Zondag 25 Augustus 1907
'31"" Jaargang.
No. 12472
Ttveede Blad.
Een man van zaken.
FUANSCIIE BRIEVEN.
ENGELS CSIE BIISEYEX.
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt d a g c 1 ij k s, inci uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor S c li ie d a m en V1 a ar d ingen £1.1.25. Franco
•per post II. 1,-65.
Prijs per wekVoor Schiedam en VI aardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Adverlentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vódreen
uur 3«n bet bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.)
Prijs der Advortentiën: Van 16 regels 11. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar do plaats die zij
innemen.
Advertcntiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den piijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor do Administratie No. 103.
Parijs, 17 Augustus.
Vaak heb ik van vreemdelingen in Frank
rijk de opmerking gehoord dat zij Parijs
daarom zulk een even bo'angwekkonJe als
prettige stad vonden, dat men er overal
op „historischen grond" ."oud. Op zich zc-it
is die opmerking juist, al mag men ook met
recht beweren dat in den U:op der eeuwen
de groote en kleine wegen ol' straten mecsta'
\nn richting; en ligging veranderd zijn en
dat de bodem, gelijk in .tl de steden van
eenige beteekenis, aanmerkelijk is opge
hoogd, d.w.z. van een tot twee meter. Mag
men dus in eigenlijken zin niet zeggen dat
men te Parijs de voetstappen drukt vin
dezen of genen beroemden oersoon uit de
Geschiedenis en wordt derha've incnig dwee
per een illusie benomen, zoo is het geens
zins te ontkennen dat men, in de Fransche
hoofdstad rondwandelende, op dn plaat-,
loopt, waar de meeste der protagonisten der
mcnschelijko beschaving verkeerd hebben
en «aar zich vaak de draden van dn historie
van het menschelijk geslacht geconcentreerd
hebben. Dit neemt echter weer niet weg dat
aan 'de steden van eenige beteekenis 'in alle
landen der oude wereld Historische herinne
ringen verbonden zijn. Het komt voor de
liefhebbers daarvan er slechts op aan welk
land zij de voorkeur geven, aan em of an
der land in den vreemde dan wel aan hun
vaderland. Wat mij betreft, temet ik even
veel, wandelende op het Valkhof te Nij
megen, waar niemand trekt zulks in twij
fel -t eens Cesar en Karei de Groote „ston
den", op do Utrechfcsche Neude, waar de
waardgelders afgedankt werden, of zelfs te
Medemblik, waar Radboud I bewijzen van
rechtgeaarde, hoewel onchristelijke solidari
teit mort afgelegd hebben als op de
Butto Montmartre, eens het tooneel van de
martelingen der eerste Gallische Christenen,
op de Place des Vosges (vroeger Place
Royale) waar do oude Dumas d'Artagnar,
Athos, Porthos en Aramis laat duelleeien,
en op de Place de la Concorde, waar een
goede eeuw geleden, wat de republikeinen
ook mogen beweren, een verfoeilijke "dubbele
koningsmoord werd volbracht. Dat is een
kwestie van smaak en van gewoonte of lie
ver van ongewoonte. Parijs is en blijft een
stad met een grootsch en vooral voor do
Franschen hoogst beteekenisvol, histo
risch verleden. Met dat al mogen zij, die
wenschen, oen wpinig geholpen door htm ver
beeldingskracht, maar met eenig sueces, al
daar van de oude tijden te loopen droomen,
zich wel een weinig haasten. Evenals andere
groote steden wordt Parijs hoe lanjrer zoo
meer gemoderniseerd en verdwijnen er de
pittoreske monumenten, oude huizen en nau
we typische straatjes die de tand 'des tiicls
tot heden onaangetast had gelaten. De
menseh is, in dit opzicht, voor de oudheid-
lieïhebbers veel meer te vreezen dan de, zoo
genaamde, alles verslindende tijd. Een goede
raad voor die zelfde antiquaren bestaat voorts
hierin dat men hun aanbeveelt zooveel mo
gelijk zeiven. rond te snuffelen en niet te
zoor af te gaan op reisboeken en gidsen. Wie
weet zelfs wat de bodem van het oude Lute-
tia Parisiorum nog aan het daglicht zou
brengen, aan belangrijke oudheden, van
welke men het bestaan nooit vermoed had?
Voor oen heel klein gedeelte heeh inmid
dels de nieuwe Metropolitainspoonveg reeds
die taak van den oudheidkenner vervuld.
Sinds een paar jaren vindt men. bij hel gra
ven dor tunnels herhaaldelijk versteende voor
werpen, geraamten, deels nog met klecren
bedekt, van gesneuvelde krijgslieden uit den
worstel- en kampplaats, zooveel doenlijk was.
laten restaurecren. Daar ligt dat „Square
des arënes de Lutèce" gelijk de plaats thans
gedoopt is, nog altijd in het verborgen en
vrij wel uit de buurt voor hen, die zich bij
voorkeur in het centrum der stad en in de
voorname wijken bewegen. Vandaar ook
gaan de tourLten de plaats zelden bezoeken.
En door het bloot toeval zal men de arena
niet gemakkelijk op zijn weg vinden. Ze is
geheel en al ingesloten door een cirkelwijs
gebogen, eenigszins oploopendo straat, waar
een voetganger, die er niet heen n oet voor
een bepaald doel, nooit door komt. Op 't
hoogste punt dezer straat komt men door
i een zijwegje in 't bovenvermeld plantsoentje,
J alwaar men terstond het, van open nissen
- voorzien arnphitheatermuurtjo in lrot oog
zeer ouden tijd stukken van muren als die krijpt. Xa door een dezer openingen gestapt
dor Bastille, Gallisch en Romemscii huisraad tf. zij„ kan men j do slw,nei!- zilplaaton
en wat al met meer? Men kan er zeker oMolnn w ,u -ik,
van zijn 'dat elke plek, waar iets dergelijks
oudheid voor zijn geert doet opdoemen door
een poosje te gaan mijmeren op de oude ban
ken der aArena". JUVIUS.
gevonden wordt, getuige is geweest van c-en
levensdrama, van liefde .of van strijd, van
het woeden der hartstochten en van het
levens- en stervensmysterie van geslachten,
wier nakomelingen zeker nog leven, al zijn
zij ook niet meer aan te wijzen. Welk ren
veld van bespiegelingen voor een droomend
filosoof. Gelukkig, in zeker opzicht, dat de
hedcridaagsehe tijdgeest een gamch. andere
richting uitgaat, andere kon men nog ver
wachten half Parijs wandelend ie z"t-n droo
men over het rijk verleden der groote stad.
Een vreemdeling, die voor zijn plezier uit J Qvorziido
gaaf, is zulks echter vergund, en te meer
indien hij zich door voorafgaande studie op
de hoogte gesteld heeft van de historisch»
ontwikkeling der stad welke hij gaat be
zoeken.
Om thans evenwel weer op of liever onder
den bodem van Parijs terug te komen die in
den laaösten tijd gedurig door de aardwer
kure van de Metromaatsehappij verstoord is
geworden, en den lezer tevens te wijzen op
een overblijfsel uit den Romeinschen tijd, dal
de vreemdeling te Parijs maar zeer zelden
in oogen schouw gaat nemen, dient in 'de eer
stc plaats genoemd de zoogenaamde „Arë-
nes de Lutëce", gelegen op den linkeroever,
niet heel ver van het gedeelte van den Boule
vard St. Germain, 't welk aan het quarticr
Latin grenst. Eerst in 1SG7 heeft men bij
het doortrekken der Rue Monge deze oude
arena ontdekt. Plet zal bovenbedoelde oud
heidkenners verwonderen te hooren, indien
ze het niet wisten, dat het toen heel wat
voeten in de aarde gehad heeft, aithaus een
gedeelte van dit monument uit de eerste
eeuwen onzer jaartelling tegen den moker
van den vernielenden afbreker te bescher
men. De machtige Omnibusmaatsctiappij had
namelijk den grond gekocht om er ec-n stal
op te bouwen en wilde haar oorspronkelijk
plan niet laten varen. Na heel veel gehaspel
heeft de stad Parijs evenwel een gedeelte
van het terrein, waarop de arena gebouwd
was, kunnen terugkoopen. Zij heeft er ver
volgens een opgehoogd plansoentje omheen
aangelegd en het steenwerk van do oude
afdalen in het strijdperk of de baan, die
thans nog slechts bestaat uit ae helft van
een cirkoloppervlakte. Op do middellijn dier
cirkel toch, ontwaart men een hoogen muur,
behoorende tot het gebouw der .Vandaalsche
Omni busmaatschappij, die waarschijnlijk de
gansche arena in beslag zou genomen heb
ben, indien enkele oudheidminnaars in 1.867
niet liet initiatief genomen hadden tot een
krachtdadig verzet. Van, het amphitheater,
welks dozijn rijen van steenen banken gelegen
zijn op een glooiend terrein is nog slechts
de helft over. Doch do banken zijn nog vol
komen gaaf. Daarenboven bestaan er aan 'de
van deze nog zitplaatsen, die met
amphitheatersgewijs oploopen en door kleine
wallen van de andere gescheiden zijn. Deze
partcrrcplaatsen waren eens bestemd voor
dc hooge personages, die de wedstrijden en
andere voorstellingen bijwoonden. De muur
die de arena omringt steekt thans nog onge
veer anderhalve manslengte boven haar uit.
Dat is alles wat er overgebleven is van een
theater, dat in het oude Lutetia zeer ver
maard was. Men weet dat keizer Julianus
er voorstellingen heeft doen geven en dat
Chilperie het heeft doen restaureeren, ten
einde er volksspelen in te organiseeren In
de laatste tijden heeft men herhaaldelijk
moeite gedaan om het opnieuw in gebruik
te stellen. '-'ommige tooneelautonteilen en
literatoren midden het plan opgevat om er
klassieke stukken voor het volk op te voeren,
zooals men in Orange en elder-; gedaan heeft.
Maar die pogingen zijn altijd afgestuit op
moeilijkheden van adrninistratieven aard De
gemeentelijke overheid onthoudt haar mede
werking en bij den Parijzenaar in het alge
meen is de arena nagenoeg niet bekend
Indien zij bij den Boulevard of in n fau-
boig Montmartre geh'gen was, zou er reeds
lang iets georganiseerd geworden zijn. Thans
zitten alleen oude tuidjes zich in de zon te
warmen of spelen er aune kinderen uit >'e
buurt op de plaatsen waar esns hooge Ro-
mein«che ambtenaren aanzagen hoe de eerste
Christenen door wilde beesten werden ver-
scliem d.
Bijna niemand is er, helaas, d*e poëzie gaat
zoeken in de afgelegen Rue Monge en die
het grootsch verleden van een tijdperk der
VOORPET VOOR EEN „BANK
HOLIDAY".
Toen ik een en ander meedeelde over
den Lammas day", kon ik geen ruimte
vinden om te vertellen van de menschen,
die hem te Londen vieren. Hot kwam mij
eerder wenschdijk voor ditmaal 'den feuille
ton-vorm te gebruiken. Die gal mij beter
gelegenheid eigenaardigheden van het volk
in het licht te stellen.
Een der grootste en onaangenaamste
eigenaardigheden van fabrieksmeisjes in
Oost-Lenden is haai* lach. Die is lawaai
ig, stuipachtig en totaal zonder vroolijk-
heid. In den regel leert zij dit lachen
binnen een jaar af, als zij een der goede
„clubs" bezoekt. Daar besteden mcnschlie-
vende dames van stand en opvoeding hare
avonden om de meisjes een paar aange
name, nuttige uren te bezorgen. De ware
hatelijke lach wordt vergeten, meer dan
verloren; het oude, schreeuwerige, stooten-
de, van alle vxoolijkhcid ontdane geluid
komt haast enkel voor, als een dame van
het comité voor het eerst verschijnt. Bij haar
barst het verfoeiolijk geluid dikwijls uit.
En zeker is de ontvangst éener „nieuwe
ling" bereids dikwijls moer dan voldoende
om allen ijver, zelfs in den meest mcnschlie-
vende, te dooden. Ziet zoo'n nieuweling
er bedeesd uit, dan mag zij vast er op re
kenen op persoonlijke aanmerkingen, als
„Kijk zo 't haar* van achter eens hebben",
of „Ziet ze er nou niet gek uit?"
Tracht do nieuwe dame vriendelijk tc
glimlachen, als om vertrouwen te winnen
zoo wordt zij zeker begroet met: „Waar
om kom jij hier? Om ons aan te gapen
en zoo mal te lachen? Ga liever naar huis,
naar je mama."
Ada (spreek uit: Eida) Jones was het
typo van zoo'n fabrieksmeisje. Zij dreef dc
dames van haat club tot volstrekte waan
hoop), en had grooten invloed op haar ka
meraden. Er was slechts een dame, die
alles met haar kon doen, en zonderling,
dat was de pas aangekomen juffrouw zon
der eenige ondervinding. Willy Blank zeido
eenvoudig'tot haar: „Je stelt je aan als
een beest;" zij durfde dat tc zeggen. De
woordenkeus was wel niet parlementair, zo-
kor niet voor een dame, inaar Willy had
niet lang geleden afscheid van school ge
nomen, waar zij tot „kapitein" van de
„liockney team" was gekozen uit 350meis
jes.
De fabrieksmeisjes vergaten liaar hafe
lijken lach: zij zeiden eenvoudig: „Noudie
durft hoor." Ze 'droegen Willy op de han
den.
Niettegenstaande was haar eerste Bijbel
klas een zeer groote teleurstelling, zij
sprak over den Christenplicht om vij-
Eens werd er in ons stadje voel over hek
serij gesproken en het volk beschuldigde
Anne Hoston daarvan. Die Anne woonde
meer clan een mijl ver in een ellendig hutje,
t Is niet togen te spreken dat ze een knor
rige oude vrouw was, met een zeer scherpe
tong. Ze had een dochter Juliana, die meer
'fan een jaar geleden linnenmeid hij eon
dame was geworden. Duf meisje was nu
weer thuisgekomen^» eu die terugkomst lmd
zeker wel iets uitstaande met de beschuldi
ging van Anne. Ze was heel mooien ai
behekst» de moeder niemand door haar
Jamsten, de dochter deed het zeker wel mot j
'lanr gezicht. I
Juliana schonk geen aandacht aan de j
uieml'iijkhcdcn, die men haar bewees en
zond haar welgestelde aanbidders heen,
manr ze kreeg daardoor vijanden. Het kwam
tot een uitbarsting toen de verliefde heer
fhijiling over haar schoonheid sprak in den
raad. Dit kwam zijn vrouw ter oore, eu ze
road, dat het tijd werd do zaken ter hand
Je nemen, Anne do heks voor het gerecht
'"vagen en haar dochter weg te zenden.
Jen scheen het met haar eens te zijn cn de
aoodigo stappen worden gedaan. i
G[> zekeren dag ging men naar het hutje
ten Anno Hoston. IIoL was eenzaam en on
gezellig op de vlakte. De schooreteen ro Ate
mot en er was geen leven te bespeuren.
ijMaak dc deur open," zei do burgemees
ter. En do diender klopte, zoodat de 'deur
rilde.
Eerst hoorde men niets, toen lachte
iemand in huis een heeschen schorren
lach, die den man van de wet achteruit deed I
2aan. j
„Ha!" riep juffrouw Chipling, ,er is 'dus!
niemand in huis." j
Terwijl zij sprak, werd de deur geopend cn
Juliana keek naar buiten. j
„Wat wou u?" vroeg ze. En alipn zagen
dat haar oogen rood waren, alsof ze ge
schreid had.
„Wc zijn hier om Anne Hoston gevan
gen te nemen," zei de burgemeester.
„Mijn moeder heeft geen kwaad gedaan."
antwoordde Juliana moedig. „Bovendien
kunt. u haar nu niet gevangen nemen ze
is heel ziek, misschien zal ze sterven."
„Bah riep juffrouw Chipling cn „Och
riep een ander. i
„Tk heb een middel, dat haar genezer
zal," zei de diender, zijn stok /.waaien 1»
Klaa'blijkelijk geloofde niemand hef
meisjeeu op dat oogenblik hoorde meu weer
het heesche golacli uit de hut.
De burgemeester werd boos. Met waardig
heid en overtuiging beval hij het muisje
de deur te openen, daar hij Anne Touchi
zou halen, als ze er niet van zelf utk„*am.
„Ze kan niet komen," vi Julina. „Ze
ligt doodziek in bed."
Juffrouw Chiplhig maakte een verachtc-
aebnar.
„Zoo!" riep ze. „Wie lachte dan daar
net?"
anden to vergeven en was ongeveer half
weg, toen elk in de klas begon over haar
bazondcren vijand uit te varen.
Natuurlijk sprak Ada Jones het luidst van
allen.
„Non jo moet niet denken, dat ik Tom
Barnes ooit zal vergeven. Dank je wel. Als
ik kans heb, trap ik hem in de goot, dan
zal hij er mooi uiteten." En bij die woorden
snoof zo heftig en bewoog haar hoofd zoo
geweldig, dat de roode veer van haar hoed
op en neer wipte als in innige sympathie.
„Wat hoeft hij je gedaan
„Gedaan? Wel hij heeft een andere meid
nageloopon."
De andere meld vloog naar voren mot
een stuk „toffee" in haar hand, waarop
zij had gezogen en dat ze nu door de lucht
zwaaide.
„Je liegt," schreeuwde ze eu uit de woor
denwisseling, die volgde, was het ten eenen-
malö onmogelijk iets wijzer te worden. De
twee meisjes zouden -/kot liaar nagels heb
ben gebruikt en daarmede hot gelaat barer
tegenstandsters hebben bewerkt doch
Wolly stond tusschen de twee. En dwaas
als het moge klinken, in 'tmidden van
(lien vuilen woordentwist, the bijna niet
was aan te hooren, in 't midden van heftige
bedreigingen barstte Ada ineens uit in een
hartelijkon lach, over de cabnolen van een
kleine kat. üp datzelfde oogenblik dacht
tegenstandster aan haar „toffee" en liep
weg oin er verder in vrede op te zuigen.
Deze bizondere luchthartigheid is oen der
merkwaardigste karaktertrekken van fa
brieksmeisjes, misschien te verklaren, door
dat zij nooit acts in de wereld zien, dat
blijft, behalve haar eigen, zworen, eentoni-
gen arbeid, te verklaren, omdat zij van
kindsaf hebben geleefd in straten en ste
gen, gelijkend op e»n eeuwig veranderende
kaloi.sdoskoop. Misschien is het een geluk,
voor wie weinig deelachtig zijn.
liet weer was heet cn drukkend. 'tWns
het einde van Juli en de Bank-Holiday"
in Augustus nabij. De rijken hadden Lon
den verlaten; in de eenzame parken ston
den de hoornen stoffig en bruin. Alleen de
rnülioenen zwoegers bleven.
Ada ert al "haar kameraden welkten nu
„over", iets wat ze in den regel voor geen
geld ter wereld konden doen. Maar „Bank-
Iloliday" was in 'tzicht on zij moesten
allen sparen. Waarom die zuinigheid? Was
't om een appeltje voor den donst? Om
gold to hebben, als halve dagen gewerkt
werd in den winter? Volstrekt niet, Met
al haar ondeugden denkt een fabrieksmeisje
nooit aan sparen. Deed zij het, dan zou
zij waarschijnlijk niet meer haar laatste
stuk brood doelen met een hongerige kame
raad. Neen, Ada en haar vriendinnen wil
den allen een nieuwen lxood koopen en zij,
die de langste en meest in het oog loopcndo
veer daarop kon bemachtigen, was ei zeker
van voor dien dag het hart te veroveren
van den meest benijden man: Tom Barnes.
En dat wel voor „Bank-IIoliday",
Ada had reeds lang vergeten, dat ze ooit
ÜW MMBW miWBJfcglMUgtfg TTViUEt
„Onze raaf," antwoordde het meisje.
De burgemeester ging naar voren.
..Als uw moeder ziek is, zooals u zegt,"
i hij, „laat ons dan eens kijken we zul
u haar zoo voorzichtig mogelijk naar de
vangenis brengen."
„Het leven van miin moeder is hard ge
noeg geweest," antwoordde Juliana: „haar
dood zal ten minste in wede zijn."
Daarmee ging ze naar binnen en sloot
de deur. Maar de burgemeester, verontwnnr
digd over die behandeling, gaf bevt 1 de deur
te openen. Do hcele bende had naar binnen
willen stormen, maar de Inugemeester hield
dit tegen.
Hij ging met den ouden Shakolby cn de
politie de hut binnen: maar enkelen, zooals I
juffrouw Chipling. volgden hen.
liet hutje was v°- Linnen armelijk genoeg.
Er «as geen vuur in den haard, er stonden
hq.tit geen meubelen, een paar stoeien hij het
raam en een ellendig bed, waarop Anne Hol
ton lag. Juliana stond bij haar moeder, geen
van beiden sprak een woordalles was akelig
stil nu het loven daarbuiten. Een .oogenblik
.stonden de burgemeester en de zijnen onbe
weeglijk. Maar juffrouw Chipling kwam
1 n* voren.
,.Zc spelen comedie," zei ze, tciwijl ze
naar hot bed liep.
Juliana ging glimlachend op zij. Juf
frouw Chipling boog zich over de oude
vromv, die zoo stil lag. Anderen, door haar
1 voorbeeld aangemoedigd, drongen naar voren
I en stonden ook weldra om hel bed.
„Kom, vrouwtje!" riep er een.
„Help haar op," zei do burgemeester.
Eu de raaf lachte luid en lang, terwijl hij
zich heen cn weer wiegde, alsof hij ver
bazend voel pret had. De diender raakte
Anne's schouder aan. „Kom," zei hij wien-
dulijk. Ifi] was oen bescheiden, man, boven
dien was zijn vrouw dien dag 'tok riek ge
malen, dat maakte hem zenuwachtig. Hij
raakte de oude vrouw dus zachtjes aan
toen trok hij plotseling terug. Zijn 1 nmc-
iwad kwam naar voren maar die bleef ook
staan en ze keken elkaar aan.
1 J«e je werk zei de burgemeester.
„Ze ia dood, Edelachtbare," zei de dieu-
r.
..Dood!" riep de Edelachtbare.
En „dood" riep juffrouw Chipling, en ze
sloeg het dek «eg om zich te overtuigen.
„Ja, dood 1" zei Juliana van de deur,
•.aar ze nu stond. Ze versperde den weg
I. zo was zoo teer dat ieder haar gemak-
dijk op zij had kunnen duwen. Toch be
jog niemand zich of trachtte 'angs haar
en te gaan; allen zwegen toen ze spottend
-> oortging
„Aloeder ireft het, dat ze zoo'n deftig ge
zelschap bij haar sterfbed heeft, ik dank n
't haar naam, geëerde vrienden. Ik vice.-.,
int ik u geen begrafenismaal kan aanbie
den, onze kast is leeg. U wou -vel goed
\oor haar ziel zorgen, maar u vergat haar
'.rhnnm. Maar ze neemt het u niet kwalijk,
i-rehicn zal ze u ook wel wat vor uw
moeite geven, ze stierf aan een smo',le
lijke ziekte, misschien krijgt u die wel van
Imar."
n mi
met
Ze ging onder het spreken van de 'deur;
en het was alsof ze een betoovering van (Je
menschen had weggenomen, want nu kon
den zo bcenen maken.
Juliana lette niet op de menigte, maar
ging bij den leegen haard zitten en bedekte
gelaat met do handen. Ze schreide
ze had geen tranen meer;'naar ze
ideof lang zoo zitten, nadat het laatste go-
luid daar buiten was weggestorven en alles
weer stil om haar heen was. Eindelijk stond
ze collier op, en teen zag ze tot haar ver
bazing, dat een persoon niet op de vlucht
was gegaan, maar haar meewarig stond aan
te kijken
Shakelby.
wil u, meneer?" vroeg ze wat
de kleine, oude rechtsgeleerde
meneer?'
werk
afmaken,"
antwoord-
naar het bed, waar haar moe-
„Wat
mgdig.
'„Mijn
ile hij.
Ze keek
Ier lag.
„Ts u dan niet bang voor de besmet
ting?" vroeg ze.
„Niet" voor deze ziekte," zei hij. „Uw
a locder is evenmin aan een besmettelijke
icklo gestorven, als ze bij haar leven aan
hekserij deed. Kijk eens," ging hij voort, ter
wijl hij op den anderen stool gmg zitten,
„ik bemoei mij niet graag met de zaken
van andere menschen; ik ben buiten mijn wil
in deze geschiedenis betrokkennnr nn
ik er ee>*maal fe hen, wil ik haar ten einde
brengen dat is mijn gewoonte. Ik laat
geen zaak half afgedaan noch mijn eigen
noch die van anderen,"