verwijst eti denzelfdcn staat, die er zelf
een eer iu stelt gewetenloos te zijn.
..Toch is natuurlijk die tegenstelling er,
toch is hier een sterke tegenstrijdigheid,
welke zoo ongerijmd mogelijk is.
De k\ rostic is overigons zoo oud als de
wereld. Heeft niet een bekend Flnrenlijnscli
staatsman uit de middeleeuwen, van poli
tici sprekend, gezegd,,AVij moeten mannen
hebben, die meer liefde gevoelen voor hun
vaderland dan voor hun ziel"? En is liet
hul de grootste der Pruisische koningen,
die eens cru weg verklaard hoeft: „De
lieve God staat altijd aan de zijde der sterk
ste batailions"
En is het niet wederom de Duitsche na
tie, welke in de laatste 15 jaar zich in allo
toonaarden door haar staatslieden cu pu
blicisten heeft hoeren toeroepen: „Droo-
mers on idealisten, weg met uw theoreti
sche bespiegelingen, volgt andrer voorbeeld
en wordt realiteitspolitici"?
Dat woord van de „Roalpolitick" is in
Duilschtand diep ingeslagen, liet blijkt ons
uit niets, dat speciaal de Dnitschers die
vermaning van hun voormannen zoo noo-
dig hadden, maar een feit is het, dat het
woord altijd en overal gebruikt wordt, zoo
dra iemand neigingen zou krijgen om iu
do politiek te wijzen op hot verschil tus-
schen goed en slecht. Iemand die ginds dan
ook slagen wil, begint mot altijd ver van
zich af te worpen de verdenking dat hij
een goed mensch zou willen zijnin de
politiek. En de overtuiging dat het recht
van don sterkste altijd het beste is, wordt
wellicht nergens zoo tot in zijn verre con
sequenties aanvaard als in hot land van
den.ïechtsstaat.
„Rechtsstaat naar binnen, onrcchtsslaat
naar buiten" ziedaar do positie waarin
men wol bijna alle grootc slaton kan zien
en waarin men de kleine staten in den
regel alléén daarom niet ziet, omdat zij niet
aan de zijde der grootste batailions staan.
Het is voor do kleine staten, als voor
alle zwakkeren, eigenbelang om to staan
aan de zijclo van het recht, om te trachten
het hunne te doen om de moraliteit in het
politieke leven, speciaal in het internatio
nale politieke loven, hoog tc houden. Wan
neer wij dus in dat geval gaarne goed wil
len zijn, is daarin allerminst aanleiding
voor zelfverheffing. Wij zijn goed, omdat
het in ons belang is, niet slecht tc zijn.
Toch kunnen wij objectiever dan de bur
gers dor groote staten de vraag onder de
oogen zien. of werkelijk wol waar is. wat
veelal beweerd wordt, dat de zedelijkheid,
djr> het da.geiijksch leven beheerscht, in
zake van politiek, van hoogore politi >k, ge
mist kan worden als franje, die de werking
der grootc lijnen van het geheel benadeelt.
Men weet, dat die vraag niet altijd bevesti
gend wordt beantwoord. Daar bobben wij
hot bekende woord van Gladstone, din vcr-
klaaid heeft dat wat moreel verkeerd is,
politiek gesproken niet goed kan zijn. Dan
hebben wy onlangs een interessant opstel
van een Zwitserschen geleerde, dr. koer
ster, uit Zurich, gelezen, die betoogde, dat
ten slotte die realiteitspolitiek, waarover
men tegenwoordig zoo'n hoogen borst op
zet, nieL veel meer is dan een kortzichtige
politiek, vr-lke niet verder kijkt dan haar
neus lang is, geen doeleinden kent, dan de
uit haar aard zeer materieeie, die haar
onder den neus geschoven worden; een po-
liti'-k, die alleen daarom zoo in do modo
is. omdat haar aanhangers veel meer on
middellijk succes bij Je menigte oogsten,
dan do anderen, die niet zoo aansturen op
voor de hand liggende materieeie voordoo
ien.
Eindelijk is er een vorfrisschcnd en moed
gevend voorbeeld van iemand, die in veel
opzichten morcele politiek heeft aangehan
gen, in don pas afgetreden president der
Vercenigcle Staten, Roosevelt. Ilot is na
tuurlijk nu nog niet te bcoordeelen als
hot al ooit zal zijn na te gaan welke
drijfveeron de populaire ex-president voor
zijn buitenlandsche politiek heeft gehad.
Maar toch kan men wel constatccren, dat
in d i e politiek evenals in do binnenland-
sehe politiek, welke Roosevelt met zooveel
kracht heeft gedreven, con moreelc strek
king, een neiging tot braafheid is, die te
aangenamer aandoet, nu men merkt dat
Roosevelt zijn groote populariteit juist voor
eon groot doel heeft tc danken aan die eer
lijkheid en oprechtheid.
Men denke in dit 'verband aan zijn ge
weldigen strijd tegen de politieke verdor
venheid in Amerika en tegen het geknoei
van machtige trusts en financiecio corpo
raties, die zich, naar hot scheen, hoven
dc wet wilden stellen, liet scheen dat de
president alle realiteit uit het oog verloor
toen hij op het oorlogspad ging tegen de
machten die hem haddon doen kiezen en
tegen dc machtige financiecio lichamen,
die zijn partij en dus indirect hemzelf had
den gesteund. Het leek irreëel als de poli
tiek van den man, die, op een tak gezeten,
onmiddellijk aan den slag gaat oin dien
tfik van den boom af to zagen, omdat hij
z. i. den goeden groei belemmerde. Do po
litieke auguren glimlachten over zooveel
naïviteit van con man die alleen met wat
eerlijkheid en oprechtheid 'de werking der
zwaartnkmcht scheen te willen opheffen.
En zie -- toch is Roosevelt cr in geslaagd,
toch heli hij aangetoond, wat een grootc
kracht cr van eerlijkheid en waarheid uil-
gaat, ook in de publieke zaak, waarin de
wijzen tot nu toe die goede zaken voor
contrabande uitmaakten.
En zoo heeft de groote Amerikaansche
staatsman met den Tlollandsohen naam
een groot voorbeeld gegeven aan dö kleine
staten, met name aan het land van de
vredesconferenties, waar zijn voorvaders
geleefd hebben.
Waarheid en eerlijkheid mogen wij ook
in de binnenlandsche politiek betrachten.
Doch niet minder belmoren wij met woont
on daad te strijden voor het eerherstel van
deze begrippen in de buitenlandsche poli
tiek. Ziehier een taak voor dc kleine sta
ten, met name voor Nederland, die wij
nooit uit het oog mogen verliezen. "Want
bij de vervulling van deze taak /werken
voor ons de twee krachten, die iu dc
groote staten tegen elkaar ingaa i, paral
lel. Kan men ginds legen den wensch, dat
de wtaal ook rechtsstaat zij naar buiten,
nog niet oonigen schijn van recht inroe
pen het belang van een gezond egoïsme,
in ons geval vervalt die schijn van reclit,
omdat ook gezond egoïsme ons moet doen
streven naar bescherming van den zwakke
tegen onrecht en onzedelijkheid.
ALLERLEI,
IIOE RESTAURATEURS BEETGENOMEN
WORDEN.
Ik kwam op zekeren dag in een restau
rant en vroeg er om wat vleesch, gebakken
aardappelen en een flescli bier, wat tc za-
men ruim een gulden kostte. Toon ik even
wel wilde betalen, kwam ik tot mijn schrik
tot de ontdekking, dat er niet meer dan
een stuiver ia mijn portemonnaie was. Na
tuurlijk bood ik den restaurateur aan om
mijn horloge als onderpand achter te laten,
maar daar hij een zeer net mensch was,
wees hij mijn aanbod van de hand, terwijl
hij alleen mijn kaartje aannam, met dc
belofte, dat ik don volgenden morgen mijn
rekening zou komen vereffenen. Toen ik
dan ook don volgenden dag verscheen en
do rekening betaalde, en den kellner boven
dien een footje gaf, als schadeloosstelling
voor mijn vergeetachtigheid, raakte ik in
gesprek met den restaurateur en spraken
wij ook over die hoeren, die, na flink ge
geten te hebben, weigeren te betalen.
„Alle restaurateurs hebben van dat soort
dieven te lijden," merkte mijn metgezel op,
„en wel hizonder die, welke in een drukke
buurt wonen, zooals ik. Mijn eerste on
dervinding op dat gebied was de volgende:
„Op zekeren' namiddag, omstreeks half
drie, nadat de gewone koffietijd voorbij
was, kwam cr een slordig gekleed heer bin
nen, en ging hier, dicht bij de deur zitten.
Hij bestelde met veel bizonders een go-
woon twaalfuurtje mot wijn, en de re
kening bedroeg ongeveer drie gulden. Ik
zal maar niet verder in bijzonderheden
treden, maar nadat dat heer eenige malen
gebraakt had, verdween hij, zonder te be
talen in de drukke straat, en ik zag hem
nooit weer.
„Dan hebben zich verscheidene gevallen
voorgedaan zooals hel uwe neem mij
niet kwalijk, dat ik het ronduit zeg,
maar natuurlijk met een ander einde. Ik
bedoel, dat verscheidene netgekieede hoeren
hier kwamen, flink aten, cn wanneer het
op betalen aankwam, zeiden, dat zo hun
beurs vergeten hadden. Somtijds lieten zij
een valschen naam en een verkeerd adres
achter, soms ook waardclooze wissels, cn
geen hunner kwam ooit terug.
„Do brutaaltsto onder deze hoeren was
wol die, welke door zijn goede manieren mij
zóó voor zich innam, dat ik zoo dom was
hem, behalve dat hij mij zijn vertering
schuldig bleef, nog 9 gulden leende, om
zijn reiskosten te betalen.
„lfier volgt oen ander interessant geval,
juist voor mij interessant, omdat ik bij die
gelegenheid een der hoeren liet arresteer en.
Hij kwam en verteerde voor omstreeks C
gulden, waarna hij op de gewone manier
stilletjes wegsloop, terwijl de kellner even
aan het buffet stond te praten. Ik kan
niet zeggen, hoc het kwam, of de man mijn
inrichting niet herkende, of wat de aanlei
ding cr loe was, maar op zekeren dag,
juist op het uur, dat de meeste hoeren
kwamen, zag ik dienzelfden heer voor het
raam staan, nauwkeurig de spijs!ijst, die
er voorhing, bekijkend.
„tk behoef u niet te zeggen, dat ik naar
buiten snelde en hem bij den kraag vatte,
hem stevig vasthoudend, totdat do politie
kwam opdagen,
„Het zeldzaamste geval, waarvan ik ooit
gehoord heb, is dat, wat een mijner vrien
den, een jong restaurateur, overkwam. „Op
zekeren dag," zoo vertelde hij mij, „kwamen
cr drie rijk gekleede liccren binnen. Zij
gebruikten oesters met stout, ter waarde
van twaalf gulden, en zij waren nog bezig
hun lekkernij te verorberen, toen plotseling
een hunner zijn hand aan de wang bracht
cn klaagde, dat hij ee.i tand gebroken had.
„Zijn beide metgezellen en mijn vriend, do
restaurateur, beklaagden hem zeer, toen
plotseling do man een prachtige paarl to
voorschijn bracht, natuurlijk tot grootè ver
bazing van alle omstanders. Ik vrees, dat
mijn vriend toen nog wat „groen" was,
want na over cn weer beraadslaagd te heb
ben, was hij dwaas genoeg do paarl als
betaling aan te nemen voor zijn oesters,
en bovendien nog 24 gulden toe te geven.
„Ik behoef u nauwelijks te zeggen, dat het
een nagemaakte paarl was waarschijnlijk
zeer kunstig. Hot grappigste van de heele
historie is, dat mijn vriend, nadat de beo-
ten vertrokken waren, zes dozijn oesters
opat in de hoop, daarin voldoende paarlen
te vindon, om een collier van te laten ma
ken. Nadat hij zich op die wijze ziek ge
maakt had, ging hij met de paar) naar een
kenner, en kwam het uit, dat ze niet de
minste waarde had."
HIJ BEET VAN ZICH AF.
De tegenwoordige keizer van Duitsch-
land woonde als kind het huwelijk bij van
den prins en de prinses van Wales (de
tegenwoordige koning en koningin). Hij was
onder de hoede van zijn heide ooms, don
hertog van Edinburg cn den hertog van
Cornought. Zooals wol te verwachten was,
kon de jonge Wilhelm zich niet stilhou
den en ontving zoo nu en dan een waar
schuwend tikje op den schouder. Maar hij
nam wraak. Zijn ooms waren in Schotsch
costuum, en de toekomstige keizer hukte
voorzichtig en beet ze beiden in do naakte
kuiten.
SLAPENDE VISSCIIEN.
In de Afrikaanscho steppen vindt men
twee vischsoorten (in gedaante overeenko
mend met aal en bliek), die negen maan
den lang zonder water kunnen leven. Acht
of negen maanden van het jaar zijn de
beddingen der stroomen in bedoelde step
pen geheel droog; alleen in don regentijd
vindt men er water in. Zoodra do droogte
die visschen belet te zwemmen, dringen zij
in het slijk, waar zij den regenloozen tijd
in slapenden toestand doorbrengen. Meer
malen zijn er van die visschen opgegraven
en droog naar Europa gezonden, waar zij
door middel van lauw water in het leven
worden teruggeroepen.
NIEUWTJES VAN HIER EN EAAR.
In Natal heeft men dikwijls zulk een
overvloed van ananassen, dat ze in zekere
jaargetijden dikwijls als varkensvoeder wor
den aangewend.
De gemiddelde wandel-pas van een ge
zonden man of vrouw, is vijf en zeventig
stappen per minuut.
Grieksehe archeologen hebben in een
klein dorp, Mazarata genaamd, op het
eiland Cephalonia, verscheidene honderden
graven opgegraven, uil hel tijdperk van 1000
jaar vóór Christus. Zij zijn bijzonder goed
bewaard gebleven.
Een Duitscher heeft een middel uitge
vonden om langs kunstmatigen weg balein
to maken. Het materiaal is leer, gedurende
twee of drie dagen in zwavelzure pot-
asch geweekt en dan op een raam uitge
spannen, langzaam gedroogd, en aan een
hooge temperatuur blootgesteld. Latei-
wordt het onder zwaren druk gebracht,
waardoor het hard en elastisch wordt.
Een dame-zendelinge verliet onlangs
Croydon, om zich naar Qua-Iboe, op de
westkust van Afrika, te begeven, en nam
voor de kinderen der inboorlingen een uit
gebreide collectie poppen mee. Do zende
lingen, die daar al wonen, besloten, dat
zij niet uitgedeeld zouden worden, omdat
zij dc poppen tot afgoden zouden verhef
fen cn aanbidden.
In de Rots van Gibraltar zijn zeven mijlen
tunnels uitgehouwen.
In Duitschland worden voor de bedden
der soldaten papiersnippers gebruikt.
De grootste visch-oters ter wereld zijn
de Japanners. Het eten van vleesch wordt
aan de rijken overgelaten, en zelfs zij ma
ken er slechts spaarzaam gebruik van.
Do Engelsdie eik, die in het Central-
Park te New-York in 1860 geplant werd
door koning Edward VII, (toenmaals prins
van Wales), 'is onlangs uit vrees voor om
vallen en het veroorzaken van ongelukken,
geveld. i
Al do huizen en gebouwen in Valetta,
de hoofdstad van het eiland Maltha, zijn
van witten steen. Daar er gcon rook of
mist is om ze vuil te raken, zien ze
cr zoo frisch uit, alsof ze eerst onlaags
gebouwd werden.
ANECDOTEN,
Op een vergadering te Parijs, sprak een
reiziger, die zeer anti-semietisch gezind was,
mot baron Rothschild over de schoonhe
den van het eiland Haïti, en maakte lachend
de opmerking: „Er zijn daar varkens noch
joden."
„Zool" hernam Rothschild, „dan moeten
we er samen heengaan; wat zouden we
een opgang maken 1"
WAAR HIJ ZIJN ENGELSCH BLOED
VANDAAN HAD.
Een bewoner van de Zuidzee-eilandcn
werd door een Engelsehman als knecht
meegenomen naar Engeland. In een her
berg roemde hij de constitutie van do Brit
ten, waarop een van de andere bezoekers
zei:
„Wat weet gij daarvan? Je bont geen
Engelsehman 1 Je hebt geen droppel En-
gelsch bloed in je aderen."
„Zeg dat nu maar niet zoo zeker," ant
woordde de zwarte. „Een van mijn voor
ouders heeft mee geholpen om kapitein Cook
op to eten."
HOE ZIJ IIET WIST.
Dc aardige waarzegster met den grooton
hoed en de grijze shawl er om, nam op
de fancy-fair de hand van een der bezoek
sters. „Ge zult hebben gezondheid en ge
luk, enkele zorgen, vele vrienden; ge
zultPlotseling hield zo op„O, riep
ze uit, „ik zie aan uw hand, dat ge geën
gageerd zijl!" „Hoe wonderlijk!" stamelde
hot aanslaande bruidje. „Verder" ging do
waarzegsier \oort, „bent u verloofd met
mijnheer M." „Buitengewoon!" riep 'tblo
zende meisje opgewonden. „De lijnen van
mijn hand kunnen u toch stellig den naam
niet zeggen van..." „W;o spreekt er van
lijnen?" antwoordde de waarzegster. „Gij
draagt don engagementsring, dien ik hem
veertien dagen, geleden terugzond."
VERDUBBELD GEVAAR.
Echtgenoot: „Onze kleine jongen is heel
ziek, dokter, zult u als 't u blieft, dadelijk
komen?"
Dokter: „Ik kan niet voor over een uur
bij u zijn."
Echtgenoot: „O, dokter, kom toch da
delijk, want u moet weten, dal mijn vrouw
een hoek heeft: „Wat to doen vóór de
dokter komt." En nu ben ik bang,
dat ze het doen zal.'
EEN VERSTANDIG MEISJE.
"Waardin: „"Mina, waarom luidt ge de
bel niet voor het eten?"
Dienstmeisje: „Ik weet niet, waar ze
hangt, juffrouw."'
„En ik heb je van morgen toch gezegd,
dat ze in de gang hing?"
„Neem me niet kwalijk juffrouw, maar
u zei me van morgen, dat dat de bel
was voor het ontbijt."
VóóR EN NA IIET HUWELIJK.
Hij: „Wat lees je daar?"
Zij: „Och, oude brieven van je."
Hij: „Van mij? Wat staat er in dien van
tien bladzijden?"
Zij: „Dien schreef jo me vóór ons huwe
lijk, toen ik eens een beetje verkouden
was. En deze, één blaadje, is van ver
leden jaar, toen je op reis was, en ik
zwaar ziek lag aan influenza."
ZIJ VERGISTE ZICIL
Een jonge moeder overviel haar echtge
noot, toen hij in stomme bewondering slond
hij de wieg van zijn eerstgeborene. Zij was
aangenaam verrast cn dacht bij zjchzelf:
„Wat houdt Karei toch veel van ons kind!"
Juist keerde haar echtgenoot zich om en
sprak op iuirschen toon:
„Liena, hoe meer ik er naar kijk, hoe
schandelijker of ik het vind, dat do meubel
maker 20 gulden durft rekenen voor deze
afschuwelijke wieg."
VOO II DAMES.
MODE.
Onze kalender zegt ons, dat zoo lang
zamerhand weder de door ieder verbeide
lente nadert en hiermede zal de behoefte
naar dunnere kleeding zich doen gevoelen
en is het oogenblik aangebroken, waarin
we vragen: „Wat brengt, ten opzichte van
onzo voorjaarstoiletten, de mode ons voor-
nieuws In geen geval zullen het groote
veranderingen, zijn, want de nouveauté's,
die de mode ons dezen winter bracht, zul
len, behoudens eenige wijzigingen, gehand
haafd blijven.
Wo zullen in de eerste plaats het voor-
jaarseostuum behandelen, dat voor alle
vrouwen onontbeerlijk is. Nu dient het voor
den overgangstijd, in den zomer als reis
toilet en verder voor koele, triestige dagen,
dio, helaas ook in den zomer, dikwijls ons
deel zijn.
Paletots worden halflang en in drie-
kwartlcngte gedragen; zij, die op hot koite
tailleur-model gesteld zijn, kunnen dit even
eens kiezen, als ze ten minste geen aan
spraak op het allernieuwste willen maken.
De meest gezochte mantelmaat is die,
welke tot op de knieën reikt.
De ompire-vorm met de verkorte taillo-
lijn verdwijnt langzamerhand van het too-
nc-.il. De nieuwe modellen zijn, zoowel vóór
als achter, half aangesloten, zoodat de rug
gen zonder naad worden ingericht. Deze
vorm geeft aan de mode van het seizoen
zijn eigenaardig chachet, zoodat, wanneer
er van een nieuw model sprake is, men
slechts hoeft te letten op den breeden rug-
vorm. Ook de sluiting van de mantels hoeft
iets eigenaardigs, daar de meeste sluitin
gen als het ware een driehoek vormen.
Over de kragen is men hot nog niet eens
geworden; sommige huizen brengen den
omliggcnden kraag met grootere of kleinere
revers, terwijl andere den Stuart-kraag lan-
ceeren.
De mouwen zijn zonder uitzondering lang
en worden glad in het armgat genaaid.
Zeer karakteristiek bij de costuummanlels
is do knoopgarneering, die deze met de
rokken gemeen heeft. De knoopengarnec-
ring is trouwens reeds se'dert den vorigon
zomer een geliefkoosd versiersel, doch nu
wordt zo meer methodisch toegepast.
Aan heide zijden van het breede rug
pand mag do dubbele rij knoopen evenmin
ontbreken, als aan den voorkant en aan
weerszijden van het armgat. Zo worden
steeds met blinde knoopgaten of smalle
tres-omslagen ingericht.
Practische tailleur-costuums werden van
cheviot of homespun vervaardigd, en wel
in blauw-grijs of groen.
Ook gestreepte stoffen in smalle dessins
zullon veol gedragen worden; verder zal
men nog enkele geruite stoffen opmerken.
Voor modern gelden echter effen, gladde
stoffen, met platte keper.
De japonrokken worden nog steeds zon
der voering gemaakt en de mantels met
voering in <}e "kleur der stoffen, .De sleep-
rokken gullen wederom algemeen worden i
waar hot gekleede toiletten betreft. De
voelvrije rokken zijn uitsluitend voor och- 5
tend- en reistoiletten. j
- De zijden of lusteren onderrokken behoo-
ren zooveel mogelijk in de kleur der japon-
non te zijn. Ze worden met een gladden band
en nauw aan de heupen ingericht; Ier
hoogte van de knieën naait men een wijde
volant aan, die aan den onderrand met drio
smalle strookjes gegarneerd wordt.
De hoeden van het komend seizoen zijn
groot van model en druk gegarneerd. Do
tocque" zal naar alle waarschijnlijkheid het
meest gedragen worden; do bollen der toe-
ques zijn groot, terwijl de randen zeer wil-
lekeurig gebogen zijn. In garneering bezigt
men veel aigrettes, ongekrulde struisvee- t
ren, die op elkaar gelogd worden. Ook 3
tule in twee kleuren, als wit en mouvo 3
kan men als modem garneersel beschou-
wen. I
VOOR KINDEREN.
DE TOOVERRING VAN DEN REUS
GUMBO. -
(Vervolg en slot.)
Maar laat ons nu naar den reus terug-
koeren.
Ilij kwam thuis van het avondeten en viel
daarna in een gezonden slaap, die twee
dagen duurde. Toen hij wakker werd, ging
hij naar boven om te zien, of zijn ring
nog veilig was, en was zeer verwondert
tc bemerken, dat hij verdwenen was. In -
zijn woede rende hij de trappen af, greep l
zijn vrouw cn vóór dat deze een woord
kon zeggen, had hij haar al met zijn zwaard
gedood. Hij ging toen zitten en begon zich
af te vragen, wie den ring kon hebben en i
hoe hij hem terug kon krijgen.
Terwijl hij hierover nadacht, kwam er
een dwerg van zijn kennis binnen en vroeg
hem, wat er van de zaak was. Gumbo
vertelde het hem, en toen het verhaal uit
was, zei de dwerg 'dadelijk: j
„Prins Pettitoes heeft den ring wegge
nomen."
Na een poosje gepraat te hebben, zei
hij, dat hfij' weg wilde gaan, om te zien
of dc prins werkelijk den ring gestolen
haden, zoo gezegd, zoo gedaan. Toen hij
aan het hof kwam, was het eerste, wat
hij hoorde, dal do prins van een lange reis
was thuisgekomen en dat hij een zeldza-
mon ring had meegebracht.
Nadat hij de inlichtingen, die hij wenschto
te hebben, gekregen had, haastte de dwerg
zich weer terug en verleide alles aan
Gumbo. Gumbo stelde nu alle pogingen
in het werk om- een leger bij elkaar te
krijgen, want er waren een groot aantal
reuzen in het land, waar hij woonde.
Nadat hij het leger bij elkaar had, trok
Iiij naar de hoofdstad, waar de vader van
den prins woonde, begon ccn oorlog, nam
de stad in en verbrande haar, uitgezon
derd don prins, die naar een ander hof
ontkwam, waar hij vriendelijk ontvangen i
werd.
De reus, heel hoos, omdat hij zijn ring j
niet terug had, ging naar huis en ont-
bond zijn leger.
Nadat de prins zich een paar maanden
stil gehouden had, meende hij wel naar
het kasteel van Gumbo te kunnen gaan,
ten einde hom te 'doodt®.
Zoo ging hij op zekeren dag op weg met
een groote massa soldaten, en na eenige
weken loopens, kwamen zij aan den zoom
van het woud, dicht bij hot kasteel. Hij
zei toen zijn mannetjes, zich in het bosch
lo verstoppen, cn te voorschijn te komen,
als hij floot. Hij ging toen naar het kas-
teel, en, hoorende dat Gumbo niet thuis
was, besloot hij zich in een kast te ver
bergen en zijn thuiskomst af te wachten.
Spoedig, nadat hij zich verstopt had, kwam
Gumbo thuis en ging zitten eten. De prins
kwam toen uit do kast te voorschijn, en
daagde den reus uit tot een gevecht. In den
beginne lachte de reus hem uit, maar, zien
de dat hot ernst was, nam hij zijn zwaard,
slingerde het in de rondte, en mikte op
den prins, die, een zijsprong makend, den
slag ontweek, en toen den reus met zijn
zwaard een snede gaf in do beonen.
Nu stortte Gumbo, brullend van pijn, zich
weer op den prins, en nu met meer succes,
want de prins viel op zijn knieën. Het
gebrul van pijn van den reus ging nu over
in een van pleizier, en op zijn vijand
springend, hief hij zijn zwaard op, om den
genade slag toe tc brengen; maar de prins
wrong met een laatste poging zijn zwaard
in het hart van don reus en viel toen
flauw.
De reus viel dood neer, met een slag,
die het huis deed kraken.
Op cjit leven kwamen de soldaten van
den prins als éón man toesnellen, cn wa
ren verbaasd den reus dood te zien liggen
aan één zijde van de kamer, en hun prins,
oogenschijr.lijk in dezelfde positie, aan de
andere zijde.
Toen de prins bij kwam, gaf bij bevel,
alles wat waarde had, bij elkaar te pak
ken. Zijn soldaten volgden dit bevel op
en gingen toen naar huis, waar do prins,
zorgvuldig opgepast, herstelde en prinses
Brighteyes, de dochter van don koning die
hem een schuilplaats verleend had, trouw
de. Later werd hij .koning in do plaats
van zijn schoonvader, en regeerde lang en
gelukkig.