Aan hel Bureau van de Schiedamsche Courant, Lange Haven 141, worden ADVERTENTIËN Ier plaatsing aangenomen voor alle Binnen- en Builenlandsche DagWeek- en Maandbladen. De kosten zijn niet hooger dan bij eigen opzending, bovendien bespaart men zich de porto's, aan gezien deze wiein rekening gebracht worden. Van eene advertentie, die men in verschillende bladen wenschgeplaatst te hebben, is slechts één copy noodig en geeft het dus gemak. De Adminislrafie V. Looses. VOOlt DAMES. HET TOESTRIJKEN VAX SCHEUREN VOOR KINDEREN. -A'-- - 1 - r-P."; QstohuXT abk DwrmKBWJ v. d. Sckibdajkickb CoubaBH Lgligo wegen leggen Tussclion doen en zeggen. Er zijn ongeneeslijke wonden voor de ziel mis voor Eet lichaam, wonden, die weer openspringen,, als ge dat hel minst verwacht. Potgieter. Al te wijs kal niet beginnen, Al t,e sol kan niet versionen, Daerom lusseheri wijs en vreet, Wint men wel het meeste goed. Cats. Onverschillig z ij n is treurig, maar on verschillig w o r d e n vroeselijk. V. Loosjes. Vroolijke lieden hebben vaak buien van zwaarmoedigheid. Dartel en argeloos bon zen ze telkens tegen het massieve Leven aan, en de botsing doet pijn. Een andgr heeft altijt de schuit. Geen mensch en siet sijn eigen bult. Cats. Zoek heb waar gij kunt. en wilt, Wend liet over alle boegen - Is er innerlijk geen stilt, Altijd blijft er ongenoegen. "Cainphuizen -MODE. Bespraken we in een vorig nummer de blouse, nu willen we een enkel woord wij den aan een voornaam onderdeel dor blouse, namelijk de ceintuur. Zooals bij ..Mevrouw Mode" veelal het, geval is, ver mei men ook hij dit artikel van het eene uiterste in liet andere. Sadat men vóór eenige jaren het,,droit deviint" tot in het bespottelijke overdioef, zoodat de ceintuur halverwege op den buik gedragen werd, verviel men plotseling in een ander uiterste door de tailles hoe lan ger hoe korter te maken; maar- ook deze overdrijving kon niet van langen duur zijn, zoodat de ceintuur nu langzamerhand weer haar oude plaats, namelijk om het middel, inneemt. Behalve de iintceintuur in allerlei kleu ren, vervaardigt men ze ook van inge- rinipelde zijde en fluweel, maar als nou veauté op dit gebied nemen de ledeten eeinlures de voornaamste plaats in, en voorat de havanna-bruine. Deze worden i ervaardigd van fijn pcau-de-Suède, dat zich gemakkelijk laat plooien, maar men ziet ze ook in wit en gekleurd glacé-leer, en elastiek, dat -iet kraaltjes en geklemde steentjes versierd is Deze verschillende ceinluurs kunnen na- t u ut lijk niet voor gekleed'-' gedragen worden. HOE IK .MIJ HET IDEAAL VAX EEX MAX DEXK. Dat ik over dit thema ai meermalen na gedacht heb, kan ik niet loochenen; toch moet ik bekennen, dat ik tot de overtui ging gekomen hen, dat ik een werkelijk ideaal, ik meen datgene, vat men daar onder verstaat, nooit vinden zal. In de eerste plaats vraag ik me zelve af: Wat is eigenlijk een ideaal'? Ik stel mij onder dit begrip voor een volmaakte, slechts in de fantasie van den mensch le vende gestalte; en evenals de ideeën, zoo verschillen ook de idealen in de verschil lende tijdstippen van het leven. Denk ik bijvoorbeeld terug aan mijn bakvischtijd, en stel ik mij voor hoe toen mijn ideaal er uitzag, dan is er een gioot onderscheid tusschen toen en nu. Xiet voor niet. is't, hoe ouder inert wordt, hoe kieskeuriger. Daar mee wil ik evenwel niet zeggen, dat mijn toekomstige man, vooropgesteld, dat ik er ooit een krijg:, een soort, van abnormaliteit of een zoogenaamd „hooger wezen" zijn moet. Integendeel, mannen, die tegenover hun vrouwen altijd de ,.Ileeren dei Schep ping" willen uithangen,, vind ik afschu welijk De map, die mij als vrouw he ge eren zal, en al mijn sympathie wil hebben, moet in de eerste plaats de ware liefde voor mij voelen. Hij moei, als hij mij voor de eerste maal z.iet, lol zich zeiven zeggen: die, en geen andete. Hoe belachelijk liet ook klinkt, geloof ik toch aan liefde op don eersten blik. (leen offer mag hem te groot voor mij zijn, door het vuur moet hij gaan, ats hij zijn vromv oprecht lief heeft. Slechts een man, die mij respect afdwingt, kan indruk op mij maken. Want hoe kan men een mensch liefhebben,, als men hem ook niet tegelijk zeer hoogacht? Liefhebben en hoogachten is hij de vrouw één 1 Verder moet hij mijn individualiteit er kennen, mij mijn vrije meening laten en mij dezelfde rechten toekennen als aan hein zeiven. Ik wil een liefdevolle genegen heid voor zijn moeder koesteren, want dan slechts zal hij dezcltde hoogachting ook op mij overdragen, ik wil een goeden ka meraad en trouwen vriend aan lu-m heb ben, hem alles toevertrouwen en bom om- raad kunnen vragen. Hij moet op zulk oen standpunt slaan, dat ik tegen hem op kan zien. Xiols zon ik verschrikkelijker vin don, dan dat hij in dit opzicht omlonnij stond, of een hart had, dat niet edel was. Ik geloof, dat het voorhanden zijn van deze twee eigenschappen onontbeerlijk is voor een werkelijk gelukkig huwelijk. Hij mag zijn hoofd niet laten hangen, en als er iets niet gaat, zuoals hij het graag zou willen, mag hij niet bij do pak ken neerzitten. Hij moot zich mannelijk over dergelijke teleurstellingen heenzetten. Humor en levensernst, inwendige kalmte en een onverwoestbare opgewektheid moe ten zijn zieleleven in evenwicht houden. Hij is geen echte man, als hij een ern stige zaak niet koelbloedig onder dl oogen kan zien, want de schoonste deugd van den man is moed. Maar wee hem, als lichtzinnigheid daarbij in 't spel is! Al te veel temperament deugt ook niet, en laat hij er niet user denken inij jaloersch te maken, want werkelijk, er zou iets vree- selijks gebeuren. Dat hij mij kostbare geschenken- geven zal, verlang ik niet, zoo nu en dan een kleine attentie zou mij veel meer genoe gen doen. Het komt er vooral op aan, hoe iets gegeven wordt. Groote geschenken ma- ken maar verplichtingen. Hij moet mij laten doelen in zijn werk kring; ik wil zijn helpster, niet zijn speel goed zijn. Daarom verbuig ik, dat hij mij een inzicht geeft in zijn geldelijke ornslan- digheden, opdat ik goed zou kunnen huis houden. Zijn vrienden moeten hein lief hebben en zijn ondergeschikten hem oenen. Zijn belangen mogen niet van oppervlak- kigen aard zijn. Evenals ik mij voor al les. wat hem aangaat, zal interessceren, moei bij ook een open ooi- hebben voor mijn aangelegenheden, en liefde voor de muziek, die ik ijverig beoefen, toonen.Een onmuzikale man zou voor mij niets zijn. Ik zou geestelijk achteruitgaan als hij op dit gebied niet met mij mee voelde. Mu ziek brengt altijd harmonie in het huwelijk en geeft, aan menige gedachte een goede oplossing, vandaar dat bij mij dit puntvan zoo groot gewicht is. Wat hij evenwel niet zijn mag, is gierig. Mannen, die vrekkig zijn, zijn doorgaans hartelo-oze egoïsten. Voor zoo een bedank ik. Ook mag hij niet pedant zijn, en mij in alle mogelijke richtingen willen opvoeden. Ik beu een persoonlijk zelfstandig karak ter. en zou bemind willen worden, zooals ik ben, zonder veel verbeterd te worden. In huisboudaangelegeriheden duld ik geen inmenging, dat is de zaak van de buis- vrouw en potkijkers zijn vervelende lui. Zoo moet dus het karakter van mijn ideaal zijn. Wat niet zoo gewichtig is, maai volgens mijn meening toch in aan merking komt. s het. uiterlijk van mijn ideaal. Mooi hoeft hij niet te zijn. mooie mannen zijn zelden geestig, maar ik houd van flink. Hot eerste, waar ik naar kijken zou, zijn z'n bandon, daaraan ziet men da delijk, wien men voor heeft. Zijn klceding en haardracht moeten eenvoudig, maar chique zijn. Een moderne salonjonker, die zich met armbanden en geparfumeerde zakdoekjes tooit, zou nooit in mijn smaak vallen. Als alle bovenaniigovocrde eigenschap pen in één persoon vereenigd konden zijn, zou mijn idenal klaar zijn. Ik weet stellig, dat ik lang zou moeten zoeken, eer ik dat vond, Dat zal ik dus over mijn kant geven en tevreden zijn als ik een man vind, die eenigszins mijn ideaal nabij komt. Waar en wanneer zal ik hem vinden??? EEX INHALIGE KUNSTENARES. l)e beroemde Fnumelie tooneelspoelster Rachel was e\en talentvol als gierig. Op zeke ren dag was zij ten eten gevraagd hij een rijken Parijschou bankier, die tot de ijverig ste vercenleis luirer kunst behoorde. Onder het eten bemerkte zij een prachtigen bloem ruiker die 0]i tafel stond en riep ,,0, hoe prachtig 1" „Mevrouw!'' .-prall do gastheer met echt Fransclie galanterie, ,,sta mij toe u don ruiker Ie ververen." Gelijktijdig nam hij de bloemen uit de zware massief zilveren vans, waarin ze gestaan hadden. „Dank u wel, maar ik bedoelde eigen lijk de vaa.-," antwoordde de actrice. „Oio kunt gc ook kriigen," klonk hot beleefde antwoord. Toen do maaltijd afgeloopen was, verzocht zij den gastheer, daar het intusschen was gaan regenen, haar in zijn rijtuig thuis te laten brengen. De huisheer ging bereidwillig hierop in, maar toen hij haar bij het rijtuig bracht, voegde hij hij zijn nfscheidsgioef nog de vraag: „Het rijtuig zult u mij toch zeker wel terugsturen, niet waar?" MIDDEL TEGEN WRATTEN. Men wrijft 's avonds de handen en wel voornamelijk de plaatsen, waar zich de wratten bevinden, met zuiveren bijenhoning Om het beddengoed niet vuil te maken, doe men 's nachts handschoenen aan. Wordt deze behandeling acht ot' tien da gen voortgezet, dan verdwijnen de wrat ten voor altijd. IN RLE EREN. liet verstellen en stoppen van scheuten en winkelhaken in kieerett laat steeds zichtbare sporen achter, ja, dikwijls is het noodig, dat men den rok van een geheel nieuwe baan voorziet. Dit is door het toe- strijken gemakkelijk te voorkomen; als dit goed gedaan wordt, is er van de scheur niets te zien. De stof, waarin zich de scheur bevindt, legt tnen op de strijkplank, den rechterkant naar onder; nadal mende kanten van de scheur zoo dicht mogelijk naar elkaar toegeschoven hoeft, legt men een fljnk stuk gutta-pereha papier (in de apotheek verkrijgbaar) er op, daarop weer een laagje van de stof, en gaat pr dan met een warm ijzer overheen. Afgekoeld, zitten de stofdcel'en vast aan elkaar. PETERSELIE BEWAREN. Zoolang in den nazomer do peterselie nog krachtig is, plukt men er zooveel van als men denkt gedurende den winter noo dig te hebben, zoekt ze uit en waseht ze, hakt ze fijn, stoof! ze even in ruim boter op, en laat ze een paar dagen zoo staan. Hierna steekt men ze inet een lepel uit de pan, giet het zich op den bodem be vindende nat goed af, doet de peterselie in een andere pan, laat ze nogmaals heet worden, neemt ze dan van het vuur pn doet ze, als ze wal koud geworden is, in glazen, waarover men een papier bindt, waarin men met een naald een paar gaat jes prikt. Of men draagt zoo mogelijk jonge pe terselie op een vel papier in rle zon, en bewaart ze in glazen flesschen of blikken bussen. In Engeland is men gewoon ze uil tc zoeken, te wassrheu, in zwak ge zouten, kokend water even op te koken, op een zeel te laten uitdruipen, en zoo snol mogelijk op de warme kachel te dro gen Gebruikt men ze, dan mout men ze van te voren eenige minuten in warm wa ter leggen, laten uildniipen en dan eerst, hukken. Ook kan men peterselie uitzoeken, was- schcn, goed droog laten worden, hakken, moL fijn zout vermengen, vast in een gla zen flesch drukken, met. een dunne laag zout bedekken, en er oen blaas over binden. RECEPTEN. Citroengeler Van drie groole citroenen wordt de schil geraspt en vermengd met 250 gram suiker en het sap van zes citroenen. Dan zet men deze citrocnsuiker op hel vuur met ongeveer liter water en witten wijn en •10 gram gelatine, gicl de vloeistof door een doek en iaat ze in den vorm koud worden. Stijfseipudding. 3/,i liier inelk wordt mei een paar bit tere en zoete amandelen, de geraspte schil van een ei Ho en, een stukje boter en naar verkiezing wat vanille opgekookt; een kwart pond mot wat melk aangeroerde stijf sel doel men er al roerende door on voegt er 'liet wit van 35 eieren en wat zout bij. Men doet den pudding ineen metkoud water umgespoolden vorm en geeft er vruchtensaus bij. HOE 'HANSJE VAN DIJK AAN ZIJN- EERSTE BROEKJE KWAM. Hansje van Dijk was een van de hoog ste personages uit Den Haag wol, te verstaan, hij woonde met zjjn „Moetje" vlak onder het dak, dicht bij de telefoon draden en spreeuwennostcn in een klein kamertje met twee schuine raampjes. Hapsje's moeder was oen arme, maar een vlijtige vrouw. Zij slieek de fijne wa.sch voor vreemde hoeren, en a,ls ze die klaar had, bracht ze die in een groolen mand weg. Doorgaans deed ze dat 's morgens vóór negen, omdat Hansje dan nog sliep. De buurvrouw kwapi dan zoo nu en dan eens kijken of 1 laps je niet wakker was, maar gewoonlijk gebeurde da,t niet, vóór llansje's „Moetje" terug was. Hansje had een zusje, dat Grietje heette, en dn,L 's morgens om acht uur al naar school moest. Grietje was llansje's groot ste verdriet, niet omda,t Grietje niet lief voor haar broertje was, maar omdatllans- je gewild lia,d, dat Grietje een jongen ge weest was! Omdat zijn moeder zoo arm was, kon zc voor Hansje geen pakjes koo- pen, zooals andere kleine jongens droegen, maar werden de jurkjes, die Grietje te klein geworden waren, vooi Ilansje vermaakt, en liet was zijn grootste verdriet, dat hij altijd in meisjesklcercn moest uitgaan en er volstrekt niet uitzag als een jongen. „Als Grietje maar een jongen was, dan had ik een broek, dan zou ik een echte jongen zijn," zuchtte hij dikwijls, en de buurkinderen plaagden hem en noemden hem dikwijls „Ja.risje" in plaats van „Hansje". Op zekeren morgen was ons ventje vroe ger wakker dan anders. Zijn moeder was uitgegaan om waschgoed weg te brengen, en de buurvrouw deed de deur een beetje hard dicht, waardoor hij wakker werd. De zon lachte al vriendelijk door de dak venstertjes en scheen op llansje's gestreept bombazijnen hemdje en zijn bloote been tjes. Toen stond hij op en trippelde voor de deur, toon hij er a.an trok, sprong ze open, en zoo liep hij de trap af, verder, ajtijd verder, hij wilde zien of „Moetje" nog niet kwa,rn. Zij zou vandaag immers wat lekkers voor hem meebrengen. Bom. da,ar stond het kereltje midden op straat. Aan den overkant liep een vrouw met een mand aan den arm, was dat „Moetje" niet? Hansje liep op haar af en riep haar, maar toen zij zich omdraaide, zag de kleine jongen, dat het zijn moeder niet was. Een paar schooljongens plaagden hom en riepen„Kijk hij eens, in zijn lienwll" Daar schaamde Hansje zich voor en wilde weer naar huis. Maar hij hou zijn huis niet terugvinden, da,ar hij. toea hij de vreemde vrouw na,liep, een andera straat was ingeslagen. Toen begon hij hard te huilen. Plotseling werd hij door iemand beet- gepakt en hij den arm genomen. Hansje zag, dat het een groote man met eenhelm en blinkende knoopen was, zeker een agent. Toen werd hjj nog angstiger, want hij had dikwijls zijn buurvrouw tot haar kinderen hooren zeggen„Als je niet zoet bent, komt de agent je halen I" „Ik bon zoot, ik ben heusch zoot," vor. zekerde Hansje, „Ja, ja, mijn ventje, (ik zal je geen kwaad doen," verzekerde de man vriende lijk. „Ik wil je thuis brengen! Maar hoe heet je?" „Hansje," verzekerde de kleine. „Goed, Hansje, maar hoe heet dan je moeder?" „Mootje," Was het ernstige antwoord, „Waar woon je dan, Hansje?" „Bij Moetje, boven!" „Ja, maar waar woonl dan je Moetje?" „Thuis!" .De agent schudde het hoofd. „Dan moet ik je toch meenemen!" Hansje schreeuwde, alsof hom hetgroot- ste ongeluk overkwam, maar de man nam het weerstrevende schreiende knaapje mee naar' de wacht. Daar waren nog meer agenten en andero beambten, die ieder van Hansje tradition te weten te komen waai' hij thuis behoorde maar het gelukte hen evenmin. Alles wat zij nog te weten kwamen, was, dat de kleine bengel „Van Dijk" heette. Maai' dit bracht hen niets verder, want in liet adresboek stonden heele kolommen van menschep, die „Van Dijk" heetten. „W.aclit maar, ventje, je moeder zal je wel gauw komen halen," sprak een van de vriendelijke mannen, en een ander voegde erbjj: „lluil maai- niet, ik zal wat moois voor je koopon! Wat. zou je het liefst willen hebben?" „Een br broek!" snikte Hansje. De mannen lachten. „Een broek! Je hebt gelijk I Die heb je het meest noodig! En daar men aan liet dunne verstelde hemdje zag, dat Hansje het kind was van arme menschen, hield men een inzameling. Ieder deed een geldstuk in den opgehou den helm, en toen ging er een weg en kwam terug met een heel pak, een paar kousen en schoenen. Ileel spoedig was er uit liet huilende ventje een flinke jongen geworden, en dc tranen waren spoedig ge droogd, toen Hansje zich in den spiegel bekijken mocht en zijn vurigsten wensch vervuld zag. Daar kwam een arme vrouw opgewon den binnenstuiven. Over haar arm liingen de oude rokjes, die uit Grietje's kleeren gemaakt waren. „Is bier ook een kind opgenomen?" vioeg ze ademloos. Maar toen sprong bet kereltje al te voor schijn en riep: „Moetje, moetje, nu zullen ze geen „Jaasje" meer tegen me zeggen!" Getroffen dankte de anno vrouw de goe de menschen, die op den kleine gepaste» hem zoo rijk gemaakt hadden, en toen wil de zij Hansje op den arm nemen en naar huis dragen. Maar Hansje verzette er zich tegen en sprak „Neen, Mootje, echte jongens loopen liever!" Ik geloof, dat geen mensch in Don Haag trotscher was, geen dame op haar zijden toilet, geen officier op uniform en ridder orden, dan Hansje van Dijk op zijn eer ste broek. „Moetje, wat denk je er van," sprak hij ernstig. „Zouden we het de Koningin niet gaan zeggen?"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 10