g2'" iaarganj
Zondag 8 November 1908
No. 12843
Derde Blad.
Be Provinciale tentoonstel
ling in de praktijk.
Betere hulp voor Curasao
dan oorlogsschepen,
T. 11
sa*
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt d ag c 1 ij k s, matxülzomlcriing van Zon- en FccsLWn
Prijs Pd' k^rtaal: Voor S chiod a m cn VI aaidingcn XI. SSo
per post II. 1.05.
Prijs per weck: Voor Schiedam on VI a ar din gen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertcntiën voor liet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
jur aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.)
Prijs der Advertcntiën: Van 18 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cents per regel, Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Ad verte ntiën bij abonnement op voordcelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor do Administratie No. 103.
ft incnttMjonuHKATOM
Over ons artikel „Tcnloonstellingsinoc-
hcid" hebben wij een drietal zeer gewaar-
deerde brieven ontvangen en gaarne voldoen
wij aan het van zoo gezaghebbende zijde ont-
wngen verzoek om het plan nader te ont-
louwen. Eerst echter is bet de moeite waard,
ifil te staan bij een ander punt dat in een
dor andere brieven behandeld wordt.
Weet gij zoo zeker aldus vraagt men
ons daar dat een tentoonstelling in een
groote provinciestad voordeel geeft aan die
,-tad? Wij zouden daarop onomwonden beves
tigend willen antwoorden. Is een tentoonstel
ling zelf goed, dan kan zij in veel onzichten
ontwikkelend en „anregend" werken. Boven
dien versterkt zij de omstreken der stad in
km opvatting, dat. de tentoonstellings.-tad
van hen centrum is en maakt zij ook bui
len do omgeving een vaak zeer gewenschte
reclame voor do stad. Eindelijk is zij van
«root belang voor liet vreemdelingenverkeer.
En hier hebben wij in tegenstelling met
de andere, meer idcëelc, minder direct grijp
bare, voordeden een zeer tastbaar goed
resultaat. Waar wij ook gein for meerei heb
ben» steeds hebben wij gehoord, dat het jaar
van een goedgeslaagde tentoonstelling voor
den handeldrijvende» middenstand in de
ientooiistollingsstad een goed jaar is geweest.
En bij onze onderzoekingen op dit gebied
hoeft liet ons steeds getroffen, dat n'ct alleen
de aan den weg naar de tentoonstelling gé-
legen zaken een tijdperk vim bloei hadden
gekend, inaar ook zaken, in een geheel
ander stadsgedeelte gelegen.
Wij achten liet. dus voor een stad van
«kere grootte en levenskracht van belang,
dat or van tijd tot tijd een tentoonstelling
wordt gehouden, Intussclien is liet inrichten
un oen goede tentoonstelling uiterst moeilijk,
mulat men niet gemakkelijk goede en interes-
ante exposities krijgt en omdat men altijd
loor de moeilijke vraag staat, welke gebou-
«oii men moet gebruiken.
Xu zal oen ervaren tentoonstellingsman ons
tegemoet voeren, dat bij eon tentoonstelling
kt or niet op aan komt hoe do tentoonstel
ling, maar wel hoe de clou is.
Wij geven gaarne toe, dat een goede clou
kt halve werk is. Maar hot blijft dan toch
ook altijd half werk. wanneer men niet ecu
fotslu tentoonstelling heeft. Die goede ten
toonstelling nu willen wij krijgen door sa
menwerking tusschen de inensclien die in
dc verschillende gmotorc steden een tentoon
stelling willen organiseeron.
De wijze waarop de samenwerking verkre
gen wordt denken wij ons op ecu van de vol-
JMiiIt» drie manieren
lo. Een groote centrale vereeniging, als
hv. Nijverheid of do Yereeniging voor Teu-
bonstellinusbelangon, organiseert een com-
plccte, wandelende tentoonstelling, die zij in
de verschillende steden aan tentoonsteliiugs-
eomitó's in huur geeft.
2o. Een miamlooze vennootschap ton doel
hebbende winst te behaion, doet hetzelfde.
3o. De pluntsei:jke vereenigingen, welke
,0ot hef organiseoren van plaatselijke tcn-
hondelüngen in aanmerking komen en
plannen in die richting hebben, in de eerste
plaats dus dn vereenigingen voor vreemdelin
genverkeer cn dg]., werken santen om oen
Centraal bureau op te richten, dat deze wan
dalende tentoonstelling met wat daarbij annex
k organiseert en beheert.
Rot comitó of de vennootschap, die dus
Jan de grootere plaatselijke tentoonstelling
goede cn belangwekkende kern zou moe-
ten leveren waaromheen z.ieh dan de expo-itie
andere zaken, vaak van localen cn spe-
c™en aard zou groepeeren, heeft zich nu
ereerst af te vragen"Wat moet die kern
njn?
Als antwoord zouden wij willen geven
Interessante exposities cn
de daarvoor benoodigde berging en
gouwen.
^en interessante, wandelende expositie zou
8!|nronze meaning, b.v. moeten omvatten:
a. con expositie van de grootindustrie, ma-
1!les in werking, modellen, statistische vcr-
a,"i schou wel ij ko rsinteressante vertoonings-
'wkatukkon enz. enz,
een koloniale tentoonstelling.
c> een kunsttentoonstelling, zoovyol van
'tuiende kunst als van kunsthandwerk.
'at n'. aangaat zou dus dc kornbestuur-
ct ac'1 nioeteu wenden tot dc fabrikanten.
handelaren enz. rno.l de mededeeling, dat voor
ben dc gelegenheid geopend weid om perma
nent te oxpo.-ccren cn daardoor dus onder
aannemelijke voorwaarden een voortdurende
reclame te maken. De eventueele exposanten
zonden zoodoende slechte voor één tentoon
stelling behoeven te laten werken en toch
tegen matigen prijs hun machines cn warcu
op verschillende tentoonstellingen in ver
schillende streken kunnen laten zien.
Wat h betreft, zouden wij rneencn, dat
de bestuurder op oen krachtdadigen steun
van het ministerie van koloniën zou mogen
rekenen, ja, het komt ons voor, dat 'dit mi
nisterie de inrichting van deze nfdeeling
geheel voor eigen rekening zou moeten ne
men, omdat een goede wandelende „kolo
niale tentoonstelling een uitstekende reclame
voor onze koloniën zou zijn. Hoe zou men
daardoor dc belangstelling voor onze kolo
niën kunnen verhoogen, kapitaal en arbeid?
kracht daarvoor kunnen interos&eeron
Ten aanzien van punt c. gelooven wij
eveneens, dat het op den weg van het Rijk
zou liggen deze onderneming, sterk te steu
nen. Eenige van 'de schatten van kunst en
kunstnijverheid, welke het Rijk gedeeltelijk
in Amsterdam, gedeeltelijk op minder toe
gankelijke plaatsen bewaart, zouden door
zulk een ambulant-ie gedurende de zomer
maanden oneindig winnen aan vruchtbaar
heid, zij zouden bovendien velen genot en loc
ring kunnen verschaffen en een groote aan
trekkingskracht uitoefenen. Toch.is het de
vraag of er niet tsdlooze bureaucratische be
zwaren zouden worden gemaakt en of men er
dus ten slotte niet toe zou worden gebracht
om hier met medewerking van kunstlievende
genootschappen hof gewenschte goede geheel
te krijgen.
Zijn nu de onder a, b' cn c bedoelde col
lecties bijeengebracht, dan komt do waag
hoe ze liet geheelo jaar onder dak zullen
worden gebracht.
Wij hebben nu 'dus oen bijzonder mooie
tenloonstellingskern. een complete en interes
sante nijverhuidstentoonstelhng, een indruk
wekkende koloniale expositie un een volledig
beeld van onze kunst van dezen tijd. Hoc die
mi onder dak te brengen, zoowel in den
zomertijd, als de provinciale tentoonstellingen
gehouden worden en de kern dus in dc pro
vinciestad zal moeten worden gebracht temid
den van de expositie der meer lokale produc
ten en van al liet andere dat aan een tentoon
stelling annex is, als in de wintermaanden.
Allereerst stellen wij ons voor dat die ten-
foonstellingskcrn elk jaar gedurende den zomer
de hoofdschotel van de een of andere pro
vinciale tentoonstelling zal zijn. Zij z.al dus
iederen zomer in een (of twee) groote pro
vinciale steden die hoofdschotel moeten vor
men. Er is dan tusschen die steden overleg
noodig, dat niet twee naburige steden tege
lijk tentoonstellen cn dat de kern niet twee
jaar achter elkaar in dezelfde buurt komt.
Wij stellen ons dus b.v. een zesjarige
reis voor Groningen, Dordrecht, Maastricht.
Alkmaar, Almelo, Leeuwarden, Delft, Mid
delburg enz. Wol zou het vermoedelijk moge
lijk moeten zijn. dat twee tentoonstellingen
in één seizoen ieder de halve kern krijgen
en dan na anderhalve maand ruilen.
Doch waar blijft de tentoonstelling gedu
rende den anderen, den wintertijd?
Dit is een vraag, die men eerst, na uitvoe
rige studie zou kunnen oplossen. Docli dat
zich ook hier oplossingen voordoen, die, voor-
zoover wij kunnen beoordeel™, veel voordooien
zouden hebben, willen wij aantoonen met
er op te wijzen, dat men dc tentoonstellings
kern gedurende don winter in een der drie
groote ïlollnndscho steden zou kunnen op
slaan, waar zij als zelfstandige permanente
tentoonstelling van onze nijverheid, onze kolo
niën en onz.e kunst een zeer belangrijke rol
zal kunnen vervullen. In Duilschland is inen
juist doende over een dergelijke permanente
industrie-tentoonstelling te Berlijn, waar de
fabrikanten voor bezoekende deskundigen hun
nieuwste producten zouden kunnen exposce-
rcn. Mor! zou er hierbij slechts op te letten
hebben, dat b.v. niet de tentoonstelling
's winters te Amsterdam onder dak werd
gebracht als zij 's zomers naar Ilaarlem
moest, gaan of 's winters in Rotterdam nis
zij 's zomers in Gouda zou zijn te zien.
Intussclien zou men de tentoonstelling
's winters ook in enkele groote steden van
liet buitenland kunnen uitpakken waar zoor
zeker b. v. een goede koloniale tentoonstel
ling veel bekijks zou hebben cn zeer ten
goede zou komen aan handel en industrie van
onze koloniën.
Dit. alles zijn overigens kwesties, die eerst
later nan do orde komen. Voorloopig is de
hoofdzaak, dat wij aannemen, dat deze korn-
tcntoonstolling behoudens hef vervoer vrijwel
permanent zal zijn.
Hoe ui voor een goed onderdak en voor
een goed 'ervoer te zorgen?
Antwoord hierop kunnen alleen de tech
nici geven. Toch willen wij nog op enkele
desiderata wijzen.
In de eerste plaats is de vraag van de
tentoonstelh'ngsgehouwcn voor plaatselijke
tentoonste' tingen lastig. Het zetten van
nieuwe gebouwen is uitermater kostbaar, een
groote post op het budget van een provinciale
tentoonstelling. Bestaande lokalen daarentegen
zijn vaak zeer ongeschikt, leelijk hij gebruik
voor dit doel en niet altijd voor voldoenden
tijd beschikbaar.
Doch het opzettelijk maken van gebouwen
brengt er het provinciale tentoonstellingsbe-
s'uur vanzelf tote om de tentoonstelling lang
open te houden, teneinde de kosten der ge
bouwen eruit te verdienen, wat aan den
anderen kant vaak groote bezwaren met zich
brengt. Kan het centraal bureau dus de ge
bouwen, niet uitsluitend voor de kernten
toonstelling doch voor de gehecle provinciale
tentoonstelling, in huur er bij leveren, dan
zou dit voer het slagen dier tentoonstellingen
al een zaal. jan groot gewicht worden.. Im
mers de kosten zouden veel geringer worden
en anderzijds zou zulk een te verhuren ge
bouw zóó goed gemaakt kunen worden, dat
het aan hoogere eisehen voldeed "dan dc ge
wone, nrovinciale tentoonstellingsgebouwen.
Zulk een gebouw of complex van gebouwen
zou dan ook uitermate geschikt zijn voor ex
positie gedurende den winter in een groote
stad van binnen- of buitenland.
Een tweede opmerking over liet onderdak
brengen van de kern-expositie betreft ook
het vervoer. Indien het mogelijk ware zoo
danige schepen te construceren, dat zij èn
voor expositie èn voor vervoer geschikt wa
ren, zou men bet overpakken vermijden en
bet. vervoer eenvoudig en weinig kostbaar
maken. Waarschijnlijk zou dat voor een ge
deelte der tentoonstelling niet. gaan. Doch
voor oen ander gedeelte, voor de zware en de
kostbare stukken, zou dit misschien wöl mo
gelijk zijn. Uit den aard dor zaak zal men in
den regel bet terrein voor een tentoonstel
ling in Nederland aan het water kiezen.
De booten zouden dus in den regel zoo kun
nen worden gelegd dat zij met dc overige
tentoonstelling een geheel vormden. En wat
dan niet in de booten kon worden geëxpo
seerd, zou direct aan land kunnen worden
gebracht, nadat men daar eerst het tc verhu
ren tentoonstellingsgebouw, eveneens per
scheepsgelegenheid, bad aangevoerd.
Overigens staat en valt dit plan niet met
de mogelijkheid zulke booten voor twee doel
einden te bouwen. Wel daarentegen zouden
eventueele bezwaren van regoeringswege tegen
bet aldus voor tentoonstelling ter beschikking
stellen van Rijkseigendom sterk verminderen,
indien dit tentoonstellen kon geschieden in
veilige booten onder rijkstoezicht zonder
risico van verzending cn overpakking.
Er doen zich nog verscheidene vragen Ier
bespreking voor. De financieelc kant moet
bekeken worden, de mogelijkheid om de icn-
toonstellingsobjectcn te verfrisschcn en (loor
nieuwe te vervangen moet overwogen enz
enz. Doch het behandelen van deze kwesties
zou ons over het bestek van dit artikel heen
brengen. Wij zijn al tevreden, wanneer wij
ter nadere besltulecring een nieuwe oplossing
hebben gebracht van do vraag, hoe het
provinciale tcntoonstellingswozen beter to
regelen, opdat de steden elkaar met tentoon
stellingen geen concurrentie aandoen, men
niet zal staan voor de moeilijke gebouwen-
vraag en men ton alle tijde gereed zal vinden
een mooie kern. welke de provinciale ten
toonstellingen buitengemeen interessant zond-
kunnen maken. Voert men ons idee uit, dan
is er minder risico bij het nrrangeeren van
zulke tentoonstellingen, is het daarvoor be-
noodigd kapitaal veel geringer, is er minder
kapitaalverlies en dus de kans op financieel
succes veel grootcr.
Doch vooral zal men volgens de aange
geven methode krijgen een uitstekende, be
lnngwekende cn leerzame tentoonstelling, die
niet alleen een uitstekend middel ter bevord-
ring van vreemdelingenverkeer cn dus tot
verschaffing van meerdere welvaart aan den
middelstand zal zijn, maar ook een grootcn
invloed zal kunnen hebben op de volksont
wikkeling.
Men schrijft ons
In hol no. van 17 Augustus van dit blad
word mij gelegenheid gegeven een meening
te uiten over do. vechtlustige stemming van
een aantal Nederlanders tegenover Venezuela
en hun, door Nederlanders op Curasao ge
steunde, pogingen, om het voor te stellen als
of de matcrieele belangen van Curasao met
en krachtig aanpakken tegenover Venezuela
in belangrijke mate gediend zooden zijn.
Mijn daartegenover geplaatste meening
was, dat welke andere redenen ook vóór
een optreden tegen Venezuela mochten pleiten
in geen geval recht van bestaan kon wor
den toegekend aan de vooretelling, als zou
den Curasao's eerste levensbelangen grondig
baat kunnen vinden bij een soort van oorlog
met Venezuela.
Dc bedoeling van mijn artikel was, in
dezen liet conflict met Venezuela en de noo-
dige hulpverleening aan Curasao als twee
geheel van elkaar afgescheiden zaken te doen
beschouwen, waar toch een onderlinge ver
warring dreigde, waardoor naar ik vrees
de do verontwaardiging tegen Castro al
weer de behartiging der werkelijke belangen
van Curasao op den achtergrond zon di'ingen.
Het overgrootc deel der ruim 30,000 zie
len tellende bevolking van Curasao, zal toch
wel nooit door den h a n d e 1 onderhouden
kunen worden, en de handel alléén zou
misschien op directe wijze gebaat, kunnen
zijn bij geweld tegen Venezuela maar de
groote massa des volks op Curajao is aange
wezen op hetgeen de bodem van het eiland
zelf kan voortbrengen.
Er werd door mij in dit verband gewezen
op de noodzakelijkheid om afdoende hulp
te bieden aan den landbouw op liet eiland
en aangeduid hoe de nieuwe wetenschap om
trent het verband tusschen klimaat en be
bossching, op dit zoozeer door droogte ge
teisterde eiland tot leiddraad zou kunnen
strekken bij de te nemen maatregelen.
Afijn beschouwingen zijn nu ruim twee
maanden geleden ccucrzijds met instemming
in de pers begroet (o a. dooi- de redactie
van dc ,,Arnh. Cl." en ook in het ^Cen
t-rum" weerklonk een eclio), anderzijds wer
den zij, schijnbaar zakelijk, maar wel ietwat
hartstochtelijk, aangevallen door iemand, die
zelf G jaar op Curasao bud vertoefd, d'«n
heer J. A. Snijders, in de ..Delflsche Cou
rant".
Thans geven de stukken voor de eerst
daags in de Tweede Kamer aan de orde
komende ('uracnosche begroeting een ge-
recdo aanleiding, op de zaak terug te
komen.
Het bebosschingsbeginscl, als factor voor
de vruehtbuarmaking eener streek voor cul
tuiirgewassen, waarop ik herhaaldelijk in
persartikelen de aandacht vestigde, als zich
ergens in de wereld een pructischc aanleiding
daartoe voordeed (droogte of wolkbreukcata-
strophes in Spanje of Zuid-Frankrijk o. a.)
blijkt toch inderdaad ook nu nog wel eens
onderstreept te mogen worden.
Verheugen kan ik mij over het feit, dat
hot Voorloopig Verslag over de Curajaosche
begrooting inderdaad op belangrijke punten
mijn meening tegenover die van mijn zooeven
genoemden bestrijder bevestigt,
Ondanks de belangrijke uitgaven toch, die
Nederland zich in de laatste zeven jaren
voot' den landbouw op Curasao in het alge
meen heeft getroost, leest, men in het V. V.
in verband met het conflict met Venezuela:
,,Nu handel en scheepvaart gedeeltelijk stil
liggen, springt te duidelijker de wensclie-
lijkhoid in het oog ont de ontwikkeling van
industrie en landbouw in de kolonie zoo
krachtig mogelijk to bevorderen." Dat
wat den landbouw betreft de belangstel-
line, vooral van de Nederlanders op Cura
cao zelf, nou verre van voldoende is. wordt
ook getuigdenkele leden (verklaarden)
uit de beraadslagingen van don Kolonialen
Raad tot. hun leedwezen den indruk tc heb
ben gekregen, dat. de geestdrift voor maat
regelen ten bale van 'den landbouw in dat
college niet overgroot is". Alen vergt
mij de vrijheid, daarin een bevestiging te
zien mijner meening, dat de Nederlandsche
gezag- cn belanghebbenden o v e r h et. al
from een zich veel te uitsluitend voor de
D
handelsbelangen interesseeren.
Het. moge waar zijn, zooals de heer Snij
ders in de „Delflsche Ct." berekent, dat van
19031907 bijna een ton gouds voor be
vordering van den landbouw op Curasao i
uitgegeven, dit bewijst volstrekt niet, dat
mijn klacht over verwaarloosing van den
landbouw ongerechtvaardigd was. In het ver
ledcnc (tot vóór de korte jaren van proef
nemingen) kan n iemand roofbouw en ver
waarloozing ontkennenen heden geven do
Koloniale Raad en de heer Snijders ook al
weer te verstaan, dat allo moeite toch niet
baat en dat men wegens do afwezigheid van
noemenswaardige result it™ - eigenlijl-
maar met die landbouvvlmlp weer moest op
houden.
Nu moest men wel verstaan dat het tol,
dusver door Nederland op Ourftjao besleed
geld „voor bevordering van den landbouw",
om do kolonie minder afhankelijk te maken
van den goeden wil der naburige republieken
te haren opzichte, bovendien met toupa-sing
van het door mij aanbevolene bebossen in gs-
beginscl tot heden toe niets heeft te maken.
De hobossching van Curajao en omliggen-
le eilanden, datgene waar het in mijn artikel
toch om ging, is inderdaad nog nooit als
zaak van eenigszins systematische overheids
zorg actief aangevat. De heer Snijders spreekt
tan bebosschingsproeven, die genomen zijn,
zonder resultaat; die proeven waren me in
derdaad onbekend en er blijkt uit de be
grooting niets van. De 23,500 voor 1909
uitgetrokken, zijn geheeluitgaven in het
belang van cultures, d. w. z. ten be
hoeve van direeten aanplant van cultuuvge-
vassen. Verder wordt getracht door subsidies
ten bedrage van jj der kosten om aanleg van
waterkeerende dammen te bevorderen, die
liet regenwater, dat zoo geregeld valt. dwin
gen oni in den grond te dringen, in plaats
van naar zee af te vloeien. Van sy.-tcma-
tiseho bevordering van bebossching blijkt
niets.
Inderdaad was zelfs dc bescherming dei-
bes t a a n d e bebossching op de eilanden
iets, dat tot dusver schromelijk werd ver
waarloosd. Hef laatste Koloniaal Verslag nog
meldt., waar gesproken wordt over de toene
mende aloc-eultuui' op Aruba en Bonaire
„Aloë-cultuur leidt tot. den ondergang van
Ie bo--scben. Zelfs ilivi-divi-boomen vallen
dikwijls onder den bijl om ah brandhout te.
dienen." Gelukkig kan er tevens dit jaar
voor liet eerst aan toegevoegd worden, dat
scherpe maatregelen zijn genomen togen dit
misbruik en dat van Bonaire „thans positief
(kant gemeld worden, dat er op dit eiland
van ontbossehing geen sprake meer is."
De vernieling van de bestaande bebos
sching is nu pas opgehouden. Zóó ver zijn
wc althans. En dat is een groote vooruit
gang. Maar dan bewere men toch niet. dat
aan de IiindbouvvWiimgen voldoende aan
dacht is geschonken. liet Koloniaal Verslag
levert het getuigenis, dat tot in de aller
laatste jaren bet -"oornaamste beginsel in
deze regen-arme streken, die daarentegen
sums onder plotselinge, verwoestende, stort
regens hebben te lijden, nog voortdurend is
verwaarloosd.
Er is van de zijde der bestrijders mijner
beschouwingen op gewezen dat ik ten on
rechte om w e d e r-bcbowihing van Curasao
zou hebben gevraagd, aangezien bet eiland
al bij de ontdekking door de Spanjaarden
in 1499 dor en kaal zou zijn geweest. Dat is
ecliter zeer betrekkelijk. Toen in 163-1 de
Nederlanders het eiland veroverden, voerden
de Spanjaarden bijv. nog verfhout, uit. Heel
rijk is bet eiland volgens historische gegevens
nooit geweest, maar toch rijk genoog om arti
kelen tc leveren, die tot noodlotiigen roof
bouw aanleiding gaven.
Dat op de hoogten thans geen voldoende
lmmuslaag aanwezig i.-, bewijst niets tegen
dc mogelijkheid, dat zij vroeger meer be
groeit geweest zouden zijn. Het vellen der be
bossching heeft op alle hellingen wegspoelen
van de humuslitag tengevolge. En de bewe
ring. dat op die hoogten in de toekomst
nooit boomen zouden kunnen groeien, zou
wel wat stout zijn. Op de aan passaatwinden
blootgestelde hoogste toppen z.al wel niemand
vooralsnog boomen denken te planten, maar
van beneden af naar boven kan men de hol
ling wel stellig geleidelijk veroveren voor
hoomgroei. De Franschen hebben in Tunis
en Algiers bewezen, dat ernstig pogen in
dit opzicht rijk wordt beloond.
De tijdelijke directeur van het dep. van
Opcnb. Werken op Curaijan blijkt in zijn
dit jaar uitgebracht rapport over den aanleg
van waterkeerende dammen op Curacao ook
wel degelijk nu reeds aanplant van divi-divi
en aloë op dc* liooger gelegen gronden moge
lijk te achten en tevens gewenscht. om do
uitspoeling der hoogere gronden en dc aan
slibbing der dammen tegen te gaan. terwijl
onder bescherming der divi-divi-boonicn .»ok
een bedekking var. den grond met grastapijt
is ic verkrijgen.
Wat. nu reeds is verricht tol aanleg van
dammen en irrigatie-inrichtingen, zou heel
goed geleidelijk dienst h a a r gemaakt kun
nen worden, niet alleen direct, aan de cultures
in de valleien, maar tevens aan de beplan
ting der hellingen. Het is nu nog geheel ter
loops, dat in de officinale bescheiden de aan
dacht wordt, gevestigd op dit punt, dat in
derdaad hoofdzaak is en zonder hetwelk
de uitgevoerde werken voor kunstmatige irri
gatie toeli \nor de toekomst geen belangrijk
perspectief leveren.
Zeker lijkt, dat van regoeringswege de aan
sporing zal moeten uitgaan om door eige
naren en huurders van gronden de beplanting