De Dommerd.
staan. De hulde aan de Commissie was zeker
niet onverdiendde heer Ldy zond in 1893
zijn voorontwerp rond, het werd in 1897 in
handen der Commissie voor Handelspolitiek,
die eerst in .1905 met haar ontwerp gereed
kwamzoolang hield de mondige studie van
de buitan la ndsche wetgeving over deze mate
rie op, en niet het minst het zorgvuldige na
gaan van de werking der octrooiraden aldaar.
De behandeling der artikelen geelt ons tot
eene afzonderlijke bespreking geene aanlei
ding. Er is ook in de openbare zitting krach
tig samengewerkt tussehen Minister en Com
missie van Rapporteurs, waarvoor de hoeren
Bos en Van Doorn het woord voorden om de
rrdactie van de wet zoo nauwkeurig mogelijk
vast te stellen, met het oog op hare bedoeling,
en daar de heer Tolrnn zijn onderwerp ge
heel meester bleek te zijn, had de Regeerings-
commissaris eene zeer gemakkelijke taak.
Laten wij hopen dat de wei,, die zonder hoof
delijke stemming is aangenomen, inderdaad
zal beantwoorden aan de verwachtingen ervan
gekoesterd.
De voorzitter had Donderdagmorgen met
eene avondzitting gedreigd., en dat voor de
Kamerleden zoo vreeselijke noord had als
steeds zijne uitwerking niet gemist. De Kamer
maakte zoo hard voort dat. ze weldra nog
slechts twee punten op hare agenda had. Hot
eerste was het resuLtaat van de Commissie,
belast mot het onderzoek of bij leveranties
voor het TVederlundsche en Indische leger de
firma Krupp ook onrechtmatig en ten nadeele
van den lande is voorgetrokken. Daarover
heeft zij bijna twee uren in comité-generaal
vergaderd, en daar van de zaak niets publiek
is geworden, wagon wij de veronderstelling,
dat men liet in deze nog niet eens heeft kun
nen worden. Het tweede punt was de inter
pellatie-Van Doom over de Borromeo-'Ency-
cliek, waarvoor nu do geheele Vrijdag be
schikbaar bleef.
Do belangstelling was groot, een overvolle
Kamer en overvolle tribunes.
liet geval ia bekend. Paus Pius X heeft
zich in deze Encycliek de weelde veroor
loofd om do hervormers en de vorsten die
lien gesteund hebben, te schelden voor vijan
den van Christus, voor menschen wier God
slechts is hun buik.
Iloe zijn de tijden toch veranderd 1 In
1853 liep heel de Protestantsche natie te
hoop in diepe verontwaardiging over eenigc
onaangename zinswendingen, die haast com
plimenten kunnen heeten als men ze verge
lijkt bij de diep beleedigende woorden in de
Borromeo-Encyclick geuit. En thans? Door
hun verbond met Rome zijn Christelijk-Histo-
rischen en anti-revolutionairen slechts met
éó-ne vrees bezield, en wel deze, dat dit on
handige gescheld uit Rome der coalitie kwaad
zal kunnen doen, en zouden ze het liefst deze
zaak hebben dood gezwegen getuige de uitin
gen in hunne pers dat de heer Van Doorn
met zijne interpellatie slechts politiek
voordeel op het oog had. In plaats van naast
hem te gaan staan, stonden 'zij thans tegen
over hem, toen hij do voetstappen zijns vaders
drukte, die de Regeering had geïnterpelleerd
naar aanleiding van. do Aprilbeweging.
De afgevaardigde voor Gouda heeft zich op
even uitnemende als bezadigde wijze van zijn
taak gekweten. Hij begon met te verklaren
dat hij er niet aan dacht den Roomach-Kutho-
Iicken hunne vrijheid van organisatie te mis
gunnen, die ze van Thorbecke hadden ge
kregen, of zich te bemoeien met hetgeen er
binnen de organisatie dier kerk geschiedt.
Dat de zaak echter heel anders werd, wan
neer de Paus ons in onze tradition aantast,
wanneer de grondleggers van ons volk.-be-
staan, de roemruchte voorvaderen van onze
grondwettige Koningin uitgemaakt worden
voor de meest verdorven men.-chen, die ooit
hebben bestaan. Spreker hoopt, dat men, niet
van de Regeoringstnfel met de reeds in Reeht-
sche bladen opgeworpen exceptie zal aan
komen, dat de Paus niets anders is dan oen
particulier persoon, met wiens
uitingen men niets te maken heeftdat zou
eene totale miskenning zijn van de hooge po
sitie, door Rome's kerkvorst ingenomenhij
Keen, neen, het was onmogelijk maar
toch, de doos was weg de oude Mina
was vijftien jaar in huis en anders
was niemand hier geweest alleen de
schoonzoon kon de doos bij zich hebben
gestoken, en daar viel hem in, dat hij
onder hun gesprek hijna onophoudelijk de
doos had aangekeken - dus was het toch
zoo.
Zou z(jn schoonzoon een kleptomaan zijn,
maar dat was toch ontzettend.
jVVat nu! Hoe zou hij zijn vrouw en zijn
arme dochter dat vreeselijke geheim ont
hullen? Dat kon hij nietl Neen, dat kon
hij nietl
En dezen man had hij zooeven nog als
zonder fouten geprezen, zelfs zijn eigen
zoon tot voorbeeld gesteld afschuwelijk.
Toen opende zich de deur weer en binnen
trad lachend, stralend, overgelukkig, de
jonge bruidegom zijn hartstocht \Vas
bevredigd. Met onrustige, onderzoekende
oogen keek papaatje hem aan één oogen-
blik maar, toen ging hij vastberaden voor
hem staan.
„Mijn jongen," begon hij ernstig, „ik weet
alles."
Frits schrikte en staarde hem aan.
„Maar waarom heb je mij niet oprecht
en eerlijk alles bekend?"
„Dat durfde ik niet."
„Maar dat Was je ons allen toch ver
plicht. Je liadt vertrouwen in ons moeten
hebben.
„Ik vreesde, dat Greta mij zou bedan-
noemde zich overtuigd, dat de Regeering
dezen hoon ons volk en Vorstenhuis aange
daan, niet zonder protest had gekten, en
stelde daarom de vraag:
lo. Kan de Regeering a a n d e Ka
mer m e d e d e e 1 e n op w e 1 k e w ij z e
'i ij geprotesteerd heeft tegen de
ook voor ons land en de grond
leggers van ons volksbestaan
krenkende bewoordingen der
B o roin ae us-E acy cl i ek?
2o, Indien de Regeering zulk
protest nog niet heeft gedaan, is
ij dan v o o r n o mens te doen b 1 ij-
k e u, dat z ij met Jeedweze n v a n
die bewoordingen kennis beo ft
g e k r e g e n?
Voor de tweede vraag moet hy, aldus zeido
de spreker, eigenlijk verschooning vragen,
daar de veronderstelling, dat de Regee
ring niet geprotesteerd had, reeds op zich
zelve een beleediging was. Wij zijn, zoo
eindigde spreker onder klimmende belang
stelling, een klein land, maar het land
der v r ij h e i d, en de mannen, aan wie
wij die vrijheid danken, laten wij niet zon
der protest verguisen. Luide bravo's van
Links, waarin zich helaas ook de publieke
tribune mengde; het zal tijd worden, dat
de voorzitter door een gevoelige les, d. i.
ontruiming dier tribune, do toeschouwers
leere, dat voor hen hel parool ishuoren,
zien, on zwijgen.
De heer Van Doorn ging zitten, en de
spanning klom op zijn hoogst, toen de Mi
nister van Buitenlandscho Zaken opstond
om den interpellant te beantwoorden. Maar
wat teleurstelling, toen deze niet anders
had te antwoorden, dan dat de Regeering
geen kennis had gekregen van de Bonomeo-
Encycjliek en dat ze deze beschouwde als
een zaak, die haar niet aanging.
De storm van verontwaardiging die
toen opging, laat zich haast niet beschrij
ven. En minister Marees van Swinderen,
die anders do sympathie heeft der geheele
Kamer, werd gewoon uitgejouwd. De slim
migheid, die moeilijk anders dan van
Ecemskerkiaanschen oorsprong kan zijn,
had avereehtsch effect; het ministerie, dat
au grand complet achter 'de tafel zat, kon
men dit van de gezichten aflezen, zelfs de
premier kon zijn gevoelens op dat oogen-
ldik niet geheel verbergen.
In een kort, snerpend antwoord, betoogde
de beer Van Doorn, gloeiende van veront
waardiging, dat het Nedeiiandsche volk
recht had op een ander antwoord. Dat de
Kamer 20 cents bijeen moest brengen, om
den Minister van Buitenlandsche Zaken een
exemplaar van de Encycliek aan te bie
den, daar hij deze niet kende, maar dat hij
na het gekregen antwoord geen lust had
deze zaak verder met deze regeering te
bespreken, het oordeel over haar houding
gerust overlatende aan het Nederlandsche
volk. De spreker ging onder een ware ovn-
tio van bravo's zitten, en het figuur ,van
het ministerie was eenvoudig deplorabel.
Dr. De Visser nam het woord, en al
doelen wij zijn standpunt niet, wij kun
nen niet anders zeggen, dan dat hij in
een degelijke redevoering eerst trachtte te
bewijzen, dat deze zaak niet in ons parle
ment thuis behoorde, waar wij in 1871
onze betrekkingen met den pauselijken stoel
hebben verbroken, door de terugroeping
van onzen gezant, en daardoor getuigenis
hebben afgelegd, dat wij met Rome geen
staatszaken willen behandelen. Maar nude
zaak eenmaal besproken was, wikle hij wel
de woorden in de Encycliek ten sterkste
brandmerken, die niet alleen den gods
dienstvrede in ons vaderland in gevaar
brachten, maar op spreker den indruk had
den gemaakt, of zijn overleden ouders in
het slijk waren gesleurd.
Deze mannelijke verklaring maakte zeker
na de armhartige uitvlucht, waarachter de
Regeering zich had verscholen, een goe
den indruk. Jammer, dat de spreker in
het- slot zijner rede de zaak bedierf dooi
de politiek er in te halen en het samen
gaan met Rome bleef verdedigen opgrond
ken, daarom wou ik pas na het huwelijk
haar alles bekennen."
„Maar ongeluksmensch t wat moet er
rui gebeuren? Kan je het je niet meer
afwennen?"
„Neen, dat kan ik niet, dat is onmo
gelijk."
„Zoo maak jij je voor ons onmoge
lijk!"
Toen keek Frits den ouden heer lachend
aan.
„Maar papaatje, u heeft toch uw vrouw
ook niet ongelukkig gemaakt, en u heeft
toch ook dezelfde ondeugd."
„Wat, ik dezelfde ondeugd?"
De oude keek hem grimmig aan.
„Wel zeker ik heb 't toch zoo juist
gezien."
„W w wat heb jij gezien?"
„Wel, dat u gesnoven hebt."
Nu opende de oude heer de oogen wijd
open, bezon zich een oogenblik en begon
toen luid te lachen.
„Dus snuif jij ook?"
„Nu, ja, dat is toch mijn ondeugd 1"
„O, en ik dacht o, o, o
„Nu, wat dacht u dan?"
„Niets jongen, niets laat ons de heele
episode maar gauw. vergeten," riep de oude
heer, „en ga nu naar je bruid. Jk zal je
verontschuldigen voor jo ondeugd, kom,
kom, ik neein alles op mij."
Arm in arm gingen zij lachend heen.
dat het katholieke en het anti-reVolu,tio-
nair staatsrecht dit gemeen hadden, dat
ze beiden een godsdienstig beginsel in de
Staatkunde erkenden.
Wat na deze rede den partijgenoot van
Dr. de Vissfer, Ds, Ankerman, bewegen kon
dit alles nog eens; en zeker niet beter
to zeggen, is ons niet duidelijk. Hij be
keek do zaak daarenboven van, de zeer
laag-bij-de-grondsclie politieke zjjde; hij
had slechts één doel blijkbaar, eri dat Was:
het mogelijko politieke voordeel voor de
Linkerzijde weg te nemen. Natuurlijk bleef
ook bij hein een ernstig protest tegen de
woorden van de Encycliek niet uit. Maar
hij irriteerde de Kamer bijzonder door
ellenlange uitweidingen, die niets met de
zaak te maken hadden, en de Kamerver-
geeft allesbehalve o rui o cru ge verveling.
Toen de spreker dan ook zei, dat hij aan
het eind van zijn beschouwingen was ge
komen, liet de heer Roodhuijzen een hart
grondig „gelukkig" hooren, dat met da
verend gelach' werd onderstreept.
Wij denken er niet aan, deze interrup
tie, op den nu id van het ongepaste af,
in bescherming te nemen, maar de heer
Ankerman had hef zichzelve te wijten
als hij dim met geweld wou repeteeren
wat Dr, de Visser had gezegd, waarom
deed hij het dan niet als deze, kort en
krachtig?
Nu de beide predikanten De Visser en
Ankerman tegen de woorden der En
cycliek hadden geprotesteerd, was het na
tuurlijk, dat ook Dr. van der Voort van
Zijp een duitje in het zakje kwam doen;
nieuws werd door hem niet verteld, en
veel ging door het geroezemoes, dat de
Kamer altijd maakt als ze niet luistert,
voor ons van de w'oordcn van ZijnWel-
Ecrvvaarde verloren. Toen kwam er plot
seling groote stilte; Dr, Nolens had het
woord gevraagd, en kwam' in een kort,
maar uiterst correct en sympathiek speech-
jo verklaren, dat de katholieken niet aan
de debatten zouden deelnemen, waar zij
niet de minste aanleiding wenschten te
geven om deh godsdienstvrede te versto
ren. Dit was zeer juist gezien; afkeuren
kan geen katholiek de woorden, die de
onfeilbare paus ex cathedra spreekt, en
goedkeuren wilde hij ze niet.
Do Regeering begon mi toch te begrij
pen, dat ze moest trachten haai; figuur
iets te verbeteren, en de Minister van
Buitenlandsche Zaken kwam den heorVan
Swinderen de verzekering geven, dat hij
zich niet achter uitvluchten had willen ver
bergen; niet omdat de Regeering ,geen of-
ficieele kennis van de zaak had gekregen
wilde hij zich' niet niet do zaak inlaten,
maar om de afbreking van onze betrek
kingen met don pauselijken stoel. En nu
werden do argumenten van den heer De
Visser te berde gebracht, maar ieder voel
de dat dit nu te laat was. De heer
Van Doom kon dan ook terecht verklaren,
dat onze hoogste volksbelangen niet bij
deze Regeering veilig zijn, want dit is
de groote beteekenis van de houding van
de Regeering bij deze gelegenheid:
dat zij ora haar verbond met Rome
niet dorst protesteeren, toen de Paus
van Rome het Nederlandsche volk en
den grondleggers van zjjn volksbestaan,
alsmede het Huis van Oranje, oen slag
in het aangezicht gaf.
Do Kamer is na deze zaak op recès ge
gaan, niet met het gewone .shake-hands als
gewoonlijk; daarvoor had men te (veél als
leeuwen tegenover elkaar gestaan. Het af-
geloopen parlementaire jaar is zeer on
vruchtbaar geweest. Massa's klein, goed,
maar geen wetsontwerp van beteekenis.
Wat zal liet volgende jaar baren?
De vorige week heeft de Tweede Kamer
een wetsontwerp behandeld, dat als de le-
zeis dit onder de oogen krijgen vermoede
lijk al wel zal zijn aangenomen en dat ook
overigens gelijk de minister zeide te
verwachten - spoedig den weg naar het
Staatsblad zal vinden.
Dit wetsontwerp regelt de instelling, die
gewoonweg „lommerd", familiaar Oomc
Jan, deftig pandhuis of bank van leening
genoemd wordt, een instelling, dus, die
zoo ze al voor vele beter gesitueerden on
bekend gebied betreft voor de groote
menigte van het allergrootste, belang is en
nog langen tijd van het allergrootste belang
zal blijven, omdat zij eenerzijds een eenvou
dig middel voor onbemiddeklen is om kleine
sommen voor productieve doeleinden op
crediet te krijgen, anderzijds een gelegen
heid voor onbomiddelden is om de kwade
dagen door te komen, door geld te vragen
op panden, die dan in de goede dagen weer
worden ingelost. In dit verband was het
een uitstekend idee om voor te stollen aan
dio inrichtingen spaarkassen te verbinden,
om zoo de menschen van het achterafsparen
(wal deze soort van boleening in den
grond der zaak is) te brengen tot het goede
sparen, het sparen vooraf.
Intusschcn uitgaande van de stelling,
dat het betere de vijand van het goede
is, heeft men dezen kant der kwestie onge
regeld gelaten, niettegenstaande daarop nog
bij do laatste discussie Was aangedrongen.
Ilopen wij, dat men bij de oprichting ol
wijziging der inrichting van de gemeente
lijke bank van leening dit verband niet zal
verwaarloozen, opdat de groote menigte zal
leeren dat het betor is, ,het evenwicht in
de uitgaven van do kwade en van de goede
dagen te verkrijgen door sparen, door
vóóraf zorgen, dan door naar den lommerd
gaan en dan achteraf trachten het pand
weer terug te krijgen, Wordt dit met wijs
overleg gedaan in het bekende Nu,tsrap-
port-over deze kw.estie vindt men deze
methode aanbevolen, ook.ter beperking van
het kapitaal der banken van leening
dan zal zoodoende de gemeentelijke bank
van leening nog weer een nieuw voordeel
krijgen boven do pandhuizen, wat zekor
geheel naar den geest van het wetsont
werp zal zijn.
Evenmin als deze spaarkwestie, heeft
men de bestrijding van anderen woeker dan
die van de pandhuizen in dit wetsontwerp
willen regelen, En ook hier weer niet, om
dat dit niet in do lijn van ,den wetgever
gelegen had, maar omdat men niet door
te veel aan te pakken ten slotte ,een re
sultaat weer in de waagschaal wilde stel
len.
Men wil dus met dit wetsontwerp uit
drukkelijk den pandhuiswoeker bestrijden.
Vooral op twee wijzen:
to. door het particuliere pandhuisbedrijf
te regelen en het te maken tot een ge-
concessionneerd bedrijf, dat bij verkeerde
praktijken kan worden opgeheven;
2o. door zooveel mogelijk het gemeente
lijk bedrijf te stellen in de plaats van
het particuliere bedrijf.
Scherpe voorwaarden dus voor en - een
nauwkeurig toezicht op het particulier be
drijf, dat verdwijnt, zoodia liet niet aan
alle eischen voldoet. Maar vooral ook zoo
veel mogelijk een openbaar bedrijf, waarin
men veel betor kan waken tegen benadee
ling van den beloener.
Ziedaar het standpunt van den wetgever.
Waarom, zoo zal men vragen, gaat deze
niet eenvoudig een stap verder en verbiedt
hij allo particuliere bedrijf, waarin het be
lang van den pandhuishouder zoo licht kan
leiden tot ongerechtigheden?
Het antwoord is eenvoudig: omdat hij
het niet kan. En opmerkelijk genoeg wordt
dit antwoord algemeen gegeven. Ook hij.
die ten zeerste gelooft in de macht en
de geschiktheid van de georganiseerde ge
meenschap om alles te regelen en alles zelf
ter hand te nemen, verwacht van een ver
bod van het particuliere bedrjjf hier slechts
oneindig geknoei. En waar er een dergelijk
monopolie bestaat b.v. in Frankrijk en
in België heeft men er weinig pleizier
van, gelijk de heer Bos niet naliet bij de
discussies in de Tweede Kamer op te
merken.
Ja moet men den heer Schaper ge-
looven en er is zeker geen aanleiding
om dit niet te doen dan zulien do
ambtenaren van de openbare banken van
leening ook volgens het stelsel der wet
ware wonderen moeten zijn, zullen zij mee
werken aan het ideaal om de openbare
banken meer en meer regel, do particu
liere uitzondering te doen zijn. Zij zullen
het ambtenaarlijke zooveel mogelijk moeten
afleggen, zij zullen den lieden zooveel mo
gelijk tegemoet hebben te komen. Vooral
niet te veol met reglementen werken, de
bank zooveel mogelijk open hebben, cou
lant zijn enfin, de afgevaardigde van
Appingcdam geeft hun een reeks behar-
tenswaardige wenken. Maar zal een ambte
naar daaraan kunnen voldoen? Zal die in
coulantheid, in het de hand lichten met
hinderlijke reglementaire bepalingen enz.,
enz., ooit kunnen concurreeren met parti
culiere pandjeshuishouders
Het scheen, dat de heer Schaper daar
van zelf niet zeker was, toen hij met
groote hardnekkigheid vasthield aan zijn
amendement om hij het abnormaal-velo, dat
de algemeene wetgever in dit wetsontwerp
al aan de gemeenten in deze materie voor
schrijft, ook nog op te nemen de bepa
ling, precies hoelang de gemeenten haar
banken van leening open zullen moeten
houden.
Het lijkt een haast onduldbare bemoeiing
van den rijkswetgever met kleine belangen
van regelingen in bepaalde gemeenten, die
de heer Schaper aldus wilde introducer-
ren. Doch eenerzijds boude men in betoog,
dat do rijkswetgever in dit wetsontwerp
al ver gaal. En dan vergete men uiet, dal
de heer Schaper ondanks zich zelf heel
bang was voor een op de spits gedreven
ambtenaarlijke behandeling van zaken, die
ten slotte de geheele gemeente-instelling
in den strijd tegen do sleehto particuliere
pandjeshuizen tot een slecht wapen zou
maken. Men kan dit inzien en toch toe
geven, dat de Kamer een goede beslissing
nam toen zij besloot den heer Schaper
in dezen niet to volgen.
Op een ander punt lieeft de Kamer den
heer Schaper of nauwkeuriger den heel'
De Yisrer wèl gevolgd en zoo het- regec-
ring&Antwerp niet onbelangrijk uitgebreid.
De regeering wilde de -nadeelcn der parti
culiere instellingen alleen bestrijden door re
glement ceren en concessioneeren. De Kamer
heeft daaraan een nieuw middel toegevoegd
door aan zekere gemeenten de verplichting
op to leggen zelf zulk een openbare instel
ling in te richten. Zij heeft dat gfjaan niet
tegenstaande de regeering uitdrukkelijk ver
klaart! had, dut dit van de. overheid verkeerd
zou zijn en dat het een zeer krasse maatregel
zou zijn, waartoe men alleen in uiterste ge
vallen zijn toevlucht zou mogen nemen.
Eenerzijds gaat het ontwerp heel ver in zijn
bemoeienis met do gemeentelijke banken vnn
leening. Wat de gemeenteraden in een regle
ment. voor zulk een bank hebben te zetten
wordt uitvoerig voorgeschreven.
Doch nu nóg een stap vertier gaan en voor
schrijven: „gij, gemeente, moet zulk een
bank oprichten", heeft de regeering niet
willen doen.
De Kamer heeft het wèl gewild, BezwareJ
niet het oog op de gemeentelijke nutonomil
zijn nagenoeg niet gehoord. 1
Men had te kiezen tussehen twee stelsels!
dat van den lieer Schaper en dat vamle|
heer De Visser. Do heer Schaper wikle voor1*
schrijvenAlle gemeente van 10,000 zielmi
rnet. kommen van 5000, moeten een gemeeiJ
tclijke bank hebben. Zij kunnen er°telkej
voor 5 jaar afkomen, als Gedeputeerde Sta?
ten vinden dat er geen behoefte aan zulk ee|
bank is of indien dezen conslateeren, dat ij
de behoefte voorzien wordt door een niet*
op winstbejag gerichte particuliere jnsteif
ling. I
Do heer De Visser stelt de verplicht»J
vager en algemeener: „Als er behoefte nar
bestaat, moet de gemeente zulk een bank opi
richten. Doet zij het niet, dan kunnen Geiel
puteerde Staten tuschenboidon komen." I
Dit laatste is aangenomen. De vraag oil
er behoefte bestaat; is natuurlijk voor zcej
verschillende beantwoording vatbaar. DocJ
liet neemt niet weg, dat de gemeenteraad ij
eigen gemeente daarover voortaan noch lich
cenige, noch het, laatste wooid zal bobben tu
spreken. De Commissaris der Koningin zal''
desnoods de bank oprichten voor de remccni-
le, in de gemeente, doch zonder de gemeente.'!
Wordt dit ontwerp wet - en dat dit dl
gebeuren is niet twijfelachtig - - 'dan zullenS
dus verscheiden gemeenten "banken \on lce-1
iiing moeten opricht en volgens de voor-?
schriften dozer wet, of zij hot uoodig -achten-'
of niet. 'f
Het ligt voor de hand, dat in de gcmccit-!
lelijke hank van leening geen plaats zal zijn!
voor verrijking op kosten van de economische!
zwakken, die daar hun panden komen he-t
Ifeiten. Doch zooals gezegd de wel-1
gever wil niet alleen zooveel mogelijk inricU
tingen scheppen waar misbruiken niet te
vreezen zijn, hij treedt ook krachtig óp ten'
aanzien vnn de bestaande particuliere inrich
tingen,. De houders moeten permissie hebben
van B. cu W. Zij moeten hij hun deuren
witte borden hebben, waarop met zwarte kt'
ters zal zijn te lezen: „Pandhuis". Zij moe-;
ten boekhouden op een bepaalde wijze, en S
worden daarbij gecontroleerd. Zij mogen pan
den niet verkonpen dan onder de noodigoj
waarborgen van deugdelijke bekendmaking
en voller!ige openbaarheid. Voor zorgvuldige,
bewaring worden voorschriften gegeven, ter.
wijl ook maatregelen wot den genomen tegen
het in pand nemen van ontvreemde of ver--
laren zaken. Eindelijk is de mogelijkheid
opengelaten om toelating als houder van era/
hank van leening in te trekken.
Van kinderen beneden l(i jaar of beschon
ken lieden mogen geen panden worden aan
genomen. Ook mogen niet tot panden wor
den aangenomen: zaken, die kennelijk tot
den eei'edienst behooren. militaire kleding
stukken enz. enz.
Nog twee bepalingen van het wetsontwerp j
gaven aanleiding tot debat en zijn dan ooit
van gewicht. De eerste is de bepaling, dat
de particuliere banken ran leening als beta
ling voor haar diensten alleen een bedrag in
eens mogen vorderen, dat oorspronkelijk in
het ontwerp „rente" werd genoemd, terwijl de
geinecntebnnken ook administratiekosten in1
rekening mogen brengen. Terecht kwam men
daartegen op. Zoo behandelde men do particu
liere inrichtingen beslist onbillijk. Die zoo
word betoogd moesten ook administratie-
kosten kunnen declnreeven. Want bij kleine
panden waren die kosten vaak oneindig veel
lioogcr dan de rente. Zou men die in de rente-
berekening moeten opnemen, dan zou de rente;
in veel gevallen belachelijk hoog moeten
worden en dan zou de bepaling, dut de ge
meenteraad een maximum rente zou mogen
vaststellen, een wassen neus worden, nade-
maal de rente door de administratiekosten
iii veel gevallen zóó hoog zou moeten worden
genomen, dat er van de beteekenis dier ma-
"hmtmbepalhig niets overbleef.
Die redeneering wa« onbetwistbaar juist.
Doch even juist was het bezwaar van hen, die
-- strijdend voor de verplichting der particu
liere banken om alle kosten op de panden
(voor rente en administratie) als één bedrag
te noemen betoogden, dat de vrijheid om
administratiekosten te declameren zou leiden
tul het vragen van allerlei Inititastisohe be
dragen onder velerlei muuu, gelijk dat tot he
den in de kleine pandhuizen zoo veel moet
voorkomen.
Men heeft zich uit al deze bezwaren ge-
iet! door ten slotte voor te schrijven, dat
slechts één bedrag mag worden, gevraagd,
waai bij een geldsom als minimum mag vw-
den gesteld (voor de administratiekosten)
doch dat overigens als bedrag ten honderd be
noemd moet worden. En dit laatste bedrag kan
dan bij verschillende soorten van beleening
verschillend zijn.
Eindelijk verdient nog anntcekoning, dat
bij strijd tussehen den inhoud van een pand
bewijs en den inhoud van hot register, bet
eerstgenoemde beslissend is, zoolang niet de
valschheid of de verval selling van het pand
bewijs is bewezen een bepaling, die na
tuurlijk bedoeld is om den beloener (die den
inhoud van het pandbewijs het best contro-
leeren kan), te verdedigen tegen kwade paf-
tijken vuu den paudhuishouder.
In het bovenstaande hebben wij gch'nc
enkele van do voornaamste bepalingen nice
te dcelen van liet nieuwe wetsontwerp,
„Pandhiiiiswet" zul heeten en in veel geva
lun vrij diep in het dagelijkseh leven zal 'n
grijpen-
BINNENLAND.
Van Liet Hof.
De Koningin-Moeder is om half elf g)S
termorgen in een salonrijtuig le Apeldoorn
aangekomen. De Koningin reed vóór
aankomst van den trein in eon h lft H?