Zondag 25 Augustus 1907 '31"" Jaargang. No. 12472 Ttveede Blad. Een man van zaken. FUANSCIIE BRIEVEN. ENGELS CSIE BIISEYEX. SCHIEDAMSCHE COURANT Deze courant verschijnt d a g c 1 ij k s, inci uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor S c li ie d a m en V1 a ar d ingen £1.1.25. Franco •per post II. 1,-65. Prijs per wekVoor Schiedam en VI aardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Adverlentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vódreen uur 3«n bet bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.) Prijs der Advortentiën: Van 16 regels 11. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar do plaats die zij innemen. Advertcntiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den piijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon voor de Redactie No. 123. voor do Administratie No. 103. Parijs, 17 Augustus. Vaak heb ik van vreemdelingen in Frank rijk de opmerking gehoord dat zij Parijs daarom zulk een even bo'angwekkonJe als prettige stad vonden, dat men er overal op „historischen grond" ."oud. Op zich zc-it is die opmerking juist, al mag men ook met recht beweren dat in den U:op der eeuwen de groote en kleine wegen ol' straten mecsta' \nn richting; en ligging veranderd zijn en dat de bodem, gelijk in .tl de steden van eenige beteekenis, aanmerkelijk is opge hoogd, d.w.z. van een tot twee meter. Mag men dus in eigenlijken zin niet zeggen dat men te Parijs de voetstappen drukt vin dezen of genen beroemden oersoon uit de Geschiedenis en wordt derha've incnig dwee per een illusie benomen, zoo is het geens zins te ontkennen dat men, in de Fransche hoofdstad rondwandelende, op dn plaat-, loopt, waar de meeste der protagonisten der mcnschelijko beschaving verkeerd hebben en «aar zich vaak de draden van dn historie van het menschelijk geslacht geconcentreerd hebben. Dit neemt echter weer niet weg dat aan 'de steden van eenige beteekenis 'in alle landen der oude wereld Historische herinne ringen verbonden zijn. Het komt voor de liefhebbers daarvan er slechts op aan welk land zij de voorkeur geven, aan em of an der land in den vreemde dan wel aan hun vaderland. Wat mij betreft, temet ik even veel, wandelende op het Valkhof te Nij megen, waar niemand trekt zulks in twij fel -t eens Cesar en Karei de Groote „ston den", op do Utrechfcsche Neude, waar de waardgelders afgedankt werden, of zelfs te Medemblik, waar Radboud I bewijzen van rechtgeaarde, hoewel onchristelijke solidari teit mort afgelegd hebben als op de Butto Montmartre, eens het tooneel van de martelingen der eerste Gallische Christenen, op de Place des Vosges (vroeger Place Royale) waar do oude Dumas d'Artagnar, Athos, Porthos en Aramis laat duelleeien, en op de Place de la Concorde, waar een goede eeuw geleden, wat de republikeinen ook mogen beweren, een verfoeilijke "dubbele koningsmoord werd volbracht. Dat is een kwestie van smaak en van gewoonte of lie ver van ongewoonte. Parijs is en blijft een stad met een grootsch en vooral voor do Franschen hoogst beteekenisvol, histo risch verleden. Met dat al mogen zij, die wenschen, oen wpinig geholpen door htm ver beeldingskracht, maar met eenig sueces, al daar van de oude tijden te loopen droomen, zich wel een weinig haasten. Evenals andere groote steden wordt Parijs hoe lanjrer zoo meer gemoderniseerd en verdwijnen er de pittoreske monumenten, oude huizen en nau we typische straatjes die de tand 'des tiicls tot heden onaangetast had gelaten. De menseh is, in dit opzicht, voor de oudheid- lieïhebbers veel meer te vreezen dan de, zoo genaamde, alles verslindende tijd. Een goede raad voor die zelfde antiquaren bestaat voorts hierin dat men hun aanbeveelt zooveel mo gelijk zeiven. rond te snuffelen en niet te zoor af te gaan op reisboeken en gidsen. Wie weet zelfs wat de bodem van het oude Lute- tia Parisiorum nog aan het daglicht zou brengen, aan belangrijke oudheden, van welke men het bestaan nooit vermoed had? Voor oen heel klein gedeelte heeh inmid dels de nieuwe Metropolitainspoonveg reeds die taak van den oudheidkenner vervuld. Sinds een paar jaren vindt men. bij hel gra ven dor tunnels herhaaldelijk versteende voor werpen, geraamten, deels nog met klecren bedekt, van gesneuvelde krijgslieden uit den worstel- en kampplaats, zooveel doenlijk was. laten restaurecren. Daar ligt dat „Square des arënes de Lutèce" gelijk de plaats thans gedoopt is, nog altijd in het verborgen en vrij wel uit de buurt voor hen, die zich bij voorkeur in het centrum der stad en in de voorname wijken bewegen. Vandaar ook gaan de tourLten de plaats zelden bezoeken. En door het bloot toeval zal men de arena niet gemakkelijk op zijn weg vinden. Ze is geheel en al ingesloten door een cirkelwijs gebogen, eenigszins oploopendo straat, waar een voetganger, die er niet heen n oet voor een bepaald doel, nooit door komt. Op 't hoogste punt dezer straat komt men door i een zijwegje in 't bovenvermeld plantsoentje, J alwaar men terstond het, van open nissen - voorzien arnphitheatermuurtjo in lrot oog zeer ouden tijd stukken van muren als die krijpt. Xa door een dezer openingen gestapt dor Bastille, Gallisch en Romemscii huisraad tf. zij„ kan men j do slw,nei!- zilplaaton en wat al met meer? Men kan er zeker oMolnn w ,u -ik, van zijn 'dat elke plek, waar iets dergelijks oudheid voor zijn geert doet opdoemen door een poosje te gaan mijmeren op de oude ban ken der aArena". JUVIUS. gevonden wordt, getuige is geweest van c-en levensdrama, van liefde .of van strijd, van het woeden der hartstochten en van het levens- en stervensmysterie van geslachten, wier nakomelingen zeker nog leven, al zijn zij ook niet meer aan te wijzen. Welk ren veld van bespiegelingen voor een droomend filosoof. Gelukkig, in zeker opzicht, dat de hedcridaagsehe tijdgeest een gamch. andere richting uitgaat, andere kon men nog ver wachten half Parijs wandelend ie z"t-n droo men over het rijk verleden der groote stad. Een vreemdeling, die voor zijn plezier uit J Qvorziido gaaf, is zulks echter vergund, en te meer indien hij zich door voorafgaande studie op de hoogte gesteld heeft van de historisch» ontwikkeling der stad welke hij gaat be zoeken. Om thans evenwel weer op of liever onder den bodem van Parijs terug te komen die in den laaösten tijd gedurig door de aardwer kure van de Metromaatsehappij verstoord is geworden, en den lezer tevens te wijzen op een overblijfsel uit den Romeinschen tijd, dal de vreemdeling te Parijs maar zeer zelden in oogen schouw gaat nemen, dient in 'de eer stc plaats genoemd de zoogenaamde „Arë- nes de Lutëce", gelegen op den linkeroever, niet heel ver van het gedeelte van den Boule vard St. Germain, 't welk aan het quarticr Latin grenst. Eerst in 1SG7 heeft men bij het doortrekken der Rue Monge deze oude arena ontdekt. Plet zal bovenbedoelde oud heidkenners verwonderen te hooren, indien ze het niet wisten, dat het toen heel wat voeten in de aarde gehad heeft, aithaus een gedeelte van dit monument uit de eerste eeuwen onzer jaartelling tegen den moker van den vernielenden afbreker te bescher men. De machtige Omnibusmaatsctiappij had namelijk den grond gekocht om er ec-n stal op te bouwen en wilde haar oorspronkelijk plan niet laten varen. Na heel veel gehaspel heeft de stad Parijs evenwel een gedeelte van het terrein, waarop de arena gebouwd was, kunnen terugkoopen. Zij heeft er ver volgens een opgehoogd plansoentje omheen aangelegd en het steenwerk van do oude afdalen in het strijdperk of de baan, die thans nog slechts bestaat uit ae helft van een cirkoloppervlakte. Op do middellijn dier cirkel toch, ontwaart men een hoogen muur, behoorende tot het gebouw der .Vandaalsche Omni busmaatschappij, die waarschijnlijk de gansche arena in beslag zou genomen heb ben, indien enkele oudheidminnaars in 1.867 niet liet initiatief genomen hadden tot een krachtdadig verzet. Van, het amphitheater, welks dozijn rijen van steenen banken gelegen zijn op een glooiend terrein is nog slechts de helft over. Doch do banken zijn nog vol komen gaaf. Daarenboven bestaan er aan 'de van deze nog zitplaatsen, die met amphitheatersgewijs oploopen en door kleine wallen van de andere gescheiden zijn. Deze partcrrcplaatsen waren eens bestemd voor dc hooge personages, die de wedstrijden en andere voorstellingen bijwoonden. De muur die de arena omringt steekt thans nog onge veer anderhalve manslengte boven haar uit. Dat is alles wat er overgebleven is van een theater, dat in het oude Lutetia zeer ver maard was. Men weet dat keizer Julianus er voorstellingen heeft doen geven en dat Chilperie het heeft doen restaureeren, ten einde er volksspelen in te organiseeren In de laatste tijden heeft men herhaaldelijk moeite gedaan om het opnieuw in gebruik te stellen. '-'ommige tooneelautonteilen en literatoren midden het plan opgevat om er klassieke stukken voor het volk op te voeren, zooals men in Orange en elder-; gedaan heeft. Maar die pogingen zijn altijd afgestuit op moeilijkheden van adrninistratieven aard De gemeentelijke overheid onthoudt haar mede werking en bij den Parijzenaar in het alge meen is de arena nagenoeg niet bekend Indien zij bij den Boulevard of in n fau- boig Montmartre geh'gen was, zou er reeds lang iets georganiseerd geworden zijn. Thans zitten alleen oude tuidjes zich in de zon te warmen of spelen er aune kinderen uit >'e buurt op de plaatsen waar esns hooge Ro- mein«che ambtenaren aanzagen hoe de eerste Christenen door wilde beesten werden ver- scliem d. Bijna niemand is er, helaas, d*e poëzie gaat zoeken in de afgelegen Rue Monge en die het grootsch verleden van een tijdperk der VOORPET VOOR EEN „BANK HOLIDAY". Toen ik een en ander meedeelde over den Lammas day", kon ik geen ruimte vinden om te vertellen van de menschen, die hem te Londen vieren. Hot kwam mij eerder wenschdijk voor ditmaal 'den feuille ton-vorm te gebruiken. Die gal mij beter gelegenheid eigenaardigheden van het volk in het licht te stellen. Een der grootste en onaangenaamste eigenaardigheden van fabrieksmeisjes in Oost-Lenden is haai* lach. Die is lawaai ig, stuipachtig en totaal zonder vroolijk- heid. In den regel leert zij dit lachen binnen een jaar af, als zij een der goede „clubs" bezoekt. Daar besteden mcnschlie- vende dames van stand en opvoeding hare avonden om de meisjes een paar aange name, nuttige uren te bezorgen. De ware hatelijke lach wordt vergeten, meer dan verloren; het oude, schreeuwerige, stooten- de, van alle vxoolijkhcid ontdane geluid komt haast enkel voor, als een dame van het comité voor het eerst verschijnt. Bij haar barst het verfoeiolijk geluid dikwijls uit. En zeker is de ontvangst éener „nieuwe ling" bereids dikwijls moer dan voldoende om allen ijver, zelfs in den meest mcnschlie- vende, te dooden. Ziet zoo'n nieuweling er bedeesd uit, dan mag zij vast er op re kenen op persoonlijke aanmerkingen, als „Kijk zo 't haar* van achter eens hebben", of „Ziet ze er nou niet gek uit?" Tracht do nieuwe dame vriendelijk tc glimlachen, als om vertrouwen te winnen zoo wordt zij zeker begroet met: „Waar om kom jij hier? Om ons aan te gapen en zoo mal te lachen? Ga liever naar huis, naar je mama." Ada (spreek uit: Eida) Jones was het typo van zoo'n fabrieksmeisje. Zij dreef dc dames van haat club tot volstrekte waan hoop), en had grooten invloed op haar ka meraden. Er was slechts een dame, die alles met haar kon doen, en zonderling, dat was de pas aangekomen juffrouw zon der eenige ondervinding. Willy Blank zeido eenvoudig'tot haar: „Je stelt je aan als een beest;" zij durfde dat tc zeggen. De woordenkeus was wel niet parlementair, zo- kor niet voor een dame, inaar Willy had niet lang geleden afscheid van school ge nomen, waar zij tot „kapitein" van de „liockney team" was gekozen uit 350meis jes. De fabrieksmeisjes vergaten liaar hafe lijken lach: zij zeiden eenvoudig: „Noudie durft hoor." Ze 'droegen Willy op de han den. Niettegenstaande was haar eerste Bijbel klas een zeer groote teleurstelling, zij sprak over den Christenplicht om vij- Eens werd er in ons stadje voel over hek serij gesproken en het volk beschuldigde Anne Hoston daarvan. Die Anne woonde meer clan een mijl ver in een ellendig hutje, t Is niet togen te spreken dat ze een knor rige oude vrouw was, met een zeer scherpe tong. Ze had een dochter Juliana, die meer 'fan een jaar geleden linnenmeid hij eon dame was geworden. Duf meisje was nu weer thuisgekomen^» eu die terugkomst lmd zeker wel iets uitstaande met de beschuldi ging van Anne. Ze was heel mooien ai behekst» de moeder niemand door haar Jamsten, de dochter deed het zeker wel mot j 'lanr gezicht. I Juliana schonk geen aandacht aan de j uieml'iijkhcdcn, die men haar bewees en zond haar welgestelde aanbidders heen, manr ze kreeg daardoor vijanden. Het kwam tot een uitbarsting toen de verliefde heer fhijiling over haar schoonheid sprak in den raad. Dit kwam zijn vrouw ter oore, eu ze road, dat het tijd werd do zaken ter hand Je nemen, Anne do heks voor het gerecht '"vagen en haar dochter weg te zenden. Jen scheen het met haar eens te zijn cn de aoodigo stappen worden gedaan. i G[> zekeren dag ging men naar het hutje ten Anno Hoston. IIoL was eenzaam en on gezellig op de vlakte. De schooreteen ro Ate mot en er was geen leven te bespeuren. ijMaak dc deur open," zei do burgemees ter. En do diender klopte, zoodat de 'deur rilde. Eerst hoorde men niets, toen lachte iemand in huis een heeschen schorren lach, die den man van de wet achteruit deed I 2aan. j „Ha!" riep juffrouw Chipling, ,er is 'dus! niemand in huis." j Terwijl zij sprak, werd de deur geopend cn Juliana keek naar buiten. j „Wat wou u?" vroeg ze. En alipn zagen dat haar oogen rood waren, alsof ze ge schreid had. „Wc zijn hier om Anne Hoston gevan gen te nemen," zei de burgemeester. „Mijn moeder heeft geen kwaad gedaan." antwoordde Juliana moedig. „Bovendien kunt. u haar nu niet gevangen nemen ze is heel ziek, misschien zal ze sterven." „Bah riep juffrouw Chipling cn „Och riep een ander. i „Tk heb een middel, dat haar genezer zal," zei de diender, zijn stok /.waaien 1» Klaa'blijkelijk geloofde niemand hef meisjeeu op dat oogenblik hoorde meu weer het heesche golacli uit de hut. De burgemeester werd boos. Met waardig heid en overtuiging beval hij het muisje de deur te openen, daar hij Anne Touchi zou halen, als ze er niet van zelf utk„*am. „Ze kan niet komen," vi Julina. „Ze ligt doodziek in bed." Juffrouw Chiplhig maakte een verachtc- aebnar. „Zoo!" riep ze. „Wie lachte dan daar net?" anden to vergeven en was ongeveer half weg, toen elk in de klas begon over haar bazondcren vijand uit te varen. Natuurlijk sprak Ada Jones het luidst van allen. „Non jo moet niet denken, dat ik Tom Barnes ooit zal vergeven. Dank je wel. Als ik kans heb, trap ik hem in de goot, dan zal hij er mooi uiteten." En bij die woorden snoof zo heftig en bewoog haar hoofd zoo geweldig, dat de roode veer van haar hoed op en neer wipte als in innige sympathie. „Wat hoeft hij je gedaan „Gedaan? Wel hij heeft een andere meid nageloopon." De andere meld vloog naar voren mot een stuk „toffee" in haar hand, waarop zij had gezogen en dat ze nu door de lucht zwaaide. „Je liegt," schreeuwde ze eu uit de woor denwisseling, die volgde, was het ten eenen- malö onmogelijk iets wijzer te worden. De twee meisjes zouden -/kot liaar nagels heb ben gebruikt en daarmede hot gelaat barer tegenstandsters hebben bewerkt doch Wolly stond tusschen de twee. En dwaas als het moge klinken, in 'tmidden van (lien vuilen woordentwist, the bijna niet was aan te hooren, in 't midden van heftige bedreigingen barstte Ada ineens uit in een hartelijkon lach, over de cabnolen van een kleine kat. üp datzelfde oogenblik dacht tegenstandster aan haar „toffee" en liep weg oin er verder in vrede op te zuigen. Deze bizondere luchthartigheid is oen der merkwaardigste karaktertrekken van fa brieksmeisjes, misschien te verklaren, door dat zij nooit acts in de wereld zien, dat blijft, behalve haar eigen, zworen, eentoni- gen arbeid, te verklaren, omdat zij van kindsaf hebben geleefd in straten en ste gen, gelijkend op e»n eeuwig veranderende kaloi.sdoskoop. Misschien is het een geluk, voor wie weinig deelachtig zijn. liet weer was heet cn drukkend. 'tWns het einde van Juli en de Bank-Holiday" in Augustus nabij. De rijken hadden Lon den verlaten; in de eenzame parken ston den de hoornen stoffig en bruin. Alleen de rnülioenen zwoegers bleven. Ada ert al "haar kameraden welkten nu „over", iets wat ze in den regel voor geen geld ter wereld konden doen. Maar „Bank- Iloliday" was in 'tzicht on zij moesten allen sparen. Waarom die zuinigheid? Was 't om een appeltje voor den donst? Om gold to hebben, als halve dagen gewerkt werd in den winter? Volstrekt niet, Met al haar ondeugden denkt een fabrieksmeisje nooit aan sparen. Deed zij het, dan zou zij waarschijnlijk niet meer haar laatste stuk brood doelen met een hongerige kame raad. Neen, Ada en haar vriendinnen wil den allen een nieuwen lxood koopen en zij, die de langste en meest in het oog loopcndo veer daarop kon bemachtigen, was ei zeker van voor dien dag het hart te veroveren van den meest benijden man: Tom Barnes. En dat wel voor „Bank-IIoliday", Ada had reeds lang vergeten, dat ze ooit ÜW MMBW miWBJfcglMUgtfg TTViUEt „Onze raaf," antwoordde het meisje. De burgemeester ging naar voren. ..Als uw moeder ziek is, zooals u zegt," i hij, „laat ons dan eens kijken we zul u haar zoo voorzichtig mogelijk naar de vangenis brengen." „Het leven van miin moeder is hard ge noeg geweest," antwoordde Juliana: „haar dood zal ten minste in wede zijn." Daarmee ging ze naar binnen en sloot de deur. Maar de burgemeester, verontwnnr digd over die behandeling, gaf bevt 1 de deur te openen. Do hcele bende had naar binnen willen stormen, maar de Inugemeester hield dit tegen. Hij ging met den ouden Shakolby cn de politie de hut binnen: maar enkelen, zooals I juffrouw Chipling. volgden hen. liet hutje was v°- Linnen armelijk genoeg. Er «as geen vuur in den haard, er stonden hq.tit geen meubelen, een paar stoeien hij het raam en een ellendig bed, waarop Anne Hol ton lag. Juliana stond bij haar moeder, geen van beiden sprak een woordalles was akelig stil nu het loven daarbuiten. Een .oogenblik .stonden de burgemeester en de zijnen onbe weeglijk. Maar juffrouw Chipling kwam 1 n* voren. ,.Zc spelen comedie," zei ze, tciwijl ze naar hot bed liep. Juliana ging glimlachend op zij. Juf frouw Chipling boog zich over de oude vromv, die zoo stil lag. Anderen, door haar 1 voorbeeld aangemoedigd, drongen naar voren I en stonden ook weldra om hel bed. „Kom, vrouwtje!" riep er een. „Help haar op," zei do burgemeester. Eu de raaf lachte luid en lang, terwijl hij zich heen cn weer wiegde, alsof hij ver bazend voel pret had. De diender raakte Anne's schouder aan. „Kom," zei hij wien- dulijk. Ifi] was oen bescheiden, man, boven dien was zijn vrouw dien dag 'tok riek ge malen, dat maakte hem zenuwachtig. Hij raakte de oude vrouw dus zachtjes aan toen trok hij plotseling terug. Zijn 1 nmc- iwad kwam naar voren maar die bleef ook staan en ze keken elkaar aan. 1 J«e je werk zei de burgemeester. „Ze ia dood, Edelachtbare," zei de dieu- r. ..Dood!" riep de Edelachtbare. En „dood" riep juffrouw Chipling, en ze sloeg het dek «eg om zich te overtuigen. „Ja, dood 1" zei Juliana van de deur, •.aar ze nu stond. Ze versperde den weg I. zo was zoo teer dat ieder haar gemak- dijk op zij had kunnen duwen. Toch be jog niemand zich of trachtte 'angs haar en te gaan; allen zwegen toen ze spottend -> oortging „Aloeder ireft het, dat ze zoo'n deftig ge zelschap bij haar sterfbed heeft, ik dank n 't haar naam, geëerde vrienden. Ik vice.-., int ik u geen begrafenismaal kan aanbie den, onze kast is leeg. U wou -vel goed \oor haar ziel zorgen, maar u vergat haar '.rhnnm. Maar ze neemt het u niet kwalijk, i-rehicn zal ze u ook wel wat vor uw moeite geven, ze stierf aan een smo',le lijke ziekte, misschien krijgt u die wel van Imar." n mi met Ze ging onder het spreken van de 'deur; en het was alsof ze een betoovering van (Je menschen had weggenomen, want nu kon den zo bcenen maken. Juliana lette niet op de menigte, maar ging bij den leegen haard zitten en bedekte gelaat met do handen. Ze schreide ze had geen tranen meer;'naar ze ideof lang zoo zitten, nadat het laatste go- luid daar buiten was weggestorven en alles weer stil om haar heen was. Eindelijk stond ze collier op, en teen zag ze tot haar ver bazing, dat een persoon niet op de vlucht was gegaan, maar haar meewarig stond aan te kijken Shakelby. wil u, meneer?" vroeg ze wat de kleine, oude rechtsgeleerde meneer?' werk afmaken," antwoord- naar het bed, waar haar moe- „Wat mgdig. '„Mijn ile hij. Ze keek Ier lag. „Ts u dan niet bang voor de besmet ting?" vroeg ze. „Niet" voor deze ziekte," zei hij. „Uw a locder is evenmin aan een besmettelijke icklo gestorven, als ze bij haar leven aan hekserij deed. Kijk eens," ging hij voort, ter wijl hij op den anderen stool gmg zitten, „ik bemoei mij niet graag met de zaken van andere menschen; ik ben buiten mijn wil in deze geschiedenis betrokkennnr nn ik er ee>*maal fe hen, wil ik haar ten einde brengen dat is mijn gewoonte. Ik laat geen zaak half afgedaan noch mijn eigen noch die van anderen,"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 5