63m iaargang
zondag 10 October 1909
m. 13122
m
Dercle Blad.
G-een staatszorg r
ROUGE ET NOIR.
Deze courant verschijnt d n g c 1 ij k s, met uitzondering van Zon- -011 Feestdagen.
Prijs por kwartaal: Voor S chic d a m cn V1 a ar ding on fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent
Afzonderlijke rummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten dos middags vófireen
uur aan hot bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Kort© Haven.}
Prijs der Advertentiën: Van 1O regels fl, 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon
J voor do Redactie No. 123.
1 voor de Administratie No. 103,
Dit is een merkwaardige tijd. Indien
zij, die slechts een 40 jaar oud zijn, zich
eens gaan terugdenken in don tijd van
20 jaar geleden, dan staan zij versteld
over de groote verandering, die zij overal
waarnemen. De reusachtige ontwikkeling
van den motor, die 0. a. de auto's, dc
bestuurbare ballons, do motorfietsen/ de
vliegmachines, de clectriscbo trams moge
lijk heeft gemaakt, is piisschien het groot
ste wonder. En in zijn toepassing op ieder
van die onderdeden vinden (wij ecu in
vloed op het verkeer, op de stadsuitbrei
ding on do woning, waarvan wij nog slechts
do eerste sporen kunnen waarnemen, doch
waarvan wij do.gcheclc werking zelfs nog
niet kunnen ramen. Het rijwiel, dat 20
jaar lang een vernuftig speeltuigje leek,
is een vervoermiddel geworden, waarvan
eveneens do invloed op het dagclijksoh
leven zóó groot is, dat hij nauwelijks is
te overzien. De telegrafie zonder diaad,
de kinematografio, do fonografie alweer
drie gebieden van menschclijke werkzaam
heid, waarvan wij nog slechts een klein
gedeelte kunnen verkennen. Wal liet ra
dium ons ton slotte Zal loeren definitief
weten wij daarvan nog hcclemaal lriols,
doch in eik geval hebben wij ook hier een
Alinung, dal de groote ontdekkingen op
dit gebied nog slechts do vooiloopers zijn
van nóg gvootere.
Overal op technisch gebied dus oen on
begrijpelijk opgewekt leven, dat ookwoidt
geconstateerd door don voorzichiigen waar
nemer, die weet hoo licht men subjectief
wordt en het belang van do gebeurtenissen,
van eigen tijd overdrijft.
Kiel minder opgewekt leven vinden wij
op hot vaag omgrensd terrein, dat men liet
sociale ploegt te noemen. Scnsaticwekkoiule
ontdekkingen of uitvindengen zijn hier niet
te verwachten. En toch zijn cv naast do
triomfen der toegepaste oxarto Wetenschap
geen onderworpen, dio meer de algenteone
aandacht bezighouden, dan juist Sociale.
Doch nu zouden wij zeggen, dat door
dozo beide reeksen van onderwerpen de
mcnschcJijkc geest van dozen tijd geheel
geabsorbeerd wordt, dat or daarnaast
slechts een verstrooide aandacht overblijft
voor wat er overigens gedaan wordt cn
te doen valt.
Hen versla ons wol. Wij willen niotbe-
toogen, dat op andcio gebieden niet velen
eveneens mot veel succes Werken. Maar do
algemeone aandacht is loch elders en op
de bovenbedoelde belangstelling kunnende
werkers op dio gebieden niet rekenen.
Zoo althans verklaren wij liet, dat de
groote verschijnselen op ander gebied be
trekkclijk onopgemerkt voorbijgaan en dat
de staaf, de gemeente, die op sociaal, op
technisch gebied streven naar het nieuw
ste zij het ook dat het heel vaak bij
dit streven blijft Op ander gebied zoo
weinig rekening houden met de groote ont
wikkeling van dozen tijd.
Waar wij zien hoe Ncdcrlandscho ge
meenten sociale instellingen, die elders nog
niet twoo, drie jaar werken, al overne
men, zouden wij kunnen gaan tncenen, dat
do spreekwoordelijke Nedevlandsche be
dachtzaamheid zoek was. Doch men heeft
op ander gebied maar te kijken om on
middellijk te vinden wat men meende dat
was zoek geraakt.
Mogen wij als ccn voorbeeld uit vele
eens noemen eon onderwerp, waarmee wij
ons uit don aard vaak bezighoudendo
ontwikkeling der pers? Ook hier zijn won
deren gebeurd in do laatste 30 jaar. Wa-
ion het 30 jaar geleden misschien 100,000
mcnschen, dio eiken dag in Nederland hun
courant lazen, thans zullen wij toch zeker
niet overdrijven, als Wij zeggen, dat dit
aantal vertien-, vertwinügdubbcld is. En
waar dio 100,000 vroeger de courant als
inlichtor, soms ook als voorlichter be
schouwden, daar is Voor hot over-, ovcr-
groote gedeelte van do millioen en moer
Nederlanders, die thans de krant lezen,
dil blad de o e 11 i g e voorlichter, bescha-
ver, onlwikkclingbrenger.
Over de nrnto Van ontwikkeling, welke
dc courant brengt, zullen wij thans niet
spreken. Erkennend, dat hot vóél beter kon
zijn, moeten wij er toch op wijzen, dat do
courant beter inlichtor is dan dc buur
vrouw; dat ook de minst degelijke cou
rant berichten brengt, dio don lezer kun
nen ontwikkelen, een inzicht kunnen doen
krijgen in zoden en gewoonten elders, hem
kunnen inleresseeicn voor wat er elders
gedacht on gevonden wordt, enz., enz.
Vervult de courant zeer zeker nog niet
ton volle haar taak van verspreider van
beschaving, te ontkennen valt het tochnicl,
dat zij als brengster van algemecnc ont
wikkeling een volstrekt eenigo plaatsheeft.
Elke vcigelijking met andere factoren van
volksontwikkeling is natuurlijk uil don boo
zo. Zoo is bot onmogelijk uit te maken,
wie meer brengt: de volksschool, waarde
groote massa gedurende fi jaar wordt
voorbereid op coiirnntcnlertuur, of de cou
rant, djp deze lectuur gcduiendo hel daar
opvolgend leven geeft.
Doch in elk geval mag men zeggen, dal
do gemeenschap, die do ontwikkeling barer
leden wil, een zeker belang heeft bij bet
hebben van ccn goede pers. Is dat belang
evenveel waard als het volksonderwijs, is
het meer, is liet minder waard wie zal
het zeggen?
Nu zien wij, dat er voor het lager on
clerwijs in Nederland pi. m. 22 millioen
wordt uitgegeven. Tot zekere hoogte is die
uitgave een waardeschatting. Het belang
van goed lager onderwijs wordt zóó hoog
Door tO LOTT.
Toen ik ze voor liet eerst zag, zat ik in
'de veranda der speelzaal, lief was 'smid
dags. Het orkest speelde zacht-sleepeiide
melodieën. Rozen en jasmijnen spreidden
'een bedwelmende geur in dezo wwble-
omgeving. In do strandstoelen zat het pra
tende, lezende, niets doende, elegante had-
publiek. En voorat daartusscihen vielen zij
op, van wie ik vertellen zal.
„Ah, rouge el noir'h spotte iemand naast
me, toen ze als tweo- ongelijke schaduwen
over het kiezel knerpten; twee vrouwen,
oven groot, even mager cn afgelegd. Zc
'droogten japonnen van zwarte zijde mot ccn
oneindig aantal plissóos en met pofmouwen,
zooals ze voor 20 jaren mode waren. Waar
'door hangen, of dragen do zijde gesleten
was, of waar wormen gaatjes geknaagd had
den, waren zoor kunstig gitten 011 versier
selen aangebracht.
Aan den rechterarm droegen b'cidcn voor
zichtig ccn groote reticule van. zwart flu
weel, in grootte cn vorm gelijk. Het cenigc,
waarin ze verschilden, waren do hoeden,
„Rouge et noir.'' Rood cn zwart,
eon hazardspel, dat door con croupier
(bankhouder) met eon willekeurig aantal
personen gespeeld wendt op oen lafel, ver
deeld in rootle en zwarte vakken, üe spe-
lors zetten liet gold 6t op rood, óf op zwart.
Ook wel genoemd „tronie et qua ran le"
dertig en veertig.
geschat, dat de staat clit niet aan het par
ticulier initiatief overlaat, doch daarvoor
(gedeeltelijk in zijn gemeenten) 22 mil
lioen uitgeeft.
Ep nu hof belang van een goede pers.
De gemeenschap laat do zorg daarvoor
over aan liet particulier initiatief haar
eigen publicaties kunnen in dit verband
niet meetellen. Wij zien niet goed in, hoe
dat anders zou kunnen, en achten dit dus
voor dezen tijd althans volkomen juist.
Doch als riu do staat, de gemeente direct
niets kan doen voor een zop "belangrijken
factor van volksontwikkeling, dan zou men
natuuilijk verwachten, dat zij Indirect al
het mogelijke deed om die pers zoogoed
mogelijk to doen zijn, om het allo jour
nalisten 011 alle bladen zoo gemakkelijk mo
gelijk te maken om „goed" te zijn, na
tuurlijk zonder een cent directe subsidie.
Welnu do gemeenschap doet abso
luut niets. Niets voor do opleiding van
mcnschen voor hot loch zoo verantwoor
delijke vak van don journalist, niots voor
vergemakkelijking der telegrafische en te
lefonische communicatie, niets voor doel
matige en vlugge, kostelooze verspreiding
barer eigen berichten, niets. Tegenover de
ruim f22,000,000 voor den oenen factor
tot volksontwikkeling, geen conl voor 'don
andcién.
Is con dergelijke onmogelijke verhouding
door iets anders te verklaren dan door het
feit, dat de belangstelling van hot publiek
naar elders gaat en dat er maar heel wei
nig regeerders zijn, die genoeg doorzicht
en moed hebben om ton bate dor veel
besproken volksontwikkeling ook eens iets
te doen in een weinig besproken, maar
daarom niet minder interessante richting?
22 millioen. voor den eencn factor, geen
cont voov don andoren, dat is zoo
meoncn wij inderdaad geen verhouding.
Nu zal ons allicht tegemoet worden ge-
voord: Maar is de geheelonthouding niet
juist zeer gewonscht op een gebied, waar
bemoeienis zoo licht tot corruptie zou kun
nen leiden?
In deze opmerking schuilt zeer zeker veel.
waais. liet heette indertijd: „Beter een
slechte pers dan 'ccn slavcnpcrs". En dit
moge overdreven klinken, do voorbeelden
van een peis, die slecht is, omdat zij niets
doet dan den regeerder naar de oogen
zien, liggen in het buitenland voor bet
grijpen. Maar moet nlu inderdaad liet ge
vaar tot geheelonthouding leiden? Mootnu
do slaat, die voel uitgeeft voor de ontwik
keling van onderwijzers, leeraars, domi
nees, daarom geen cent uitgeven voor do
ontwikkeling van journalisten? Is het ver
gemakkelijken van reizen en van tolegra-
i'ecrei! voor alle b. f. journalisten nu wer
kelijk de eerste stap op den weg, dio tot
corruptie leidt?
Wij gelooven er niets van. Men zij in
het besef van telgen zedelijke gezondheid
niet zóó bang voor corruplio, dat mon
alléén uit vrees daarvoor maatregelen zon
nalaten, die toch in hoogc mate zijn in
het belang van het algemeen.
Dat de goede 'opleiding van journalisten
zulk een belang is, ligt voor do hand. Nu
zijn er, dio 1do journalistiek uitsluitend
als kunst beschouwend beweren, dat
een \ournalist geboren wordt, niet opge
leid kan worden. "Wij zouden kunnen toe
geven, dat dit vooral voor het fijnere
werk waar is, en toch tegelijk willen
volhouden, dat zoowel die fijnere als de
gewone journalist er Zonder een zeker mi
nimum van beschaving niet komt. Nu ligt
het voor clo hand, dat verhooging van 'dit
minimum van beschaving verbetering van
de pers tengevolge zal hebben en dat liet
dus op don weg van den Staat ligt, tot
die verhooging do hand tc bieden. En dit
des te eerder, Omdat hot voor particu
lieren altijd bij uitstek moeilijk zal zijn
een journalistenschool in te richten. Niet
wal hot technische gedeelte aangaat, niet
zelfs nog wat de vakkon aangaat, dio meer
direct verband houden mol het werk als
talon, parlementaire geschiedenis, pracli-
scho economie (sit Ycncia verbo), staats
inrichting, geografie, enz. Maar wel wat
den encyclopaedischen kant 'van hot we
ten van den journalist aangaat. Om dat
alles to kunnen doccercn, heeft men de
beschikking over een reeks docenten noo-
dig, die samen het geheel (universum) van
weten behcerschen, die hun vak zóó ken
nen, dat zij populair kunnen zijn, dat zij
zonder de nevelen dor geleerdheid, welke
do mindere goden noodig hebben, enkele
hoofdzaken kunnen medcdeelen cn vorder
den weg kunnen Wijzen voor wie details
wil naslaan. En waar kan men zulke man
nen anders vinden dan aan de universi
teiten?
Vandaar onze meening, dat de verbete
ring van do opleiding der journalisten
dio niet om haar aard, maar uitsluitend
om do verscheidenheid der docenten een
universitaire moet zijn een groot belang
geheel tot zijn recht kan doen komen. Na
tuurlijk zijn hier nog andere moeilijkheden.
Kon men vermijden, dat Jan en alleman
die opleiding kon krijgen, dal dus alleen
werd toegelaten, wie eenig journaü&lêch
talent had, liet zon bij zulk een opleiding
vooral zeer gewonscht zijn. En al even
zeer zou het eon groote fout zijn, hier in
oen uiterste te vervallen, en nu om de
meer theoretische opleiding do vakoplei
ding tc gaan Yerwaarloozen.
Doch dit zijn details. Hoofdzaak is, dal
hier dc Staat een goed werk heeft ie ver
richten, waarvan de richligo vervulling
van groot belang kan zijn voor de ont
wikkeling van. ons volk. En eenmaal die
band gelegd tusschen pers cn universi
teit, hebben wij goede hoop, dat do uni
versiteit gemakkelijker dan nu door mid
del van die pers ook h'ot volk zal kun
nen bereiken.
De gedachte, dat de geleerde en de
hooggeleerden door middel van een ge
wone courant iets van hun wetenschap
in populaiien vorm cn zonder als medc-
weiker gehonoreerd te worden, het publiek
zouden willen voorzetten, is ongetwijfeld
stout. Het moge de eenvoudige vorm van
University-Extension zijn ,bij zal zeker
voorloojng nog niet erg in den 'smaak val
len. Doch op don duur kan zij toch niet
uitblijven. Op den duur zal hel centrum
van beschaving, dat een universiteit is,
toch niet den gemakkclijksten weg om tot
allen te komen, kunnen verwaarloozcn.
Vroeg of laat zal dus do Staat tot zijn
hooggeleerde en zeer geleerde ambtenaren
moeten komen met de vraag, zich bereid
te verklaren om do journalisten op liun
verzoek voor te lichten en zoo verkeerde
vooistellingen, dwaze berichten, opper
vlakkige wetenschappelijke redenceringen,
die van elders komen, te rectificeeren. Wat
een massa misverstand en schijn-bcscha-
ving zou op deze wijze geweerd kunnen
worden, hoeveel goede ideeën snol ver
spreid.
Welnu zouden de hoogleeiaren de an
dere deskundigen niet het gemakkelijkst
dezen weg naar do couranten vinden, in
dien zij' wisten, dat aan het eind daarvan
een leerling, in elk geval een universitoiis-
man zat, en zou die man zelf niet het
bost den weg teiug weten, indien hij aan
de universiteit zelf had verkeerd.
En gelijk het nu alleen dc Staat is, die
kan bewerken dat de bekwaamheid der
journalisten stijgt, zoo is hij het alweer,
die bij uitnemendheid het in zijn macht
heeft het den journalist zoo gemakkelijk
mogelijk te maken achter de waarheid te
komen. In de eerste plaat3**door zelf don
journalist onmiddellijk beter in te lichten
dan thans, en zeker niet uit die inlich
tingen een indirecte 1 Masting te trekken;
door zoodoende aan alle ambtenaren cn
aan mindere dignitarissen een voorbeeld
van tegemoetkomendheid to gev en. dat
dezen niet zeiden nog zeer noodig hebben.
Maar dan door de coinanl, in ruimer mate
dan hot publiek, de gelegenheid tc geven
zoo gemakkelijk mogelijk van de middelen
van veikeer gebruik (0 maken, opdat zij
zoo snol mogelijk achter de waai held kan
komen. In liet buitenland geschiedt dat
veelal. Por»telegrammen zijn daar goed-
goedkooper of hebben voorrang, het reizen
wordt den journalist vergemakkelijkt. Rij
ons niets van dit al.
Vrees voor favorilisme, voor indirecte
bevoorrechting, voor corruptie in één
woord
Wij zouden het gelooven, indien niet
ook op nndci gebied, waar van corrup
tie geen sprake is, bij onze regoering
gebleken was van een even groot gemis
van besef aan de groote beteokenis der
tenminste wanneer hun hoofddeksels hoe
den genoemd konden worden. De ceno al
thans met do uitstekende zwarte veer was
,er nauwelijks ccn, maar de andere was
weikelijk een hoed. Want van voren was hij
versierd met een groote vuurroodo roos
En op dio zwarte veer en roode roos sloe
gen do wooidcn „rouge et noir".
Er zijn mcnschen, die door hei bijzondere
hunner klceding spot uitlokken; cr zijn
anderen, die op hun, bijeen geraapte lompen
de geheel© ellende van -oen loven dragn
Maar dc koude, trotsche blik, waarmee
deze twee mcnschen de- gasten aanschouw
den, liet geen plaats voor spot en alle
medelijden verstierf door do afwerende,
bijna vijandelijke hoogheid, met welke ze
de oude slopen over hot kiezel opnamen.
't Was 5 uur. Ze gingen rechtstreeks
naar de speelzaal. Om 7 uur kwamen
ze er weer uit, precies zoo als 'smiddags;
alleen scheen hot, alsof dc ee-no haar re
ticule nog voorzichtiger cn Uog angstiger
droeg. Sedert dien dag zag ik zc steeds
in- en uitgaan en, ze intcrcsscoiden me
zoodanig, dat ik hen gewoonweg ongeduldig
opwachtte. Want cr was iets in hen, dat
mijn gedachten vasthield cn 1110 dag en
nacht niet die tweelingen deed bezighouden.
Het scheen me namelijk, a'lsof de hoed
cn wel die met do roodo roos niet
steeds hetzelfde hoofd dekte cn dat de som
tijds zoo zorgzaam gedragen reticule even
als de hoed van persoon wisselde, Ein bij do
o.vcrigcns volkomen gelijkheid dor tweelin
gen leek me dezo veiandering een soort
zielsverhuizing, waardoor ik bijna gedwon
gen word lion in, dc speelzaal) to volgen.
Do groote zaal was bijna donker. Slechts
aaTi de groote kroon brandden vijf of zes
lampen. Weinig ^spelers stonden bij de
groene tafel, po croupier liet daarom het
kogeltje van het geluk niet zoo snol als
anders loopen, zoodat hot eerder staan
bleef. Dan riep hij at: Parijs of Londen of
Weenon of Berlijn. Hij betaalde den speler
die op het afgeroepen station had gezet,
de zcveiulubbcle inzet, streek met een klei
ne haik hot ovei-ige geld van het groone
laken in zijn kas, zeidc „rouge" of „noir"
verdubbelde dc inzet dor winnende kleur
cn na een paar minuten begon hot spel
opnieuw.
„Messieurs, medatnes, faites voire- jeu!"
Juist toon de croupier hot „ricn 11e va
plus" door dc zaal deed klinken, zag ik
van heide zijdon ccn verwelkte, hovende
hand over dc tafel reiken en ieder oen tien
francstuk zetten, de ccn op rood, dc ander
op zwart. Dat waren mijn tweelingen, tk
ging do tafel rond. Ze stonden op do uiter
ste hoeken en speelden spoelden ah
geroutineerde spelers, zonde-r eonigo be
langstelling voor do omgeving, do angslig-
starro blik op hot snorrende kogeltje go
richt, hot rood der opwinding op liet ver
vallen gezichl, cn toch kalme rust in hun
gebaren.
„Rouge riep de croupier.
Dc dorre hand aan den oenen kant groep
haastig naar 't verdubbelde goudstuk, die
van dc andere zijde verdween langzaam in
(le reticule, haalde een nieuw tieu-franc-
stuk voor den dag cn legde het smartelijk
langzaam weer op zwart,
..(Rouge et noir,"
Zoo spoelden ze verder, do cone op rood,
do andere op zwart. Wat do eone rerloor
won do andore. Ik volgde mot belangstelling
dit systeem van nuttcloozo kvachlvcrspil-
ling tot to 7 uur do laatste drie ronden wer
den aangekondigd. Toen wist ik ook dat zij
die op rood gezet had, en schijnbaar meer
had gewonnen, den hoed met roode roos
droeg cn de reticule met bijzondere zorg
droeg.
Doch den volgenden dag waren mijn mee
ningen door de hoogst bijzondere gelijkenis
weer geheel verward en ofschoon dc hoed
weer aan denzelfden kant zat en op rood
spoelde, zeide me alles, dat dc hoed gis
teren het andere hoofd had gedekt. Om me
tc vergewissen, ging ik naast don hoed
staan en wierp oen 'tien francstuk op de
speeltafel. Het viel op zwart.
„Noir riep dc croupier. Ik had 20 fiancs
gewonnen, die ik Tiet. staan.
„Noir". Hij schoof mij veertig toe. Ik
merkte dat do bood, door mijn geluk verrast
in elkaar kromp mi voor het eerst van de
tafel opkeek.
„Noir" riep (le croupier. Ik had tachtig
francs gewonnen en streek die langzaam
op. Mot holle bogeorige oogen keek dc hoed
naar mij, als om van mij hot geluk te loeren.
Do hooil zette niet meer op rood, maar
wachtte.
vFaitos votro jeu".
Ik zette weer op zwart.. Langzaam hief
de hoed do hand op, draalde draalde
„Rien 11e vaEn in legcnstelling met
het steeds gevolgde beginsel wierp de hoed
oen blank tien francsstuk evenals ik op
zwart. 1
liet kogeltje rolde „Noir".
Wo lieten beide staan. „Noir", nog eens
,noir, „noir" weer „noir". liet geld
stond tien om. Ik had slechts oogen
en ooren voor den hoed. liet gebrekkig©
en afgeleefde der gestalte scheen te ver
minderen. Het was alsof een nieuw leven
trad in het oucle versleten zijden kleed,
dat in zijn tc wijde plooien, als gevuld
met levende kracht, tot iets geweldig-dc-
monisch uitwies en over de tafel kroop en
wrong cn alle goud en geld in zich wilde
opnemen.
Ik hoorde oen zachte kreet, üe hoed
zat weer ineengedoken naast me, de zwart
zijden plooien omfladderden het magere
lichaam. Maar liet bloed zag ik jagen door
do opgezwollen adoien, do oogen brandend
loeren naar hot verloren gond cn dc sid
derende handen in de zware reticule van
fluweel graven in het klinkend goud on
do knetterende biljetten. In dollen dans heen'
011 weer, vlogen dc biljetten en rinkelde
liet goud van rood op zwart en van zwart
op rood en dan eindelijk in de kas van den
croupier.
Speelsters! Ik wilde den hoed oen
ernstig woordje toespreken om do duivels-
ban te breken cn den hoed tot rede te
brengen, maar daar wendde dc gostalto
zich tot mij cn rochelend als in ziclc-
lijden smookte zc me om vijftig francs. Nu
kon ik niets meer zeggen; ik stopte het
biljet in do beverige handen, die klam aan
voelden en ging naar buiten.
Angstig wachtte ik daar op de tweelingen.
Nog een kwartier, dan kwamen ze naar
buiten. Dc hoed droeg de .reticule niet meer
SCHIEDAMSCHE COURANT