63"" Jaargang Derde Blad. Naar Iet andere ZwitarM. Zondag 12 September 1909, TELEURSTELLING. De vrede en de groote staten. Deze courant verschijnt dag o 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen P-rij'3 P{:r kwartaal; Voor Schiedam en Vlaardingen £1.125 Franco per post fl, 1.G5. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnem< worden dagelijks aangenomen. Advertent voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Lango Haven No. 141 (hoek Korte Haven.) Prijs der Advertentiën: Van 1G regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cenls. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordcelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cento per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon voor do Redactie No. 123. i voor de Administratie No. 103. III. Wij zitten in Bazel in den vollen trein, liet is in den tijd, dat Noord-Europa iedfiien dag eon sneltrein of 20, 30 vol menschen in Zwitserland leeggooit, en dus moet men op Lijd zijn. Allo naties zjju er dun ook behalve de Zwjjtsors. En dat niet, omdat de Zwitser niet leisl. Maar omdat hij den tijd heeft. Hij komt op hot laatste moment en een trein vol menschen doet hem geen oogenblik zijn kalmie verliezen. Zijn ervaring leert hem, dat als men maar een hahre minuut vóór het Vertrek van den tiein met een kaantje op het perron slaat, do kans huitanjewoon klein is, dat men niet .meegaat. En dus agiteert hij zich niet. Daar duiken juist nog een paai Bazelaars uiL don tunnel on. Eon blik op de klok leert hen, dat zij nog een heek; injntini den tijd hebben. Ill GQ, seconden ka lm-loop en vinden zij \xbi oen wagep. Eu dus, loopen zij nog kalm, waar de allerflegmatiekste EngotseTi- man, laat slaan do Hollander, de DuiUolier, ito Franschman, de Italiaan aan het ren- n'en zou zijn gegaan. Door do internationale wagen gaat een gegiinmk van jdezier over deze zeldzame onaandoenlijk hold. Men weet blijkbaar niet dat de Duitsohc Zwitser zoo onaandoen lijk is. IIoj3 dat komt? "Want do Zwitser geeft toch werkelijk gelegenheid genoeg om dat op to merken. Heftige scènes ziet men ton nooidcn van de CoUhaul nooit. Do ccnigszins zanekc-iigc, zeurderige cadans, die in het Schweizer- dculsch steekt en die slechts op enkele plaatsen een meer zangcrigen kkuik' krijgt, schijnt ook de maal van des Zwitsers ge moed she wegingen aan te geven. En van aanstellerij schijnt luj evenveel, ja wij' zouden zeggen nóg meer afkeer te hebben dan zeker volk tussclien Eems en ScheLde. Of er in het Schweizerdeutsch een equivalent is voor dat mcrkwaaulige Holikimlbche woord (aanstellerij), dal in de moeste andere talen onvertaalbaar is Vliet moot wel. Want hooit dal, Hollanders do Zwitser vindt u aanstellierig. liet schijnt, dal men zich in Zwitserland ia den laatstee tijd anin ons geërgerd heeft. Ten minste dat hebben eenigc Zwitsers ons verteld en een ervan heelt ons zells een ZwiLserscbo courant laten zien en lang niet dc eerste do beste die pus dc tos las over ons gebrek aan eerlijk heid en waarheid, over onze gemanierd heid, over onzeaanstellenj. Wij zouden den lezer willen Uiten raden, wal aklus de,s Zwitsers verontwaardiging had gaande gemaakt. Maar nademaal wij den lezer dan een week Lot den vol genden reisbrief in spanning zouden Uit haar venster, in dc groene lijst van het klimop, zag Marie de Tiouan, voor haar het heuvelachtig land zich uitstrekken in een heerlijk vergezicht van fijne tinten, zoo zapliil en gedempt, als ware het een eqnigs- zins weggedoezeld pastel. Zij boog haar bleek geworden gelaat voorover en luisterde nnar elk geruisch van hel landschap. Dc groote herfststilte trilde telkens om haar heen in een vaag gemurmel, dat zij goed onderscheidde; nu eens liet zwakke, ongelijke blaffen van Finel, den ouden houd, aUoen jagend in hel boscli, om zijn lijd op Le korten, of bet doffe rollen van den kruiwagen van Michcjin, die zijn takkenbossen voor den winter naar Juris bracht; een'plotselinge ontroering in jlc kippenren, gekakel van kippen en Juuien, overstemd door hoL ge- kwak van eenden, ol bel geknars derhar- hen vlak bij, onder haar venster, over de koistcencn van de paden. Plotseling werd bel meisje evenwel in haar gepeins ge stoord en liet mooie lied „Los fugitifs" van And ré Fyan weerklonk, gesteund door accoorden, breed en hoog als dc vlucht van een wondervogel. Marie luisterde, bot was het gezang barer moeder. Zij kende ze zoo goed, die, mollige, I mo ge stom, zoo trillend en zoet, zoo jong ion rein nog. Zij was de vol maakte uiting yan de persoonlijkheid dor zangeres, en Mario zag zo in, haar veybcel- moelen laten zitten, zeggen, wij1 maar da delijk waar de schoon hem wringt; in de „Blijde vonvachting", en de „Blijde gebeur tenis". Dal waren geen woorden aldus be toogde de „Neue 2iiricher Zeilutig", als wij ons den naam goed herinneren. Het' was schijnheilig „aanstellerig, belachelijk om groote levensgebeurtenissen niet bij haar naam te noemen, liet was 'dubbel aanstel lerig en belachelijk van een ecnvoiuPg volle van Loeren en schippers als do 'lotilan- ders zijn. Maar dat Volk doet altijd zoo mal. Er zijn daar standenhonderd uil. En men heeft er duizenden vormen van voornaamheid en men adelt er aller lei rijke lui maar op los en men kijkt neer op den winkelier, den koopman, den weik- mau, men kijkt neer op zichzelf. In het eerst hebben wij er versteld van geslaan. Maar op den duur hebben wij toch beter bcgiepon waarom juist die. on schuldige etiphomismen zoo op de zenuwen van de naneven van Teil hebben gewerkt. De Zwitsers althans de burgeis van dat vrije land, die wjj voor liet eerst in grooter getale ontmoet hebben, anders dan kellineis en conducteurs deze Zwibeis hadden een bijzondere neiging om alles op ietwat ruw klinkende wjjzc lui zijn naam te noemen. Wat daarvan liet gioote voouleeJ is, ont gaat ons, al moeten wij toegeven, dal onze „Nedorlandsche „pantalons" cu chemises" een bcladielijken klank hebben. Doch een feit is het, dat do Zwitser bang 'is voor alles wat naar air-aannemen of vertouning zweemt. Of wat d-enkt men van het volgende toonecUje: Table d'hólo. Een uur. Aan lafeli mama mot een paar snoezige meisjes van 6 en 8 jaar. Op eens ziet men buiten, vroeger dan hij verwacht werd, papa, die een week lang weg was geweest. Mama verdwijnt van tafel om haar man te begroeten en komt terug. Snoezige snuitjes slurpen soep. Daar verschijnt papa in de zaal. Dc kin dei en kijken op, doch blijven zitten slnr- pcn als boven. Papa knikt hen toe. Doch nu gaat een rilling vim verbazing en... van begin van verontwaardiging door 'een deel van do Tahlo d'Höto over zooveel wedei'zijdschc onaandoenlijkheid. Papa, ge voelt dal. En bij wijze van concessie aan deze internationale verontwaardiging de Zwitsers houden au fond gaarne de an dere naties te vriend reikt papa de beide aaidigo, snoezige kindjes;, over die tafeldo hand. Nieuwe Didtsche, Engclsche, Eteasseren llollandsclie verontwaardiging, zich uiten de in verbaasde oogontmoetingeu en ge- smoczcl na de tafel van „Heb1 je wel ge zien!" Mot panic de Duilsehers, die liet in liet begroeten en afsehcidiiemen tot oen Imogen trap van volmaking hebben ge bracht, waren „ganz pull" van zooveel kalmte. ding voor zich, in stralende schoonheid, zoo edel en fier, in den glans van haar acht en dertig jaren, haar mooie moeder, do gravin de Trouan, mooier nog sedert maan den, nu haar woduwsluiors éón voor één wegvielen en zij uit haat' rouw te voor schijn kwam, schitterend als een bSnoin die langen tijd in den nacht gehuld geweest is. Maar liet jonge meisje hechtte minder aan het beeld, dan aan de woorden, die gezongen weiden: „(tij zult hem terugzien, die u homi,nl", en aan de beloften, die zij voor tiaar inhielden, ,la, irij, ilion ze lipfhad, zij durfde niet denken: hij, die mij bemint zou komen. Zij zou hem terugzien, zij zou hem hel zoo lang verwachte woord zeggen, haar hart bonsde bij do gedachte, dat zij oun oogenblik gelukkig zou zijn. 'Want zij kon het nog niet begrijpen, lioo mijnheer do Roche, do schrijver, di plomnal, afgevaardigde, redenaar, deze man van alle triomfen, hoe deze schitte rende superieuse gast, hoe, in één woord, Jean de Roche haar had kunnen liefheb ben. Zij herinnerde zich zijn komst m de streek, zijn eerste, veiplichtc, koele visiles; toon kwam hij meer terug, dikwijls logen den avond. O! die dag, toen zij begonnen was, hem lief te krijgen, die looveraehligo Juni avond, toen zij van uit dit venster, hem in de laan had zien naderen, heel zacht, glimlachend, de pogen gevestigd op den donkeren bock, waar geen lichtjes de be- spiedster verried. Toen eensklaps raadde hij haar aan- En de Hollander moest erkennen: Ja, dat zie je zelfs bij ons niol. Toch was do pa oen doodgoeie vent, die heel veel ,vau zijn kinderen hield, evonl- vcol alk de moeder. Doch zij' wouden zich niet op. Toen een van de kinderen in een heek viel, hokken zij het er uit en gaven het droogo klccren. Maar van be lang achtten zij het gevali niet, zelfs niet van zóóveel belang om met het relaas ex- van een tabte-d'Ilöle-pauzc te vullen. Men moest het langs een omweg hooien. Blaar als wij zoo in het station Bazel nog langer zitten te praten, komen wij nooit in hot eenc Zwitserland, laat slaan in het andere. Trouwens dc 30 seconden^ die de Zwitser noodig' had om nog in zijn trein le komen, zijn allang om, de Amerika nen hebben hun boenen allang op do ban ken gelegd, de Duitse hers zoeken naar de borgen, die er nog niet zijn of wijzen elkaai op Sackingen (van de Trompeter, welbe kend) waar liet nog niet is. De Franschen halen Cleschjcs en tasehjus uit gtoole tas- bclieu en de Hollanders verbazen er zich o\er, dat er toch zoo veel en zoo velerlei menschen zijn. En van alten do giootc meerderheid denkt aan do glorie van het hoogo bei gland, welke binnen een paar uur weer voor hun oogen zal zijn. Straks, als de trein de Jurabergcn mot hun won derlijk gemoedelijke vormen door is, dan komt ineens die vreemde paarlomoerscthijn in de verre lucht en dan ziet men tussclien wolken plots de harde, donkere spitsen van hol hoogc tooverlanil, dat liet ecne maar ook het andere Zwitserland is. Daar ko men wij dus nog wol, de volgende maal. (Wordt vervolycl.j "Llal i's opmerkelijk hoe Weinig liet mensclulom toch doordrongen is vim de Waarheid, die er tot zekere hoogte ligt in dit te krasse gezegde: „Denk'enDc mensoh kan niet denken. Hij Wordt gedacht." De verklaring van het verschijnsel ligt overigens voor dc hand, liet is niet aange naam, zichzelf, ilen homo sapiens, die staat boven hot redelooze dier, te moeien toe geven, dat er op hot gebied der rede meer een quantilalicf dan een qualitailief ver schil is tussclien mensoh en dier. En toch wie merkt niet dagelijks op hoe ook de beste denkers zich niet kunnen onttrek ken aan hun milieu. Dat wil niet zeggen, dat men nu in een gegeven milieu altijd hetzelfde denkt. Na tuurlijk niet. Waar bleef de conversatie? Er zijn dus gelukkigerwijze menschen, die er een zeker genoegen in vinden, ont te doen alsof zij het tegenovergestelde dach ten van datgene, wat in hun milieu gedacht Wordt. Ja or zijn onder die menschen verharde paradoxisten, die er zich voort durend op toeleggen, de gedachten van hun omgeving steeds voor zich zelf om wczighcid? nam hij zijn strooboed af en wierp hij haar mot do toppen der vin gers een kushand too. 11 ij had haar lief. llaar teederheid van zeventien jaar, toch zoo diep en rustig, ontwaakte als een langzame, lang ouder de asch yan den haard smeulende vlam en vertoonde nu haar geboete wezen. Want zij wist het, zij raadde het, haar moedei' kende haar geluk; zij had zo samen zien praten en lachen, zwijgend als zij binnen kwam, elkaar toewenkend an aanziend. En gisteren had mijnheer do Roche zicli ernstig en bleek doen aandienen in het kleine salon, waar hij meer dan een uur met mevrouw Trouan had gesproken, en hij kwam naar buiten, stralend, haar toe roepend: „Tot morgen." 's Avonds na het diner sprak haar moe der: „Morgen komt mijnheer de ltoclie ons weer bezoeken, en dan zal ik je wal ver- tclten." Uil het park kwant een geluid, dat haar bail 'sneller deed kloppen. Het was het getrappel van paai den hooven en plotseling zag Marie een ruiter naderen, hij, de schoonste, do edelste van allen. Zij verborg zich snol achter liet klimop, terwijl de markies, van liet paard sprin gend, zich naar liet kleine salon begaf. Do zang verstomde. Zij hoorde praten, maar kon niets van het onderhoud verslaan dan deze woorden: „Die lieve Marie, we zullen haat* met ons beiden liefhebben." Zij schaamde zich over haar spionneeren en begaf zich in hel park. Zij venvijdey- to draaien. Schitterende voorbeelden van zulke denkers zijn er te over. En toch zijn zij niet dan dc uitzonderingen, die den icgel bevestigen, dat men tol zekere hoogte door zijn omgeving gedacht wordt. Zij, die elke dag de dagbladen van ver schillende naties lezen, kunnen beter dan iemand anders opmerken, welk een gewel digen invloed heL nationale moment, de omstandigheden, waaronder een gegeven natie leeft en werkt, heeft op den gedach- tengang, oolc van do bekwaamsten en zelf- slandigsten. Zoo kan men dagelijks bijv. in de Duitsohc bladen den invloed van de den staat beheorsclicnden militaire idee vinden, ook al staat het toevallig behan delde onderwerp met dut idee slechts in zeer verwijderd verhand. Er zouden op dit punt interessante situi- dies ffijn te maken. Zoo zou men kunnen vragen, of de den Duitschers ingeboren neiging tot syslema- fiseeren niet een gevolg is van de militaire idee? Of niet het feit, dat zij, dat met name do Ptuisen at sedert eeuwen heb ben kunnen waarnemen boe bij liet leger alles nauwkeurig gesystematiseerd is, hoe daar de verschillende mannen in nauw keurig geregeld verhand opmarcheer en en hoe slechts door die groote orde de goede resultaten worden bereikt, of niet dat feit gemaakt heeft, dal de Duitschers bij liet doen opniarcheercn der ideeën naar die zelfde orde streven en ook daar regi menis-, bataljons- en compagniesverbonden kennen, ook zij het, dat zij die daar noe men: deelcii; hoofdstukken, paragrafen, on- derafdoelingen. Doch afgezien van dergelijke, meer specu latieve combinaties, ligt het voor do hand, dat het onmiddellijk verband! tusschem de militaire idee en het dagelijkseh leven over al te vinden is, en dat men dit dagdijksch loven zich niet kan denken zonder dat militaire momenten daarop inwerken. liet zou ons te ver voeren in kleinigheden aan te toonen, hoezeer de invloed dier militaire idee op elk gebied te vinden is. üocli men lieeft maar eens rond te kijken in hal studentenleven en in de arbeiders beweging, in liet sociëteitsleven en in de uitgaande wereld; men heeft maar eens dc begrippen van eer na te gaan, het gevoel voor titels, de gemakkelijke wijze, waarop in normale gevallen ook de .grootste or ganisaties, als bijv. de staatsspoorwegen, werken, om overal, overal weer de spo ren te vinden van. de militaire opvattin gen. En in zoo'n omgeving wil men nu pro paganda maken voor oen beweging, die aanstuurt op beperking van bewhpening, op afschaffing ton slotte van het leger, dal dc ruggegraat, de zenuwen, de spie ren, de voeten cn do handen van Gcnnn- nia is. Is het verwonderlijk, dat die propaganda in üuilscliland mislukt, dat de gemiddelde Duitschcr te zeer onder den invloed van de zich evenwel niet ver, want langzaam naderde do heer de Roche. Hij had haar aan haar witte japon herkend en riep „Juffrouw Mario!" Te fier en to eenvoudig om te vluch ten, ging zij op hem af en streelde mei haar kleine, ccnigszins bevende hand den nek van het paard. Hij zeidc, bloode ge noeg, om haar trotscli en blij te maken: „Ik licb met- uw moeder gesproken. Zij zal u een nieuwtje meededen." „Werkelijk?" Zij hief haar gezichtje op, dat plotseling zich scheen los te wikkelen uit de sluiers van het kind-zijn, cn toen, met een on zegbare reinheid, voegde ze erbij: „Ik weel het." „BVat weet u hol?" ,,lk heb alles begrepen." „En en keurt u dit plan goed?" liet blonde hoofdje hoog verlegen. „Het bevalt mij zeer dit plan." De verrassing deed den ruiter zenuwach tig zijn paard do lendenen drukken; het sprong op, gereed to steigeren. Marie ging wat ter zijde. 1 „Ik hen blij, lieve lieve Marie." „Ik ook." Een vurige gloed overtoog de wangen van de 'tloche cn hij mompelde: „Blijn God 1" lid paard, misschien onwillekeurig ge prikkeld door do spoor, deed een wijden zijsprong en do ruiter liet zich meevoeren. Zij keerde terug, oen weinig verwonderd. Waarom had hij haar zoo gauw verlaten en niet gezegd, wal hem op het hail lag"? de militaire idee staat, dan dat hij zich een staat zonder militairen zou kunnen d enken Natuurlijk zijn er vele uitzonderingen, natuurlijk zijn er ook daar paradoxnlc-n, natuurlijk zal ook de mode ginds wel haar invlo'ed doen ge'den. ■Doch de groene meerderheid denkt als velen onder de beste en mt-eM geleerden dat de pacificisten, gelijk de vredesvrien- <1 en ginds genoemd worden, niet onscha delijke droomers zijn die de werkelijkheid niet zien. Onder deze omstandigheden is het geen vonder, dat telkens weer in de DuiUche pers stemmen geboord worden, die voor deze pacifii isieu waaischuwen, die het op zijn zachtst gesproken, een belachelijke utopie vinden, zoo'u staat, waai van het leger niet meer het eerste dl voornaamste orgaan zou zijn. En zeei zeker is het al evenmin een wonder, dat ook de hoogste wetenschappelijke autoriteiten, zoodra zij over een onderwerp als dit schrijve-n, zich niet los van hun omgeving kunnen maken, zich niet een zoo geheel andere maat schappij als de lumne kunnen denken, waai de militaire idee niet op den voorgiond zou staan. Zeer sterk valt dit weer op hij hut door lezen van enkele hoofdstukken uit een nieuw weik van den bekenden Miimhen- schcn hoogleoiaar Karl Freihcrr von Sten gel, die als wetenschappelijk man in Duitsehland een grooten naam heeft en in ons land o. a. bekend is, omdat hij ver- tegeiUvoordigei was van Duitsehland, op de eerste Haagsehe conferentie van 1899. Dit nieuwe weik beet „WeLLstaai. und Fiicdensproblem" en is geschreven ge lijk de huogleeuiar uitdrukkelijk verklaart om nog eens aan te toonen, hoeveel gevaar er voor Duitsehland ligt in een toenemen van de vredesbeweging. Hier is niet aan liet woord een rus tig onderzoekend man, zelfs niet iemand, die zich door zijn stelling iaat sugge- leoren, muur toeli objectief genoeg blijft om te weten waar hij zijn tegenstander.- moet oYcituigcn, hier is een ijvernar aan het woord, een looringeuomene. iemand, die dc argu menten niet weegt, maar die overal argu menten ziet en zoodoende niet zelden to veel bewij-4, iemand die niet met den lezer tot de waarheid tiacht te komen, maar er al lang meent te zijn. Hier schrijft de ver tegenwoordiger van een inmilitairen Maat op oen vredesconferentie, die de eerste oproe ping van den tsaar voor deze conferentie een eenzijdig stuk vindt vol onwaarheid en die dilarom mede tot vertegenwoordiger benoemd is. Een paar staaltjes: De schrijver heeft het over dc beteekenis van den oorlog. Alen vil,-zoo schrijft hij, den oorlog afschaffen, omdat door den oorlog zoo veel krachtige menschen hun leven, althans hun gezondheid verliezen. Maar is dat getal dier menschen niet relatief klein? "Worden Ilield het verschil in jaren hem terug? Zij vist wel, dat hij ruim veertig was. Uit eoqueUerie 'had hij haar den datum zijner geboorte zeker gezegd. „Maiic! Waal' ben je?" zoo klonk "'t helder en jubelend, cn het kind spiong haar moe der tegemoet en wierp zich in de haar zoekende armen. „Ik zoek je al gernimen lijd!" „Ik was in de groote laan met mijnheer do Roche." „Heeft hij je niets gezegd?" „Neen, hij had het wel kunnen doen. U begrijpt toch, dat ik het wel heb gevat en ik hen zoo gelukkig!" „Ben je gelukkig? Heb je begrepen? Wat begrepen?" „Dat hij me liefheeft, en dat hij u mijn hand heeft gevraagd, lk hen mi groot, ik bon slim, dat weel u wel." Zij zweeg, haar moeder ziende verblon ken als een bloeiend veld, waarop plotse ling do sneeuw valt. „Heb je hem lief, kind? Maar dat is niet mogelijk, dat is een kinderidee, oen gril." „ls het dan niet waar? Hoeft hij mij niet lief? Blaar waarom kwam liij dan hier?" Even, met opgeheven hoofden, kruisten beider blikken elkaar en het wanüouven, lsct egoïsme, de strijd, do jalouzie tus sclien twee vrouwen, alles wat scheidt en ontstemt, was tussclien haar geen moeder, geen dochter meer alleen do strijd. Toen vroeg mevrouw de Trouan lang- wüWfneiw^w-wrFCTiuRMnrtngWLMeii^itwiiwi» iii» i arMgagnggaeawaawagBWC

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1909 | | pagina 9