Het voortelt! van Je piano,
63'*" Jaargang
ondag 19 December 'tau»
31-2
Derde Blad.
Vrouwenziel.
Uit de Pers,
i C H1EDAMSCHE COURANT.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiodam en Vlaardingen ft. 1.25 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor hot eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
nur aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent pei regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor de Administratie No. 103.
Zou liet nu onmogelijk zijn do serieuze
dramatische kunst, zoowel de gewone als Je
muziekdramatische, beter le dienen dan te
genwoordig geschiedt? Moeten wij goede too-
neelgczelschappen en ernstiger opoivut roepen
in deze lage landen beschouwen als vuurpij
len, die een oogenblik schoonheidsontroe
ring geven en dan den nacht nog donkerder
Litsn zien?
Het is waar: er zijn excepties. Doch kun
nen wij de beslaande opera, de beslaande
toonecltroepcn anders be-chouwen dan als
uitzonderingen, die den regel beiesligen? Af
gezien nu nog van de groote moeilijkheden,
welke de enkele bestaande gezelschappen
doormaken en van do betreurenswaardige
concessies, waardoor de rnccston zicii boven
frater mouten houden.
Wat is dan dc reden, dat hel serieuze too-
necl in Nederland zoo weinig bloeit en dat
opera's zoo heel weinig levenskracht hebben?
Gewoonlijk wordt hierop ten antwoord ge
geven
lo, dc beperkte koopkracht van ons pu
bliek
2o. de neigingen van liet publiek, die zich
ran serieuze diunutischc kunst afwenden en
naar hut café-eonecit gaan;
3o. de ovei spa lining van on» dagelijksch
leven, die de nienschcn niet in staat stelt
serieuze kunst nog te genieten.
Wij zouden niet gaarne beloogur, dat deze
uTkln ringen op zichzelf niet juist zijn. En
tóch hcMedigen zij ons niet geheel, omdat
die diio \eiï;laringen fe \eel en dus niet ge
noeg bewijzen. Want zij zouden bewijzen,
dat ook b.v. groote moderne orkesten niet in
.Nederland kunnen bestaan. En hier leert de
ervaring z.ooal niet het tegenovergestelde,
dan toch dat wij drie, vier, vijf syinpbonit-
orkcslen hebben, die zoo z.ij het al niet
ruin» hebben 'toch leven kunnen en zien
op zéér serieuze muziek kunntn toeleggen.
Nemen wij als ooi beeld Amsterdam, Utrecht
on Groningen, sleden van zeer verschillende
grootte en zeur vrechillendmi aard toch, dan
zien wij -ja dat heit niet nik'» van een
leien dakje gaat, dal men soms mot groote
moeilijkheden te kampen heeft, doch dat die
drie orkeslen elan 'toch alle drie kuiwu hu-
staan en du meest serieuze orkestn uz.iek
doen genieten aan een publiek, dat deze mu
ziek blijkbaar gaarne en geregeld gaat hoo-
rcn.
Wat is de verklaring van dit merkwaar
dige verschijnsel? Dat hier toch wel een
groote koopkracht blijkt te zijn, volgt uit
een vergelijking met het buitenland. Do Am-
steüdanischo exploitatie is heel duur en Gro
ningen slaagt or in, z,ijn rond /-J0.000 voor
liet orkest le doen opbrengen door een socië
teit', die niet muziekinstituut is, zonder eeni-
gen steun van rijk of gemeente, zonder cenig
subsidie.
Inderdaad een zeer opmerkelijke koop
kracht blijkt or tocli te zijn.
Maar is hier elan kwestie van vergroving
van smaak bij het publiek, van een overspan
ning doon liet dagelijksch leven, die het ge
regeld aanhooren van serieuze muziek niet
toelaat?
Er blijkt niets daarvan. Integendeel.
Voor wie geen vreemdeling is in Jeruzalem,
moet algemeen bekend zijn, dat de program
ma's voortdurend zwaarder en ernstiger zijn
geworden. Waar 20 jaar geleden nog hel
Armdcrdainsche Concertgebouw er niet aan
z.on hebben gedacht een der groote sympho-
nieèn op liet Zondagprogramma te brengen,
gebeuit dat tegenwoordig herhaaldelijk, zoro
der dat iemand daar (blijkbaar) prol cel eert.
De Utrecliiscbe programma's /.ijn nauwelijks
minder zwaar, ierwijl ook Groningen in den
blutsten lijd die voorbeelden volgt.
Maar wat is dan tocli dc verklaring, dat
hij otko»tiniuiek kan, wat hij goede eomedie
en goede opera's onmogelijk scliijnt?
Wij verwachten, dat velen ons zullen ont-
woorden: „De mode verklaart dit opmerke
lijke verschil. Orkestmuziek is in de mode.
Het „is zoo netjes en zoo fijn" van orkest
muziek te houden. En dus gaat de serieuze
orkestmuziek goed waai andere serieuze
kunstvormen falen."
Wij geven gaarne toe, dat dit antwoord
niet onjuist is. Doch bevredigen doet het ons
toch niet geheel. Zien wij goed, dan ver
plaatst liet de kwestie, doordat nu de vraag
zich opdringt„TIoc komt het, dat de mode
„zich gericht heeft op een kunstvorm (orkest-
„muziek), die oppervlakkig beschouwd
verder van hot groote publiek schijnt af
„te liggen dan dc eomedie, de opera?"
Wij weten hierop maar één antwoord.
Doch dfit antwoord schijnt ons dan ook do
sleutel 'te geven voor de oplossing van de
geheele kwestie, die ons hier bezig houdt.
En dat antwoord is: omdat het dilettantisme
i op instrumentaal gebied z.oo sterk onwik-
kold is. Velen spelen lu>t een of ander, dc
j allcrmeeslen piano, enkelen con afrij kinrfru-
1 ment, zeer weinigen eenig ander instrument.
1 Do. sterk verguisde piano vooral is het die
uitstekend vooi bereidt voor hol hooien van
orkestmuziek, die de iiKui»eheu vertrouwd
heeft gemaakt, met in.-trumentale muziek,
die langzame!hand belangstelling hoeft ge
kweekt voor een kunstuiting, die zonder
do piano oneindig veel voider van ons
z.on nfstaan dun het gewone drama, dan het
muziekdrama.
FTet dilettantisme op instrumentaal gebied
heeft dus het publiek niet voorbijgaan van
het diama en het muziekdrama dichter ge
bracht bij een zeer serieuso kunst, die men
zonder flat dilettantisme toch zeker zou mo
gen beschouwen nis nagenoeg onbereikbaar
voor een gioot deel van het publiek.
Welnu waai om maakt men zich dan in
cndcie takken van kunst du hier opgedane
ervaring niet ten nutte. Waarom spant men
daar dc paaiden achter den wagon in plaats
win door bevordering van een serieus dilet
tantisme te trachten belangstelling voor ern
stige kunst lo scheppen?
Een lichte luchtstroom heft de gor
dijnen even op. De kaarsen vlammen on
lustig en verspreiden daardoor een flik
kerend licht. Tusschcn de bloemen ligt
liet blecke gelaat, met doojdsche, blauw
achtige kleur, den mond niet geheel ge
sloten. Bijna oen zonnig lachje ligt pl
over uitgespreid. Dc bloemen geuren mot
zoeten adem over de gevouwen handen.
De dood!
Koud en strak staart hij naar liet inge
zonken lichaam, dat voor enkele dagen
oog vol leven, met snel jagend bloed in
voortdurende beweging was. Do laat
ste bezoekers zijn heengegaan. Profes
sor llerboth heeft ze ontvangen, zoor koel,
zoor stijf. De menschcn zijn nauwelijks de
hap af, of daar begint hot:
t „Nu ja, hij had Je vrouw niet meer
hof. Zij was mot zijn gelijke. Zoo'n geniale
ttianl Maar jammer toch, dat ze z.oo jong
gestorven, is, en de kinderen
Daarbuiten ritselt fijne, koude Oclober-
■'ogon noer. De man, staat bij do deur
hor sterfkamer, en kijkt bijna schuw naar
het stille gelaal.
Uitgedoofd, pil,gewerkt!
ltt de strakke, zoo welbekende trekken
geen vonkje loven, geen herinnering meer.
Goen hiernamaals, geen voortleven!
Zijn geheele leven is een strijd tegen
Mecnen wij, dat de ontwikkeling van dat
dilettantisme een panacee is? Dat er nu geen
enkele andere reden is Ier verklaring van
het onderscheid in belangstelling voor or
kestmuziek en voor dramatische kunst?
Neen natuurlijk. Doch wel zijn wij van
meening, dat hier een zeer belangrijk tekort
is Voor de beide dramatische kunsten en dat
zij, die zich de bevordering dezer kunsten ten
taak stellen, in de eerste plaats hun inspan
ning moesten richten op ontwikkeling en ver
betering van het dilettantisme.
AVij hebben vioeger al eens uiteengezet
hoe men zoodoende de tooneelspelkunst zou
kunnen bevorderen, liet Tooneolverbond of
een dergelijke veieeniging zou de zaak ter
hand moeten nemen, zeer beschaafde wandel-
lceraren aanstellen, averal propaganda moeten
maken voor het tooneeldilcttantisine en alles
moeten doen om dit in ernstige banen te
leiden. Dan zou men in ieder centrum van
ernstig dilettantisme spoedig uen centrum van
witnrdueinig voor goede beroepstooneelspcl-
kun&l hebben-
Doch waarom zou ook dc muziok-drama-
ti.-che kunst niet op do/.u wijze bevorderd
kunnen worden? AVij hebben nu door heel
Nederland honderden zangvcrcenigingen die
uit den tmuc altijd door maar dezelfde ora
toria enz. zingen. AVij willen bij niemand
achterstaan in eerbied voor alle inspanning
en arbeid, aan dit werk besteed. AArii be
wonderen' der zanger» vlijt, der dirigenten
geduld bij luin ondankbare en uitermate moei
lijke taak En die bewondering wordt te gtoo-
ter naarmate wij heter weten, dat er ten
slotte toch zoo heel weinig groote resultaten
bereikt worden. Ten slotte is do massa te log
en geeft dit soort kunstwerken zoo weinig be
vrediging. De gewijde muziek kan men hier
tot zekere hoogte uitzonderen, doch voor de
niet gewijde muziek is de oratorium-vorm
ten slotte een vreemd tusschendiiig, dat in
onzen tijd bijna niet meer thuis behoort, waar
liet eenheid en realiteit mist, visch nooh
vfoesch is en noch \oor lyrische, noch voor
dramatische, noch /elf» voor epische kunst
past.
Geen wonder dan ook, dat er bijua geen
goede moderne oratoria te vinden zijn, of
schoon vele zangveieeniuinsjcn naar iets
O w
nieuw» en iet.- goeds snakken.
AA'aaiom nu uit zulke zangvci'ucnigingen
niet de koren uerquircerd voor goede muziek-
damatischu uitvoeringen? [let is hier en daar
met goed zij het ietwat eenzijdig sue
ces geprobeerd.
AVnnrom niet de muziek-dramatische kunst
over heel Nederland georganiseerd, zoodot do
zmigvercenigingen zich /ouden gaan toeleg
gen op het bestudeeicn van de beste werken
der opcia, die - zij moge dan voor sommi
gen een „overwonnen standpunt" zijn voor
de groote meerdethoid tocli nog veel onbe
kende schoonheden en heel veel bekoring
heeft. Plotseling zouden zij zich vindon voor
een groote en rijke litteratuur, waaronder
zooveel i» dat gezette studie in elk opzicht
vei dient. Zii /ouden zien hoe liet publiek
nieuwe belangstelling zou gaan toonen, men
zou meer uitvoeringen kunnen geven, die
veel meer zouden trekken, en er zou een ein
de komen aan al die Paulussen, Eliassen,
Scliópfungen, enz. enz., die, hoeveel moois
zij ook bevatten, tocli in eenheidsindruk niet
op kunnen tegen de talloozc meesterwerken
der muziekdramatische kunst, waarin de
keuzo bijna onbeperkt is.
Nu is het waar: een oratorium moge dan
al soms wat gerekt, wat onsamenhangend,
wat umphibiisch zijn, deftiger dan vele opera'»
i.» liet zeker wol. Doch moeten wij nu al
léén om die deftigheid ons spenen van al
het moois dat de opera ons geven kan? Moe
ten wij dan hceicmaal geen rekening houden
met don geest van den tijd, die zich hoe
langer hoe meer van het oratorium aivendt?
Ons dunktneen. AVillcn de deftigstun
niet meedoen aan het opvoeren van scrieu-e
opera'», des te erger voor hom En als de
heel deftige zangvereenigingon het voorbeeld
der overigen» toch ook hcuscli niet on-
deftige Am-terdamsche AVagnerverccni-
ging niet volgen willen, zou het dan niet
mogelijk zijn, dat ondeftige zangvereenigin-
gen weiden gevormd uit goede zangers en
'zangeressen, die tegen dergelijke vertoonin-
gen geen bezwaar zouden hebben en ui- de»-
nood» de contributie en wellicht meer
dan dat uit zouden kunnen verdienen.
De zaak ware doch wij erkennen hotin
theorie zoo eenvoudig te orgnnisccren.
De zangvereenigingon verbinden zich met,
zeggen wij, haar twintigen om h.v. 100 (of
100 maal 2) voorstellingen per jaar te se
ven, waarbij natuurlijk niet alle leden der
verecniging, in alle 5 opera's zouden behoe
ven mee te werken. Zij cnarageeren gezamen
lijk voor die 100 voorstellingen solisten en
orkest. En nu zouden de solisten en waar
noodig ook het orkest rondgaan, terwijl
zij overal in de zangvcreenisruiglcden het
koor en de kleine rollen zouden vhidcii om
de opera's te kunnen uitvoeren. In den aan
vang zou natuurlijk het een en ander nog wel
eens wat te vvensehen overlaten, de routine
zou ontbreken. Doch op den duur zouden die
uitvoeringen even goed kunnen wenden als
de Amsterdamsche en veel vermakelijker, in
teressanter, leerzamer en voordeeligcr dan
dc zangvereeniging-uitvoeringen van tegen
woordig.
AAranrU)k hier, evenals Dij hot tooneol,
zou iiet dücttanlsime, dc algemeene ontwik
keling en de kunst, meer ten goede kunnen
konion dan thans gebeurt. Doch wie zal dit
'Jan verwezenlijken? AA'ie zal het zelfs maar
ernstig bcstudecren?
Het gezag.
De „N. R. Ct." schrijft:
In „Do Standaard" treffen wij omlei
den titel: „(Steun van Rechts voor het
Gezag" een stukje aan, waarin gewezen
wordt op hot „opmerkelijk verschijnsel,
hoeveel waardeering Amsterdam's Buige-
mcestcr juist van Rechts ondervindt". Dat
komt, weet het blad te vertellen, omdat
Burgemeester Aran Leeuwen „het gezag
wist hoog te houden". „Dat de drie groe
pen van Rechts den burgemeester, zon
der te vragen tot wat partij hij behoort,
juist om zijn hooghouden van hot. gezag
zoo warm toejuichen", maakt „De Stan
daard" zeer verblijd.
AVij zouden niet pogen, deze blijdschap
te verstoren, wanneer niet aan deze ont
boezeming ware toegevoegd, dat „vooral in
onze groote steden zulk een houding nog
veel dreigend kwaad afweren kan.' De
meening, dat men voor liet „hooghouden
van het gezag" hij do mannen van rechts
moet te land komen ,woidt in de krin
gen van rechts gaarne gepropageerd. Dit
genot willen wij laten, al mogen wij do
opmerking niet achterwege houden, dat
het voor rechts heter zou zijn, indien an
deren het Mien lof brachten, dien het
zich zelf herhaaldelijk toekent.
Maar dat op dit oogenblik van de zijde
van „De Standaard" op dit aambeeld
wordt geslagen, is toch' ook wol con „op
merkelijk verschijnsel", 'lat in het licht
mag worden gesteld. Gegeven de gebleken
aftakeling van het ge/ag door iemand, in
den kring van „De Standaard" niet ge
heel onbekend, zou men althans ten. aan
zien van dit punt op het oogenblik bij
het Amsterdamsche orgaan eenige beschei
denheid hebben mogen verwachten. Het
„gelukkig verschijnsel", dat de groepen
vaai rechts het hooghouden van het gezag
zoo warm toejuichen, kon, dunkt ons, in
deze dagen meer in »tilte worden genoten.
Godsdienstoefeningen aan boord van
OORLOGSSCHEPEN
.,De Tijd" /et uiteen, dat indien men het
wenschelijk blijft achten, dat des Zondags
aan het zeei gemengde ee/el-chap, dat de be
manning onzer ooiloc-whopen vormt, iets
\an »tichtclijken ,nud worde voorgelezen, het
met anders kan, oi dit zal zich lot algemeen
heden en tot de oppervlakte moeten bepa
len.. Diepere, ooi bedreden geloofswaarhe
den ztt'k n daarin /elf» niet mogen aangeroerd
-orden. Gioot nur dan ook \er\vactu het blad
van zulke lezingen god-dienstoefeningen
kan men ze bezwaarlijk noemen in den
regel niet. G> -chicden ze door een officier,
die door houding en stom blijk geeft van >n-
\ei»chillighei(! of minachting, dan kan zelf»
ginole ontstichting uorden veroorzaakt, liet
blad voor zich zoude daarom afschaffing van
ch- tegunvooidige Zondags-plechtigheid aan
hooul on/.er oorlogsschepen volstrekt niet te
betreuren achten. Vooral niet, indien gelijk-
t ij cl i er met die afschaffing kon worden inge
voerd, dat aan groepen dor bemanning, welke
daarom verzochten, behoorlijk tijd en gele
genheid aan boord werd gegeven, om des Zon
dags gezamenlijk een uur, desnoods een half
uur. op stichtende vv .jze door tc brengen. Het
blad geeft het denkbeeld in overweging, aan
wie het aangaat.
Pogingen tot invoering van een Calvinis
tischer! preekenlumdcl zouden verklaart
liet - ook bij ons bestrijding vindon. De
Minister AA'cntholt deed bij het gehouden de
bat zijn best, om als Minister in een Techtseh
kabinet een goccl figuur te maken en om
zijn vrienden aan de Rechterzijde, zooveel, hij
kon, genoegen te geven. Zijn wil en bedos-
liot voortbestaan geweest, maar heden in
dit donkere, vrecselijke uur, zou hij zoo
gaarne willen, dat hij nog aan iets pa
dit leven gelooven kon. Zijn volle, rijke
wetenschap, zijn Irotseh zelfbcvvnslzijn,
liggen hem als steeneu op de borst.
Hij wcnsclite nu, dat daar uit die doodc,
ingezonken borst, zich ecu ziel had los
gemaakt. Een onsterfelijke ziel, die hij
nog zoeken, vinden kon. Hij sluit de (leur
en gaat naar do schrijftafel terug. Daar
ligt een bundeltje losse bladen. Daar lig
gen ze nog, zooals hij ze gisleren neerlegde.
Bij het ui ld oo vende licht der kaarsen las
hij ze tot de morgen daagde. Dit Strij-
don mi worstelen herinnerde hom in kloe
ken droom aan de stormen en worste
lingen zijner jeugd. Toen geloofde hij aan
zijn innerlijke waarde, geloofde hij, dat
hij eens een man van beteckenis zou wor
den. De stille vrouw, onopgemerkt muist
hem gaande, had evenveel guloden als hij.
Zijn huwelijk lag koud en leeg votn
hem. Ecu zwijmel van hartstocht zonder
wave, zielvolle gemeenschap; een, langza
me ontnuchtering, een geleidelijke verwij
dering.
Boven dc ruïnen van zijn kort liefdes
geluk hiul hij zich een rijk geestelijk leven
gebouwd. Slechts weinige gedachten golden
do vrouw, die hot beste in hem niet ver
slaan kon. In do kinderen bond hem altijd
weer een nieuwe band, een kolen, die hen
aan elkaar smeedde.
Zoo waron zij langzamerhand in oen stil,
zonneloos maar ook stonneidoos leven in
gegaan. De rust, die hij zich langzamer
hand had veroverd in zijn leven, stortte
plotseling ineen.
Ilij nam een blaadje uit don bundel en
las met strakke, gloeiende blikken:
„Hij ziet en vermoedt het niet, hoe ik
naast hem strijd en .worstel en verlies.
Ik kan en zal hem nooit begrijpen. Alle
nachten, die ik boven de boeken door
breng, helpen mij niet. Hij is zoo groot 1
AALit heb ik hem Jief, omdat hij zoo groot
is. Moet ik niet blijde zijn, hem, te mogen
dienen? Afoot ik er,niet voldaan over zijn,
dat ik hem zijn anrdsch geluk breng, zijn
aardsch' geluk vergroot en schooner maak?
Ach 1 eenmaal, eenmaal slechts naast hem
mogen slaan I"
En dim verder op een door tranen bijna
bijna uitgewisclit blaadje:
„Bemin ik hem nog of haat ik hem?
Alles heeft hij mij ontnomen. Mijn kin
deren zijn gestorven cn ik stond er naast
en kon niet meer bidden als vroeger, mijn
oud, troostvol geloof, heeft hij m\j ontno
men, omdat ik hem 'gelijk wilde zijn, om
dat ik hem ver,daan wilde, maar nu is
alles anders. Nergens eenig licht!" Nu
stonden hem duidelijk de dagen voor
oogen, loeii de kinderen stierven de
beide oudsten. Zij ging rond, verstijfd in
baar leed, hij kende haar nauwelijks terug.
Do oogen zoo koel cn traanloos. Toen
rukte zij zich van hom los.
„Mij is het dikwijls, als blooide oen
nieuwe lente in mij op. Iloe kan ik hopen
nog een geestenwereld te veroveren, dio mij
vreemd en vijandig is? Ik ben alleen, een
vrouw, en kau alleen dulden, beminnen en
gelukkig maken. Dat kan ik en dat wil
ik. Goddank! dat ik weer oen, lief kind
heb
Niets wil ik meer voor mij zelf, alles
voor de kinderen cn voor hem."
f Altijd zonniger straalde een stil levensge
luk uit dozo laatste dagboekbladen.
„Mijn bcroomde manl Hij is beroemd ge
worden i Ieder wil zijn vriend zijn. Velen,
velen hebben aanspraken op hem. Ik weik
stil in zijn leven. Hij ziet liet niet, maai
bij voelt het. Zijn huis is bent toch een
troost. Met de kinderen leef ik een nieuw
leVen. Als ik voel, hoe hun jonge loven
zich om hot mijne rankt, zooals hot ook
in liet mijne wortelt. Later zullen zij de
moeder ontgroeien en zich' naar den vader
richten, maar altijd zal ik voor hen zor
gen, hen liefhebben.
Hoe klein is oen vrouwenhart en hoe
groot 1"
En do sterke man zonk nu voor do baar
neer en kuste de .verstijfde vingers. Ja,
nu eerst begreep hij, hoe groot zij was
geweest en hij zoo klein. Met het koude
egoïsme der groote geesten, had hij haar
zorg, haar liefde aangenomen, als iets, dat
van zelf sprak. Zij' ihad geen ander levens
doel gekend dan liefde, liefde, zonder we
derliefde to verwachten, zonder hoop op
erkenning of dank!
Hoe dikwijls had hij hot haar doen voe
len, dat zij zijn mindere was, dat zij geen
geleerde, geen geestvolle vrouw was. Zelfs
had Hij zijn vrienden bekend, dat zijn hu
welijk lient niet do bevrediging schonk, die
hij er van gehoopt had, dat hij alleen ter
wille van de kinderen en zijn. maatschap
pelijke positie den band piet verbrak.
Hij had eer, geld en succes gewonnen,
hij stond hoog onder dc hoogslen van zijn
land, maar plotseling; scheen alles hem
arm en nietig. AArat bet ellen de het
hij dc liefde, die luj verloren had, voor
goed, voor altijd?
En tocli? AVuifdc hun geen stille vrede
uit deze bladeren loc"
Sterkte, licht, vertrouwen. Het over-
glausdo den rijkdom van zijn geest. Het
was de groote, platgetrapte, onbegrijpelijke,
onverwoestbare, onsterfelijke vrouwenlief
de. Zij vulde nog de vertrekken, waaruit
men haar gedragen had. Zij begeleidde hem,
waar hij ging of stond. Cu de man, dio
aan geen onsterfelijke ziel geloofde, ging
naar het kerkhof en legde bloemen op
den stillen heuvel.
En toen hij Uutiskwa.ni, zag hij haar
in de oogen dor kinderen, en zelfs de
eenzame kamers spraken hem nog van de
steeds voortlevende ziel zijnor onbegrepen
vrouw.