60"* Jaargang.
Zondag 24 Maart 1907.
No. 12344
Tweede Blad,
ÜicliielAdriaenz, DeRuyter.
Schiedam en Schiedammers
in de dagen van Be Rnyter.
paaj courant vera cliiyat dagelijks, met uitzondering van Zon-enFe«sldagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fi. 1.25.France
wj posv II. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam on Vlaardiagen 10 oent
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnomenlen worden dagelijks aangenomen.
Adverlonlièn voor hel eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
jor aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.)
Prijs der Advertentie nVan 16 regels Q. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30' cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen. 1 11
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsda g-, Donderdag-en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen toldcnprjjs
van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor de Administratie No. 103.
van een dier oorlogs-
1607—1907.
Het was op den 24sten Maart des och-
nds ten acht ure van hot jaar 1607, dat
er in het gezin van dear bierdrager Adriaan
Jüchielsz. to Vlissingen oen jongetje ge-
toren werd, die meft de namen Middel
Jilriaanszoon, later ook den bijnaam van
Ruiter' aanna'm, welken zijn moedor
Alida Jans van Middelburg voapde.
Hij was de derde der kinderen van
Idriaan, welk aantal in den loop der jaren
tot twaalf aangroeide.
Geen wonder, dal. er in' de woning van
•a zoo rijk met kinderen gezogenden bier
drager geen wedde heerschle, datMichiel
al spoedig meehelpen moest do inkomsten
van het gezin to vergrooten door den schel
ling, dien hij wekelijks als draaier aan „het
groote wiel" in do lijnbaan ran de heeren
hmpsens kon verdienen.
Doch welk een harde- straf was hef
roer den levenslustigen knaap, den woei-
rater met zijn blozende wangen, zijndon-
lere haren, zijn bruine schitterende oogen
kar achter in de donkere lijnbaan den
golieelen dag te staan draaien, draaien van
'smorgens tot 's avonds, terwijl zijn mak
ers wellicht speelden aan het'strand, aan
die heerlijke zee, die hem zoo aantrok,
dio hem zong, misschien toen reeds zong
- van zijn later roemzuchtig leven.
Want deze jongen, die op school niet
wou deugen, die, haantje de voorste in
jongensgevechten, in alle kattekwaad,
ook onder de strengste tuoht van den school
meester dier dagen, niet te brengen was
loteen leergierigen schoolknaap, deze echte
straatjongen, die hij toen was, werd later
feman, „die" zooals zijn levensbeschrij
ver Gerard Brandt van hem zegt „die
ait het voetzand van -'t geringste tot dien
lioogsten top van eero, door zijn deugd
en geluk opklom, dat hem zoowel vijanden
als vrienden bij zijn leven en na zijn dood
den lol gaven, dat hij in ervarenheid, be
leid, dapperheid en deftigheid van zeden,
misschien nooit weerga vond onder de
grootste mannen, die ooit gebied op zee
voerden; voorts aai hij zoo godvruchtig
sas ais dapper en zoo gelukkig als god
vruchtig. Zoodat er in vele eeuwen her
waarts geen held te voorschijn kwam, die
volmaakter voorbeeld van allerlei deugden
naliet en meer verdiende, dat men zijn
Men en diensten dern nakomelingen tot
navolging voorstello."
Hoe hem. die zee tot zich trok, „ho-
hart daarnaar jookle".
JVie heeft nooit van hem gelezen, hoe
lij den Vlissingschen toren beklom, kir
We tot op het haantje, om. zijn oogen
ffl laten weiden over die groote zee.
1 haar zee! dat was zijn eenige wensel
Mocht hij slechts gaan varen! alle on
gehoorzaamheid zou dan weg zijn, alle
vermaningen verder overbodig,
hij ging varen,
do anders zoo tuc-htelooze, schoon
öimcr eerlijke knaap, was als omgekeerd.
de woelwater, wordt rustig, vlijtig, ge
hoorzaam; straffen zijn voor hem niet
mccr noodig.
Mot jonge, bruisende leven was op den
'**8 gekomen, waarop het zich ten volle
ontplooien kon.
Nauwelijks nog 10 jaren doet hij zijn
«rato reis als bootsmansjongen, dan wordt
f Matroos, klimt, langzamerhand op tot
s®icman, eindelijk tot schipper.
-laar hij is dat niet kunnen worden zon-
kr dat hij inhaakte, wat liij als jongen
«Kuzddo, zijn leertijd.
Lloch. had hij ook al veel verzuimd,
Drillen is kunnen" was ook voor hem
ren. Als jonge- bootsmansmaat.leert
1Êten, schrijven en rekenen, later legt
acn met de borst toe op de sluurmans-
anst en naast de theorie vergaart hij in
praktijk dien schat van ervaring en van
van zeemanschap en later van
rogsboleid, die hem gemaakt hebben tot
y{,a »>eenigen" zeeheld, onzen
MïCHIEL DE RUITER,-
Schipper vaart hij «enigen lijd ter
°pvaardij voor zijn reOders de 'hoeren
t psens. En als de Zeenwsche reeders
.a Va00t van gewapende kruisers uitrus-
om hun schepen te beschermen, wordt
hij kommandeur
schepen.
Zoo wordt hij van koopvaarder oor
logsman.
Als in 1640 Portugal zich vrij Vecht
van Spanjo's heerschappij en. de Stalen
een vloot naar de Spaansclie kusten zen
den om den erfvijand, op eigen gebied af
breuk te doen, treedt De-Ruiter in 's Lands
dienst en maakt den tocht als kapitein-
tor-zee mee. Spoedig wordt hij tot schout
bij nacht over do geheele vloot aangesteld.
Dan begint voor hem dat groote tijd
perk van rustelooze werkzaamheid ten
dienste van zijn Vaderland. In zeven oor
logen heeft hij meegestreden, aan vijftien
groote zeeslagen deelgenomen, zeven daar
van als Admiraal geleid.
En daarin heeft hij getoond zoo groote
zeemanschap, zoo welberekend oorlogshe-
leid, dat hij met recht mag worden ge
noemd onze nimmer overtroffen vloot,
voogd.
En dat het bloedige worstelingen waren,
die zware zeesiagen, daaraan kunnen we
niet twijfelen. Van den slag bij Kijkduin,
21 Aug. 1673, verhaalt ons Brandt: „De
gansche zee stond in vuur en vlam, die
door den dikken rook gelijk bliksemstra
len uit een donkere lufcbt borst. Elk ver
ging 't hooren en zien door de duisterheid
der buskruitdamp, en door de dondersla
gen van zooveel duizenden s lukken ge
schut, en 't huideren van zoo gTOoteme
nigto van musketten ,als er gedurig vuur
gaven. Do kogels, bouten, schroot onsplin
ters vlogen aan alle zijden, met een ij sol ijk
gekraak van al wat getroffen wterd. De
zee werd met lichamen bezaaid. Sornnii
gen moesten door 't scherp, anderen door
splinters, anderen door 't vuur, anderen
in 't water sterven.
't Gekrijl en 't gejammer der gekwetsten
en stervenden vervulde verscheiden sche
pen en hij moest, een hart van steen of
.van metaal hebben, die 'f vergieten van
zooveel Christonbloed mei droge oogen
kon aanschouwen."
Tweemalen heeft hij het land van den
ondergang gered, heet diet ,ran hem.
Door zijn tocht naar Chattham bracht
iiij ons den vrede van Breda in 1667,
eveneens is de vrede van Westminstet in
1674 grootoud eels aan zijn inspanning te
danken,
Redder des vaderlands was de titel, dien
eenigen hein gaven, toen hij in 1673 de
.vijanden van 's Lands kusten en zeegaten
had verdreven, en men zag zijn portret
iten toon hangen mtot |iet opschrift:
Aanschouw den Held, d'er Staten
rechterhand
Den Redder van 'tovervallen Vaderland,
Die in één jaar twe'e groote Koninkrijken
Tot driemaal toe, de Lrotsche vlag deed
strijken
Het roer der vloot, deu arm daar God
door streè
Door hem herleeft de Vrijheid en de Vree.
1e verzoeken, maar te gebieden, en al word
jnij bevolen 's Lands vlag pp een enkel
schip Ie voeren, ik kou daarmee, 't zee
gaan, en daar de heeren Staten hun vlag
betrouwen, zal ik mijn leven wagen."
Trouw aan zijn vaderland, ,dat hij zoo
angte jaren diende, waarvoor hij weldra
zijn leven zal opofferen!
Dapper, nimmer zijn zelfbeheersching
verliezende in den strijd, is hij zacht en
week in den omgang.
Als hij in Napels een twintigtal gebannen
Hongaarscho predikanten op de galeien
ziel, wordt hij zoo aangedaan door hun
lot, dat de tranen er hom bij in de oogen
springen, als hij den onderkoning van Na
pels over hen spreekt, die ze om zijnentwil
en zijne ontroering onmiddelijk in vrijheid
stelt. Hoe hoog ook verheven, hoe ook
geëerd cn gevierd, hij blijft eenvoudig en
bescheiden. Eenvoudig in zijn optreden als
Hootvoogd, ook tegenover zijne minderen,
eenvoudig in zijn huiselijk loven.
„Geef mij, Heer, een dcemoedigen geest,
opdat ik mij cp mijne verheffing niet. ver-
hoovaardige. Sterk mij in 't bedienen van
mijn hoogwichtig ambt. Verleen mij een
heldenhart, en laat mij zoo deerlijk niet
sneuvelen als mijn voorzaat; maar spaar
mij ten dienste en nut van 't vaderland."
Zoo hoorde bom eens iemand op zijn slaap
kamer in een herberg in Rotterdam bidden
God heeft hem dit gegeven ook zijn
aatste wensch werd vervuld; hem werd
den tijd geschonken zich voor te bereiden
op den dood, die voor dezen moedigen
held slechts een overgang was tot een
beter leven. -v
.Bestevaer", noemden hom zijne ma
trozen, die hem lief haddon, Bestevaer,
die titel van Maarten Harpertszoon Tromp,
ging op hem over. Het toont ons wat
Janmaat voor hem gevoelde. En dat ge
voelde het geheele volk voor hom, van
wien een Engelsch levensbeschrijver ge
tuigt, „dat hij verdiende door de nakome
lingschap te worden geprezen als een
sieraad zijner eeuw, als de eer van zijn
land."
\Ve wezen er reeds op, hoe groot de
blijdschap van hel geheele volk was, toen
hij in 1GG5 Delfzijl binnen viel.
En niet die blijdschap van zijn behouden
aankomst in 't Vaderland, schepte het volk
ook weer nieuwen moed. Zoo groot was
het vertrouwen in hem.
Was het wonder, dat de verslagenheid
groot was, toen het bericht zijner wonde
en daarna die van zijn overlijden in 1676
het Vaderland bereikte? Dat de droefheid
algemeen was
Een schitterende begrafenis werd licm
bereid in de Nieuwe Kerk te Amsterdam
Mot een yerslagen hart, cn schreiende
oogen werd de grafrede aangehoord.
Een prachtige tombe dekt zijn graf.
Zoo eerde ons volk in do 17de eeuw
zijn grooten burger, bij wiens dood bode
wijk XIV zei: „Al juich ik hij do tijding
van zulk een vijand ontslagen ie zijn, dit
belet mij niet, gevoelig te zijn voor den
dood van zulk een groot en edel man."
Roven den ingang van den grafkolder
slaat een klein opschrift in het Latijn,
maar dat* zoo veel inhoudt:
In.lamin.atcs fulget honoribus (Hij blinkt
in onbezoedelde eere).
aardigden dezer steden het waren Dor
drecht, Delft, Rotterdam, Schiedam, Gorkmn
en den Briel konden in allerlei bijzon
dere aangelegenheden de belangen dezer ste
den voorstaan en lieten niet na het tc doen.
Daarmee handelden zij geheel in den geesl
van hun tijd en hun land. Immers men
sprak niet zooveel als nu van den Staat,
men rekende niet op de bemoeiing van den
Staat, maar ging steeds uit van de st a d.
Do heeren, die in 't stedelijk bestuur zaten,
grootendecls handelaars, verschaften gaarne
aan hun stadgenooten werk. De steden, waar
kamers van de Compagnieën gevestigd wa
ren, kregen niet alleen voor de aandeelhou
ders hun percenten van de zuivere winst,
maar ook elk op haar beurt en in verhou
ding tot haar inlog retourschepen te lossen.
Evenzoo zorgden de heeren, die In de Staten
zaten, en in die hoedanigheid belastingen uit
schreven voor de versterking der vloot, tege
lijk als leden van stadsbestuur en admirali
teit, dat de steden, die zij vertegenwoor
digden, een deel van de bedrijvigheid en
van de verdienste kregen. Toen men na
den slechten afloop van den eersten Engel-
schen oorlog echte oorlogschepen ging bou
wen, timmerde men er ook een in Schiedam
(1661). Dit behoefde niet noodzakelijk ver
keerd te zijn de vraag is maar, waar de
beste werf lag maar wat wel fout was
men wilde in dc Staten voor een uitrusting
van oorlogschepen alleen stemmen op voor
waarde, dat men een deel van het werk in
de eigen stad kreeg. Nu kunnen in de ad
miraliteit dc leden, die niet rechtstreeks be
langhebbenden waren, a! te groote misbrui
ken gekeerd hebben, maar deze inrichting
kan
zij een vooruitgang bij deu tijd, toen
Doch zeker heef' hij nimmer van
zijn landgcnoolen hartelijker bewijzen
van liefde cn waardeering ontvangen dan
in 1665, toen hij met zijn eskader Delf
zijl binnenviel en hij, door een mist voor
zijn vijanden verborgen, door de Engelsche
vloot hoonslipte.
De menscheu, mannen en vrouwen, kwa
men bij honderden, ja bij duizenden, da
gen. achtereen, ran heinde en verre, naar
do vloot om hem te grooten en to ver
wolkomen.
•En dat hij ook buitan- ons land werd
geëerd, blijkt wel, als we lezen, dat de
koning van Spanje liom tol hertog ver
hief, de koning van Engeland hem tot
een bezoek aan zijn hof uitnoodigde, dio
van Denemarken en Frankrijk hem inden
adelstand verhieven en hem hun portret
Zonden of het zijne vroegen,
i In 1676 wordt hij tmet een te zwakke
vloot naar de Middellandscho 'Zee gezon
den, om de sterke iFransche vloot te be
kampen.
Do Ruiter maakt bezwaren tegën dezen
tocht. „Of hrj op zijn ouden dag soms
bevreesd werd en den jmoed Wet vallen,"
wordt hem door een ((gelukkig ons onbe-
kond gebleven) Statenlid, toegevoegd. En
het nobele antwoord van pe Ruiter luidt,
den vrager beschamend: ,,ik heb mijn le
ven veil voor den Staat, maar het is mij
leed, dat de hoeren de vlgg van den Staat
zoo veil hebben."
E'n als dan andere deden hem verzoe
ken toch te willen (gaan, is zijn eenvou- ridderschap, van zes Ilollandsche steden en
dig antwoord; „de.heeren hebben nüjntel 1 van vijf gewesten buiten Holland. De afge-
Onder dc oorzaken van onze nederlagen
in de Engelsche oorlogen rekent men de
hier heerschende verdeeldheid in het bestuur
der zeezaken, terwijl de vloot van den vij
and in de uitrusting en in. de aanvoering
alle voordeelen van een gecentraliseerd gezag
genoot. Ginder stak men in zee met een vloot
van oorlogschepen, bier begon men den
eersten Engelsehen oorlog met vijf vlootjes
van gewapende koopvaarders. Een college,
dat boven dc vijf admiraliteiten stond, was
na een kortstondig bestaan afgeschaft en
zoo volgde elk dezer lichamen zijn eigen zin
bij de bewapening en de bemanning der
schepen, mei dat gevolg, dat hun verrassen
de verscheidenheid do operation belemmerde.
De plaatselijke invloeden °op de samenstel
ling der vloot leidden nog verder dan tot een
verdeeling in vijf vlootjes. De admiraliteit
te Rotterdam b.v, bestond uit '""aalf perso
nen, welke door de Staten-Generaal benoemd
werden op "oordracht van de Ilollandsche
gunstig gewerkt hebben. Tocli
was
men koopvaarders preste. Bij het uitbreken
van den eersten Engelschen oorlog lmdclcn
do Nederlanders besloten, dat de vier zee
provinciën nog 150 schepen meer ill zee
zouden brengen de zeesteden waren s er-
zocht er zoo spoedig mogelijk vijftig bij
wijze van pressing uit tc rusten en hiervan
kwamen bij omslag zeven op dc vijf Maas
steden: Dordrecht, Delft wegens Delfs-
hnven Rotterdam, Schiedam en den Brie!.
Deze maakten een akkoord tot uitvoering
van den maatregel. Men zou een veilgeld
heffen van één percent van alle uitgaande en
twee percent van alle inkomende waren, en
een lastgeld van een halven gulden van uit
gaande en een heelen gulden van inkomende
schepen. Elke stad koos voor de inning
hiervan een directeur voor Schiedam was
het Jeremias van Vliet en de vijf direc
teuren met hun boekhouder vestigden zich
to Rotterdam. Men kan nagaan, dat in zoo'n
directie de plaatselijke invloed nog veel ver
der reikte dan in dc admiraliteit,
Dezelfde Maassteden, minus Dordrecht,
maakten met elkaar ook het college van dr
Groote Visscherij uit, met Enkhuizen ais
vertegenwoordigende de belangen van het
Noorderkwartier. Na den eersten oorlog, toen
men ten opzichte van dc, bescherming der
haringbuizen pijnlijke ervaringen opgedaan
lmd, nam het college ccnigcrmate het werk
van dc directie over. Met subsidie van Hol
land zou het zes kleine scheepjes' uitrus
ten, waarbij de Staten-Generaal een kon
vooi van drie oorlogschepen toezegden. Van
de zes vielen er drie op de Maassteden, en
daar Schiedam op zijn recht gepast heeft,
vinden we van 1655 af geregeld melding
gemaakt van „het" oorlogschip, waarvan
kapitein en schipper benoemd werden door
de Schiedamsche vroedschap. Dc kapitein,
Baerlhout Cornelisz, werd een twintigtal
jaren aldoor herbenoemd; dab hij iets op
merkelijks uitgevoerd heeft, is mij niet ge
bleken. De eerste schipper was Herry Wil
lemsz Moor, van wien wel een bijzondere
melding gemaakt is, zelfs een. zoo bijzondere,
dat het do moeite loont het feit even in het
Vragen we nu naar dc bemanning der
oorlogsschepen en verplaatsen we ons in den
geduchtengang der heeren kooplieden-regen
ten, dan begrijpen we, dat dit een veelzijdig
vraagstuk was. De oorlogsvloot moet matro
zen hebben, zeggen Je segenten. maar de
handels- en visschersvloot moet ze liefst
niet missen, vinden de kooplieden. Daar ze
toch ergens vandaan moeten komen, wil men
in de Staten meehelpen om tijdelijk liet uit-
loopen van koopvaarders le verbieden, maar
niet altijdsoms is Schiedam te vinden voor
een verplichting der koopvaarders om man
nen te leveren voor de oorlogsvloot, soms
ook niet; dc visscherij wil men ten deele
verbieden, als men ook het volk van de
Oost-Indische Compagnie prest. In korte
woorden, men wil zijn doel dragen, als an
deren het ook doen.
Ook in eigen stad werden matrozen voor
de oorlogsvloot geworven. Mogelijk waren er
zoovele kostwinners bij, die konden sneuve
len, of wat misschien nog erger was, ver
minkt worden. De vaderen der stad begre
pen, dat men er in de diakonie of de magi-
straats-annenkamer de gevolgen van zou on
dervinden. Daarom zal men liefst jonge mon-
schen genomen hebben, denk ik; heeft men
soms de weeshuizen aangesproken? Ik zou
het haast opmaken uit de volgende geschie
denis, dio Brandt meedeelt uit den eersten
Engelschen oorlog. In den dricdnagschen zee
slag bij Portland vocht De Kuyter een tijd
lang naast kapitein Kornehs Adriuansz.
Kruik van Schiedam, voerende het schip
„den Struisvogel", en kapitein lsaak Sweers
van Amsterdam, tegen „zeven groote Engel-
„sche schepen, en daaronder den vicc-ndini-
rnal Willem Pen, die al krengende naar
't eiland Wicht liepook werd een ander
Engelsch schip illusieloos weggesleept.
Daarna kwamen nog vier of vijl versche
„Engelsche schepen op De Kuyter, Kruik
cn tiweert, af, daar ze tot omtrent den
„avond tegen streden, zonder van iemand
„ontzet te worden. De luitenant-admiraal
„Tromp doeg dien dag door eu door de En
gelsche schepen, die hij wol een mijle
„wijdte in drie hoopen van elkander ver
strooide. Middelerwijl had kapitein Kruik
,„inet hel schip „deu Struis" nog eenigen
„tijd tegen verscheidene Engelsche schepen
„gevochten, een derzelve m den grond ge
schoten, en zich zoolang geweerd als hij
„volk had om te vechten. Maar eindelijk
„zag de luitenant-admiraal Tromp, dat-dit
„schip masteloos, en in lij verlaten lag.
„Hierop riep liij tot de zijnen: „Zijn er
„zulke schelmen in 's lands vloot, die zulk
„een braven krijgsman zoo laten vermoor-
„den?" Daarna beval hij den kommandeur
yGideon de Wild hem te bergen. Dees had
„tot dien einde al ecu touw aan 't schip
„vast, maar de stilte was te groot om het
„weg te sleepen. liij bergde alleen sommige
„matrozen, die in zijn schip sprongen. De
„„Struis" was toen vol bloeds, en overal zag
„men dooden of gekwetsten. Daar lagen,
^behalve de gekwetsten, wel tachtig dooden
„langs hel schip verspreid. Van veertig
„Scliicdamsche matrozen, alle beneden de
„twintig jaren, waren maar drie overgebleven.
yDe Engelschen hadden erin geweest en be-
ygosicn 't te plunderen, maar verlieten
„vreezende dat het terstond zou zinken. Toen
„dreef hel, als een lecge romp, zonder zei-
„len, totdat liet de Engelschen 's anderen
„daags, bijna zonder volk, vonden en naar
„Portsmuiden sleepten."
In 1CG5 hebben de Staten-Generaal uit
de algemeene kas vergoedingen aan ver
minkten toegezegd. De stadsbesturen waren
daardoor niet van de verplichting ontslagen
om op hun volk to letten. Schiedam wendde
uit den aard der zaak veel moeite aan voor
do visscliers; het wou met Engeland afspre
ken, dat men aan beide kanten de visscliers
met vrede zou laten, maar aan de overzijde
licht te stellen. Hij had in don eersten oor- j had men er niet veel ooren naar. Daar wilde
log als luitenant gediend op een schip der j men ook niet weten van een uitwisseling
directie, de Prince ouder kapitein Chris- I van gevangenen, want, zei de Britsehe ko-
tinan Christinansz. de Munnik, die in een ning, hij wi=t wel hoe het in Holland met
dor zeeslagen omgekomen was. Ilij had des- de schuarschle van hel volk gelegen was.
tijds conicc moeite om zijn verdiende geld te Onverstandig kan men dit moeilijk noemen,
krijgen cn riep daarom de hulp der burgc- j en we weten, dat de Engelschen nog even
meestem van Schiedam in, bij wie hij tol
zijn aanbeveling een bewijs van heldhaftig
god rag overlegde, dat hem verstrekt was
door eenige zijner bootsgezellen! Hij is maar
twee jaar schipper van „het oorlogschip"
geweest, dan volgt Aryen Lourisz. Elscmau,
die er wellicht zoolang opgebleven zou zijn
als zijn kapitein, ware hij 'niet in 1671 ge
storven. "Van de werkzaamheden van dit oor
logschip is mij niets bekendden kapitein
vindt men nooit op de lijsten van de vlo
ten, waarmee De Ruyter in zee stak; dus
moet men aannemen, dat hij bij de buizen
gebleven is.
wijs zijn. Dat ze destijds even noodeloos
hardvochtig waren als nu, werden de Ilol
landsche gevangenen gewaar. „Men stelde
„hen op een stuiver 's daags of gaf ze niet
„dan water en brood; ook heeft men den
„koning hooren zeggen, dat hij zich van
..de kosten' wou ontlasten, om alzoo de onkos
ten van 't onderhoud geheel op den Staat
„(versta: de Republiek) te schuiven". Of
de onzen al betoogden, dat het geen oorlogs-
gebruik was, en en dat er zelfs onder dc hei
denen geen voorbeeld van bestond, dat men
gevangenen van honger liet sterven, 't was
voor doove ooren gepraat. „Ondertusschen
Bmi\ï e
f
i