g2'" iaarganj Zondag 8 November 1908 No. 12843 Derde Blad. Be Provinciale tentoonstel ling in de praktijk. Betere hulp voor Curasao dan oorlogsschepen, T. 11 sa* SCHIEDAMSCHE COURANT Deze courant verschijnt d ag c 1 ij k s, matxülzomlcriing van Zon- en FccsLWn Prijs Pd' k^rtaal: Voor S chiod a m cn VI aaidingcn XI. SSo per post II. 1.05. Prijs per weck: Voor Schiedam on VI a ar din gen 10 cent Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertcntiën voor liet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een jur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.) Prijs der Advertcntiën: Van 18 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel, Groote letters naar de plaats die zij innemen. Ad verte ntiën bij abonnement op voordcelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon voor de Redactie No. 123. voor do Administratie No. 103. ft incnttMjonuHKATOM Over ons artikel „Tcnloonstellingsinoc- hcid" hebben wij een drietal zeer gewaar- deerde brieven ontvangen en gaarne voldoen wij aan het van zoo gezaghebbende zijde ont- wngen verzoek om het plan nader te ont- louwen. Eerst echter is bet de moeite waard, ifil te staan bij een ander punt dat in een dor andere brieven behandeld wordt. Weet gij zoo zeker aldus vraagt men ons daar dat een tentoonstelling in een groote provinciestad voordeel geeft aan die ,-tad? Wij zouden daarop onomwonden beves tigend willen antwoorden. Is een tentoonstel ling zelf goed, dan kan zij in veel onzichten ontwikkelend en „anregend" werken. Boven dien versterkt zij de omstreken der stad in km opvatting, dat. de tentoonstellings.-tad van hen centrum is en maakt zij ook bui len do omgeving een vaak zeer gewenschte reclame voor do stad. Eindelijk is zij van «root belang voor liet vreemdelingenverkeer. En hier hebben wij in tegenstelling met de andere, meer idcëelc, minder direct grijp bare, voordeden een zeer tastbaar goed resultaat. Waar wij ook gein for meerei heb ben» steeds hebben wij gehoord, dat het jaar van een goedgeslaagde tentoonstelling voor den handeldrijvende» middenstand in de ientooiistollingsstad een goed jaar is geweest. En bij onze onderzoekingen op dit gebied hoeft liet ons steeds getroffen, dat n'ct alleen de aan den weg naar de tentoonstelling gé- legen zaken een tijdperk vim bloei hadden gekend, inaar ook zaken, in een geheel ander stadsgedeelte gelegen. Wij achten liet. dus voor een stad van «kere grootte en levenskracht van belang, dat or van tijd tot tijd een tentoonstelling wordt gehouden, Intussclien is liet inrichten un oen goede tentoonstelling uiterst moeilijk, mulat men niet gemakkelijk goede en interes- ante exposities krijgt en omdat men altijd loor de moeilijke vraag staat, welke gebou- «oii men moet gebruiken. Xu zal oen ervaren tentoonstellingsman ons tegemoet voeren, dat bij eon tentoonstelling kt or niet op aan komt hoe do tentoonstel ling, maar wel hoe de clou is. Wij geven gaarne toe, dat een goede clou kt halve werk is. Maar hot blijft dan toch ook altijd half werk. wanneer men niet ecu fotslu tentoonstelling heeft. Die goede ten toonstelling nu willen wij krijgen door sa menwerking tusschen de inensclien die in dc verschillende gmotorc steden een tentoon stelling willen organiseeron. De wijze waarop de samenwerking verkre gen wordt denken wij ons op ecu van de vol- JMiiIt» drie manieren lo. Een groote centrale vereeniging, als hv. Nijverheid of do Yereeniging voor Teu- bonstellinusbelangon, organiseert een com- plccte, wandelende tentoonstelling, die zij in de verschillende steden aan tentoonsteliiugs- eomitó's in huur geeft. 2o. Een miamlooze vennootschap ton doel hebbende winst te behaion, doet hetzelfde. 3o. De pluntsei:jke vereenigingen, welke ,0ot hef organiseoren van plaatselijke tcn- hondelüngen in aanmerking komen en plannen in die richting hebben, in de eerste plaats dus dn vereenigingen voor vreemdelin genverkeer cn dg]., werken santen om oen Centraal bureau op te richten, dat deze wan dalende tentoonstelling met wat daarbij annex k organiseert en beheert. Rot comitó of de vennootschap, die dus Jan de grootere plaatselijke tentoonstelling goede cn belangwekkende kern zou moe- ten leveren waaromheen z.ieh dan de expo-itie andere zaken, vaak van localen cn spe- c™en aard zou groepeeren, heeft zich nu ereerst af te vragen"Wat moet die kern njn? Als antwoord zouden wij willen geven Interessante exposities cn de daarvoor benoodigde berging en gouwen. ^en interessante, wandelende expositie zou 8!|nronze meaning, b.v. moeten omvatten: a. con expositie van de grootindustrie, ma- 1!les in werking, modellen, statistische vcr- a,"i schou wel ij ko rsinteressante vertoonings- 'wkatukkon enz. enz, een koloniale tentoonstelling. c> een kunsttentoonstelling, zoovyol van 'tuiende kunst als van kunsthandwerk. 'at n'. aangaat zou dus dc kornbestuur- ct ac'1 nioeteu wenden tot dc fabrikanten. handelaren enz. rno.l de mededeeling, dat voor ben dc gelegenheid geopend weid om perma nent te oxpo.-ccren cn daardoor dus onder aannemelijke voorwaarden een voortdurende reclame te maken. De eventueele exposanten zonden zoodoende slechte voor één tentoon stelling behoeven te laten werken en toch tegen matigen prijs hun machines cn warcu op verschillende tentoonstellingen in ver schillende streken kunnen laten zien. Wat h betreft, zouden wij rneencn, dat de bestuurder op oen krachtdadigen steun van het ministerie van koloniën zou mogen rekenen, ja, het komt ons voor, dat 'dit mi nisterie de inrichting van deze nfdeeling geheel voor eigen rekening zou moeten ne men, omdat een goede wandelende „kolo niale tentoonstelling een uitstekende reclame voor onze koloniën zou zijn. Hoe zou men daardoor dc belangstelling voor onze kolo niën kunnen verhoogen, kapitaal en arbeid? kracht daarvoor kunnen interos&eeron Ten aanzien van punt c. gelooven wij eveneens, dat het op den weg van het Rijk zou liggen deze onderneming, sterk te steu nen. Eenige van 'de schatten van kunst en kunstnijverheid, welke het Rijk gedeeltelijk in Amsterdam, gedeeltelijk op minder toe gankelijke plaatsen bewaart, zouden door zulk een ambulant-ie gedurende de zomer maanden oneindig winnen aan vruchtbaar heid, zij zouden bovendien velen genot en loc ring kunnen verschaffen en een groote aan trekkingskracht uitoefenen. Toch.is het de vraag of er niet tsdlooze bureaucratische be zwaren zouden worden gemaakt en of men er dus ten slotte niet toe zou worden gebracht om hier met medewerking van kunstlievende genootschappen hof gewenschte goede geheel te krijgen. Zijn nu de onder a, b' cn c bedoelde col lecties bijeengebracht, dan komt do waag hoe ze liet geheelo jaar onder dak zullen worden gebracht. Wij hebben nu 'dus oen bijzonder mooie tenloonstellingskern. een complete en interes sante nijverhuidstentoonstelhng, een indruk wekkende koloniale expositie un een volledig beeld van onze kunst van dezen tijd. Hoc die mi onder dak te brengen, zoowel in den zomertijd, als de provinciale tentoonstellingen gehouden worden en de kern dus in dc pro vinciestad zal moeten worden gebracht temid den van de expositie der meer lokale produc ten en van al liet andere dat aan een tentoon stelling annex is, als in de wintermaanden. Allereerst stellen wij ons voor dat die ten- foonstellingskcrn elk jaar gedurende den zomer de hoofdschotel van de een of andere pro vinciale tentoonstelling zal zijn. Zij z.al dus iederen zomer in een (of twee) groote pro vinciale steden die hoofdschotel moeten vor men. Er is dan tusschen die steden overleg noodig, dat niet twee naburige steden tege lijk tentoonstellen cn dat de kern niet twee jaar achter elkaar in dezelfde buurt komt. Wij stellen ons dus b.v. een zesjarige reis voor Groningen, Dordrecht, Maastricht. Alkmaar, Almelo, Leeuwarden, Delft, Mid delburg enz. Wol zou het vermoedelijk moge lijk moeten zijn. dat twee tentoonstellingen in één seizoen ieder de halve kern krijgen en dan na anderhalve maand ruilen. Doch waar blijft de tentoonstelling gedu rende den anderen, den wintertijd? Dit is een vraag, die men eerst, na uitvoe rige studie zou kunnen oplossen. Docli dat zich ook hier oplossingen voordoen, die, voor- zoover wij kunnen beoordeel™, veel voordooien zouden hebben, willen wij aantoonen met er op te wijzen, dat men dc tentoonstellings kern gedurende don winter in een der drie groote ïlollnndscho steden zou kunnen op slaan, waar zij als zelfstandige permanente tentoonstelling van onze nijverheid, onze kolo niën en onz.e kunst een zeer belangrijke rol zal kunnen vervullen. In Duilschland is inen juist doende over een dergelijke permanente industrie-tentoonstelling te Berlijn, waar de fabrikanten voor bezoekende deskundigen hun nieuwste producten zouden kunnen exposce- rcn. Mor! zou er hierbij slechts op te letten hebben, dat b.v. niet de tentoonstelling 's winters te Amsterdam onder dak werd gebracht als zij 's zomers naar Ilaarlem moest, gaan of 's winters in Rotterdam nis zij 's zomers in Gouda zou zijn te zien. Intussclien zou men de tentoonstelling 's winters ook in enkele groote steden van liet buitenland kunnen uitpakken waar zoor zeker b. v. een goede koloniale tentoonstel ling veel bekijks zou hebben cn zeer ten goede zou komen aan handel en industrie van onze koloniën. Dit. alles zijn overigens kwesties, die eerst later nan do orde komen. Voorloopig is de hoofdzaak, dat wij aannemen, dat deze korn- tcntoonstolling behoudens hef vervoer vrijwel permanent zal zijn. Hoe ui voor een goed onderdak en voor een goed 'ervoer te zorgen? Antwoord hierop kunnen alleen de tech nici geven. Toch willen wij nog op enkele desiderata wijzen. In de eerste plaats is de vraag van de tentoonstelh'ngsgehouwcn voor plaatselijke tentoonste' tingen lastig. Het zetten van nieuwe gebouwen is uitermater kostbaar, een groote post op het budget van een provinciale tentoonstelling. Bestaande lokalen daarentegen zijn vaak zeer ongeschikt, leelijk hij gebruik voor dit doel en niet altijd voor voldoenden tijd beschikbaar. Doch het opzettelijk maken van gebouwen brengt er het provinciale tentoonstellingsbe- s'uur vanzelf tote om de tentoonstelling lang open te houden, teneinde de kosten der ge bouwen eruit te verdienen, wat aan den anderen kant vaak groote bezwaren met zich brengt. Kan het centraal bureau dus de ge bouwen, niet uitsluitend voor de kernten toonstelling doch voor de gehecle provinciale tentoonstelling, in huur er bij leveren, dan zou dit voer het slagen dier tentoonstellingen al een zaal. jan groot gewicht worden.. Im mers de kosten zouden veel geringer worden en anderzijds zou zulk een te verhuren ge bouw zóó goed gemaakt kunen worden, dat het aan hoogere eisehen voldeed "dan dc ge wone, nrovinciale tentoonstellingsgebouwen. Zulk een gebouw of complex van gebouwen zou dan ook uitermate geschikt zijn voor ex positie gedurende den winter in een groote stad van binnen- of buitenland. Een tweede opmerking over liet onderdak brengen van de kern-expositie betreft ook het vervoer. Indien het mogelijk ware zoo danige schepen te construceren, dat zij èn voor expositie èn voor vervoer geschikt wa ren, zou men bet overpakken vermijden en bet. vervoer eenvoudig en weinig kostbaar maken. Waarschijnlijk zou dat voor een ge deelte der tentoonstelling niet. gaan. Doch voor oen ander gedeelte, voor de zware en de kostbare stukken, zou dit misschien wöl mo gelijk zijn. Uit den aard dor zaak zal men in den regel bet terrein voor een tentoonstel ling in Nederland aan het water kiezen. De booten zouden dus in den regel zoo kun nen worden gelegd dat zij met dc overige tentoonstelling een geheel vormden. En wat dan niet in de booten kon worden geëxpo seerd, zou direct aan land kunnen worden gebracht, nadat men daar eerst het tc verhu ren tentoonstellingsgebouw, eveneens per scheepsgelegenheid, bad aangevoerd. Overigens staat en valt dit plan niet met de mogelijkheid zulke booten voor twee doel einden te bouwen. Wel daarentegen zouden eventueele bezwaren van regoeringswege tegen bet aldus voor tentoonstelling ter beschikking stellen van Rijkseigendom sterk verminderen, indien dit tentoonstellen kon geschieden in veilige booten onder rijkstoezicht zonder risico van verzending cn overpakking. Er doen zich nog verscheidene vragen Ier bespreking voor. De financieelc kant moet bekeken worden, de mogelijkheid om de icn- toonstellingsobjectcn te verfrisschcn en (loor nieuwe te vervangen moet overwogen enz enz. Doch het behandelen van deze kwesties zou ons over het bestek van dit artikel heen brengen. Wij zijn al tevreden, wanneer wij ter nadere besltulecring een nieuwe oplossing hebben gebracht van do vraag, hoe het provinciale tcntoonstellingswozen beter to regelen, opdat de steden elkaar met tentoon stellingen geen concurrentie aandoen, men niet zal staan voor de moeilijke gebouwen- vraag en men ton alle tijde gereed zal vinden een mooie kern. welke de provinciale ten toonstellingen buitengemeen interessant zond- kunnen maken. Voert men ons idee uit, dan is er minder risico bij het nrrangeeren van zulke tentoonstellingen, is het daarvoor be- noodigd kapitaal veel geringer, is er minder kapitaalverlies en dus de kans op financieel succes veel grootcr. Doch vooral zal men volgens de aange geven methode krijgen een uitstekende, be lnngwekende cn leerzame tentoonstelling, die niet alleen een uitstekend middel ter bevord- ring van vreemdelingenverkeer cn dus tot verschaffing van meerdere welvaart aan den middelstand zal zijn, maar ook een grootcn invloed zal kunnen hebben op de volksont wikkeling. Men schrijft ons In hol no. van 17 Augustus van dit blad word mij gelegenheid gegeven een meening te uiten over do. vechtlustige stemming van een aantal Nederlanders tegenover Venezuela en hun, door Nederlanders op Curasao ge steunde, pogingen, om het voor te stellen als of de matcrieele belangen van Curasao met en krachtig aanpakken tegenover Venezuela in belangrijke mate gediend zooden zijn. Mijn daartegenover geplaatste meening was, dat welke andere redenen ook vóór een optreden tegen Venezuela mochten pleiten in geen geval recht van bestaan kon wor den toegekend aan de vooretelling, als zou den Curasao's eerste levensbelangen grondig baat kunnen vinden bij een soort van oorlog met Venezuela. Dc bedoeling van mijn artikel was, in dezen liet conflict met Venezuela en de noo- dige hulpverleening aan Curasao als twee geheel van elkaar afgescheiden zaken te doen beschouwen, waar toch een onderlinge ver warring dreigde, waardoor naar ik vrees de do verontwaardiging tegen Castro al weer de behartiging der werkelijke belangen van Curasao op den achtergrond zon di'ingen. Het overgrootc deel der ruim 30,000 zie len tellende bevolking van Curasao, zal toch wel nooit door den h a n d e 1 onderhouden kunen worden, en de handel alléén zou misschien op directe wijze gebaat, kunnen zijn bij geweld tegen Venezuela maar de groote massa des volks op Curajao is aange wezen op hetgeen de bodem van het eiland zelf kan voortbrengen. Er werd door mij in dit verband gewezen op de noodzakelijkheid om afdoende hulp te bieden aan den landbouw op liet eiland en aangeduid hoe de nieuwe wetenschap om trent het verband tusschen klimaat en be bossching, op dit zoozeer door droogte ge teisterde eiland tot leiddraad zou kunnen strekken bij de te nemen maatregelen. Afijn beschouwingen zijn nu ruim twee maanden geleden ccucrzijds met instemming in de pers begroet (o a. dooi- de redactie van dc ,,Arnh. Cl." en ook in het ^Cen t-rum" weerklonk een eclio), anderzijds wer den zij, schijnbaar zakelijk, maar wel ietwat hartstochtelijk, aangevallen door iemand, die zelf G jaar op Curasao bud vertoefd, d'«n heer J. A. Snijders, in de ..Delflsche Cou rant". Thans geven de stukken voor de eerst daags in de Tweede Kamer aan de orde komende ('uracnosche begroeting een ge- recdo aanleiding, op de zaak terug te komen. Het bebosschingsbeginscl, als factor voor de vruehtbuarmaking eener streek voor cul tuiirgewassen, waarop ik herhaaldelijk in persartikelen de aandacht vestigde, als zich ergens in de wereld een pructischc aanleiding daartoe voordeed (droogte of wolkbreukcata- strophes in Spanje of Zuid-Frankrijk o. a.) blijkt toch inderdaad ook nu nog wel eens onderstreept te mogen worden. Verheugen kan ik mij over het feit, dat hot Voorloopig Verslag over de Curajaosche begrooting inderdaad op belangrijke punten mijn meening tegenover die van mijn zooeven genoemden bestrijder bevestigt, Ondanks de belangrijke uitgaven toch, die Nederland zich in de laatste zeven jaren voot' den landbouw op Curasao in het alge meen heeft getroost, leest, men in het V. V. in verband met het conflict met Venezuela: ,,Nu handel en scheepvaart gedeeltelijk stil liggen, springt te duidelijker de wensclie- lijkhoid in het oog ont de ontwikkeling van industrie en landbouw in de kolonie zoo krachtig mogelijk to bevorderen." Dat wat den landbouw betreft de belangstel- line, vooral van de Nederlanders op Cura cao zelf, nou verre van voldoende is. wordt ook getuigdenkele leden (verklaarden) uit de beraadslagingen van don Kolonialen Raad tot. hun leedwezen den indruk tc heb ben gekregen, dat. de geestdrift voor maat regelen ten bale van 'den landbouw in dat college niet overgroot is". Alen vergt mij de vrijheid, daarin een bevestiging te zien mijner meening, dat de Nederlandsche gezag- cn belanghebbenden o v e r h et. al from een zich veel te uitsluitend voor de D handelsbelangen interesseeren. Het. moge waar zijn, zooals de heer Snij ders in de „Delflsche Ct." berekent, dat van 19031907 bijna een ton gouds voor be vordering van den landbouw op Curasao i uitgegeven, dit bewijst volstrekt niet, dat mijn klacht over verwaarloosing van den landbouw ongerechtvaardigd was. In het ver ledcnc (tot vóór de korte jaren van proef nemingen) kan n iemand roofbouw en ver waarloozing ontkennenen heden geven do Koloniale Raad en de heer Snijders ook al weer te verstaan, dat allo moeite toch niet baat en dat men wegens do afwezigheid van noemenswaardige result it™ - eigenlijl- maar met die landbouvvlmlp weer moest op houden. Nu moest men wel verstaan dat het tol, dusver door Nederland op Ourftjao besleed geld „voor bevordering van den landbouw", om do kolonie minder afhankelijk te maken van den goeden wil der naburige republieken te haren opzichte, bovendien met toupa-sing van het door mij aanbevolene bebossen in gs- beginscl tot heden toe niets heeft te maken. De hobossching van Curajao en omliggen- le eilanden, datgene waar het in mijn artikel toch om ging, is inderdaad nog nooit als zaak van eenigszins systematische overheids zorg actief aangevat. De heer Snijders spreekt tan bebosschingsproeven, die genomen zijn, zonder resultaat; die proeven waren me in derdaad onbekend en er blijkt uit de be grooting niets van. De 23,500 voor 1909 uitgetrokken, zijn geheeluitgaven in het belang van cultures, d. w. z. ten be hoeve van direeten aanplant van cultuuvge- vassen. Verder wordt getracht door subsidies ten bedrage van jj der kosten om aanleg van waterkeerende dammen te bevorderen, die liet regenwater, dat zoo geregeld valt. dwin gen oni in den grond te dringen, in plaats van naar zee af te vloeien. Van sy.-tcma- tiseho bevordering van bebossching blijkt niets. Inderdaad was zelfs dc bescherming dei- bes t a a n d e bebossching op de eilanden iets, dat tot dusver schromelijk werd ver waarloosd. Hef laatste Koloniaal Verslag nog meldt., waar gesproken wordt over de toene mende aloc-eultuui' op Aruba en Bonaire „Aloë-cultuur leidt tot. den ondergang van Ie bo--scben. Zelfs ilivi-divi-boomen vallen dikwijls onder den bijl om ah brandhout te. dienen." Gelukkig kan er tevens dit jaar voor liet eerst aan toegevoegd worden, dat scherpe maatregelen zijn genomen togen dit misbruik en dat van Bonaire „thans positief (kant gemeld worden, dat er op dit eiland van ontbossehing geen sprake meer is." De vernieling van de bestaande bebos sching is nu pas opgehouden. Zóó ver zijn wc althans. En dat is een groote vooruit gang. Maar dan bewere men toch niet. dat aan de IiindbouvvWiimgen voldoende aan dacht is geschonken. liet Koloniaal Verslag levert het getuigenis, dat tot in de aller laatste jaren bet -"oornaamste beginsel in deze regen-arme streken, die daarentegen sums onder plotselinge, verwoestende, stort regens hebben te lijden, nog voortdurend is verwaarloosd. Er is van de zijde der bestrijders mijner beschouwingen op gewezen dat ik ten on rechte om w e d e r-bcbowihing van Curasao zou hebben gevraagd, aangezien bet eiland al bij de ontdekking door de Spanjaarden in 1499 dor en kaal zou zijn geweest. Dat is ecliter zeer betrekkelijk. Toen in 163-1 de Nederlanders het eiland veroverden, voerden de Spanjaarden bijv. nog verfhout, uit. Heel rijk is bet eiland volgens historische gegevens nooit geweest, maar toch rijk genoog om arti kelen tc leveren, die tot noodlotiigen roof bouw aanleiding gaven. Dat op de hoogten thans geen voldoende lmmuslaag aanwezig i.-, bewijst niets tegen dc mogelijkheid, dat zij vroeger meer be groeit geweest zouden zijn. Het vellen der be bossching heeft op alle hellingen wegspoelen van de humuslitag tengevolge. En de bewe ring. dat op die hoogten in de toekomst nooit boomen zouden kunnen groeien, zou wel wat stout zijn. Op de aan passaatwinden blootgestelde hoogste toppen z.al wel niemand vooralsnog boomen denken te planten, maar van beneden af naar boven kan men de hol ling wel stellig geleidelijk veroveren voor hoomgroei. De Franschen hebben in Tunis en Algiers bewezen, dat ernstig pogen in dit opzicht rijk wordt beloond. De tijdelijke directeur van het dep. van Opcnb. Werken op Curaijan blijkt in zijn dit jaar uitgebracht rapport over den aanleg van waterkeerende dammen op Curacao ook wel degelijk nu reeds aanplant van divi-divi en aloë op dc* liooger gelegen gronden moge lijk te achten en tevens gewenscht. om do uitspoeling der hoogere gronden en dc aan slibbing der dammen tegen te gaan. terwijl onder bescherming der divi-divi-boonicn .»ok een bedekking var. den grond met grastapijt is ic verkrijgen. Wat. nu reeds is verricht tol aanleg van dammen en irrigatie-inrichtingen, zou heel goed geleidelijk dienst h a a r gemaakt kun nen worden, niet alleen direct, aan de cultures in de valleien, maar tevens aan de beplan ting der hellingen. Het is nu nog geheel ter loops, dat in de officinale bescheiden de aan dacht wordt, gevestigd op dit punt, dat in derdaad hoofdzaak is en zonder hetwelk de uitgevoerde werken voor kunstmatige irri gatie toeli \nor de toekomst geen belangrijk perspectief leveren. Zeker lijkt, dat van regoeringswege de aan sporing zal moeten uitgaan om door eige naren en huurders van gronden de beplanting

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1908 | | pagina 9