lagen, ^behalve de gekwetsten, wel tachtig dooden „langs hel schip verspreid. Van veertig „Scliicdamsche matrozen, alle beneden de „twintig jaren, waren maar drie overgebleven. yDe Engelschen hadden erin geweest en be- ygosicn 't te plunderen, maar verlieten „vreezende dat het terstond zou zinken. Toen „dreef hel, als een lecge romp, zonder zei- „len, totdat liet de Engelschen 's anderen „daags, bijna zonder volk, vonden en naar „Portsmuiden sleepten." In 1CG5 hebben de Staten-Generaal uit de algemeene kas vergoedingen aan ver minkten toegezegd. De stadsbesturen waren daardoor niet van de verplichting ontslagen om op hun volk to letten. Schiedam wendde uit den aard der zaak veel moeite aan voor do visscliers; het wou met Engeland afspre ken, dat men aan beide kanten de visscliers met vrede zou laten, maar aan de overzijde licht te stellen. Hij had in don eersten oor- j had men er niet veel ooren naar. Daar wilde log als luitenant gediend op een schip der j men ook niet weten van een uitwisseling directie, de Prince ouder kapitein Chris- I van gevangenen, want, zei de Britsehe ko- tinan Christinansz. de Munnik, die in een ning, hij wi=t wel hoe het in Holland met dor zeeslagen omgekomen was. Ilij had des- de schuarschle van hel volk gelegen was. tijds conicc moeite om zijn verdiende geld te Onverstandig kan men dit moeilijk noemen, krijgen cn riep daarom de hulp der burgc- j en we weten, dat de Engelschen nog even meestem van Schiedam in, bij wie hij tol zijn aanbeveling een bewijs van heldhaftig god rag overlegde, dat hem verstrekt was door eenige zijner bootsgezellen! Hij is maar twee jaar schipper van „het oorlogschip" geweest, dan volgt Aryen Lourisz. Elscmau, die er wellicht zoolang opgebleven zou zijn als zijn kapitein, ware hij 'niet in 1671 ge storven. "Van de werkzaamheden van dit oor logschip is mij niets bekendden kapitein vindt men nooit op de lijsten van de vlo ten, waarmee De Ruyter in zee stak; dus moet men aannemen, dat hij bij de buizen gebleven is. wijs zijn. Dat ze destijds even noodeloos hardvochtig waren als nu, werden de Ilol landsche gevangenen gewaar. „Men stelde „hen op een stuiver 's daags of gaf ze niet „dan water en brood; ook heeft men den „koning hooren zeggen, dat hij zich van ..de kosten' wou ontlasten, om alzoo de onkos ten van 't onderhoud geheel op den Staat „(versta: de Republiek) te schuiven". Of de onzen al betoogden, dat het geen oorlogs- gebruik was, en en dat er zelfs onder dc hei denen geen voorbeeld van bestond, dat men gevangenen van honger liet sterven, 't was voor doove ooren gepraat. „Ondertusschen Bmi\ï e f i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 5