verwijst eti denzelfdcn staat, die er zelf een eer iu stelt gewetenloos te zijn. ..Toch is natuurlijk die tegenstelling er, toch is hier een sterke tegenstrijdigheid, welke zoo ongerijmd mogelijk is. De k\ rostic is overigons zoo oud als de wereld. Heeft niet een bekend Flnrenlijnscli staatsman uit de middeleeuwen, van poli tici sprekend, gezegd,,AVij moeten mannen hebben, die meer liefde gevoelen voor hun vaderland dan voor hun ziel"? En is liet hul de grootste der Pruisische koningen, die eens cru weg verklaard hoeft: „De lieve God staat altijd aan de zijde der sterk ste batailions" En is het niet wederom de Duitsche na tie, welke in de laatste 15 jaar zich in allo toonaarden door haar staatslieden cu pu blicisten heeft hoeren toeroepen: „Droo- mers on idealisten, weg met uw theoreti sche bespiegelingen, volgt andrer voorbeeld en wordt realiteitspolitici"? Dat woord van de „Roalpolitick" is in Duilschtand diep ingeslagen, liet blijkt ons uit niets, dat speciaal de Dnitschers die vermaning van hun voormannen zoo noo- dig hadden, maar een feit is het, dat het woord altijd en overal gebruikt wordt, zoo dra iemand neigingen zou krijgen om iu do politiek te wijzen op hot verschil tus- schen goed en slecht. Iemand die ginds dan ook slagen wil, begint mot altijd ver van zich af te worpen de verdenking dat hij een goed mensch zou willen zijnin de politiek. En de overtuiging dat het recht van don sterkste altijd het beste is, wordt wellicht nergens zoo tot in zijn verre con sequenties aanvaard als in hot land van den.ïechtsstaat. „Rechtsstaat naar binnen, onrcchtsslaat naar buiten" ziedaar do positie waarin men wol bijna alle grootc slaton kan zien en waarin men de kleine staten in den regel alléén daarom niet ziet, omdat zij niet aan de zijde der grootste batailions staan. Het is voor do kleine staten, als voor alle zwakkeren, eigenbelang om to staan aan de zijclo van het recht, om te trachten het hunne te doen om de moraliteit in het politieke leven, speciaal in het internatio nale politieke loven, hoog tc houden. Wan neer wij dus in dat geval gaarne goed wil len zijn, is daarin allerminst aanleiding voor zelfverheffing. Wij zijn goed, omdat het in ons belang is, niet slecht tc zijn. Toch kunnen wij objectiever dan de bur gers dor groote staten de vraag onder de oogen zien. of werkelijk wol waar is. wat veelal beweerd wordt, dat de zedelijkheid, djr> het da.geiijksch leven beheerscht, in zake van politiek, van hoogore politi >k, ge mist kan worden als franje, die de werking der grootc lijnen van het geheel benadeelt. Men weet, dat die vraag niet altijd bevesti gend wordt beantwoord. Daar bobben wij hot bekende woord van Gladstone, din vcr- klaaid heeft dat wat moreel verkeerd is, politiek gesproken niet goed kan zijn. Dan hebben wy onlangs een interessant opstel van een Zwitserschen geleerde, dr. koer ster, uit Zurich, gelezen, die betoogde, dat ten slotte die realiteitspolitiek, waarover men tegenwoordig zoo'n hoogen borst op zet, nieL veel meer is dan een kortzichtige politiek, vr-lke niet verder kijkt dan haar neus lang is, geen doeleinden kent, dan de uit haar aard zeer materieeie, die haar onder den neus geschoven worden; een po- liti'-k, die alleen daarom zoo in do modo is. omdat haar aanhangers veel meer on middellijk succes bij Je menigte oogsten, dan do anderen, die niet zoo aansturen op voor de hand liggende materieeie voordoo ien. Eindelijk is er een vorfrisschcnd en moed gevend voorbeeld van iemand, die in veel opzichten morcele politiek heeft aangehan gen, in don pas afgetreden president der Vercenigcle Staten, Roosevelt. Ilot is na tuurlijk nu nog niet te bcoordeelen als hot al ooit zal zijn na te gaan welke drijfveeron de populaire ex-president voor zijn buitenlandsche politiek heeft gehad. Maar toch kan men wel constatccren, dat in d i e politiek evenals in do binnenland- sehe politiek, welke Roosevelt met zooveel kracht heeft gedreven, con moreelc strek king, een neiging tot braafheid is, die te aangenamer aandoet, nu men merkt dat Roosevelt zijn groote populariteit juist voor eon groot doel heeft tc danken aan die eer lijkheid en oprechtheid. Men denke in dit 'verband aan zijn ge weldigen strijd tegen de politieke verdor venheid in Amerika en tegen het geknoei van machtige trusts en financiecio corpo raties, die zich, naar hot scheen, hoven dc wet wilden stellen, liet scheen dat de president alle realiteit uit het oog verloor toen hij op het oorlogspad ging tegen de machten die hem haddon doen kiezen en tegen dc machtige financiecio lichamen, die zijn partij en dus indirect hemzelf had den gesteund. Het leek irreëel als de poli tiek van den man, die, op een tak gezeten, onmiddellijk aan den slag gaat oin dien tfik van den boom af to zagen, omdat hij z. i. den goeden groei belemmerde. Do po litieke auguren glimlachten over zooveel naïviteit van con man die alleen met wat eerlijkheid en oprechtheid 'de werking der zwaartnkmcht scheen te willen opheffen. En zie -- toch is Roosevelt cr in geslaagd, toch heli hij aangetoond, wat een grootc kracht cr van eerlijkheid en waarheid uil- gaat, ook in de publieke zaak, waarin de wijzen tot nu toe die goede zaken voor contrabande uitmaakten. En zoo heeft de groote Amerikaansche staatsman met den Tlollandsohen naam een groot voorbeeld gegeven aan dö kleine staten, met name aan het land van de vredesconferenties, waar zijn voorvaders geleefd hebben. Waarheid en eerlijkheid mogen wij ook in de binnenlandsche politiek betrachten. Doch niet minder belmoren wij met woont on daad te strijden voor het eerherstel van deze begrippen in de buitenlandsche poli tiek. Ziehier een taak voor dc kleine sta ten, met name voor Nederland, die wij nooit uit het oog mogen verliezen. "Want bij de vervulling van deze taak /werken voor ons de twee krachten, die iu dc groote staten tegen elkaar ingaa i, paral lel. Kan men ginds legen den wensch, dat de wtaal ook rechtsstaat zij naar buiten, nog niet oonigen schijn van recht inroe pen het belang van een gezond egoïsme, in ons geval vervalt die schijn van reclit, omdat ook gezond egoïsme ons moet doen streven naar bescherming van den zwakke tegen onrecht en onzedelijkheid. ALLERLEI, IIOE RESTAURATEURS BEETGENOMEN WORDEN. Ik kwam op zekeren dag in een restau rant en vroeg er om wat vleesch, gebakken aardappelen en een flescli bier, wat tc za- men ruim een gulden kostte. Toon ik even wel wilde betalen, kwam ik tot mijn schrik tot de ontdekking, dat er niet meer dan een stuiver ia mijn portemonnaie was. Na tuurlijk bood ik den restaurateur aan om mijn horloge als onderpand achter te laten, maar daar hij een zeer net mensch was, wees hij mijn aanbod van de hand, terwijl hij alleen mijn kaartje aannam, met dc belofte, dat ik don volgenden morgen mijn rekening zou komen vereffenen. Toen ik dan ook don volgenden dag verscheen en do rekening betaalde, en den kellner boven dien een footje gaf, als schadeloosstelling voor mijn vergeetachtigheid, raakte ik in gesprek met den restaurateur en spraken wij ook over die hoeren, die, na flink ge geten te hebben, weigeren te betalen. „Alle restaurateurs hebben van dat soort dieven te lijden," merkte mijn metgezel op, „en wel hizonder die, welke in een drukke buurt wonen, zooals ik. Mijn eerste on dervinding op dat gebied was de volgende: „Op zekeren' namiddag, omstreeks half drie, nadat de gewone koffietijd voorbij was, kwam cr een slordig gekleed heer bin nen, en ging hier, dicht bij de deur zitten. Hij bestelde met veel bizonders een go- woon twaalfuurtje mot wijn, en de re kening bedroeg ongeveer drie gulden. Ik zal maar niet verder in bijzonderheden treden, maar nadat dat heer eenige malen gebraakt had, verdween hij, zonder te be talen in de drukke straat, en ik zag hem nooit weer. „Dan hebben zich verscheidene gevallen voorgedaan zooals hel uwe neem mij niet kwalijk, dat ik het ronduit zeg, maar natuurlijk met een ander einde. Ik bedoel, dat verscheidene netgekieede hoeren hier kwamen, flink aten, cn wanneer het op betalen aankwam, zeiden, dat zo hun beurs vergeten hadden. Somtijds lieten zij een valschen naam en een verkeerd adres achter, soms ook waardclooze wissels, cn geen hunner kwam ooit terug. „Do brutaaltsto onder deze hoeren was wol die, welke door zijn goede manieren mij zóó voor zich innam, dat ik zoo dom was hem, behalve dat hij mij zijn vertering schuldig bleef, nog 9 gulden leende, om zijn reiskosten te betalen. „lfier volgt oen ander interessant geval, juist voor mij interessant, omdat ik bij die gelegenheid een der hoeren liet arresteer en. Hij kwam en verteerde voor omstreeks C gulden, waarna hij op de gewone manier stilletjes wegsloop, terwijl de kellner even aan het buffet stond te praten. Ik kan niet zeggen, hoc het kwam, of de man mijn inrichting niet herkende, of wat de aanlei ding cr loe was, maar op zekeren dag, juist op het uur, dat de meeste hoeren kwamen, zag ik dienzelfden heer voor het raam staan, nauwkeurig de spijs!ijst, die er voorhing, bekijkend. „tk behoef u niet te zeggen, dat ik naar buiten snelde en hem bij den kraag vatte, hem stevig vasthoudend, totdat do politie kwam opdagen, „Het zeldzaamste geval, waarvan ik ooit gehoord heb, is dat, wat een mijner vrien den, een jong restaurateur, overkwam. „Op zekeren dag," zoo vertelde hij mij, „kwamen cr drie rijk gekleede liccren binnen. Zij gebruikten oesters met stout, ter waarde van twaalf gulden, en zij waren nog bezig hun lekkernij te verorberen, toen plotseling een hunner zijn hand aan de wang bracht cn klaagde, dat hij ee.i tand gebroken had. „Zijn beide metgezellen en mijn vriend, do restaurateur, beklaagden hem zeer, toen plotseling do man een prachtige paarl to voorschijn bracht, natuurlijk tot grootè ver bazing van alle omstanders. Ik vrees, dat mijn vriend toen nog wat „groen" was, want na over cn weer beraadslaagd te heb ben, was hij dwaas genoeg do paarl als betaling aan te nemen voor zijn oesters, en bovendien nog 24 gulden toe te geven. „Ik behoef u nauwelijks te zeggen, dat het een nagemaakte paarl was waarschijnlijk zeer kunstig. Hot grappigste van de heele historie is, dat mijn vriend, nadat de beo- ten vertrokken waren, zes dozijn oesters opat in de hoop, daarin voldoende paarlen te vindon, om een collier van te laten ma ken. Nadat hij zich op die wijze ziek ge maakt had, ging hij met de paar) naar een kenner, en kwam het uit, dat ze niet de minste waarde had." HIJ BEET VAN ZICH AF. De tegenwoordige keizer van Duitsch- land woonde als kind het huwelijk bij van den prins en de prinses van Wales (de tegenwoordige koning en koningin). Hij was onder de hoede van zijn heide ooms, don hertog van Edinburg cn den hertog van Cornought. Zooals wol te verwachten was, kon de jonge Wilhelm zich niet stilhou den en ontving zoo nu en dan een waar schuwend tikje op den schouder. Maar hij nam wraak. Zijn ooms waren in Schotsch costuum, en de toekomstige keizer hukte voorzichtig en beet ze beiden in do naakte kuiten. SLAPENDE VISSCIIEN. In de Afrikaanscho steppen vindt men twee vischsoorten (in gedaante overeenko mend met aal en bliek), die negen maan den lang zonder water kunnen leven. Acht of negen maanden van het jaar zijn de beddingen der stroomen in bedoelde step pen geheel droog; alleen in don regentijd vindt men er water in. Zoodra do droogte die visschen belet te zwemmen, dringen zij in het slijk, waar zij den regenloozen tijd in slapenden toestand doorbrengen. Meer malen zijn er van die visschen opgegraven en droog naar Europa gezonden, waar zij door middel van lauw water in het leven worden teruggeroepen. NIEUWTJES VAN HIER EN EAAR. In Natal heeft men dikwijls zulk een overvloed van ananassen, dat ze in zekere jaargetijden dikwijls als varkensvoeder wor den aangewend. De gemiddelde wandel-pas van een ge zonden man of vrouw, is vijf en zeventig stappen per minuut. Grieksehe archeologen hebben in een klein dorp, Mazarata genaamd, op het eiland Cephalonia, verscheidene honderden graven opgegraven, uil hel tijdperk van 1000 jaar vóór Christus. Zij zijn bijzonder goed bewaard gebleven. Een Duitscher heeft een middel uitge vonden om langs kunstmatigen weg balein to maken. Het materiaal is leer, gedurende twee of drie dagen in zwavelzure pot- asch geweekt en dan op een raam uitge spannen, langzaam gedroogd, en aan een hooge temperatuur blootgesteld. Latei- wordt het onder zwaren druk gebracht, waardoor het hard en elastisch wordt. Een dame-zendelinge verliet onlangs Croydon, om zich naar Qua-Iboe, op de westkust van Afrika, te begeven, en nam voor de kinderen der inboorlingen een uit gebreide collectie poppen mee. Do zende lingen, die daar al wonen, besloten, dat zij niet uitgedeeld zouden worden, omdat zij dc poppen tot afgoden zouden verhef fen cn aanbidden. In de Rots van Gibraltar zijn zeven mijlen tunnels uitgehouwen. In Duitschland worden voor de bedden der soldaten papiersnippers gebruikt. De grootste visch-oters ter wereld zijn de Japanners. Het eten van vleesch wordt aan de rijken overgelaten, en zelfs zij ma ken er slechts spaarzaam gebruik van. Do Engelsdie eik, die in het Central- Park te New-York in 1860 geplant werd door koning Edward VII, (toenmaals prins van Wales), 'is onlangs uit vrees voor om vallen en het veroorzaken van ongelukken, geveld. i Al do huizen en gebouwen in Valetta, de hoofdstad van het eiland Maltha, zijn van witten steen. Daar er gcon rook of mist is om ze vuil te raken, zien ze cr zoo frisch uit, alsof ze eerst onlaags gebouwd werden. ANECDOTEN, Op een vergadering te Parijs, sprak een reiziger, die zeer anti-semietisch gezind was, mot baron Rothschild over de schoonhe den van het eiland Haïti, en maakte lachend de opmerking: „Er zijn daar varkens noch joden." „Zool" hernam Rothschild, „dan moeten we er samen heengaan; wat zouden we een opgang maken 1" WAAR HIJ ZIJN ENGELSCH BLOED VANDAAN HAD. Een bewoner van de Zuidzee-eilandcn werd door een Engelsehman als knecht meegenomen naar Engeland. In een her berg roemde hij de constitutie van do Brit ten, waarop een van de andere bezoekers zei: „Wat weet gij daarvan? Je bont geen Engelsehman 1 Je hebt geen droppel En- gelsch bloed in je aderen." „Zeg dat nu maar niet zoo zeker," ant woordde de zwarte. „Een van mijn voor ouders heeft mee geholpen om kapitein Cook op to eten." HOE ZIJ IIET WIST. Dc aardige waarzegster met den grooton hoed en de grijze shawl er om, nam op de fancy-fair de hand van een der bezoek sters. „Ge zult hebben gezondheid en ge luk, enkele zorgen, vele vrienden; ge zultPlotseling hield zo op„O, riep ze uit, „ik zie aan uw hand, dat ge geën gageerd zijl!" „Hoe wonderlijk!" stamelde hot aanslaande bruidje. „Verder" ging do waarzegsier \oort, „bent u verloofd met mijnheer M." „Buitengewoon!" riep 'tblo zende meisje opgewonden. „De lijnen van mijn hand kunnen u toch stellig den naam niet zeggen van..." „W;o spreekt er van lijnen?" antwoordde de waarzegster. „Gij draagt don engagementsring, dien ik hem veertien dagen, geleden terugzond." VERDUBBELD GEVAAR. Echtgenoot: „Onze kleine jongen is heel ziek, dokter, zult u als 't u blieft, dadelijk komen?" Dokter: „Ik kan niet voor over een uur bij u zijn." Echtgenoot: „O, dokter, kom toch da delijk, want u moet weten, dal mijn vrouw een hoek heeft: „Wat to doen vóór de dokter komt." En nu ben ik bang, dat ze het doen zal.' EEN VERSTANDIG MEISJE. "Waardin: „"Mina, waarom luidt ge de bel niet voor het eten?" Dienstmeisje: „Ik weet niet, waar ze hangt, juffrouw."' „En ik heb je van morgen toch gezegd, dat ze in de gang hing?" „Neem me niet kwalijk juffrouw, maar u zei me van morgen, dat dat de bel was voor het ontbijt." VóóR EN NA IIET HUWELIJK. Hij: „Wat lees je daar?" Zij: „Och, oude brieven van je." Hij: „Van mij? Wat staat er in dien van tien bladzijden?" Zij: „Dien schreef jo me vóór ons huwe lijk, toen ik eens een beetje verkouden was. En deze, één blaadje, is van ver leden jaar, toen je op reis was, en ik zwaar ziek lag aan influenza." ZIJ VERGISTE ZICIL Een jonge moeder overviel haar echtge noot, toen hij in stomme bewondering slond hij de wieg van zijn eerstgeborene. Zij was aangenaam verrast cn dacht bij zjchzelf: „Wat houdt Karei toch veel van ons kind!" Juist keerde haar echtgenoot zich om en sprak op iuirschen toon: „Liena, hoe meer ik er naar kijk, hoe schandelijker of ik het vind, dat do meubel maker 20 gulden durft rekenen voor deze afschuwelijke wieg." VOO II DAMES. MODE. Onze kalender zegt ons, dat zoo lang zamerhand weder de door ieder verbeide lente nadert en hiermede zal de behoefte naar dunnere kleeding zich doen gevoelen en is het oogenblik aangebroken, waarin we vragen: „Wat brengt, ten opzichte van onzo voorjaarstoiletten, de mode ons voor- nieuws In geen geval zullen het groote veranderingen, zijn, want de nouveauté's, die de mode ons dezen winter bracht, zul len, behoudens eenige wijzigingen, gehand haafd blijven. Wo zullen in de eerste plaats het voor- jaarseostuum behandelen, dat voor alle vrouwen onontbeerlijk is. Nu dient het voor den overgangstijd, in den zomer als reis toilet en verder voor koele, triestige dagen, dio, helaas ook in den zomer, dikwijls ons deel zijn. Paletots worden halflang en in drie- kwartlcngte gedragen; zij, die op hot koite tailleur-model gesteld zijn, kunnen dit even eens kiezen, als ze ten minste geen aan spraak op het allernieuwste willen maken. De meest gezochte mantelmaat is die, welke tot op de knieën reikt. De ompire-vorm met de verkorte taillo- lijn verdwijnt langzamerhand van het too- nc-.il. De nieuwe modellen zijn, zoowel vóór als achter, half aangesloten, zoodat de rug gen zonder naad worden ingericht. Deze vorm geeft aan de mode van het seizoen zijn eigenaardig chachet, zoodat, wanneer er van een nieuw model sprake is, men slechts hoeft te letten op den breeden rug- vorm. Ook de sluiting van de mantels hoeft iets eigenaardigs, daar de meeste sluitin gen als het ware een driehoek vormen. Over de kragen is men hot nog niet eens geworden; sommige huizen brengen den omliggcnden kraag met grootere of kleinere revers, terwijl andere den Stuart-kraag lan- ceeren. De mouwen zijn zonder uitzondering lang en worden glad in het armgat genaaid. Zeer karakteristiek bij de costuummanlels is do knoopgarneering, die deze met de rokken gemeen heeft. De knoopengarnec- ring is trouwens reeds se'dert den vorigon zomer een geliefkoosd versiersel, doch nu wordt zo meer methodisch toegepast. Aan heide zijden van het breede rug pand mag do dubbele rij knoopen evenmin ontbreken, als aan den voorkant en aan weerszijden van het armgat. Zo worden steeds met blinde knoopgaten of smalle tres-omslagen ingericht. Practische tailleur-costuums werden van cheviot of homespun vervaardigd, en wel in blauw-grijs of groen. Ook gestreepte stoffen in smalle dessins zullon veol gedragen worden; verder zal men nog enkele geruite stoffen opmerken. Voor modern gelden echter effen, gladde stoffen, met platte keper. De japonrokken worden nog steeds zon der voering gemaakt en de mantels met voering in <}e "kleur der stoffen, .De sleep- rokken gullen wederom algemeen worden i waar hot gekleede toiletten betreft. De voelvrije rokken zijn uitsluitend voor och- 5 tend- en reistoiletten. j - De zijden of lusteren onderrokken behoo- ren zooveel mogelijk in de kleur der japon- non te zijn. Ze worden met een gladden band en nauw aan de heupen ingericht; Ier hoogte van de knieën naait men een wijde volant aan, die aan den onderrand met drio smalle strookjes gegarneerd wordt. De hoeden van het komend seizoen zijn groot van model en druk gegarneerd. Do tocque" zal naar alle waarschijnlijkheid het meest gedragen worden; do bollen der toe- ques zijn groot, terwijl de randen zeer wil- lekeurig gebogen zijn. In garneering bezigt men veel aigrettes, ongekrulde struisvee- t ren, die op elkaar gelogd worden. Ook 3 tule in twee kleuren, als wit en mouvo 3 kan men als modem garneersel beschou- wen. I VOOR KINDEREN. DE TOOVERRING VAN DEN REUS GUMBO. - (Vervolg en slot.) Maar laat ons nu naar den reus terug- koeren. Ilij kwam thuis van het avondeten en viel daarna in een gezonden slaap, die twee dagen duurde. Toen hij wakker werd, ging hij naar boven om te zien, of zijn ring nog veilig was, en was zeer verwondert tc bemerken, dat hij verdwenen was. In - zijn woede rende hij de trappen af, greep l zijn vrouw cn vóór dat deze een woord kon zeggen, had hij haar al met zijn zwaard gedood. Hij ging toen zitten en begon zich af te vragen, wie den ring kon hebben en i hoe hij hem terug kon krijgen. Terwijl hij hierover nadacht, kwam er een dwerg van zijn kennis binnen en vroeg hem, wat er van de zaak was. Gumbo vertelde het hem, en toen het verhaal uit was, zei de dwerg 'dadelijk: j „Prins Pettitoes heeft den ring wegge nomen." Na een poosje gepraat te hebben, zei hij, dat hfij' weg wilde gaan, om te zien of dc prins werkelijk den ring gestolen haden, zoo gezegd, zoo gedaan. Toen hij aan het hof kwam, was het eerste, wat hij hoorde, dal do prins van een lange reis was thuisgekomen en dat hij een zeldza- mon ring had meegebracht. Nadat hij de inlichtingen, die hij wenschto te hebben, gekregen had, haastte de dwerg zich weer terug en verleide alles aan Gumbo. Gumbo stelde nu alle pogingen in het werk om- een leger bij elkaar te krijgen, want er waren een groot aantal reuzen in het land, waar hij woonde. Nadat hij het leger bij elkaar had, trok Iiij naar de hoofdstad, waar de vader van den prins woonde, begon ccn oorlog, nam de stad in en verbrande haar, uitgezon derd don prins, die naar een ander hof ontkwam, waar hij vriendelijk ontvangen i werd. De reus, heel hoos, omdat hij zijn ring j niet terug had, ging naar huis en ont- bond zijn leger. Nadat de prins zich een paar maanden stil gehouden had, meende hij wel naar het kasteel van Gumbo te kunnen gaan, ten einde hom te 'doodt®. Zoo ging hij op zekeren dag op weg met een groote massa soldaten, en na eenige weken loopens, kwamen zij aan den zoom van het woud, dicht bij hot kasteel. Hij zei toen zijn mannetjes, zich in het bosch lo verstoppen, cn te voorschijn te komen, als hij floot. Hij ging toen naar het kas- teel, en, hoorende dat Gumbo niet thuis was, besloot hij zich in een kast te ver bergen en zijn thuiskomst af te wachten. Spoedig, nadat hij zich verstopt had, kwam Gumbo thuis en ging zitten eten. De prins kwam toen uit do kast te voorschijn, en daagde den reus uit tot een gevecht. In den beginne lachte de reus hem uit, maar, zien de dat hot ernst was, nam hij zijn zwaard, slingerde het in de rondte, en mikte op den prins, die, een zijsprong makend, den slag ontweek, en toen den reus met zijn zwaard een snede gaf in do beonen. Nu stortte Gumbo, brullend van pijn, zich weer op den prins, en nu met meer succes, want de prins viel op zijn knieën. Het gebrul van pijn van den reus ging nu over in een van pleizier, en op zijn vijand springend, hief hij zijn zwaard op, om den genade slag toe tc brengen; maar de prins wrong met een laatste poging zijn zwaard in het hart van don reus en viel toen flauw. De reus viel dood neer, met een slag, die het huis deed kraken. Op cjit leven kwamen de soldaten van den prins als éón man toesnellen, cn wa ren verbaasd den reus dood te zien liggen aan één zijde van de kamer, en hun prins, oogenschijr.lijk in dezelfde positie, aan de andere zijde. Toen de prins bij kwam, gaf bij bevel, alles wat waarde had, bij elkaar te pak ken. Zijn soldaten volgden dit bevel op en gingen toen naar huis, waar do prins, zorgvuldig opgepast, herstelde en prinses Brighteyes, de dochter van don koning die hem een schuilplaats verleend had, trouw de. Later werd hij .koning in do plaats van zijn schoonvader, en regeerde lang en gelukkig.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1909 | | pagina 10