V
gemoedslevbn zich in deze sfeor zoor on
gelukkig voelen. Bovendien had do rec
tor tie eigenaardige gewoonte aangeno
men, om den jongen man door bijtenden
spot over zijn lolf.e.iku'mlige neigingen tot
iets hoogprs aan, te sporen; maar bereikte
UaatÖoor bj een, natu'nr als die. van An*
deisen ju'ist. hej. tegendeel. Do jonge stu
dent twijfelde op het laatste zoo'buut zich
zelf, dat een van zijn bescherimers het
niet "langen kon aanzien en bent naar een
Mulode academiestad zond.
Na ijvteaige stutl'ie had Andersen ziclt
zoo ontwikkeld', dat hij later me,t een aoed
gewete.n 'den professorstitel' kon voeren,
ook was zijn gezichtskring dermate, uit
gebreid' door rejzcn in Zweden, Engeland,
Duitschland, Zwitserland, Italië, Frankrijk,
Spanje, ja zelfs Klein-Azië. die hij gedeel
telijk door de opbrengst zijner werken, ge
deeltelijk door koninklijke, toelagen kon be
kostigen, dat een Engelsch dichter den
armen schoenmakersjongen met recht ,.Tho
child' of fontulie" noemde,. Die reizen rond
Andersen onontbeerlijk, hij noemde/e een
verjongingskuur voor den geest. Hij onder
nam ze niet, 0111 nie.u'we stof voor zijn
verhalen op te, doen, want daaraan ont
brak het zijn levendige fantasie niet, maar
er was frischheid, van geest toe noodig,
om 'die goed op het papier te brengen,
zei hij. De dichter trok dan ook wel_pnrbj
van zijn reizen! Hij leerde de taal van
het land' en gaf haast 11a iedere reisoea
werk uit, waarin hij uiting gaf aan zijn
versche indrukken, en in iedere stad, waar
hij kwam, trachtte' hij kennis te maken
met de beroemde personen, die er woon
den. Mee,stal kenden dezen reeds den
schrijver der sprookje,», want deze nadden
zich heel snel oreral verspreid!, en be
wonderden hem, maar Andersen betreur
de het steeds, dat men hem in zijn eigen
land niet waardeerde. Tot slechts weinige
jaren voor zijn dood was mon hem daar
ongunstig gezind, zoo men hem niet ge
heel onopgemerkt liet. „Als Denemarken
in mij een dichter heeft gekregen, dan
is diit zeker niet aan de Denen te dan
ken!" zucht de anders zoo vaderlandslie
vende dichter.
An'dersen had een dankbaar, geloovig
gemoed, dat hein iedereen zonnestraal, die
in zijn leven vie", en dat waren er m
spijt van de Deensche kritiek niet weinige,
inet groote vre-u'gde deed opmerken. En
een groot geluk was het, dat hij op zijn
levensweg veel vrienden vond, vooral zul-
ken, in welker familiekring, de ongehuw
"de met z'n vrouwelijke natuur zich zoo recht
op zijn gemak Woelde. Ook" in zijn laatste
'doo-r ziekte verduisterde levensjaren viel
voor het „child of fortune" zulk een
zonnestraal. In het gezin van den iijken
bankier Melchio werd hij opgenomen;
men ontzag daar al zijn eigenaardigheden
en had zelfs het grootste geduld met zijn
ziekelijke overdreven gevoeligheid, In bun
villa „Rolighed" (Rust) bij Kopenhagen
bracht "hij zTjn laatste levensjaren door,
Vanuit zijn venster kon hij den geheelen
Sond overzien, en de schepen, die ian
Malmö kwamen., voeren zoo dicht langs
hem heen, dat hij niet een verrekijker,
'de menschen op liet dek kon kennen.
Hier nam luj", die zijn heele leven naar
waardeering en roem gehaakt 'had, do
laatste eerbewijzen van verre ei van nabij
tot zich.
Den 4den Augustus 1875 stierf nr; -Vat
hij ons naliet, bewijst hoe waai- het is
wat de dichter in zijn „Leelijke jonge
Eendje" schreef: „Het doet er niets toe
of men al in een eendenhof geboren is,
als men maar uit een zwanenei is voort
gekomen."
DE JAPAN'S C-HE HANDEL IN
OUDHEDEN.
Bij 3e groote navraag naar Japansche
kunstvoorwerpen en oudheden in Europa
en Amerika en bij de zucht der Japan
ners, zich aan iederen vorm van het be
schaafde Europeesche leven aan te pas
sen, kon het niet uitblijven of in Japan
moest een handel in oudheden ontstaan
Er zijn daar rijke verzamelaais, een ge
ordende handel in oudheden, ment heeft
er tijdschriften voor opgericht, en er wor
den verkoopingen van gehouden.
Ook wordt er veel vervalscht, meestal
'door bekwame kunstenaar-s, die voor het
meerendeel hun Europeesche collega's over
treffen, zoodat de markt met vervalschin
gen overstroomd is. Komen er dus wer
kelijk goede en en mooie dingen aan de
markt, dan worden ze in Japan zoo flink
betaald, dat men ze niet naar het bui
tenland hoeft te zenden.
Zo-o werden, zooals een Japansch tijd
schrift voor oude kunst vermeldt, in het
einde van 1906 de schatten der familie
Hirase in Osaka publiek verkocht, waarbij
voor 400 stukken ongeveer f255000 werd
betaald.
TIIACKERAY's EDELMOEDIGHEID.
Op een morgen bracht Thackeray een
bezoek aan Horace Mayhew's kamer en
sprak toen hij op het punt stond van te
vertrekken
,,Nu zou ik haast weggaan, zonder aan
do voornaamste reden van mijn bezoek te
hebben gedacht. Je sprak mij onlangs over
dien armen George. Iemand heeft mij vijf
pond teruggegeven, waarop ik in 't geheel
niet meer 'had gerekend. Geef die aan
George en zeg hom, dat hij ze, als hij cr
too in staat is, maat- aan een ander moet
geven."
Dit was een van Thackeray's manieren
om wel te 'doen; men werd gevraagd aan
een ander door fe geven. Een van zijn
aatsto daden bij zijn vertrek uit Amerika,
waar hij lezingen had gehouden, was dat
hij 25 procent van de opbrengst vnn een
lezing aan een arm jongmenseh uitkeerde.
Als hij een kelluer een goudstuk gaf,
sprak hij: „Wil je mij het genoegen'doen,
dit van mij aan te nemen?"
lomand vond hem eens bezig metcenige
napoleons te leggen in oen pillendoosje,
waarop hij geschreven had: „van tijd tot
tijd een te gebruiken."
Het bleek dat die pillen bestemd waren
voor een oude vrouw, die ziekelijk en be
hoeftig was, en waarvoor deze medicijn
dus de meest geschikte zon zijn.
Aan een jong letterkundige schreef hij,
nadat hij gehoord had, dat deze in geld
nood verkeerde
„Het spijt mij, dat 11 in zulke treurige
omstandigheden is. Ik zend u (loze kleine
som. die ik toevallig ontving van een vriend,
dien ik eens heb kunnen helpen. Ik weet,
dat u liet terug zal betalen, als het u
boter gaat; en dan zal er zeker iemand
gevonden worden, die het gold noodig
hoeft, wat u nu hartelijk gegund wordt,"
Verandering draagt in do oogon dor
jeugd altijd nol Voorkomen van con aan-
w inst, in die van don ouderdom altijd dat
van oen verlies.
Wallis,
Ecu ziel ilie veel' rondfladdert, is aan
vele gevaren blootgesteld, maai- het duifje,
dat aanstonds naar do arke wederkeert,
vindt machtige bescherming.
Thomas a Kempis,
't Is te veel twee kassen in een l-erclc.
Twee groote masten op een schip en
voegen niet.
Twee maters m een convent on 'dienen niet.
Twee groote meesters konnon haar rijck
niet dealen.
Cats.
Weijnig 'doen, en veel vermogen,
Heefter veel om hoogli getogen.
Veel te doen, met kleijne inacht,
llcefter veel 0111 "unegh 'gebracht.
Cats.
Wie het Christendom langs staatkundi
gen weg omhoog werken wil, draait aan
de Turksche schop: het vijzen loopt in
dalen uit.
V. Doosjes.
VOOJl DAMES.
(len Sond. De jonge prinsen en prinsessen
begeven zich dagelijks onder de men
schen, ia tie omringende bosschcn of op
het kleine strand, dat vroeger hij het
kasteel behoorde, maar dat door den ko
ning aan dc gemeente Charlottenlund is
afgestaan.
WAT MINDER AANGENAAM
WORDT GEVONDEN.
Als pasgetrouwden, die zich tot hun
vreugde „eindelijk alleen" bevinden inden
trein, die op hot punt staat te vertrek
ken, op het laatste oogenblik in hun coupé
een reiziger zien binnenkomen, die bijna
te laat was geweest voor den trein.
Als men öp een diner na een langen
vervelenden toast op zijn opmerking tot
zijn huurman„die meneer heeft een
mooie gelegenheid tot zwijgen verzuimd",
tot antwoord krijgt: „minder dan u," en
bemerkt dat de buurman de zoon was van
den spreker.
Als men genoodzaakt is naar een lang
dradig verhaal te luisteren van Iemand,
dien rnen te vriend moet houden en op
zijn vraag: „wat heb ik ook het laatst ge
zegd?" moet antwoorden dat men het ook
niet weet.
Als men nadat men een goede portie
sla heeft gegeten, onderaan een slak vindt.
Een notaris ging met eenige papieren
naar een oude lersche vrouw*. Hij vroeg
haar om op een aangewezen plaats haar
handteekening te zetten.
„Och," zei ze vriendelijk lachend, „wil
u het maar voor me doen, nu ik mijn bril
verloren heb, kan ik niet meer schrijven."
„Hoe wordt uw naam gespeld, juf
frouw?" vroeg 'de notaris.
„Martha/' riep ze, „kom eens gauw hier
om mijn naam voor 'dezen heer te spel
len, sedert ik mijn tanden verloor kan ik
niet goed meer spellen."
Men moet 'de liefde en hot geluk niet
al te veel ontleden. Ze zijn als bloemen
en vlinders, die sterven onder de lens
van den microscoop.
„Waarover moet ik met mijn dame spre
ken?"
„Over haar schoonheid!"
„Maar als ze nu eens niet schoon is?"
„Dan vooral!"
„Dus ben je niet geslaagd voor 't exa
men? IIoc kwam dat?"
„De examinatoren toonden een nieuws
gierigheid die niet te beviedigen was."
„Ik geloof, 'dat je oris alleen schrijft,
als je geld noodig hebt."
„Maar, beste vader, wou u dan dat ik
nog meer schreef?"
„Waarom ga je naar Nice?"
„Voor een weldadig doel. Ik wil pro
beeren, mijn moeder een schoonzoon te
bezorgen."
„Wees Toch verstandig, er is werkelijk
geen reden, waarom je je van mij zou laten
scheiden."
„Maar begrijp je dan niet, dat een ge
lukkig huwelijk niet in stijl is met onze
inrichting?" 1
EEN OM HULP VRAGEND DIER.
Op 'de hofstede van iemand in het Prui
sische dorp Romini en verscheen onlangs
een hert, dat door 'de open deur naar bin
nen liep. Van zijn gewei "hing een ge
deelte omlaag. Waarschijnlijk was dit in
een strijd met ee,n ander hert gebroken,
liet liet zich bedaard een touw ombinden
en op de hofstede vastzetten. De nabij-
wonende houtvester verscheen met een vee
arts ter plaatse. De hoorn werd afgezaagd
en de wonde behandeld. Daarna werd het
dier vrijgelaten, dat onmiddellijk hetbosch
weer opzocht.
NEDERLANDSCJIE WIJSHEID.
Verpoos uw geest, verkwik! uw krachten,
Schort d'arbeid maar hervat hem weer
En leg ook zelfs in uw gedachten
Uw taak niet neer.
Beets.
Onverschilligheid, achteloosheid, 'traag
heid, zijn tegenstandsters die de waarheid
meer afbreuk doeu, daa opzettelijk bedrog.
Multatuli.
Er schuilt in alle vreugd en smarte
Een studie van 't gevoelig harte,
Een les in beeld voor 't peinzend hoofd.
Potgieter.
MODE.
De zomermodo brengt dit jaar voorna
melijk groote breedrnndige hoedvormen,
waarvan do vlakke bo! onder groote vee
reu verdwijnt. Men gefnuikt niot-krullendc
marabou- of struisveeien. Een luim der
mode om dc vccicn zoo te dragen alsof
ze door don wind verwaaid zijn, Nico
volgde die het eerst, Parijs de-ed het spoe
dig na en foen volgde natuurlijk iedereen.
Men begon de gekrulde veoren moe te
worden en veriangde iets nieuws.
Men schikt zo zoo dat zo neervallen als
do stralen cener fontein, of als losse touffes
in krans vorm op den broeden rand. Witle
veertouffes met zwarte reigervee'-en, groote
bossen witte marabous, enkele struis vee-
ren, die zich over groote losse rozen
lieenbuigen, dat is het geliefde sieraad. Do
roos het is altijd maar een enkele roos
van zachte kleur in het midden van
don rand, met daarover heen de struis
veer of door crêpe de Chine bedekt heerscht
nevens de veer. De hoed voor groote toilet
ten is met veeren versierd. Voor jonge
meisjes rozen, zachte groote rozen met
blaadjes, zachtgefinte malven, klimopbla
den en kersen. Brcede randen, een platte
bol, een kransvormig garneersel.
De hoeden worden uit het gezicht go
dragen, zoodat het haar, dat over het
voorhoofd valt, onder den breeden rand
aardig te voorschijn komt. Hoe breeder
de rand, hoe voller is het kapsel. Dit
wordt tegenwoordig heel laag op het voor
hoofd opgemaakt.
DE VROUWEN IN DEN FINSCHEN
LANDDAG.
In den nieuwen Finschen Landdag zijn
van de 200 leden 18 vrouwen. Na de stem
ming 'dacht men dat de vrouwen een te
ruggetrokken houding zouden aannemen.
Maar de gekozenen zijn het er over eens
dat die terughouding haar grenzen zal
hebben. Wel ziet men voorloopig af van
liet vormen cener afzonderlijke vrouwen-
fractie; de vrouwelijke afgevaardigden zul
len over (1c verschillende politieke frac
ties verdeeld worden. liet blijkt, dat de
vrouwen in haar politieke meenitigen niet
minder voulceld zijn dan de mannen; er
zijn er in alle afdeelingen van d,e con
servatieve tot de sociaal-democratische toe.
Toch zijn de vrouwelijke afgevaardigden
overeengekomen zich te vereenigen, waar
het gcldl de bepaalde belangen der vrouw
fe behartigen. Men hoopt daardoor tot een
herziening te komen der huwelijkswetten
en den rechtstoestand van minderjarigen
en buiten echt geboren kinderen te ver
beteren.
DE KONINGIN VAN DENEMARKEN.
H. M. koningin Louise van Denemarken
is buiten haar land weinig bekend. Toen
ze nog kroonprinses was, reisde ze zei
'den en vooral wilde ze niet gaarne dat
er over haar gesproken werd.
Het ernstige flinke karakter "der ko
ningin en haar groote godsdienstzin zijn
de oorzaak van die teruggetrokken hou
ding. Haar conservatisme, haar getrouw
heid aan de oude tradities maken dat ze
nooit de regels der etikette zal over
schrijden. Ze heeft nooit gestreefd naar een
gemakkelijk te verkrijgen populariteit, ze
laat zich niet in de straten van Kopen
hagen zien, gaat niet naar winkels of naar
feesten bij particulieren. Ze vindt het den
plicht eener koningin haar prestige als
zoodanig tc handhaven.
Wie haar goed kent, weet dat ze naast
dien eerbied voor haar rang veel gevoel
heeft voor de minder bedeelden. Ook is
haar kunstzin zeer ontwikkeld. Op het kas
teel Ubnksdal bij Stockholm, waar ze haar
jeugd doorbracht, wijdde ze zich reeds
vroeg aan muziek en schilderkunst. Haar
vadei, koning Karei XV van Zweden, was
zelf een goed schilder; hij ontwikkelde
haar liefde vc de kunst. Als ccnigkind
haar broer, prins Karei Oskar, was op
zijn tweede jaar gestorven werd ze
door haar ouders en het Zweedsclie volk
aangebeden.
In den tijd van haar huwelijk' met prins
Frederik van Denemarken, oudsten zoon
van koning Christiaan IX, was ze vroo-
lijk en levenslustig.
Langzamerhand ging ze op in haar plich
ten als "moeder en in de uitoefening van
liefdadigheid. Haar acht kinderen, vier
prinsen en vier prinsessen, ontvingen on
der haar leiding een uitstekende, maar
zeer eenvoudige opvoeding.
Koningin louisc leidt in het paleis te
Amalienborg een "bezig leven. Behalve dat
ze zich wijdt aan allerlei werken van lief
dadigheid, heeft ze in haar paleis een
werkkamer, waar ze met dames van den
hoogsten stand kluoren voor armen maakt.
Ieder jaar zendt ze naar de Deensche An
tillen kisten vol Kerstgeschenken: hoe
ken, speelgoed, kleeren, die wat vreugde
brengen aan de zieken en de armen in
de vene kolonie en hen doen denken aan
het vaderland en aan haar, diedenmooien
naam draagt van „moeder van het volk".
De koning cn koningin van Denemarken
brengen het grootste deel van den zomer
door op het kasteel Charlottenlund aan
RECEPTEN.
Kruisbes-Charlotte.
750 Gr. mooie, groote, onrijpe kruisbes
sen worden schoongemaakt, gcwasschon,
op 'n vergiet gelegd en dan met 750 Gr. sui
ker op '11 zacht vuur tot moes gekookt, die
men door een grove zeef Iaat gaan. Dan
logt men een rij biscuits op den bodem
van oen ronden vorm, plaatst daar de kruis-
bessenmoes op, legt er een tweede laag
biscuits op, sluit den vorm en laat hem
's nachts 111 ijs staan. Het wordt uit den
vorm gedaan cn met geslagen room voor-
gediend,
'Chocolade-marsepein.
1/2 K-G. met wat water fijn gemaakte
amandelen vermengt men met 1/2 E-G. sui
ker en 125 Gr. chocola, waarna men het
laat roosteren; daarna laat men het af
koelen, tot het niet te dun is en maakt
er kringen, sterren en dergelijke figuren
van, die men bij matige hitte bakt.
YÖOIl KINDEREN.
DE PADDESTOEL.
Buiten aan 'den boschxand, dicht bij de
kleine, groen© open plek!, die zoo vrien
delijk door de morgenzon gekust werd cn
door de dauw versierd was met honderd
edolsteenen, die nu blonken en schitter
den, stond een groote paddestoel. Er wa
ren haast geen grootere, en ook geen
mooiere. De steel verhjef zich' blank en
fijn uit den met mos bedekten grond en
droeg een breed, helrood bovenstuk, met
lichtgrijze paarlen bedekt. De onderkant
daarvan leek op een fijn geplooiden waaier
en was even blank en fijn als de steel,
waarop al 'die heerlijkheid rustte. Ja, hij
was prachtig mooi, de groote paddestoel,
dat moest iedereen toegeven, die hem zag.
Hij wist zelf ook heel goed, hoe mooi hij
was, want hij hoorde het dagelijks uit den
mond zijner aanbidders. 'Daarmee bedoel
ik de kevers en vlinders, en de slakken
on sprinkhanen en nog veel andere. Ze
bewonderden hem zeer en zeiden hem, dat
er in bet heele bosch geen tweede te vin
den was, zooals hij. Natuurlijk werd onze
paddestoel toen wel wat trotseh, ofschoon
daar toch eigenlijk geen reden toe was,
want die schoonheid was toch niet zijn
eigen verdienste.
„Ja, ja," zei do regenworm tot de slak,
„zoo gaat het in 't loven. De schoonheid
maakt dwazen!"
Dp goede, dikkb slak knikte toestem
mend, maar ze begreep niet goed, wat de
regenworm meende. Dat was een heel ge
leerde heer en zij maar een bescheiden
wezentje, dat zich weinig om de wereld
bekommerde, maar m!et al haar gedachten
bij haar huis was.
Een kleine vlinder kwam in een blauw
zijden rokje door de lucht aanfladderen
en riep haar en don regenworm een vroo-
lijken morgengroet toe.
„Waarheen vroeg do worm.
„Naar onzen paddestoel 1" antwoordde
het blauwtje. „Ik zal eens gaan vragen,
hoe zijn edelheid geslapen heeft." En
weg was hij.
De regenworm bromde iets voor zicli
heen en k'roop mismoedig in de aarde.
Dp zon scheen hern te helder. Dat hin
derde Jiem. Dan kon hij niet nadenken.
De slak gjng in haar huis óm van "de
morgenwandeling njt to rusten.
Toen het blauwtje bij don paddestoel
kwam, was deze 'juist met zijn morgen
toilet "klaar en stond nu op zijn aller
mooist tusschpn 'de groene struiken. De
vlindpr kuste hem tecder en vroeg hoe hij
gerust liad.
„Goe'd," antwoordde hij, „alleen heeft
de nachtwind mij wat gehinderd. Die heeft
vprhaaltjes verteld aan de boomen zoo
veel verhaaltjes, daar kun je je geen be
grip van maken."
„Zoo!" antwoordde het blauwtje ver
wonderd. Het had altijd gedacht, dat de
nacht er was om te slapen en niet om
verhaaltjes jn te vertellen.
De jonge lorkebooin, die achter den
pafklbstoel slank cn fijn omhoog groeide,
boog even het hoofd en schudde dc groene
takken als in een droom.
„Je moet niet boos zijn op 'den wind,"
fluisterde hij, „want hij heeft ons ook over
jou vterteld."
„Ovier mij?" De paddestoel schudde don
roodfcn hoed. „Niet, dat ik weet."
„Je sliep toen al."
„Zoo? En wat Heeft hij d'an van mij
vferteld?"
ISc jonge lorkebooin keek! lachend! op
Hem neder. „Hij zei, dat hij1 reeds ver in
cfe wereld gereisd had en veel paddestoe
len Rad gezien
Db roo'de luisterde met al zijn aandacht
„maai- dat hij er nog nooit een gezien
had, die £00 mooi was als jij, cn zoo
groot, met zulke prachtige kleuren. De
purperen mantel van don keizer leek flets
bij jou en geen elfen gezicht je kon in zacht-
hfeid en blankheid' met je steel wedijveren."
„Ja natuurlijk' sprak' 'db padde
stoel mot een diepen zucht en 1 Hes zich
welgevallig op. Ilij wist, dat hij de schoon
ste wasl
„Goeden morgen 1" werd er dicht aan
zijn oor gezongen. Dat was 'de krekel, die
haar viool stlemdc, om hem een serenade
te brengen.
Toen kwam ook' 'de fib el Ie in haar fijn
gazen rokje en voerde haar nieuwsten dans
voor 'hem nit, en do muggen zeiden, dat
ze 's avonds zouden komen om. haar pas-
geleerde rei uit te voeren. Het roodborstje
nam juist een vetten worm voor ontbijt,
wette daarna zijn snavel en zong voorden
mooien paddestoel zijn liefste liedje. Dok
de kevers kwamen in hun blauwe harnas
sen, maakten een diepe buiging en wa
ren gelukkig, als 'de sohoone hen daarvoor
genadig toeknikte.
Een groote sprinkhaan, 'die op haar reis
langs de plek kwam, maakte hem ook zijn
opwachting. Toen hij aan 'den 'paddestoel
werd voorgesteld door den krekel
hield hij de gouden bril Voor do oogen
en bekeek hem vol verrukking. Ilij had
reeds veel over hem gehoord, maar hij
overtrof nog zijn verwachting.
„Kostelijk!" riep hij uit. „Inderdaad!
Prachtig! Ik ben blij u te zien. Welke vor
men! Welke kleuren! Uw schoonheid is
werkelijk zeldzaam 1"
De paddestoel werd van blijdschap nog
iets rooder dan hij al was. „U maakt mij
gelukkig," zei h'ij gevleid.
Dp 'dat oogenblik kwam een jongetje met
een blinkend© schop over de weide. De
sprinkhaan liet van schrik zijn bril vallen
en huppelde Het bosch in. Ook de andere
snelden haastig weg. Een mensch! Daar
voor moest men oppassen, want die was
sterker dan zij alle.
De jongen zocht mos voor zijn kik-
vorsch. Hij zag den paddestoel zoo zelf
genoegzaam staan.
„Holla," dacht hij, „die is erg inge
beeld!" en bleef voor hem staan, om hem
te bekijken. „Mooi is hij," ging hij voort,
„heel mooi maar vergiftig 1"
En voor 'de paddestoel nog goed wist wat
er gebeurde, had hij een slag met de
schop gekregen en viel in het mos, waar
hij dood bleef liggen. De jongén liep weer
door on floot vergenoegd een deuntje.
Ontsteld kwamen de vereerders en ver
eersters van den paddestoel aanloopen en
bleven jammerend en klagend staan bij het
lijk van den allerschoonste.
Db regenworm hoorde het geklaag en
kroop niemvsgierig naar boven, om te zien
wat er gebeurd was.
„D'e paddestoel is dood," riep de slak
hem bedroefd tegemoet.
„Zoo i" antwoordde hij onverschillig.
„Nu dan heeft hij het loon voor zijn
ijdfelheid, liet was toch maar een vergif
tigd paddestoel!"
THEORIE EN PRAKTIJK.
I.
„Dag Ventje," zegt grootmoeder, „kom
maar gauw terug I"
Wim: „Neen, ik kan nu niet meer bij
u komen, 'ik ga Maandag naar school. Ik
zal dan alleen nog maar een oogenblikjo
tijd hbbben om een briefje bij u in de bus
te doen!"
Grootmob'der„Maar jongen, jo kunt toch
nog niet schrijven!"
Wim„Als ik op school ben, zal ik 't
gauw loeren."
II.
Vier "dagen later zit Wim bij zijn werk
te huilen.
„Wat scheelt or aan, Wjm?"
„Die i is zoo moeilijk, moe'der!"
,;Och kom, hij lijkt er al wat op. Hou
je maar bedaard, hij wordt al beter!"
„Maar nog lang niet zoo als 'die van
meneer! Mooder, laat ik maar niet meer
naar school gaan! Laat mij maar loop
jongen van een winkel worden 1"
III.
Apht dagen later. De onderwijzer staat
bij Wims bank.
„Het gaat nog al," zegt hij vriendelijk.
„Maar Vleze iis niet mooi. Yeeg die nog
eens uit en maak hom over 1"
Wim zucht.
Na een poosje zegt hij klagend:
„Mag ik' als 't u, blieft het puntje Van
dei laten staan, dan kan iki'dat 'tenmin
ste gebruiken."
Ik geloof, Öat grootmoeder nog een
beetje op haar briefje zal moeten wachten.
Gsdrukt 3» Drukkerij y. d. Schisdamiche Courant,