De Dommerd. staan. De hulde aan de Commissie was zeker niet onverdiendde heer Ldy zond in 1893 zijn voorontwerp rond, het werd in 1897 in handen der Commissie voor Handelspolitiek, die eerst in .1905 met haar ontwerp gereed kwamzoolang hield de mondige studie van de buitan la ndsche wetgeving over deze mate rie op, en niet het minst het zorgvuldige na gaan van de werking der octrooiraden aldaar. De behandeling der artikelen geelt ons tot eene afzonderlijke bespreking geene aanlei ding. Er is ook in de openbare zitting krach tig samengewerkt tussehen Minister en Com missie van Rapporteurs, waarvoor de hoeren Bos en Van Doorn het woord voorden om de rrdactie van de wet zoo nauwkeurig mogelijk vast te stellen, met het oog op hare bedoeling, en daar de heer Tolrnn zijn onderwerp ge heel meester bleek te zijn, had de Regeerings- commissaris eene zeer gemakkelijke taak. Laten wij hopen dat de wei,, die zonder hoof delijke stemming is aangenomen, inderdaad zal beantwoorden aan de verwachtingen ervan gekoesterd. De voorzitter had Donderdagmorgen met eene avondzitting gedreigd., en dat voor de Kamerleden zoo vreeselijke noord had als steeds zijne uitwerking niet gemist. De Kamer maakte zoo hard voort dat. ze weldra nog slechts twee punten op hare agenda had. Hot eerste was het resuLtaat van de Commissie, belast mot het onderzoek of bij leveranties voor het TVederlundsche en Indische leger de firma Krupp ook onrechtmatig en ten nadeele van den lande is voorgetrokken. Daarover heeft zij bijna twee uren in comité-generaal vergaderd, en daar van de zaak niets publiek is geworden, wagon wij de veronderstelling, dat men liet in deze nog niet eens heeft kun nen worden. Het tweede punt was de inter pellatie-Van Doom over de Borromeo-'Ency- cliek, waarvoor nu do geheele Vrijdag be schikbaar bleef. Do belangstelling was groot, een overvolle Kamer en overvolle tribunes. liet geval ia bekend. Paus Pius X heeft zich in deze Encycliek de weelde veroor loofd om do hervormers en de vorsten die lien gesteund hebben, te schelden voor vijan den van Christus, voor menschen wier God slechts is hun buik. Iloe zijn de tijden toch veranderd 1 In 1853 liep heel de Protestantsche natie te hoop in diepe verontwaardiging over eenigc onaangename zinswendingen, die haast com plimenten kunnen heeten als men ze verge lijkt bij de diep beleedigende woorden in de Borromeo-Encyclick geuit. En thans? Door hun verbond met Rome zijn Christelijk-Histo- rischen en anti-revolutionairen slechts met éó-ne vrees bezield, en wel deze, dat dit on handige gescheld uit Rome der coalitie kwaad zal kunnen doen, en zouden ze het liefst deze zaak hebben dood gezwegen getuige de uitin gen in hunne pers dat de heer Van Doorn met zijne interpellatie slechts politiek voordeel op het oog had. In plaats van naast hem te gaan staan, stonden 'zij thans tegen over hem, toen hij do voetstappen zijns vaders drukte, die de Regeering had geïnterpelleerd naar aanleiding van. do Aprilbeweging. De afgevaardigde voor Gouda heeft zich op even uitnemende als bezadigde wijze van zijn taak gekweten. Hij begon met te verklaren dat hij er niet aan dacht den Roomach-Kutho- Iicken hunne vrijheid van organisatie te mis gunnen, die ze van Thorbecke hadden ge kregen, of zich te bemoeien met hetgeen er binnen de organisatie dier kerk geschiedt. Dat de zaak echter heel anders werd, wan neer de Paus ons in onze tradition aantast, wanneer de grondleggers van ons volk.-be- staan, de roemruchte voorvaderen van onze grondwettige Koningin uitgemaakt worden voor de meest verdorven men.-chen, die ooit hebben bestaan. Spreker hoopt, dat men, niet van de Regeoringstnfel met de reeds in Reeht- sche bladen opgeworpen exceptie zal aan komen, dat de Paus niets anders is dan oen particulier persoon, met wiens uitingen men niets te maken heeftdat zou eene totale miskenning zijn van de hooge po sitie, door Rome's kerkvorst ingenomenhij Keen, neen, het was onmogelijk maar toch, de doos was weg de oude Mina was vijftien jaar in huis en anders was niemand hier geweest alleen de schoonzoon kon de doos bij zich hebben gestoken, en daar viel hem in, dat hij onder hun gesprek hijna onophoudelijk de doos had aangekeken - dus was het toch zoo. Zou z(jn schoonzoon een kleptomaan zijn, maar dat was toch ontzettend. jVVat nu! Hoe zou hij zijn vrouw en zijn arme dochter dat vreeselijke geheim ont hullen? Dat kon hij nietl Neen, dat kon hij nietl En dezen man had hij zooeven nog als zonder fouten geprezen, zelfs zijn eigen zoon tot voorbeeld gesteld afschuwelijk. Toen opende zich de deur weer en binnen trad lachend, stralend, overgelukkig, de jonge bruidegom zijn hartstocht \Vas bevredigd. Met onrustige, onderzoekende oogen keek papaatje hem aan één oogen- blik maar, toen ging hij vastberaden voor hem staan. „Mijn jongen," begon hij ernstig, „ik weet alles." Frits schrikte en staarde hem aan. „Maar waarom heb je mij niet oprecht en eerlijk alles bekend?" „Dat durfde ik niet." „Maar dat Was je ons allen toch ver plicht. Je liadt vertrouwen in ons moeten hebben. „Ik vreesde, dat Greta mij zou bedan- noemde zich overtuigd, dat de Regeering dezen hoon ons volk en Vorstenhuis aange daan, niet zonder protest had gekten, en stelde daarom de vraag: lo. Kan de Regeering a a n d e Ka mer m e d e d e e 1 e n op w e 1 k e w ij z e 'i ij geprotesteerd heeft tegen de ook voor ons land en de grond leggers van ons volksbestaan krenkende bewoordingen der B o roin ae us-E acy cl i ek? 2o, Indien de Regeering zulk protest nog niet heeft gedaan, is ij dan v o o r n o mens te doen b 1 ij- k e u, dat z ij met Jeedweze n v a n die bewoordingen kennis beo ft g e k r e g e n? Voor de tweede vraag moet hy, aldus zeido de spreker, eigenlijk verschooning vragen, daar de veronderstelling, dat de Regee ring niet geprotesteerd had, reeds op zich zelve een beleediging was. Wij zijn, zoo eindigde spreker onder klimmende belang stelling, een klein land, maar het land der v r ij h e i d, en de mannen, aan wie wij die vrijheid danken, laten wij niet zon der protest verguisen. Luide bravo's van Links, waarin zich helaas ook de publieke tribune mengde; het zal tijd worden, dat de voorzitter door een gevoelige les, d. i. ontruiming dier tribune, do toeschouwers leere, dat voor hen hel parool ishuoren, zien, on zwijgen. De heer Van Doorn ging zitten, en de spanning klom op zijn hoogst, toen de Mi nister van Buitenlandscho Zaken opstond om den interpellant te beantwoorden. Maar wat teleurstelling, toen deze niet anders had te antwoorden, dan dat de Regeering geen kennis had gekregen van de Bonomeo- Encycjliek en dat ze deze beschouwde als een zaak, die haar niet aanging. De storm van verontwaardiging die toen opging, laat zich haast niet beschrij ven. En minister Marees van Swinderen, die anders do sympathie heeft der geheele Kamer, werd gewoon uitgejouwd. De slim migheid, die moeilijk anders dan van Ecemskerkiaanschen oorsprong kan zijn, had avereehtsch effect; het ministerie, dat au grand complet achter 'de tafel zat, kon men dit van de gezichten aflezen, zelfs de premier kon zijn gevoelens op dat oogen- ldik niet geheel verbergen. In een kort, snerpend antwoord, betoogde de beer Van Doorn, gloeiende van veront waardiging, dat het Nedeiiandsche volk recht had op een ander antwoord. Dat de Kamer 20 cents bijeen moest brengen, om den Minister van Buitenlandsche Zaken een exemplaar van de Encycliek aan te bie den, daar hij deze niet kende, maar dat hij na het gekregen antwoord geen lust had deze zaak verder met deze regeering te bespreken, het oordeel over haar houding gerust overlatende aan het Nederlandsche volk. De spreker ging onder een ware ovn- tio van bravo's zitten, en het figuur ,van het ministerie was eenvoudig deplorabel. Dr. De Visser nam het woord, en al doelen wij zijn standpunt niet, wij kun nen niet anders zeggen, dan dat hij in een degelijke redevoering eerst trachtte te bewijzen, dat deze zaak niet in ons parle ment thuis behoorde, waar wij in 1871 onze betrekkingen met den pauselijken stoel hebben verbroken, door de terugroeping van onzen gezant, en daardoor getuigenis hebben afgelegd, dat wij met Rome geen staatszaken willen behandelen. Maar nude zaak eenmaal besproken was, wikle hij wel de woorden in de Encycliek ten sterkste brandmerken, die niet alleen den gods dienstvrede in ons vaderland in gevaar brachten, maar op spreker den indruk had den gemaakt, of zijn overleden ouders in het slijk waren gesleurd. Deze mannelijke verklaring maakte zeker na de armhartige uitvlucht, waarachter de Regeering zich had verscholen, een goe den indruk. Jammer, dat de spreker in het- slot zijner rede de zaak bedierf dooi de politiek er in te halen en het samen gaan met Rome bleef verdedigen opgrond ken, daarom wou ik pas na het huwelijk haar alles bekennen." „Maar ongeluksmensch t wat moet er rui gebeuren? Kan je het je niet meer afwennen?" „Neen, dat kan ik niet, dat is onmo gelijk." „Zoo maak jij je voor ons onmoge lijk!" Toen keek Frits den ouden heer lachend aan. „Maar papaatje, u heeft toch uw vrouw ook niet ongelukkig gemaakt, en u heeft toch ook dezelfde ondeugd." „Wat, ik dezelfde ondeugd?" De oude keek hem grimmig aan. „Wel zeker ik heb 't toch zoo juist gezien." „W w wat heb jij gezien?" „Wel, dat u gesnoven hebt." Nu opende de oude heer de oogen wijd open, bezon zich een oogenblik en begon toen luid te lachen. „Dus snuif jij ook?" „Nu, ja, dat is toch mijn ondeugd 1" „O, en ik dacht o, o, o „Nu, wat dacht u dan?" „Niets jongen, niets laat ons de heele episode maar gauw. vergeten," riep de oude heer, „en ga nu naar je bruid. Jk zal je verontschuldigen voor jo ondeugd, kom, kom, ik neein alles op mij." Arm in arm gingen zij lachend heen. dat het katholieke en het anti-reVolu,tio- nair staatsrecht dit gemeen hadden, dat ze beiden een godsdienstig beginsel in de Staatkunde erkenden. Wat na deze rede den partijgenoot van Dr. de Vissfer, Ds, Ankerman, bewegen kon dit alles nog eens; en zeker niet beter to zeggen, is ons niet duidelijk. Hij be keek do zaak daarenboven van, de zeer laag-bij-de-grondsclie politieke zjjde; hij had slechts één doel blijkbaar, eri dat Was: het mogelijko politieke voordeel voor de Linkerzijde weg te nemen. Natuurlijk bleef ook bij hein een ernstig protest tegen de woorden van de Encycliek niet uit. Maar hij irriteerde de Kamer bijzonder door ellenlange uitweidingen, die niets met de zaak te maken hadden, en de Kamerver- geeft allesbehalve o rui o cru ge verveling. Toen de spreker dan ook zei, dat hij aan het eind van zijn beschouwingen was ge komen, liet de heer Roodhuijzen een hart grondig „gelukkig" hooren, dat met da verend gelach' werd onderstreept. Wij denken er niet aan, deze interrup tie, op den nu id van het ongepaste af, in bescherming te nemen, maar de heer Ankerman had hef zichzelve te wijten als hij dim met geweld wou repeteeren wat Dr, de Visser had gezegd, waarom deed hij het dan niet als deze, kort en krachtig? Nu de beide predikanten De Visser en Ankerman tegen de woorden der En cycliek hadden geprotesteerd, was het na tuurlijk, dat ook Dr. van der Voort van Zijp een duitje in het zakje kwam doen; nieuws werd door hem niet verteld, en veel ging door het geroezemoes, dat de Kamer altijd maakt als ze niet luistert, voor ons van de w'oordcn van ZijnWel- Ecrvvaarde verloren. Toen kwam er plot seling groote stilte; Dr, Nolens had het woord gevraagd, en kwam' in een kort, maar uiterst correct en sympathiek speech- jo verklaren, dat de katholieken niet aan de debatten zouden deelnemen, waar zij niet de minste aanleiding wenschten te geven om deh godsdienstvrede te versto ren. Dit was zeer juist gezien; afkeuren kan geen katholiek de woorden, die de onfeilbare paus ex cathedra spreekt, en goedkeuren wilde hij ze niet. Do Regeering begon mi toch te begrij pen, dat ze moest trachten haai; figuur iets te verbeteren, en de Minister van Buitenlandsche Zaken kwam den heorVan Swinderen de verzekering geven, dat hij zich niet achter uitvluchten had willen ver bergen; niet omdat de Regeering ,geen of- ficieele kennis van de zaak had gekregen wilde hij zich' niet niet do zaak inlaten, maar om de afbreking van onze betrek kingen met don pauselijken stoel. En nu werden do argumenten van den heer De Visser te berde gebracht, maar ieder voel de dat dit nu te laat was. De heer Van Doom kon dan ook terecht verklaren, dat onze hoogste volksbelangen niet bij deze Regeering veilig zijn, want dit is de groote beteekenis van de houding van de Regeering bij deze gelegenheid: dat zij ora haar verbond met Rome niet dorst protesteeren, toen de Paus van Rome het Nederlandsche volk en den grondleggers van zjjn volksbestaan, alsmede het Huis van Oranje, oen slag in het aangezicht gaf. Do Kamer is na deze zaak op recès ge gaan, niet met het gewone .shake-hands als gewoonlijk; daarvoor had men te (veél als leeuwen tegenover elkaar gestaan. Het af- geloopen parlementaire jaar is zeer on vruchtbaar geweest. Massa's klein, goed, maar geen wetsontwerp van beteekenis. Wat zal liet volgende jaar baren? De vorige week heeft de Tweede Kamer een wetsontwerp behandeld, dat als de le- zeis dit onder de oogen krijgen vermoede lijk al wel zal zijn aangenomen en dat ook overigens gelijk de minister zeide te verwachten - spoedig den weg naar het Staatsblad zal vinden. Dit wetsontwerp regelt de instelling, die gewoonweg „lommerd", familiaar Oomc Jan, deftig pandhuis of bank van leening genoemd wordt, een instelling, dus, die zoo ze al voor vele beter gesitueerden on bekend gebied betreft voor de groote menigte van het allergrootste, belang is en nog langen tijd van het allergrootste belang zal blijven, omdat zij eenerzijds een eenvou dig middel voor onbemiddeklen is om kleine sommen voor productieve doeleinden op crediet te krijgen, anderzijds een gelegen heid voor onbomiddelden is om de kwade dagen door te komen, door geld te vragen op panden, die dan in de goede dagen weer worden ingelost. In dit verband was het een uitstekend idee om voor te stollen aan dio inrichtingen spaarkassen te verbinden, om zoo de menschen van het achterafsparen (wal deze soort van boleening in den grond der zaak is) te brengen tot het goede sparen, het sparen vooraf. Intusschcn uitgaande van de stelling, dat het betere de vijand van het goede is, heeft men dezen kant der kwestie onge regeld gelaten, niettegenstaande daarop nog bij do laatste discussie Was aangedrongen. Ilopen wij, dat men bij de oprichting ol wijziging der inrichting van de gemeente lijke bank van leening dit verband niet zal verwaarloozen, opdat de groote menigte zal leeren dat het betor is, ,het evenwicht in de uitgaven van do kwade en van de goede dagen te verkrijgen door sparen, door vóóraf zorgen, dan door naar den lommerd gaan en dan achteraf trachten het pand weer terug te krijgen, Wordt dit met wijs overleg gedaan in het bekende Nu,tsrap- port-over deze kw.estie vindt men deze methode aanbevolen, ook.ter beperking van het kapitaal der banken van leening dan zal zoodoende de gemeentelijke bank van leening nog weer een nieuw voordeel krijgen boven do pandhuizen, wat zekor geheel naar den geest van het wetsont werp zal zijn. Evenmin als deze spaarkwestie, heeft men de bestrijding van anderen woeker dan die van de pandhuizen in dit wetsontwerp willen regelen, En ook hier weer niet, om dat dit niet in do lijn van ,den wetgever gelegen had, maar omdat men niet door te veel aan te pakken ten slotte ,een re sultaat weer in de waagschaal wilde stel len. Men wil dus met dit wetsontwerp uit drukkelijk den pandhuiswoeker bestrijden. Vooral op twee wijzen: to. door het particuliere pandhuisbedrijf te regelen en het te maken tot een ge- concessionneerd bedrijf, dat bij verkeerde praktijken kan worden opgeheven; 2o. door zooveel mogelijk het gemeente lijk bedrijf te stellen in de plaats van het particuliere bedrijf. Scherpe voorwaarden dus voor en - een nauwkeurig toezicht op het particulier be drijf, dat verdwijnt, zoodia liet niet aan alle eischen voldoet. Maar vooral ook zoo veel mogelijk een openbaar bedrijf, waarin men veel betor kan waken tegen benadee ling van den beloener. Ziedaar het standpunt van den wetgever. Waarom, zoo zal men vragen, gaat deze niet eenvoudig een stap verder en verbiedt hij allo particuliere bedrijf, waarin het be lang van den pandhuishouder zoo licht kan leiden tot ongerechtigheden? Het antwoord is eenvoudig: omdat hij het niet kan. En opmerkelijk genoeg wordt dit antwoord algemeen gegeven. Ook hij. die ten zeerste gelooft in de macht en de geschiktheid van de georganiseerde ge meenschap om alles te regelen en alles zelf ter hand te nemen, verwacht van een ver bod van het particuliere bedrjjf hier slechts oneindig geknoei. En waar er een dergelijk monopolie bestaat b.v. in Frankrijk en in België heeft men er weinig pleizier van, gelijk de heer Bos niet naliet bij de discussies in de Tweede Kamer op te merken. Ja moet men den heer Schaper ge- looven en er is zeker geen aanleiding om dit niet te doen dan zulien do ambtenaren van de openbare banken van leening ook volgens het stelsel der wet ware wonderen moeten zijn, zullen zij mee werken aan het ideaal om de openbare banken meer en meer regel, do particu liere uitzondering te doen zijn. Zij zullen het ambtenaarlijke zooveel mogelijk moeten afleggen, zij zullen den lieden zooveel mo gelijk tegemoet hebben te komen. Vooral niet te veol met reglementen werken, de bank zooveel mogelijk open hebben, cou lant zijn enfin, de afgevaardigde van Appingcdam geeft hun een reeks behar- tenswaardige wenken. Maar zal een ambte naar daaraan kunnen voldoen? Zal die in coulantheid, in het de hand lichten met hinderlijke reglementaire bepalingen enz., enz., ooit kunnen concurreeren met parti culiere pandjeshuishouders Het scheen, dat de heer Schaper daar van zelf niet zeker was, toen hij met groote hardnekkigheid vasthield aan zijn amendement om hij het abnormaal-velo, dat de algemeene wetgever in dit wetsontwerp al aan de gemeenten in deze materie voor schrijft, ook nog op te nemen de bepa ling, precies hoelang de gemeenten haar banken van leening open zullen moeten houden. Het lijkt een haast onduldbare bemoeiing van den rijkswetgever met kleine belangen van regelingen in bepaalde gemeenten, die de heer Schaper aldus wilde introducer- ren. Doch eenerzijds boude men in betoog, dat do rijkswetgever in dit wetsontwerp al ver gaal. En dan vergete men uiet, dal de heer Schaper ondanks zich zelf heel bang was voor een op de spits gedreven ambtenaarlijke behandeling van zaken, die ten slotte de geheele gemeente-instelling in den strijd tegen do sleehto particuliere pandjeshuizen tot een slecht wapen zou maken. Men kan dit inzien en toch toe geven, dat de Kamer een goede beslissing nam toen zij besloot den heer Schaper in dezen niet to volgen. Op een ander punt lieeft de Kamer den heer Schaper of nauwkeuriger den heel' De Yisrer wèl gevolgd en zoo het- regec- ring&Antwerp niet onbelangrijk uitgebreid. De regeering wilde de -nadeelcn der parti culiere instellingen alleen bestrijden door re glement ceren en concessioneeren. De Kamer heeft daaraan een nieuw middel toegevoegd door aan zekere gemeenten de verplichting op to leggen zelf zulk een openbare instel ling in te richten. Zij heeft dat gfjaan niet tegenstaande de regeering uitdrukkelijk ver klaart! had, dut dit van de. overheid verkeerd zou zijn en dat het een zeer krasse maatregel zou zijn, waartoe men alleen in uiterste ge vallen zijn toevlucht zou mogen nemen. Eenerzijds gaat het ontwerp heel ver in zijn bemoeienis met do gemeentelijke banken vnn leening. Wat de gemeenteraden in een regle ment. voor zulk een bank hebben te zetten wordt uitvoerig voorgeschreven. Doch nu nóg een stap vertier gaan en voor schrijven: „gij, gemeente, moet zulk een bank oprichten", heeft de regeering niet willen doen. De Kamer heeft het wèl gewild, BezwareJ niet het oog op de gemeentelijke nutonomil zijn nagenoeg niet gehoord. 1 Men had te kiezen tussehen twee stelsels! dat van den lieer Schaper en dat vamle| heer De Visser. Do heer Schaper wikle voor1* schrijvenAlle gemeente van 10,000 zielmi rnet. kommen van 5000, moeten een gemeeiJ tclijke bank hebben. Zij kunnen er°telkej voor 5 jaar afkomen, als Gedeputeerde Sta? ten vinden dat er geen behoefte aan zulk ee| bank is of indien dezen conslateeren, dat ij de behoefte voorzien wordt door een niet* op winstbejag gerichte particuliere jnsteif ling. I Do heer De Visser stelt de verplicht»J vager en algemeener: „Als er behoefte nar bestaat, moet de gemeente zulk een bank opi richten. Doet zij het niet, dan kunnen Geiel puteerde Staten tuschenboidon komen." I Dit laatste is aangenomen. De vraag oil er behoefte bestaat; is natuurlijk voor zcej verschillende beantwoording vatbaar. DocJ liet neemt niet weg, dat de gemeenteraad ij eigen gemeente daarover voortaan noch lich cenige, noch het, laatste wooid zal bobben tu spreken. De Commissaris der Koningin zal'' desnoods de bank oprichten voor de remccni- le, in de gemeente, doch zonder de gemeente.'! Wordt dit ontwerp wet - en dat dit dl gebeuren is niet twijfelachtig - - 'dan zullenS dus verscheiden gemeenten "banken \on lce-1 iiing moeten opricht en volgens de voor-? schriften dozer wet, of zij hot uoodig -achten-' of niet. 'f Het ligt voor de hand, dat in de gcmccit-! lelijke hank van leening geen plaats zal zijn! voor verrijking op kosten van de economische! zwakken, die daar hun panden komen he-t Ifeiten. Doch zooals gezegd de wel-1 gever wil niet alleen zooveel mogelijk inricU tingen scheppen waar misbruiken niet te vreezen zijn, hij treedt ook krachtig óp ten' aanzien vnn de bestaande particuliere inrich tingen,. De houders moeten permissie hebben van B. cu W. Zij moeten hij hun deuren witte borden hebben, waarop met zwarte kt' ters zal zijn te lezen: „Pandhuis". Zij moe-; ten boekhouden op een bepaalde wijze, en S worden daarbij gecontroleerd. Zij mogen pan den niet verkonpen dan onder de noodigoj waarborgen van deugdelijke bekendmaking en voller!ige openbaarheid. Voor zorgvuldige, bewaring worden voorschriften gegeven, ter. wijl ook maatregelen wot den genomen tegen het in pand nemen van ontvreemde of ver-- laren zaken. Eindelijk is de mogelijkheid opengelaten om toelating als houder van era/ hank van leening in te trekken. Van kinderen beneden l(i jaar of beschon ken lieden mogen geen panden worden aan genomen. Ook mogen niet tot panden wor den aangenomen: zaken, die kennelijk tot den eei'edienst behooren. militaire kleding stukken enz. enz. Nog twee bepalingen van het wetsontwerp j gaven aanleiding tot debat en zijn dan ooit van gewicht. De eerste is de bepaling, dat de particuliere banken ran leening als beta ling voor haar diensten alleen een bedrag in eens mogen vorderen, dat oorspronkelijk in het ontwerp „rente" werd genoemd, terwijl de geinecntebnnken ook administratiekosten in1 rekening mogen brengen. Terecht kwam men daartegen op. Zoo behandelde men do particu liere inrichtingen beslist onbillijk. Die zoo word betoogd moesten ook administratie- kosten kunnen declnreeven. Want bij kleine panden waren die kosten vaak oneindig veel lioogcr dan de rente. Zou men die in de rente- berekening moeten opnemen, dan zou de rente; in veel gevallen belachelijk hoog moeten worden en dan zou de bepaling, dut de ge meenteraad een maximum rente zou mogen vaststellen, een wassen neus worden, nade- maal de rente door de administratiekosten iii veel gevallen zóó hoog zou moeten worden genomen, dat er van de beteekenis dier ma- "hmtmbepalhig niets overbleef. Die redeneering wa« onbetwistbaar juist. Doch even juist was het bezwaar van hen, die -- strijdend voor de verplichting der particu liere banken om alle kosten op de panden (voor rente en administratie) als één bedrag te noemen betoogden, dat de vrijheid om administratiekosten te declameren zou leiden tul het vragen van allerlei Inititastisohe be dragen onder velerlei muuu, gelijk dat tot he den in de kleine pandhuizen zoo veel moet voorkomen. Men heeft zich uit al deze bezwaren ge- iet! door ten slotte voor te schrijven, dat slechts één bedrag mag worden, gevraagd, waai bij een geldsom als minimum mag vw- den gesteld (voor de administratiekosten) doch dat overigens als bedrag ten honderd be noemd moet worden. En dit laatste bedrag kan dan bij verschillende soorten van beleening verschillend zijn. Eindelijk verdient nog anntcekoning, dat bij strijd tussehen den inhoud van een pand bewijs en den inhoud van hot register, bet eerstgenoemde beslissend is, zoolang niet de valschheid of de verval selling van het pand bewijs is bewezen een bepaling, die na tuurlijk bedoeld is om den beloener (die den inhoud van het pandbewijs het best contro- leeren kan), te verdedigen tegen kwade paf- tijken vuu den paudhuishouder. In het bovenstaande hebben wij gch'nc enkele van do voornaamste bepalingen nice te dcelen van liet nieuwe wetsontwerp, „Pandhiiiiswet" zul heeten en in veel geva lun vrij diep in het dagelijkseh leven zal 'n grijpen- BINNENLAND. Van Liet Hof. De Koningin-Moeder is om half elf g)S termorgen in een salonrijtuig le Apeldoorn aangekomen. De Koningin reed vóór aankomst van den trein in eon h lft H?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 6