Aan het Bureau van de Schiedam sche Courant, Lange Haven 141, worden ADVERTENTIËN ter
plaatsing aangenomen voor aUe Binnen- en Buitenlandsche Dag-, Week- en Maandbladen
De kosten zijn niet hooger dan bij eigen opzending, bovendien bespaar! men zich de porto's, aan-
ezien deze niet in rekening gebracht worden.
Van eene advertentie, die men in verschillende bladen wenscht geplaatst te hebben, is slechts één
copy noodig en geeft het dus gemak. j)e Administratie.
DER
ben, die niet onverstandig bezorgd
voor hun kroost.
Of er velen van dezulken zijn?
ALLERLEI.
EEN RATELSLANG-DINER.
Gebraden ratelslang heeft zeker nog
geen onzer lezers gegeten; ook in Amerika,
waar de giftige slang in vele streken nog
veelvuldig voorkomt, gaat haar vleesch
niet voor, eelbatir door. Toch heeft eeni-
gen tijd geleden te Rochester, in den staat
New-York,, een feestmaal plaats gehad,
waar de hoofdschotel uit gebraden slang
met botersaus bestond. Andere gangen be
stonden uit gestoofde waterslang (stevv)
met olijven en augurken, gekookte python
met eiersaus, en in ulaats van roastbeef
was er roast-boa-constructor met jonge
groenten. Daartusschen in werden, bij wijze
van afwisseling, koude forellen en dito tong
gepresenteerd.
Peter Graber, de beroemdste ratelslang-
vanger uit Amerika, „Rattle-make-Pcter"
genaamd, was de persoon, die het diner
gaf, ter eere van zijn collega Harry Davios
in Denver, Colorado, bij wien hij ecnigen
tijd geleden vriendschap genoten had, welke
hij nu beantwoorden moest.
Achttien gasten waren geïnviteerd en
slechts weinigen wisten, welk menu hun
in de achterkamer van het restaurant, welks
eigenaar „Tiatelslang-Peter" is, wachtte.
Verbaasd keken dezen naar de zeldzame
decoratie van de gedekte tafel. Een glazen
kom met een groote levende ratelslang,
stond in het midden, opgezette reptielen
van allerlei soort lagen bij wijze van bloe
men op de talel verspreid. Om ieder bord
waren kleinere, onschadelijke slangen ge
legd. Aan de wanden hingen tussehen al
lerlei schilderijen slangenhuiden, tropheeëp
van vellen van buitgemaakte ratelslangen
en dergelijke curiositeiten. Wekte deze
aanblik bij het meerendeel der gasten
reeds een onbehaaglijk gevoel, het moest
bij het lezen van het menu wel tot grie
zelen overgaan.
En toen nu de beide bedienden het eer
ste slangengerecht opdroegen in kleine scho
tels, waarvan ieder der gasten een .voor
proefje kreeg, grepen do mecsten slechts
weifelend naar den lepel, terwijl anderen
zich nog bedachten of zij er toe besluiten
zouden, deze spijs te proeven.
Haar de met slangenvleesch dwepende
gastheer gaf het goede voorbeeldde eere-
gast uir Denver, professor Davie® greep
dapper toe, en na de eerste hapjes roomde
deze de „stow" met zulke warme bewoor
dingen, dat de anderen moed kregen, ten
minste te proeven. Maar het idee, dat bet
vleesch van vergiftige slangen een schade
lijk eten moet zijn, wilde bij de meesten
niet wijken. Eerst de aanblik'van het vol
gende gerecht wekte algemeen vertrouwen.
De ratelslangen waren dn stukken gesne
den, gepaneerd en gebakken geworden, als
was er sprake van een vdschgerecht.
Nu was het diner in vollen gangnie
mand dacht meer aan het gift, dat de slan
gen toch ook" maar alleen in hun gifttan-
den hebben. Van verschillende zijden werd
den gastheer om het recept van het ge
recht gevraagd. Doch Gruber wilde dit niet
geven, het moest voorloopig nog zijn ge
heim blijven. Ook de andere gerechten
vielen in den smaak, maar aan het slot
van het maal was men het er toch over
eens, dat de ratelslang het lekkerst ge
weest was.
POLITIEK GEVAARLIJKE INDIVIDUEN.
In den tegenwoordigen tijd, nu de wer
ken van Richard Wagner aJlerwege zoo
veel geestdrift verwekken, kan men zich
niet voorstellen dat de Saksische regee
ring eens een banbrief tegen den grooten
nestor uitgaf. Deze luidde als volgt:
„Wagner, Richard, voormalig inuziek-
dirigent te Dresden, een der voornaamste
aanhangers der revolutionaire partij, die in
Mei 1849 in staat van vervolging gesteld
werd, woiul verdacht, het voornemen tc
hebben zich van Zurich, waar hij' tegen
woordig verblijf houdt, naar Dnitschland
te begeven. Ten behoeve zijner gevange
neming geven wij hierbij een portret van
voornoemden Wagner, Richard, die, inge
val hij den Duitsehen bodem mocht be
treden, in hechtenis moet genomen wor
den en "'aan het koninklijk stadsgerecht
van Dresden uitgeleverd."
Het politic-blad, waarin deze bekend
making werd opgenomen, had een extra
bijblad met Wagner's portrel. Daaronder
de volgende omschrijving: „Richard Wag
ner, vroeger muziok-dirigent, een politieke
vluchteling uit Dresden, oud 3S jaar, sta
tuur: gemiddeld; haten bruin draagt een
bril.
EEN INTERESSANTE DRINKBEKER.
Bij de hofjachten in Letzlingen, verder
in Hubertusstock, enz., wordt nu on dan
een oude drinkbeker, die gewoonlijk inde
keizerzaal van het jachtslot Letzlingen be
woond wordt, gebruikt. Hij is afkomstig
van koning Frederik Wilhelm III en bestaat
uit het gewei van een groot hert, welks
geweikroou uitgehold is, en waarin men
een zilveren beker geplaatst heeft, die on
geveer een halve flesch champagne kan be
vatten. De rand van dezen beker bevindt
zich "tusscheu de vork van het gewei en
slechts door het gelaat lussehjl He vork
van het gewei te klemmen, wordt het mo
gelijk uit don beker te drinken. Wie een
dik hoofd heeft of een andere afwijking,
bemorst zich stellig bij het drinken.Deze
beker wordt nu bij "don jachtdisch gere
geld aan de jongste gasten van den kei
zer overhandigd, welken te nv ijl't gehoede
gezelschap naar hen kijkt, den beker op
de gezondheid der keizerin moeten ledigen.
Geschiedt dit, zonder dat er iets van den
wijn gesfort wordt, dan wordt dat door
den keizer en zijn gasten zeer geroemd,
in het andere geval worden de onhandige
drinkers ei dit zijn door den vreem
den vorm van den beker de meeste gas
ton hartelijk' uitgelachen.
Op de zilveren plaat, die aan den beker
bevestigd is, is het volgende opschriftaan-
gebiacht: „Van zijne, majesteit den koning
aan hare majesteit do koningin. Met liet
verzoek t& willen toestaan, dat deze beker
bij de groote jachtpartijen in den naam
van hare majesteit don jongsien onder do
gasten zal worden voorgezet, om op do
gezondheid van hare majesteit te drinken,
zonder zich t.<?i bevuilen. Frits."
BLOEMEN EN KOKEND WATER.
Een vreemdo combinatie, zal zeker de
lezer bij zichzelf zeggen, want bloemen
en heet water verdragen elkaar in het ge
heel niet. Hij, die zoo denkt, heeft het
toch mis. Hoe dikwijls toch komt het niet
voor, dat men bij vriend of vriendin zijnde,
hij het vertrek een bouquet frissche zomer
bloemen meekrijgt, die bij aankomst thuis
roods meer dan half verwelkt zijn. Wel
worden zij dadelijk in water gezet en en
kele stijven weer op, doch vele doen dit
niet, ze blijven slap hangen en kunnen den
volgenden dag worden weggeworpen. Er
is een eenvoudig middel om dergelijke, slap
hangende bloemen weer op to frisschen.
Men snijdt daartoe van onder een stukje
van den stengel af on zet ze daarna in
een vaas met water, dat kokend-heet is.
Hierin laat men. ze staan en enkele uren
nadat het water is afgekoeld zijn de bloe
men weder zoo frisch, alsof ze pas ge
plukt waren.
Voor zomerbloemen is het nu te laat
in den tijd, maar probeert hot met chry
santen, en werkelijk, ge zult verbaasd staan
over het succes.
EEN BRAHMS-ANECDOTE.
Johan Brahms was niet alleen 's zomers,
maar ook 's winters oen gaarno geziene
gast in Baden-Baden in Februari 1876 nam
hij 'ti uitnoodiging aan, om op een. de-r win-
lorconcertcn oenige van zijn werken te
dirigecren.
Na afloop vin het concert vereenigden
vrienden en musici zich tot een gezellig
samenzijn. Kunneman, Po hl, Comelis Rü li-
ver en anderen waren van de partij. Het
ging er zoor lustig too en men "bleef tot
laat in Wen nacht bijeen, totdat eindelijk
Rüber en Brahms nog do ecnig aanwe
zigen waren. Ten slotto gingen ook zijweg
en Riibver bracht don .meester naar huis.
Zij raakten in oen druk gesprek en bemerk
ten niet, dat zij herhaaldelijk den weg van
het. café naar Brahms' huis aflegden.
Eindelijk wilde Itiibver afscheid nemen,
toen Brahms,, die. er volstrekt geen idee
van Bad, wie hom vergezelde, vroeg:
„Wie is toch die, jonge musicus in Ba
den; ik geloof, dat hij Riibver heet."
Rübner beantwoordde de vraag met een
wedervraag
.„Interesseert, u zich voor hem?"
„Zeker, Adolf Jensen houdt veel van
hem en hij heeft hem mij warm aanbe
volen, Hij prees hem als kunstenaar en
als mensch. Kent u hem niet?"
.„Zeker wel, maar het is een verwaande
kerel, die niets kan en weinig weet."
Brahms scheen met dit antwoord niet
erg ingenomen en nam tamelijk kort en
koel afscheid.
Den. volgenden morgen had Jensen
Brahms en nog oenige anderen hij'zich ge
vraagd. Toen Brahms kwam,, verleide hij
dadelijk, hoe, iemand zich gisteravond over
Jensen's protégé, Riibver, hal Jlïtgelalen.
Niemand kon zich voorstellen, wie datge-
weest kon zijn.
Toen er nog over gesproken werd, kwam
Riibver pinnen; Brahms .sprong op en zei:
„Alm, daar is de man, die zich gister
avond zoo onwelwillend over Riibver heeft
uitgelaten. Jensen, vraag hem nu eens, wat
hij tegen je protégé heeft."
Men kan zich het gezicht van Brahms
voorstellen, t,oen .Tenscn hem antwoordde:
„Maar dat is Riibver zelf."
V0 011 DAMES.
MODE.
Voor garneering past men tegenwoordig
zwarl op lichte kleuren meer cn meer
toe, zooals bijv. zwart zijden mousseline,
zwarte borduursels, passemcntoricên, sou
taches, galons cn kanten.
Gekleedc taillcur-costumos worden weer
met schotsch gegarneerd, als: Schotseh
fluweel in biais cn rouleux. Ook ver
werkt men op rokken veel fluweel lint,
wat voor allcdaagsehe toiletten evenwel
geen aanbeveling verdient, daar fluweel
door regcu heel spoedig bederft. Tres en
galon van zijden mohair zijn daar even
wel zeer geschikt voor.
Voor garneeving op gckleede en gele-
genheidstoilctteu geldt voor zeer modem
de Griekschc raad. In fluweel lint van 3
tot 25 c.M. breed, worden deze randen
op de rokken aangebracht, cn datzelfde
motief wordt in verkleinden vorm op de
taille herhaald. Heel mooi bijv. staat een
japon van zachte rose kleur, versierd met
Griekschc randen van moskleurig bandflu-
weel.
Een andere garneering,, die dit seizoen
zeer veel op mantels cn rokken wordt aan
gebracht, zijn de fluweelen cn passement-
grelots.
DE VIJAND „VROEGER".
Benige jaren na zijn huwelijk werd de
dichter Wieland bezocht door een ouden
oom, een vrijgezel, die hem zeer levendig
naar zijn welstand informeerde. Wieland
dankte voor de belangstelling en verklaar
de, dat hij zich heel best gevoelde, maar
hij had één vijand, een onverbiddelijken,
ouvcrzoenlijken vijand, die hem steeds
plaagde, vervolgde en lastig viel.
De oude heer keek zijn jongen bloedver
want aan met een bezorgde uitdrukking
op het gelaat en vroeg: „Jij? Heb jij
zoo'n vijand? Wie is dat en hoe heet hij?
„Ach," steunde dc jonge man, „hij heet
„vroeger".
De oude heer is in dc veronderstelling,
dat zijn neef krankzinnig geworden is, en
vraagt, om zich heen ziende of niemand
hen beluistert: „Wat zeg je, heet je vijand
„vroeger"?"
„Ja, „vroeger" heet hij, en ik zie wel
aan uw verbaasd gezicht, dut u hem ge
lukkig niet kent. Wie, voor den duivel, zou
ook kunnen denkon, dat zulk een eenvoudig
bijwoord iemand zooveel leed kan berok
kenen?"
„Ha, nu lach je weer!" riep üe oude
heer, eeuigszins gerustgesteld.
„Ja, ik lach, en toch erger ik me bijna
dood. Stel u eens voor, hqt is een zekere
„vroeger", dien ik nooit gezien heb, dien
ik niet ken, die nooit bestond, en tegen
wien ik toch van 's morgens vroeg tot
's avonds laat aanloop. II kijkt mc ver
baasd aan en begrijpt me niet? Goed,
luister dan. Ik heb een vrouw, niet waar?"
„Ja, mijn vriend, eu een goede, zeld
zaam lieve ook."
„Men zegt het, en ik geloof het, maar
zij heeft met dien onverdragelijken „vroe
ger" een verbond aangegaan, en sedert
dien tijd is de krijg losgebarsten. Wil ze
een nieuwe japon hebben, en ik bedenk
mc een oogenblik, dan klinkt het dadelijk:
„Vroeger zou je zoo niet geweifeld heb
ben!" Als ik toevallig eens in gedachten
of stil ben, zucht ze dadelijk: „Vroeger
was je anders." Vergeet ik in de comedie
haar ijs tc presenlecren, dan mompelt ze:
„Vroeger heb je daar altijd aan gedacht."
Kijk ik naar iemand om, dan lacht mijn
vrouw bitter en zegt. „Vroeger keek jc
alleen maar naar mijl" ik wil wat ant
woorden. „Ja, goeden morgen I Verdedig je
maar niet," klinkt het, „want ik heb het
al' lang gemerkt. Eerst gisteren verzocht
ik je, mij voor den verloren waaier oen
nieuwe te koopen. Vroeger had je dat uil
je eigen gedaanI" „Maar, lieve, vrouw,"
antwoord ik, „je weet toch, dat,ik liet
den heden dag druk lieb." „Ach" wat,
druk," moppert ze, „vroeger had je toch
ook je zaken, maar dan had ik stellig den
waaier thuisgevonden!"
„Ja, beste oom, „vroeger" bestaat,
„vroeger" is eén woord, waarmee de vrou
wen haar mannen bestrijden, hoi is haar
zwaard, haar offensief en defensief wapen.
„Vroeger" is een spook, dat de vrouwen
ieder oogenblik oproepen; of men gaat of
komt, lacht of weent, zwijgt of spreekt,
„vroeger" is er, richt zich dreigend open
doorboort, u met zijn snavel. De vergelij
kingen tussehen „vroeger" en „nu" hou
den niet op, cn natuurlijk is het voordeel
altijd op de zijde van „vroeger".
VOOR KINDEREN.
KLEINE PIET.
RECEPTEN.
Banketletters.
Men begint met een deeg te maken van
2/3 van 2 ons bloem, 1 ons boter en s/i
a 1/2 d.L. water. Bestrooi een pasteiplank
en dito rol met bloem, plaats liet deeg
op de plank, rol het uit en plaats er hier
en daar kleine stukjes boter op; vouw
het deeg dicht, rol hel opnieuw uit, plaats
er weer boter op, vouw het. weer dicht,
rol het weer uit, cn ga daar mee door
tot er nog een ons boter in de rest van
de bloem verwerkt is.
Snijd nu het deeg, dat dun uilgerold
moet zijn, in langwerpige reepen; plaats
op het midden van eiken reep wat vulsel,
dat gemaakt wordt van 5 ons fijngemalen
amandelen, 5 ons witte suiker, 3 eieren,
citroenschil en wat water, dat men tot
een vochtige massa vermengd hoeft, vouw
den reep dicht en maak er de gcwenschte
letter van. Bestrijk deze met geklopt ei
en laat ze in een zeer warmen oven bruin
worden.
Toon we gistermorgen op schooi kwa
men, mochten wc, omdat bot den vorige»
dag St. Nico laas geweest was, nog W;,j
babbelen. E11 of we hiervan gebruik maak-
ten; want wc hadden elkaar heel vrat to
vertellen, over al het moois, dat we g0.
kregen hadden. Allen keken dan ook even I
blij, of neen, ik vergis me, niet allen. Een 'I
uitzondering hierop maakte de arme Piet
van vrouw Dorusscn, zijn gezicht stond I
allesbehalve vroolijk. Drie weken geleden
was ook pas zijn vader gestorven; wel
hadden we medelijden gehad met ons4
vriendje, die zoo bitter huilde, en nu geen I
vader meer had; maar ach, twee, drie
dagen later dachten wij er al niet meer I
aan, en speelden en lachten als vroeger, 1
„Wat is liet, Piet?" vroeg Jan, één van '1
do grootste jongens, „waarom! kijk je zoo 1
treurig?" Piet antwoordde niet, maar dikke
tranen rolden langs zijn wangen. „Hoor
eens, Piet," fluisterde Jan hem in 'toor
„vanmiddag breng ik wat voor je mee'
hoor," huil nu maar niet zoo!"
En een andere, kleinere jongen stopte
hem gauw een groot stuk speculaas inde
handen.
En weer een ander zei„ik denk, dal St.
Nicolaas zich vergist heeft, hij heeft hel
ook zoo erg druk."
„Kom, jongens," riep meester toen, „nu
hebt jullie genoeg gebabbeld, we gaan bc-
ginnen." Wij zochten dus allen onze plaat
sen op cn leerden vlijtig? neen, dat
durf ik honsch niet to zeggen; wat mij
betreft, ik had bijna geen enkele som
goed, en eens zelfs, toen meester me vroeg
hoeveel twaalf en vijf bij elkaar waren,
kon ik hem heelemaal niet antwoorden,
want mijn gedachten waren bij het lek
kers thuis, ik hoorde eigenlijk niet eens,
wat meester vroeg. Bij het lozen ging het
niet vee! beter, maar ik was gdelukkig niet
de oenige jongen, die zijn gedachten niet
bij zijn werk had, en meester was er
vandaag in 't geheel niet boos om.
Toon de klok twaalf sloeg, stormden we
naar huis, en vonden daar al oen deel vaa
ons lekkers klaar staan. Toen was beleen
vertellen van belang, wat dio gekregen had,
en wat die wel gevonden had, maar ook
hel verhaal van den armen. Piet, die niets
gekregen had, werd gedaan?
„ik ben het eens met den jongen,
die zei, dat St. Nicolaas zich vergist moet
hebben," sprak vader, „Piet is immers een
beste jongen, en waarom zou Sinterklaas
hem dan niets gegeven hebben? Wie weet
of hier niet ergens wat voor hem ligt?
Weel je wat, vraagt of hij van avond hier
wil komen zoeken, maar dan moet jullie
hem helpen."
„Ja, vader," zeiden wij, „heel graag."
En toen om vier uur de school uitging,
liepen wij met Piet mee, om aan zijn
moeder' te vragen, of hij een uurtje mee-
moc.ht, om bij 011s fo zoeken, „Zeker, kin
deren, sprak ze, maar wees voorzichtig op
straat hoor, en jij niet wild zijn, Piet!"
Piet gaf zijn moedor een zoen, cn wij
gingen op weg. Toen we thuis kwamen,
begon het zoeken, maar waar we ook ke
ken, wc vonden mets.
Eindelijk, daar zag Piet onder de kast
in de voorkamer een heel, heel klein wit
tipje van een doek, en liep daar verheugd
op los. Jongens, wat was dat een pak,
hij kon het nauwelijks dragen, en of er
ook papieren om zaten; wel een halve
kamer vol 1 Eindelijk, daar kwam het voor
den dag, een mooie broek en kiel, en
daar binnenin een groote zak lekkers! Of
Piet blij was, nu huilde hij van. pleizier.
Neen, St. Nicolaas had hem niet verge
ten, maar zich alleen maar vergist; mocht
het een van u allen ook overkomen zijn,
dat St. Nicolaas u niets bracht, laat dan
den moed maar niet zakken, en denk:„Eon
volgend jaar beter!"
Gedrukt ter Drukkerij v. d. Schiedamsche Courant.
Alm ADVMTIIBDRM