Dé
60"* Jaargang.
Zondag 24 Maart 1907.
No. 12344
Derde Blad.
Van Amstel en Schelde
EenDeugniet.
Dez» courantverschijnt dadelijks,metuitzondering vanZon-enFeestdagen.
Prigs per kwartaal: Voor Sc li ie dam en V laar d t n g e n fl, 1.25. Francs
Prigs per
per post 11.1.65.
Prijs per weck: Voor Schiodam on Ylaardingem 10 coal
Afzonderlijke nummers 2 cent
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
ut:
netje
ELT,
IT is
aart
Ver-
■118,
ver-
lion,
eau-
g»e
mos,
Yer-
vÜ",
en
ade-
Ad vei te n tién voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóóreen
our aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.)
Prijs der Ad v«rUati»n: Tan 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gTatis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die D-insda g-, Donderdag-en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van. 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan liet Bureau te voldoen.
Intere. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor de Administratie No. 108.
-75),
ding.
tn,
Tc Amsterdam zal eeu reusachtig oud oor
logsschip op stapel gezet worden. Zoo'n
vaartuig met een uchter.spïege! als een ijssleê,
met geornamenteerde, groote lantaarns, met
dikke masten en veel zeilen en met een spie-
gelwapen waarop mijlen ver het symbool der
„Zeven Provinciën" te zien zal zijn. Dat
schip, de naam mag nog niet bekend ge
maakt worden, zal met de De Iluyter-teeston
voor het eerst onder zeil gaan, trotsch de
stad voorbijstoo.varen en uan de oevers
van het IJ, genaamd I'.-H. Kade, Do Ruy-
terkadc, Westordokdijk etc., zullen, de dui
zenden. Amsterdammers dat aardige schouw
spel gadeslaan. Natuurlijk liggen in het TJ
een paar onzer pantserschepen gepavoiseerd
en, onder het lossen der saluutschoten, het
gewuif der opgetogen menigte, het plechtig
saiueeren met den Statenvlag aan boord
van het Oude Zeekasteel, drijft dit voorbij
de groote stad, dragende op zijn rug, dui
delijk zichtbaar, Michiel Adriaensz. de Ruy-
ter. Na dit schitterend schouwspel, zal het
schip wenden, nogmaals voorbijvaren en zal
Do Ituyter van boord afgehaald worden door
een sierlijke reeks antieke sloepen en vaar
tuigen, bemand met leden van de Amster-
damsche Roei- en Zeilvercenigingon, allen
in 17-ceuwsch costuum. Het schip vaart dan
verder naar Schel ling wou de, wordt daar ont
daan van extra versieringen en zal morgen
ochtend, door sleepliooten getrokken, de reis
aanvaarden door hot Merwedo-kanaal, dus
binnendoor, naar Antwerpen en Luik en
verdere plaatsen. Daar zal het feestschlp.
in de gedaante van een tentoonstellings
schip, een uitmuntende reclame voor allerlei
landsproducten zijn, tegen geringen toegangs
prijs tpr bezichtiging worden gesteld en zullen
de hecren die aan boord zijn (allen flinke han-
delsmenschen en deskundigen) iedereen
gaarne met woord en daad bijstaan om hun-
delsrelntiën nnn te knoopen met ons 'and,
inlichtingen in te winnen over allerlei zaken
etc. Het de Ruylerfees! zul hierdoor dn
nog een nuttig staartje kunnen hebben.
Eén ding is echter, bij dit overigens zoo
mooie plan, jammer.
Alles en wij konden 't nog maar
uiterst beknopt hier vertellen, alles zal pas
plaats vinden bij het 40'0-jarig feest, dus
heden den 23sten Mnart Anno 1907 nog
niet.
Men hnd wel een dergelijk plan op papier,
maar het schip stond gifteren nog niet op_
stapel, zoodot liet vermoeden gewettigd is,
dat het heden nog niet kap varen.
Aan den IJ-kant der stad gebeurt op Zn
terdag, den de Ruyterdag niets, nihil.
En wat er eigenlijk verder gebeuren zal
hoe de groote menigte Zaterdag feest moet
vieren, wist men Donderdag nog niet precies.
Wanneer Vlissingen niet zoo ver van honk
gelegen was, gingen honderden Amsterdam
mers daarheen want saai-Amsterdam schijnt
nu heelenmal de kunst verleerd om een aar
dig, gevarieerd feest voor te bereiden.
Wonder boven wonder is er zelfs niet de
kip met peertjes oftewel volksspolen met
vuurwerk op don Amstel!
V
Om niet te gaan schelden op mijn ge
boortestad ben ik naar de Schcldestad ge
gaan, Onderweg zakte mijn. verontwaardiging
en zin tot schelden aanmerkelijk, zelfs niet
tegenstaande aan het steeds onooglijk en on
mogelijke station Eosendaal de stationsres
taurateur broodjes met tong langs den trein
laat aanbieden 40 cent per stuk. Te
hopen is 't dat alle reizigers voor die aan
bieding feestelijk bedanken en die Roosen
daalsche „gcldmakerij" dus eenigszins getem
perd en genormaliseerd wordt.
In Vlissingen wordt een Amsterdammer
een. heel ander mensch. Vooral in feestelijk
Vlissingen. Hier kent elke straatjongen
thans in deze dagen een opmerkingswaardig
en zelfbewust deel der Vlhsingsehe schep
ping, het feestprogramma uit het hoofd.
Maar reeds eerder, vóór Vlissingen, in
den gemakkelijken, snellen S.S.-mailtrein
komt er over den stadsmensch een opgewek
te frischheid van geest en blik.
Als 't zonnetje tintelt en de blauwe luch
ten zóóver rondom te zien zijn over de
eigenaardige Zeeuwsche landouwen en dat
bijzondere, alleen over Hollandsehe land
schappen liggende, schilderijen-licht van wit,
grijs en blauw en bruin schijnt, dan wijkt
idle „piet luttigheid", alle bekrompen, enge
ideeën schuiven weg.
De Amsterdammers, de Amsterdnmsche
commissies, comité's en vorgadcr-menschen
waren te dicht op elkaar. De huizen zijn te
hoog. Er is geen licht zooals op "de Zeeuw-
sqhe eilanden en geen frischheid, zoonis aan
de Zeeuwsche kusten!
V
Gezeten aan de z.g. Zeeboulevard, die
akelige Fransche zee-versicring.snanm u Ia
Schoveningen, zie ik links van mij De Ruy-
ter's bronzen standbeeld, forsch, fier en
scherp gelijnd tegen de blauwe lucht kijken
de het zeegat uit.
Er is hier feeststemming en het feest
programma belooft heel wat.
Piekoniers en musketiers zullen den ad
miraal en zijn ofiicieren een eere-geleide ge
ven wanneer hij Zaterdag hier aan land
komt.
Donderend zullen onze Nederlandschc en
zal het Duitsche oorlogsschip „Lotharingen
(dat lieden verwacht wordt) hun kanonscho
ten over de wateren vnn den Scheldemond
doen knallen en overal /.al vlag en wimpel
kond doen dat de kleine, maar historisch be
roemde stad Vlissingen een feest viert waar-
door
H. J. SCHIMMEL.
over nu toch ook in vele landen zal gespre
ken worden, waar men anders klein-Neder-
land zoo muur terloops noemt - of verwis
selt met Brussel en Marken.
De toren van de kerk te Vlissingen
schijnt zich, als klein torentje, nog wat uit
te rekken boven het plaatsje, als wilde hij
rondom de aandacht tot zich trekken en ver
kondigen
Hier was 't dat Michiel, de YRssinger,
het eerst de aandacht trok.
Er is hier feeststemming in de lucht.
geniesoldaten had laten verrichten. Het duel
sTan welsprekendheid dat uit deze inter-
FRANSCHE BRIEVEN.
18 Maart 1907.
Weer is er in de afgeloopen week een
Kamerzitting gehouden, die aantoont hoe
zeer in Frankrijk de personen alles en de
zaken of beginselen bijna niets zijn. Altijd
min of meer, maar in de latere tijden voor
al heeft het Fransche volk grooler belang
stelling getoond voor zijn bestuurders dan
voor de wetten waarmee dezen besturen.
En dat heeft plaats, juist in een democra
tische republiek, waarbij de persoonlijkheid
der burgers geheel en al behoorde te ver
dwijnen voor de principes, die zo verkon
digen of vóórstaan. Dit feit is opmerkelijk
genoeg en bijna voldoende om den staf te
doen breken over het republikeinsche stelsel.
Gaan de zoogenaamde „oudjes", die den
oorlog van IS70 meegemaakt en den Repu
bliek uitgeroepen hebben, langzamerhand tot
de geschiedenis behooren, zoo zijn er toch
nog enkelen van over, zoonis Ilouvier, Ilenri
Brisson en Clemenceau. Die allen zijn onge
veer een noodzakelijk bestanddeel geworden
van het huidige Frankrijk en het is gemak
kelijk in te zien dat, nu één van hen dc Re
publiek bestuurt, deze al heel weinig gaat
erschillen van een monarchie. (Jlémcncenu
als spreker op de tribune in de Clmmbre
des Dóputfs, staat dan ook ongeveer gelijk
(altijd voor zoover de belangstelling van het
publiek aangaat) met Edward VTf oi Wil
helm II als Troonredenaar.
Wanneer cr bij komt dat een man als
Jaur&s, niet minder bekend om zijn welspre
kendheid dan om zijn collcctivi-tisclie ideeën,
als tegenstander van zulk een spreker op
treedt, dan wordt do zitting dpr Fransche
Kamer een lournooi, waarbij het eigenlijk
niet moer om de knikkers maar om het recht
van het spel tc doen is of tot een tooneel-
voorstelling, welke alléén om de acteurs en
niet om het stuk de toeschouwers trekt.
Het tournooï, om liever bij die verge!ij
king te blijven, liet tournooi van verleden
Maandag had trouwens alleen theoretisch
nut. Reeds was de „Ville Luntière" geen
-tad meer der Duirternisse en waren de
lichtst akers weer aan het werk goto
Toch had Jaarts het goed gevonden den
premier te kapittelen over het feit dat deze
den dienst in de eleetrische Centrale door
Hot was een zoele dag, zooals Meimaand
CT yelo geeft. Hijgend on blazend torste de
sjouwer hier eon baal specerijen, ginds een
•~st graan naar den opslag toe, blijde dat
™j een oogenblik verademing had, nu hij
onbeladen koorde en de bocht der nauwe
straat omsloeg, waar hem de frisse he zee
tocht uit de haven tegenwoei.
Het ging daai lustig en vroolijk toe. Vlis-
singcns haven was in 1618 niet wat ze nu
's. Ze was een van de schoonste van Euro-
ft even als de koopvaardij-vloot die er
dag te wiegelen, er een van de rijkste was.
Het statcnvcndel wapperde van menige
'tong, en het drievoudige St. Andries-kruis
at u zelfs aan den uithoek van Zeeland
rijzende Amsterdam herinnerde, ont-
j59?tte bij bet uUwmakn der slippen, het
coii van St. George en het witte vendel
met de gouden leliën van Si. Denis.
Janmaat king in het want, of harpuisde
en boeg, of lag, in weelderige domme-
,1Ttgi in de schaduw van een zeil, op 't ver
dok, het baaitje losgesjord en met de drup-
P®ls zweet op het faruingeschroeid gelaat.
ler e'i daar galmde een lied, waarvan
et refrein door een half dozijn grove gor-
p s ward nageschreeuwd. Hier klonk een
ra."ht-gc vloek, ginds schaterde een schelle'
at? - j verder plasten de riemen, bestuurd
üen paar fiksche knuisten, in het dei
nende water, en schoven de puntige jol,
at de vlokken schuim er om heen stoven,
nu
pellatie ontstond was zoo aantrekkelijk voor
de liefhebbers van politiek, dat ze er bijna
do kwestie van de Parijschc verlichting door
over het hoofd zagen. Het was dan ook in
teressant Clémenceau met zijn snijdende
korte zinnen hier en daar door grappen op
geluisterd, met steeds even jeugdig orgaan,
te hooren antwoord geven aan Jaurès die,
gezwollen els altijd, trachtte te botoogen
dat tegenover het stakingsrecht der werklie
den de Regeering haar plicht van bescherm
ster der maatschappelijke orde behoorde te
verzaken. Evenwel mag men zeggen dat dc
Fransche kamerdebatten hoe langer zoo meer
in degelijkheid achteruitgaan. Door menig
députó worden de vormen zelfs niet meer in
acht genomen. Naast enkele sprekers, die
enkel uit pleizier zich zeiven te hooren spre
ken zwaar op de hand uren lang redeneeren
over een onderwerp, waarvan het belang zeer
betrekkelijk is, kan men tal van anderen
noemen, die niet eens meer dc moeite nemen
op het spreekgestoelte to klimmen, maar
van hun zitplaats af een paar volzinnen
uiten, of hetgeen erger is, alleen door in de
redevallingen hun gevoelen te kennen ge
ven. Die zoogenaamde „interruptions" val
len bovendien meestal lang niet vriendelijk
of malsch uit. Vnn de rechterzijde is het
meest daarvoor bekend dc bonapartist Lasies,
een nog vrij jeugdig, ond-officier, met pik
zwart haar, opgestoken knevel, kleine „im
périale" en een stem als een trompet. Vaak
wordt hij van de linkerzijde op gelijke wijs
beantwoord door den socialist Jules Contant,
gewezen machinist, een breedgeschouderd
man met vuurrood bol gelaat eu een hoofd
met lmar, waarop Absalom misschien jn-
locrsch had kunnen zijn, en niet zelden ge
beurt het dat een of ander scheldwoord als
een bom, die verderf moet aanbrengen, van
links naar rechts wordt geslingerd. Van de
vuistgevechten die een enkele maal zijn
voorgekomen in het liémicycle, het kleine
halfrond, begrensd door het amphiteator der
banken en de sprekerstribune maak ik alleen
melding pro memorie, daar ze gelukkig tol
de zeldzaamheden behooren. Doch in 'l al
gemeen laat de houding der meeste députó's
niettemin te wenschen over. Een groot ge
deelte schrijft ter zitting brieven of voert
gesprekken met huurlieden. Ts er een spre
ker aan 't woord, vnn wien niet veel bijzon
ders verwacht wordt, dan stroomt^ de zaal
op eens leeg. Wekt daarentegen de redenaar
misnoegen bij een of meer fraction, dan
wordt het geraas ondraaglijk en overstem
men het geklapper met de les-enaars en de
kreten van 't uilcnnabooteend „hou hou",
het schellen van den President en de roep
stemmen van de „huissiers" die een eerbie
dig doch krachtig silence s'il vous plait, mes
sieurs doen hooren. Alen mag uit die uitin
gen van politieke vijandschap echter niet af
leiden, dat dc députés, wanneer ze buiten de
vergaderzaal zijn, elkaar oven onvriendelijk
bejegenen. Bovengenoemde antogonisten La
sies cn Jules Contant zijn hijvoorbeeld dan
vaak zoo goede mootjes, dat ze het niet ver
smaden aan het „buffets" samen een glas te
ledigen.
De natuur van de Fransche natie brengt
nu eenmaal mee dat men in v rgaderingen
luide zijn gevoelen uitspreekt cn zelden ge
duldig zijn beurt afwacht. Een ernstig debat
zonder interruption is bijna een ondenkbaar
iet-s, zelfs in de meest belangrijke staats
lichamen. De députó's toonen dus ochto
zonen des volks te zijn, al kan men in dezen
ook niet geheel en al het ,,'s Lands wijs,
's lands eer" toepassen. In andere opzichten
is men evenwel in het Parlement vrij vorme
lijk gestemd. In de Kamer bijvoorbeeld
wordt, voor den aanvang der zitting, de Pre
sident altijd met groot ceremonieel naar de
vergaderzaal gebracht. Een compagnie in
fanterie, onder bevel van een kapitein cn
een luitenant wordt dan in de groote, naast
de vergaderzaal gelegen wachtzaal (den zoo-
genaamden salon de la Pnix) in twee ge
lederen geschaard, en vormt een dubbele
haag door welke de president tussclmn de
twee officieren, voorafgegaan door twee met
degens gewapende „huissiers" cn gevolgd
door de dépulés-secret-arissen der Kamer, be
nevens den secretaris-generaal van het pre
sidentschap, ter zitting trekt. De president
is in rok, houdt den hoed in de hand cn
mankt een diepe buiging voor de beide offi
cieren op het oogenblik dat dezen zich naast
hem plaatsen en oen poosje daarna afscheid
van hem nemen. Tot de stoet aan de deur
der vergaderzaal is beland, slaan twee tam
bours, zonder ophouden, een roffel, zoodat.
hooren en zien iemand vergaan in den ge
heel uit marmer gebouwden „vredcssalon",
Tn de vergaderzaal is het eenigc oogenblik-
ken daarna vaak niet anders gesteld, doch
dan wegens het Ontbreken van alle moge
lijke ceremonieel. In elk geval moet er loven
zijn, meent men in Frankrijk. De vorme
lijkheid wordt echter niet doorgevoerd in de
kleeding der volksvertegenwoordigers. Onder
het eerste keizerrijk hadden zij echter een
uniform, namelijk een violetkleurige fluwee-
len rok van wijde mouwen voorzien, die mot
goud geborduurd- en met hermelijn gevoerd
waren. Onder de restauratie droegen zo een
Mauve rok met op de kraag en de mouw
opslagen geborduurde cikclblaren en leliën.
Zonder dat costuum mocht men wel de ver
gadering bijwonen, doch niet het spreek
gestoelte beklimmen. Nog verhaalt men dat
Casinur-Périer, de grootvader van den pas
overleden oud-president der Republiek, toen
hij eens minister zijnde, onverwachts als spre
ker moest optreden ter zitting van een zijner
collega's de uniform geleend en daarmee een
allerzotst figuur maakte, daar hij buitenge
woon groot en breed was.
Thans zou men zich moeilijk sommige
députó's in een uniform kunnen denken:
door hol nel van palen dat de haven om
sloot.
Daar was het een gejoel en gewoel van
deftige burgers en zwoegende dienaars; daar
was het een wieling en warreling van la
ders en lossers; en menige flinke deern
die er uil nood voorbij moest, bloosde er
meer dan in de zonnige straat.
Hot scheen de vrouw toch goed die daar
in het huisje, schuin over het hoofd van
de haven, voor het geopende venster neer
zat. Zo had het koel op de houten zit, waar
ze nog met gemak van tijd tot tijd den
schommel kon besturen, dien de jongste
van het elftal borg en in slaap dommelde.
.Menigeen, zelfs meer woelde gewoon dan
de kloeke moedor die er thans in huisde,
zou het kluisje met genoegen hebben be
treden. De roodc bakken op den vloer wa
ren pas geschrobd en met vcrsch zand be
strooid. Het bracht zeker aan de frischheid
die er heerschte, niet weinig toe. De tin
nen borden op den rand der breede schouw,
glommen als zilver; e- het deed u goed
te bespeuren, dat do pullen op de "spinde,
die menige breuk telden, door de zorg der
huismoeder toch zóó waren geplaatst, dat
ze haar gebreken slechis aan oen scherp
spiedend oog bloot gaven. Een glad ge
schuurde tafel waarop thans een glinste
rende tinnen bierkan met kroes stond, maak
te, nevens een paar stoelen van noten-
boomheut, het verdere huisraad uit.
Alles ademde orde en reinheid cn scheen
u te wijzen op de bestierende hand en rus
telooze zorg van moeder de vrouw; tot
zelfs dc bonte poes die in het open venster
zich nette en waschte met den opgeheven
rechter poot, of, als ze poosde, het verge
noegde gespin huwdo aan het snorren van
het wiel, terwijl ze met half toegenepen
oog de vrouw goedig aanzag.
Deze keek van tijd tot tijd eens uit, en
als het wieltje wat zachter snorde, was het
zeker dal er een buurvrouw voorbij slofte,
of het gejoel op den dijk toenam.
Ze was een vrouw van een stevige der
tig cn stak roodc en gebruikte armen uit
de mouw. Als ze u aanzag met die ferme
klare blauwe kijkers, rees onwillekeurig de
gedachte bij u opdat 's een flink wijf. Er
sprak kracht uit die grove beenderen, en
toch lag cr zoo iets goedigs over het ge
heel, dat het u wél was dat het eerste zich
toonde, om het tweede te kunnen tem
peren.
„Wat mijnheer Lampsons het druk heit"
zoo brak ze het lange stilzwijgen af, ter
wijl zo weder naar buiten tuurde en een
crenfesten, breed goschoutlerden burger be
merkte, voor wien matroos en schipper
do muts afnamen; „wat 'i het druk heit;
daar komt je ook weer wat binnen; God
de Heer zegent 'om wel, maar de man
verdient 'et ook, dat doet *i."
Meteen kwam buurvrouw Lijsbeth er aan.
Met pver elkaar geslagen armen in het
raam leunende, stak zij het hoofd naar bin
nen. „Goe dag, Aal! 'tis warm, hé? Heb
jij je noenmaal al klaar?"
„Neen," antwoordde deze, „maar Adriaan
komt niet thuis, die heit 'et druk voor de
brouwerij, en Michiel zit in de lijnbaan."
„Zoo, is 'i weer aan 't werk?" klonk
het eenigszins bevreemdend uit Lijsbcths
mond. „Nou, mijnheer Lampsens is wol
goed. Heit 'i 'em weerom genomen, dien
rauwen klant, want dat is "i."
Alida Jans de Ruiter, zoo heette do spin
nende, boog het hoofd, en het gelaat kreeg
iels pijnlijks. „Ja, Lijsbeth 1" sprak ze, ,,'tis
een wilde kleuter, maar er is toch veul
goeds in 'em."
„Nou ja, als jij, zijn lijfelijke moeder, 'em
ook al afviel, dan was 'i van allen ver
laten. Toch, Aalik beklaag je, dat doe ik,
waarachtig. Je houdt jc goed, maar ik weel,
dat liet je niet in je kouwe kleeren gaat
zitten als de deugniet zoo huis houdt. Maar
je bont veul te goed op 'em. Ik zou 'om
wel klein krijgen ik lei er den stok op."
„Ja, dat is het rechte met 'em dat
moest je eens doenKijk, Lijs I hoe veul do
jongen ook van me houdt, als ik 'em sloeg,
hij dee 't me weer."
„Nou, dan is me Lammert toch een an
dere jongen; hij doet zijn dingen goed en
wijkt geen haar van den rechten weg af.
Wat je 'em zcit, doet 'i ook, cn 't is een
werkezel tot in zijn hart en zijn nieren."
Alida Jans zuchtte; wat buurvrouw ver-
telde van haAr zoon, kon ze op Michiel niet
toepassen. Een soort van jaloezie ontstem
de haar, en eenigszins wrevelig beet zij de
gelukkige toe: „maar met dat al heit Mi
chiel een hart zoo als er weinigen hebben
ietwes stouts weet je, dat heil 'i be
wezen toen 'i den toren tot aan het puntje
opklom en zonder iemands hulp weer om
laag kwam, dat een stuk was waar zelfs
de schout van gesproken heit. Me man
ze.it altijd dat 'et een goed teeken is in
een jongen, maar dan moet je rijk en nobel
wezen; och arml wij zijn van de smalle
gemeente, dat 's nou 't ongeluk van den
knaap. Daar zit bloed van me vader za
liger in. Die was een knap en stout,soude
nier, weet je, en heit er menigeen van dc
Spanjool? -""in het peerd doen tuimelen.
Geen van Dirk Duiv^lf knechtep apaiseer
de zoo op zijn draver daarom werd hij
altoos de Ruiter genoemd." Zo werd warm
en dwaalde af, zoo als de goede vrouw al
toos deed als ze van de „ouwe tijen" op
haalde. Lijsbeth die het relaas zeker dik
wijls had aangehoord en wat ongeduldig
werd om ook eens aan het woord te komen,
bracht haar spoedig weer op don rechten
weg, door dc vraag„Maar waarom laat je
den jongen dan niet dienst nemen? Onze
Prince Maurinck zal 'em wel willen heb
ben."
„Spreek er niot van," viel de beangste
moeder in. „Neen, Goddank! daar is 'i nog
veel te jong toe. Als 't land 'em noodig
had, dan zou ik zeggen, hij is niet beier dan
een. aar, maar nou Zijn vader heit er
ook zwaar op teugen, weet je, want die
heit 'et niet op het landvolk; die waaide
vroeger op zee rond, en daar af, leuf ik,
dat de jongen zoo mal is op liet water."
„Nou, Aal! ik zou 'em laten gaan; daar
komt toch niets van 'em als 'i hier blijft..."
„Dat zeg jij," antwoordde Alida half bits,
half weemoedig, „jij bent 'em vreemd, maar
al was je Lammert een slechtert, een dief
het is toch je eigen en je zou toch be
droefd wezen tot in je ziel toe, als hij het
zeegat uit moest, ver op het wijd, en. je 'em
niet meer zien of met hem praten mocht,
al was 't dan ook maar in zijn slaap. En
toch. Michiel is geen slechtert, geen dief."
„Nou, dat zeg ik ook niet," sprak de an
dere plooiend en haar vroegere woorden
vergoelijkend. „Ik nil er niet in spreken,
maar ik moet jo toch zeggen dat 'et een
schande is voor de buurt, dat je jo jongen
zoo laat verslingeren. Daar heb je nou de
meester, een knappe vent hoor je, die mijn
jonden lezen heit geleerd, ep schrijven en'
SCHiEDAMSCH E [HDiUIUli r.