Het voortelt! van Je piano, 63'*" Jaargang ondag 19 December 'tau» 31-2 Derde Blad. Vrouwenziel. Uit de Pers, i C H1EDAMSCHE COURANT. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiodam en Vlaardingen ft. 1.25 franco per post fl. 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor hot eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een nur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cent pei regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. latere. Telefoon voor de Redactie No. 123. voor de Administratie No. 103. Zou liet nu onmogelijk zijn do serieuze dramatische kunst, zoowel de gewone als Je muziekdramatische, beter le dienen dan te genwoordig geschiedt? Moeten wij goede too- neelgczelschappen en ernstiger opoivut roepen in deze lage landen beschouwen als vuurpij len, die een oogenblik schoonheidsontroe ring geven en dan den nacht nog donkerder Litsn zien? Het is waar: er zijn excepties. Doch kun nen wij de beslaande opera, de beslaande toonecltroepcn anders be-chouwen dan als uitzonderingen, die den regel beiesligen? Af gezien nu nog van de groote moeilijkheden, welke de enkele bestaande gezelschappen doormaken en van do betreurenswaardige concessies, waardoor de rnccston zicii boven frater mouten houden. Wat is dan dc reden, dat hel serieuze too- necl in Nederland zoo weinig bloeit en dat opera's zoo heel weinig levenskracht hebben? Gewoonlijk wordt hierop ten antwoord ge geven lo, dc beperkte koopkracht van ons pu bliek 2o. de neigingen van liet publiek, die zich ran serieuze diunutischc kunst afwenden en naar hut café-eonecit gaan; 3o. de ovei spa lining van on» dagelijksch leven, die de nienschcn niet in staat stelt serieuze kunst nog te genieten. Wij zouden niet gaarne beloogur, dat deze uTkln ringen op zichzelf niet juist zijn. En tóch hcMedigen zij ons niet geheel, omdat die diio \eiï;laringen fe \eel en dus niet ge noeg bewijzen. Want zij zouden bewijzen, dat ook b.v. groote moderne orkesten niet in .Nederland kunnen bestaan. En hier leert de ervaring z.ooal niet het tegenovergestelde, dan toch dat wij drie, vier, vijf syinpbonit- orkcslen hebben, die zoo z.ij het al niet ruin» hebben 'toch leven kunnen en zien op zéér serieuze muziek kunntn toeleggen. Nemen wij als ooi beeld Amsterdam, Utrecht on Groningen, sleden van zeer verschillende grootte en zeur vrechillendmi aard toch, dan zien wij -ja dat heit niet nik'» van een leien dakje gaat, dal men soms mot groote moeilijkheden te kampen heeft, doch dat die drie orkeslen elan 'toch alle drie kuiwu hu- staan en du meest serieuze orkestn uz.iek doen genieten aan een publiek, dat deze mu ziek blijkbaar gaarne en geregeld gaat hoo- rcn. Wat is de verklaring van dit merkwaar dige verschijnsel? Dat hier toch wel een groote koopkracht blijkt te zijn, volgt uit een vergelijking met het buitenland. Do Am- steüdanischo exploitatie is heel duur en Gro ningen slaagt or in, z,ijn rond /-J0.000 voor liet orkest le doen opbrengen door een socië teit', die niet muziekinstituut is, zonder eeni- gen steun van rijk of gemeente, zonder cenig subsidie. Inderdaad een zeer opmerkelijke koop kracht blijkt or tocli te zijn. Maar is hier elan kwestie van vergroving van smaak bij het publiek, van een overspan ning doon liet dagelijksch leven, die het ge regeld aanhooren van serieuze muziek niet toelaat? Er blijkt niets daarvan. Integendeel. Voor wie geen vreemdeling is in Jeruzalem, moet algemeen bekend zijn, dat de program ma's voortdurend zwaarder en ernstiger zijn geworden. Waar 20 jaar geleden nog hel Armdcrdainsche Concertgebouw er niet aan z.on hebben gedacht een der groote sympho- nieèn op liet Zondagprogramma te brengen, gebeuit dat tegenwoordig herhaaldelijk, zoro der dat iemand daar (blijkbaar) prol cel eert. De Utrecliiscbe programma's /.ijn nauwelijks minder zwaar, ierwijl ook Groningen in den blutsten lijd die voorbeelden volgt. Maar wat is dan tocli dc verklaring, dat hij otko»tiniuiek kan, wat hij goede eomedie en goede opera's onmogelijk scliijnt? Wij verwachten, dat velen ons zullen ont- woorden: „De mode verklaart dit opmerke lijke verschil. Orkestmuziek is in de mode. Het „is zoo netjes en zoo fijn" van orkest muziek te houden. En dus gaat de serieuze orkestmuziek goed waai andere serieuze kunstvormen falen." Wij geven gaarne toe, dat dit antwoord niet onjuist is. Doch bevredigen doet het ons toch niet geheel. Zien wij goed, dan ver plaatst liet de kwestie, doordat nu de vraag zich opdringt„TIoc komt het, dat de mode „zich gericht heeft op een kunstvorm (orkest- „muziek), die oppervlakkig beschouwd verder van hot groote publiek schijnt af „te liggen dan dc eomedie, de opera?" Wij weten hierop maar één antwoord. Doch dfit antwoord schijnt ons dan ook do sleutel 'te geven voor de oplossing van de geheele kwestie, die ons hier bezig houdt. En dat antwoord is: omdat het dilettantisme i op instrumentaal gebied z.oo sterk onwik- kold is. Velen spelen lu>t een of ander, dc j allcrmeeslen piano, enkelen con afrij kinrfru- 1 ment, zeer weinigen eenig ander instrument. 1 Do. sterk verguisde piano vooral is het die uitstekend vooi bereidt voor hol hooien van orkestmuziek, die de iiKui»eheu vertrouwd heeft gemaakt, met in.-trumentale muziek, die langzame!hand belangstelling hoeft ge kweekt voor een kunstuiting, die zonder do piano oneindig veel voider van ons z.on nfstaan dun het gewone drama, dan het muziekdrama. FTet dilettantisme op instrumentaal gebied heeft dus het publiek niet voorbijgaan van het diama en het muziekdrama dichter ge bracht bij een zeer serieuso kunst, die men zonder flat dilettantisme toch zeker zou mo gen beschouwen nis nagenoeg onbereikbaar voor een gioot deel van het publiek. Welnu waai om maakt men zich dan in cndcie takken van kunst du hier opgedane ervaring niet ten nutte. Waarom spant men daar dc paaiden achter den wagon in plaats win door bevordering van een serieus dilet tantisme te trachten belangstelling voor ern stige kunst lo scheppen? Een lichte luchtstroom heft de gor dijnen even op. De kaarsen vlammen on lustig en verspreiden daardoor een flik kerend licht. Tusschcn de bloemen ligt liet blecke gelaat, met doojdsche, blauw achtige kleur, den mond niet geheel ge sloten. Bijna oen zonnig lachje ligt pl over uitgespreid. Dc bloemen geuren mot zoeten adem over de gevouwen handen. De dood! Koud en strak staart hij naar liet inge zonken lichaam, dat voor enkele dagen oog vol leven, met snel jagend bloed in voortdurende beweging was. Do laat ste bezoekers zijn heengegaan. Profes sor llerboth heeft ze ontvangen, zoor koel, zoor stijf. De menschcn zijn nauwelijks de hap af, of daar begint hot: t „Nu ja, hij had Je vrouw niet meer hof. Zij was mot zijn gelijke. Zoo'n geniale ttianl Maar jammer toch, dat ze z.oo jong gestorven, is, en de kinderen Daarbuiten ritselt fijne, koude Oclober- ■'ogon noer. De man, staat bij do deur hor sterfkamer, en kijkt bijna schuw naar het stille gelaal. Uitgedoofd, pil,gewerkt! ltt de strakke, zoo welbekende trekken geen vonkje loven, geen herinnering meer. Goen hiernamaals, geen voortleven! Zijn geheele leven is een strijd tegen Mecnen wij, dat de ontwikkeling van dat dilettantisme een panacee is? Dat er nu geen enkele andere reden is Ier verklaring van het onderscheid in belangstelling voor or kestmuziek en voor dramatische kunst? Neen natuurlijk. Doch wel zijn wij van meening, dat hier een zeer belangrijk tekort is Voor de beide dramatische kunsten en dat zij, die zich de bevordering dezer kunsten ten taak stellen, in de eerste plaats hun inspan ning moesten richten op ontwikkeling en ver betering van het dilettantisme. AVij hebben vioeger al eens uiteengezet hoe men zoodoende de tooneelspelkunst zou kunnen bevorderen, liet Tooneolverbond of een dergelijke veieeniging zou de zaak ter hand moeten nemen, zeer beschaafde wandel- lceraren aanstellen, averal propaganda moeten maken voor het tooneeldilcttantisine en alles moeten doen om dit in ernstige banen te leiden. Dan zou men in ieder centrum van ernstig dilettantisme spoedig uen centrum van witnrdueinig voor goede beroepstooneelspcl- kun&l hebben- Doch waarom zou ook dc muziok-drama- ti.-che kunst niet op do/.u wijze bevorderd kunnen worden? AVij hebben nu door heel Nederland honderden zangvcrcenigingen die uit den tmuc altijd door maar dezelfde ora toria enz. zingen. AVij willen bij niemand achterstaan in eerbied voor alle inspanning en arbeid, aan dit werk besteed. AArii be wonderen' der zanger» vlijt, der dirigenten geduld bij luin ondankbare en uitermate moei lijke taak En die bewondering wordt te gtoo- ter naarmate wij heter weten, dat er ten slotte toch zoo heel weinig groote resultaten bereikt worden. Ten slotte is do massa te log en geeft dit soort kunstwerken zoo weinig be vrediging. De gewijde muziek kan men hier tot zekere hoogte uitzonderen, doch voor de niet gewijde muziek is de oratorium-vorm ten slotte een vreemd tusschendiiig, dat in onzen tijd bijna niet meer thuis behoort, waar liet eenheid en realiteit mist, visch nooh vfoesch is en noch \oor lyrische, noch voor dramatische, noch /elf» voor epische kunst past. Geen wonder dan ook, dat er bijua geen goede moderne oratoria te vinden zijn, of schoon vele zangveieeniuinsjcn naar iets O w nieuw» en iet.- goeds snakken. AA'aaiom nu uit zulke zangvci'ucnigingen niet de koren uerquircerd voor goede muziek- damatischu uitvoeringen? [let is hier en daar met goed zij het ietwat eenzijdig sue ces geprobeerd. AVnnrom niet de muziek-dramatische kunst over heel Nederland georganiseerd, zoodot do zmigvercenigingen zich /ouden gaan toeleg gen op het bestudeeicn van de beste werken der opcia, die - zij moge dan voor sommi gen een „overwonnen standpunt" zijn voor de groote meerdethoid tocli nog veel onbe kende schoonheden en heel veel bekoring heeft. Plotseling zouden zij zich vindon voor een groote en rijke litteratuur, waaronder zooveel i» dat gezette studie in elk opzicht vei dient. Zii /ouden zien hoe liet publiek nieuwe belangstelling zou gaan toonen, men zou meer uitvoeringen kunnen geven, die veel meer zouden trekken, en er zou een ein de komen aan al die Paulussen, Eliassen, Scliópfungen, enz. enz., die, hoeveel moois zij ook bevatten, tocli in eenheidsindruk niet op kunnen tegen de talloozc meesterwerken der muziekdramatische kunst, waarin de keuzo bijna onbeperkt is. Nu is het waar: een oratorium moge dan al soms wat gerekt, wat onsamenhangend, wat umphibiisch zijn, deftiger dan vele opera'» i.» liet zeker wol. Doch moeten wij nu al léén om die deftigheid ons spenen van al het moois dat de opera ons geven kan? Moe ten wij dan hceicmaal geen rekening houden met don geest van den tijd, die zich hoe langer hoe meer van het oratorium aivendt? Ons dunktneen. AVillcn de deftigstun niet meedoen aan het opvoeren van scrieu-e opera'», des te erger voor hom En als de heel deftige zangvereenigingon het voorbeeld der overigen» toch ook hcuscli niet on- deftige Am-terdamsche AVagnerverccni- ging niet volgen willen, zou het dan niet mogelijk zijn, dat ondeftige zangvereenigin- gen weiden gevormd uit goede zangers en 'zangeressen, die tegen dergelijke vertoonin- gen geen bezwaar zouden hebben en ui- de»- nood» de contributie en wellicht meer dan dat uit zouden kunnen verdienen. De zaak ware doch wij erkennen hotin theorie zoo eenvoudig te orgnnisccren. De zangvereenigingon verbinden zich met, zeggen wij, haar twintigen om h.v. 100 (of 100 maal 2) voorstellingen per jaar te se ven, waarbij natuurlijk niet alle leden der verecniging, in alle 5 opera's zouden behoe ven mee te werken. Zij cnarageeren gezamen lijk voor die 100 voorstellingen solisten en orkest. En nu zouden de solisten en waar noodig ook het orkest rondgaan, terwijl zij overal in de zangvcreenisruiglcden het koor en de kleine rollen zouden vhidcii om de opera's te kunnen uitvoeren. In den aan vang zou natuurlijk het een en ander nog wel eens wat te vvensehen overlaten, de routine zou ontbreken. Doch op den duur zouden die uitvoeringen even goed kunnen wenden als de Amsterdamsche en veel vermakelijker, in teressanter, leerzamer en voordeeligcr dan dc zangvereeniging-uitvoeringen van tegen woordig. AAranrU)k hier, evenals Dij hot tooneol, zou iiet dücttanlsime, dc algemeene ontwik keling en de kunst, meer ten goede kunnen konion dan thans gebeurt. Doch wie zal dit 'Jan verwezenlijken? AA'ie zal het zelfs maar ernstig bcstudecren? Het gezag. De „N. R. Ct." schrijft: In „Do Standaard" treffen wij omlei den titel: „(Steun van Rechts voor het Gezag" een stukje aan, waarin gewezen wordt op hot „opmerkelijk verschijnsel, hoeveel waardeering Amsterdam's Buige- mcestcr juist van Rechts ondervindt". Dat komt, weet het blad te vertellen, omdat Burgemeester Aran Leeuwen „het gezag wist hoog te houden". „Dat de drie groe pen van Rechts den burgemeester, zon der te vragen tot wat partij hij behoort, juist om zijn hooghouden van hot. gezag zoo warm toejuichen", maakt „De Stan daard" zeer verblijd. AVij zouden niet pogen, deze blijdschap te verstoren, wanneer niet aan deze ont boezeming ware toegevoegd, dat „vooral in onze groote steden zulk een houding nog veel dreigend kwaad afweren kan.' De meening, dat men voor liet „hooghouden van het gezag" hij do mannen van rechts moet te land komen ,woidt in de krin gen van rechts gaarne gepropageerd. Dit genot willen wij laten, al mogen wij do opmerking niet achterwege houden, dat het voor rechts heter zou zijn, indien an deren het Mien lof brachten, dien het zich zelf herhaaldelijk toekent. Maar dat op dit oogenblik van de zijde van „De Standaard" op dit aambeeld wordt geslagen, is toch' ook wol con „op merkelijk verschijnsel", 'lat in het licht mag worden gesteld. Gegeven de gebleken aftakeling van het ge/ag door iemand, in den kring van „De Standaard" niet ge heel onbekend, zou men althans ten. aan zien van dit punt op het oogenblik bij het Amsterdamsche orgaan eenige beschei denheid hebben mogen verwachten. Het „gelukkig verschijnsel", dat de groepen vaai rechts het hooghouden van het gezag zoo warm toejuichen, kon, dunkt ons, in deze dagen meer in »tilte worden genoten. Godsdienstoefeningen aan boord van OORLOGSSCHEPEN .,De Tijd" /et uiteen, dat indien men het wenschelijk blijft achten, dat des Zondags aan het zeei gemengde ee/el-chap, dat de be manning onzer ooiloc-whopen vormt, iets \an »tichtclijken ,nud worde voorgelezen, het met anders kan, oi dit zal zich lot algemeen heden en tot de oppervlakte moeten bepa len.. Diepere, ooi bedreden geloofswaarhe den ztt'k n daarin /elf» niet mogen aangeroerd -orden. Gioot nur dan ook \er\vactu het blad van zulke lezingen god-dienstoefeningen kan men ze bezwaarlijk noemen in den regel niet. G> -chicden ze door een officier, die door houding en stom blijk geeft van >n- \ei»chillighei(! of minachting, dan kan zelf» ginole ontstichting uorden veroorzaakt, liet blad voor zich zoude daarom afschaffing van ch- tegunvooidige Zondags-plechtigheid aan hooul on/.er oorlogsschepen volstrekt niet te betreuren achten. Vooral niet, indien gelijk- t ij cl i er met die afschaffing kon worden inge voerd, dat aan groepen dor bemanning, welke daarom verzochten, behoorlijk tijd en gele genheid aan boord werd gegeven, om des Zon dags gezamenlijk een uur, desnoods een half uur. op stichtende vv .jze door tc brengen. Het blad geeft het denkbeeld in overweging, aan wie het aangaat. Pogingen tot invoering van een Calvinis tischer! preekenlumdcl zouden verklaart liet - ook bij ons bestrijding vindon. De Minister AA'cntholt deed bij het gehouden de bat zijn best, om als Minister in een Techtseh kabinet een goccl figuur te maken en om zijn vrienden aan de Rechterzijde, zooveel, hij kon, genoegen te geven. Zijn wil en bedos- liot voortbestaan geweest, maar heden in dit donkere, vrecselijke uur, zou hij zoo gaarne willen, dat hij nog aan iets pa dit leven gelooven kon. Zijn volle, rijke wetenschap, zijn Irotseh zelfbcvvnslzijn, liggen hem als steeneu op de borst. Hij wcnsclite nu, dat daar uit die doodc, ingezonken borst, zich ecu ziel had los gemaakt. Een onsterfelijke ziel, die hij nog zoeken, vinden kon. Hij sluit de (leur en gaat naar do schrijftafel terug. Daar ligt een bundeltje losse bladen. Daar lig gen ze nog, zooals hij ze gisleren neerlegde. Bij het ui ld oo vende licht der kaarsen las hij ze tot de morgen daagde. Dit Strij- don mi worstelen herinnerde hom in kloe ken droom aan de stormen en worste lingen zijner jeugd. Toen geloofde hij aan zijn innerlijke waarde, geloofde hij, dat hij eens een man van beteckenis zou wor den. De stille vrouw, onopgemerkt muist hem gaande, had evenveel guloden als hij. Zijn huwelijk lag koud en leeg votn hem. Ecu zwijmel van hartstocht zonder wave, zielvolle gemeenschap; een, langza me ontnuchtering, een geleidelijke verwij dering. Boven dc ruïnen van zijn kort liefdes geluk hiul hij zich een rijk geestelijk leven gebouwd. Slechts weinige gedachten golden do vrouw, die hot beste in hem niet ver slaan kon. In do kinderen bond hem altijd weer een nieuwe band, een kolen, die hen aan elkaar smeedde. Zoo waron zij langzamerhand in oen stil, zonneloos maar ook stonneidoos leven in gegaan. De rust, die hij zich langzamer hand had veroverd in zijn leven, stortte plotseling ineen. Ilij nam een blaadje uit don bundel en las met strakke, gloeiende blikken: „Hij ziet en vermoedt het niet, hoe ik naast hem strijd en .worstel en verlies. Ik kan en zal hem nooit begrijpen. Alle nachten, die ik boven de boeken door breng, helpen mij niet. Hij is zoo groot 1 AALit heb ik hem Jief, omdat hij zoo groot is. Moet ik niet blijde zijn, hem, te mogen dienen? Afoot ik er,niet voldaan over zijn, dat ik hem zijn anrdsch geluk breng, zijn aardsch' geluk vergroot en schooner maak? Ach 1 eenmaal, eenmaal slechts naast hem mogen slaan I" En dim verder op een door tranen bijna bijna uitgewisclit blaadje: „Bemin ik hem nog of haat ik hem? Alles heeft hij mij ontnomen. Mijn kin deren zijn gestorven cn ik stond er naast en kon niet meer bidden als vroeger, mijn oud, troostvol geloof, heeft hij m\j ontno men, omdat ik hem 'gelijk wilde zijn, om dat ik hem ver,daan wilde, maar nu is alles anders. Nergens eenig licht!" Nu stonden hem duidelijk de dagen voor oogen, loeii de kinderen stierven de beide oudsten. Zij ging rond, verstijfd in baar leed, hij kende haar nauwelijks terug. Do oogen zoo koel cn traanloos. Toen rukte zij zich van hom los. „Mij is het dikwijls, als blooide oen nieuwe lente in mij op. Iloe kan ik hopen nog een geestenwereld te veroveren, dio mij vreemd en vijandig is? Ik ben alleen, een vrouw, en kau alleen dulden, beminnen en gelukkig maken. Dat kan ik en dat wil ik. Goddank! dat ik weer oen, lief kind heb Niets wil ik meer voor mij zelf, alles voor de kinderen cn voor hem." f Altijd zonniger straalde een stil levensge luk uit dozo laatste dagboekbladen. „Mijn bcroomde manl Hij is beroemd ge worden i Ieder wil zijn vriend zijn. Velen, velen hebben aanspraken op hem. Ik weik stil in zijn leven. Hij ziet liet niet, maai bij voelt het. Zijn huis is bent toch een troost. Met de kinderen leef ik een nieuw leVen. Als ik voel, hoe hun jonge loven zich om hot mijne rankt, zooals hot ook in liet mijne wortelt. Later zullen zij de moeder ontgroeien en zich' naar den vader richten, maar altijd zal ik voor hen zor gen, hen liefhebben. Hoe klein is oen vrouwenhart en hoe groot 1" En do sterke man zonk nu voor do baar neer en kuste de .verstijfde vingers. Ja, nu eerst begreep hij, hoe groot zij was geweest en hij zoo klein. Met het koude egoïsme der groote geesten, had hij haar zorg, haar liefde aangenomen, als iets, dat van zelf sprak. Zij' ihad geen ander levens doel gekend dan liefde, liefde, zonder we derliefde to verwachten, zonder hoop op erkenning of dank! Hoe dikwijls had hij hot haar doen voe len, dat zij zijn mindere was, dat zij geen geleerde, geen geestvolle vrouw was. Zelfs had Hij zijn vrienden bekend, dat zijn hu welijk lient niet do bevrediging schonk, die hij er van gehoopt had, dat hij alleen ter wille van de kinderen en zijn. maatschap pelijke positie den band piet verbrak. Hij had eer, geld en succes gewonnen, hij stond hoog onder dc hoogslen van zijn land, maar plotseling; scheen alles hem arm en nietig. AArat bet ellen de het hij dc liefde, die luj verloren had, voor goed, voor altijd? En tocli? AVuifdc hun geen stille vrede uit deze bladeren loc" Sterkte, licht, vertrouwen. Het over- glausdo den rijkdom van zijn geest. Het was de groote, platgetrapte, onbegrijpelijke, onverwoestbare, onsterfelijke vrouwenlief de. Zij vulde nog de vertrekken, waaruit men haar gedragen had. Zij begeleidde hem, waar hij ging of stond. Cu de man, dio aan geen onsterfelijke ziel geloofde, ging naar het kerkhof en legde bloemen op den stillen heuvel. En toen hij Uutiskwa.ni, zag hij haar in de oogen dor kinderen, en zelfs de eenzame kamers spraken hem nog van de steeds voortlevende ziel zijnor onbegrepen vrouw.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1909 | | pagina 9