ALLERLEI. SPAANSCHE DIENSTBODEN. Hollandsehén dames, die voortdurend te sukkelen hebben met allerlei angewénschto eigenschappen harer dienstboden, kan het misschien tot troost strekken, te vernomen dat de dienstbare geesten hier to lande nog lang niet do minste zjjn, in ieder geval "heilig bij de Spaanscho, indien men tenminste geloof mag schenken pan het geen mevrouw Dorothy Cole in een En- gelsch tijdschrift daaromtrent meedeelt. „Gedurende vele jaren," zoo verhaalt de schrijfster, „was ik in de gelegenheid de inheemsche dienstboden in haar volslagen hulpeloosheid te leeren kennen. Op een avond kwam ik na de thee in het salon en zag dat er uit de zware overgordijnen rook opsteeg. Een kleine yJam sloeg reeds naar hoven. Ik snelde .dus naar do deur en riep: „Julia, haal gauw water uit de keuken, anders brandt het geheel© huis af." Het meisje ging paar de keuken, ik naar de slaapkamer om _een kan te halen. Gelukkig was mijn man thuis, zoodat we in eenige seconden, met behulp van twee emmers water, den brand gebluscht had den. Julia was echter nog niet terug en ik ging derhalve eens in de keuken kijken, wat ze uitvoerde. Ze was bezig het for nuis'' zoo rol mogelijk te stoppen. „Wat doe je toch, Julia?" vroeg ik. „Waarom heb ie geen water in het salon gebracht?" „Ik Wacht maar tot het kookt, Senoral In één minuut ben jk klaar," en triom fantelijk wees zo op verschillende ketels, die reeds begonnen te zingen Mijn keukenmeid Maria bewonderde zeer de vriendelijke manier, waarop rnijn man met de dienstboden omging, en toen haar moeder vóór eenigen tijd in do stad kwam, bracht zij hem eon jongen haan ten go- schenko mee. Hij was niet thuis, toen de goede vrouw1 's avonds met den zwarten vogel aankwam. Hij kwam eerst thuis, toen ik reeds lang den slaap der rechtvaardigen sliep. Het schijnt, dat de haan omstreeks lialfdrio den dag met een zegevierend go- kraai begroette „en dit dikwijls herhaalde. Mijn inan werd wakker, deed eerst niets, maar toen het gekraai aanhield, stond hij op, ging naar de plaats en zotte een ta melijk zwaren korf over den haan heen. Nü was het een kwartier rustig. Plotse ling klonk weer het kikeriki, en eer mijn rnijn man nog bekomen was van zijn ver bazing, dat de haan zich had weten- te bevrijden uit zijn gevangenis, hoorde hij hel ween. Nu was zijn geduid uitgeput; hij ging naar beneden, draaide den haan in de keuken den hals om en kreeg ein delijk rust. Toen Maria en Julia 's morgens hene den kwamen, zagen zij voor do keuken deur een rood plasje liggen, dat hij on derzoek bleek bloed te zijn,. Langzaam en voorzichtig schoof Maria de deur open. Deze bood eenigen tegen stand. Eindelijk konden ze paar binnen en daar zagen ze een omvergeworpen stoel midden in, de keuken liggen, met bloedvlekken er op. Dadelijk snelden bed den naar de wacht der guar dia civil en de politie-..capitan" maakte proces-ver baal op van haar ademloos uitgebrachte mcdedeeJingen. Eenigen tijd later werden wij wakker door hevig schollen. Do knecht deelde ons mee, dat pr zeven politie agenten en een sergeant voor do deur stonden en me wenschten ,tc spreken. Mijn man kleedde zich zoo vlug mogelijk en ging naar buiten. „Senor," zei de sergeant fluisterend, „een bloedige misdaad is ge durende den nacht in uw, huis geschied.,." 's Avonds eerst speelde hot .laatste too- neel zich af, toen we kippen-fricassé aten. Mijn man zwoer, nooit meer een' haan den hals om te draaien en Maria's moe der vertrok ongetroost f weer paar het dorp EEN MEER VAN SODA. Do Engelsclion zijn bezigen Afrika een spoorlijn aan te leggen, dio Oeganda zal verbinden met het meers Magadi, om de soda, die dit bevat, ,te oxploi te-eren. Dat meer Magadi is een curiositeit vrtn Oost- 'Afrika, en slechts te bereiken na een lange reis, dwars door een, .woeste, dorre streek. Het ligt in de diopto eenei- vallei, die met hergen tot 2000 Af. hoog is omringd; sommige toppen bereiken zelfs (5000 M. Geen spoor van menschelijk! leven is er te vinden, maar het meer is bedekt met een menigte rooskleurige planton. Van de hoogte der bergen gezien, lijkt dit meer, dat een lengte van 18 kilometer en een breedte van 4 tot 5 AL .heeft, op een ge wone waterkom met eenigszins yoodachtige Weerkaatsing. Wanneer men liet juadert, wordt men gewaar, dat het water slechts een diepte van enkele duimen heeft en een oppervlakte bedekt, die veePwteg hééft van rooskleurig marmer liet vormt een ontzaglijk soda-depöt. De peilingen heb ben aangetoond, dat dit zich' uitstrekt tot op een aanmerkelijke diepte, over eon op pervlakte, welke geschat kan, worden pp 70 K.M.2. De oevers van het meer, zijn op 't oogenblik heel moeilijk te bereiken, niet alleen door de natuur der heuvel achtige woestijn, vol spleten en riffen, Welke 'men moet overtrekken am er te komen, maar ook door do menigte leeuwen en rhinocerossen, waarvan het wemelt, en die hun prooi vinden in .giraffen en anti lopen. 4 Ivor 'Shelford, de ingenieur, belast ,met hét traceeren der lijn, heeft de grootste moeite gehad, zich met zijn. karavaan een doortocht to banen. De posten, welke hij langs den weg aanlegde, werden onophou delijk door de leeuwen (en rhinocerossen aangevallen, gelokt door watervoorraden, dio men er neerlegde. Op zekeren nacht kwamen 16 dorstige leeuwen do tenten aanvallen. Zo hinderden trouwens menigmaal den loop der 'treinen op do lijn van Oeganda zelf; het gebeurt dikwijls, dat deze moe ten blijven stilstaan, omdat de stationschef niet buiten kan komen om de signalen •te doen werken, wijl de leeuwen, die in den omtrek rondloopen, het station ge blokkeerd hebben. NAGELS EN KARAKTER. In Engeland heeft iemand een systeem uitgevonden, met behulp waarvan Jnj uit vorm en kleur der nagels het karakter van den mensch kan kennen. Wie lange, smalle nagels heeft, kan,'volgons hem, voor een goedhartig soort mensch wor den gehouden, is iemand van goed ka rakter, heeft zelfvertrouwen, maar js in den regel wantrouwend. Brcede nagels zijn een teekea van be- minnelijken aard, die in de meeste geval len gepaard gaat met een zekere schuch terheid. Wie "kleine, ronde nagels hoeft, is zelden tevreden, zelden goed geluimd, wordt gauw boos en is haatdragend. Dik ke, vleezige nagels, zijn het teeken van een kalm, vroolijk temperament, do be zitter daarvan weet het genot van een goeden maaltijd op prijs te stellen. Zachte nagels, loodachtig van kleur, zijn het teeken van een brommerige, zwaarmoedige natuur; zo doen dikwijls een wrjsgeerige gesteldheid kennen. Lange, smalle, goed gevormde nagels, verraden een verfijnden smaak, en het vermogen or" van het schoono te genieten. EEN .SLECHTE VERF. Toen Alinnie Hauk, de beroemde zange res, eens te Philadelphia in de opera „de Afrikaansche" meest optreden, was zij, daar haar koffer nog niet was aan gekomen, verplicht, de verf, om haar ge laat bruin te kleuren, in die stad te koo- pen. Toen zij na .afloop der voorstelling de verf van haar .gelaat wilde verwijde ren, kon dat niet, en zij was genoodzaakt haar reis eenigo dagen uit te stellen. NIEUWTJES VAN HIER EN DAAR. In sommige streken van Italië hebben de lucifers de tondeldoos nog niet ver vangen. Op Alexico zijn tien vulcanen. Een gezond kind moet drie- of viermaal per dag schreien, teneinde zijn longen gelegenheid te geven zich te oefenen. Volgens de verzekorings-maatsehappijen is het fietsen gevaarlijker dan het ioi- zon met spoor of boot. _re veroordeelden in do Franscho ge vangenissen verdienen zes stuivers per dag. De helft van dit bedrag mogen zij besteden voor extra-voodsel, postzegels, onz,, terwijl de andere helft bewaardwoidt en hun bij hun ontslag woidt uitgekeerd. De hofdames der Russische keizerin worden doorgaans gevormd uit dochters van hoofdofficieren of hoogwaardigheids- bekleeders. Zij ontvangen haar opvoeding op bijzondere scholen, waar haar do plich ten voor haar toekornstigen werkkring: ge leerd worden. De Chineezen bewaren hun eieren door ze met een laag modder te bedekken. In sommige dog Duitsche steden zijn do waterleidingbuizen van glas gemaakt; ze zijn evenwel met een laag asphalt be dekt om ze voor breken te vrijwaren. Jaarlijks worden er meer dan een mil- lioen kattenvellen gebruikt voor den bont handel. Men heeft berekend, dat een eik van middelmatige grootte gedurende do vijf maanden, dat hij in blad staat, ongeveer 123 ton water uit do aaide opzuigt. Tweehonderd negen en vijftig paulsen zijn achtereenvolgens aan het bestuur ge weest, en slechts twaalf dezer hobben lan ger dan 19 jaar geregeerd. Pius IX was twee en dertig jaar aan hét bestuur, en door deze langdurige regeering is er ook een eind gekomen aan het bijgeloof, dat geen paus langer dan 25 jaar zou re- geeren, In h'et begin van 'de vorige eeuwi ge bruikte men in Perzië een zeer vreemd soortig middel togen cholera. Alen schoor de namelijk een blad ruit den Koran, from melde dat in elkaar ,en duwde het door de koel van den patiënt. ANEjCD.OTEN. „Ik ben nu vijftien ijaar getrouwd, maar als ik thuiskom, staat mij vrouw* mij altjjd af te wachten," i „Och', hoe lief!" 1 i „Hm! 't Is maar dm op te lettenj, of ik mijn voeten wjeligoed veeg." 4 „Dus je vriend (heeft een historischen roman geschreven?" „Ja, een heel langen." t „Wie is de held „van de geschiedenis?" „Ik zou zeggen de «man, die den moed heeft gehad, dat boek vU.it te go ven,'' TOEKOMSTMUZIEK, - Jonge meesteres tot nieuwé dienstbode: „Je moet de wijnglazen ,zóó bij de bor den zetten, Jans!'" Jans (al wat bedaagd): „Ja, mevrouw, ziet u, mevrouw moet me niet kwalijk nemen, ik heb nog nooit in een familie gediend, die dronk." OPENHARTIGE VRAAG. v Heer (tot zijn echtgenoote)„Op oen schip heelt alles te gehoorzamen aan den kapitein,". Mevrouw: „Ook zijn vrouw?" GEMOEDELIJK. Kantonrechter (tot beklaagde)„Je .bent zoo dronken, dat je piet op je beenen kunt staan." Beklaagde: „Dan vergunt u zeker .wel, dat ik ga zitten." „Mijn vrouw, is zoo onhandelbaar," zei een braaf echtgenoot „Ze .heeft rao gis teren twee borden op mijn hoofd stuk geslagen. Wat zou jij in mijn plaats doen,?" „Heel eenvoudig," was het antwoord, „Ik zou geemailleexde borden aanschaffen." EEN EDELMOEDIGE. „Ik moet je zeggen, George," zei ze, terwijl ze snikte, „ik .moet je nog zeg gen, dat pa de vorige week alles verloren heeft." 1 „Niet alles," zei hij opeens, verrassend, vastbesloten." „Niet alles? Jawel alles 1" hernam' zo weer. „Neen," vervolgde hij, „niet alles. Hp heeft jou nog, en yeg hem', lief kind, dat ik niet zoo wreed p.vil zijn, hem! ook jou nog te ontnemen. Adieu 1" „Vind je je onderwijzeres aardig?" vroeg de moeder aan haar .dochtertje, die voor 't eerst naai' school was geweest. „Och, jawel, ik mag haar wel," was 't antwoord, „maar ik' geloof, dat zeniet veel weet, want ze heeft den heelen mor gen niets anders gedaan dan ons vragen." „Waar," sprak de verkooper, zich' Wen dende tot een menigte van mogelijke koo- pers, „waar anders op de geheele opper vlakte der aaide zult go op één, plaats vinden: koper, tin, ijzer, katoen, hennep, speelgoed En een stem uit de menigte riep: „In den broekzak van mijn jongsten zoon," ZOO ZIJN ER. Klein huishouden. Meneer, en mfevrouw* hebben gegeten. De meid draagt d© ge heele vaat in den dienbak Weg en laat alles in stukken vallen. V Afevrouwi en mijnheer dood-ongelukkig. „Wat een kosten, en we hébben al zoo veel schulden!" Ontsteld rukt meneer de deur open en ziet Alientje tot zijn verbazing mot oen tevredon gezicht vóór zich, .zeggende: „Wat oen geluk, mijnheer, dat hèt niet gebeurd is nadat ik ze gewasschon had." „Houdt u van etsen?" vroeg do jonge man, die het aardige nichtje Van zjjn huis juffrouw, dat van buiten was gekomen, mee naar een partijtje luid genomen, en nu met haar soupeerde en haar eens pol sen walde over de kunst. „In 't algemeen wel," antwoordde ze, en ze keek hem, met haar onschuldige oogen aan, zóó, dat de blik tot zijn hart dreigde door te dringen; „maar," voegde ze erbij, vóór hij pog in de gelegenheid, was iets liefs te zeggen, „vanavond niet, dank u wel, later. Nu héb' ik liover wat gelei." Mevrouw, (na het vertrek van den deur waarder tot de meid): „Die meneer is een neef van ons^ Jans." Jans: „Dat dacht ik ,wel, mevrouw, 't Was ook een neef van mijn vorige menschen." ZICH VERSPROKEN. Eerste tooneelspeler (bij het .applaus aan het slot der voorstelling)„Hoe durf jij het to wagen den (trans te nemen:" Tweede tooneelspeler: „H\j is toch voor mij bestemd?" f Eerste tooneelspeler: „Hoe wéét je dat?" Tweede tooneelspeler: „Zeg, ik zal toch mijn eigen krans wel kennen." MOEILIJK GEVAL. Vroeger heeft mijn pianomeester altijd gezegd: „U moest leeren koken! Nu ben ik getrouwd, en als ik koken wil, zegt mijn man altijd: „Je moest lieven piano spelen. „Jan zond me een mooien spiegel voor mijn verjaardag!" „O, nu begrijp ik h'et." i „Wat bcgzjjp je?" „Wel, hij vroeg me, of een vrouw1 ooit te oud Wordt om hét prettig te vinden, ©en spiegel voor haar verjaardag te krij gen," NOG ONZICHTBAAR. „Zeg eens,-oude jongen," sprak' de man, die altijd geld leende, „herinner je je nog dien rijksdaalder, dien jo me met Kerstmis leende?" „Ja," antwoordde zijn slachtoffer droog jes, „en lederen keer als ik er aan denk, wérd ik onwillekeurig herinnerd aan do komeet!" „Hoe zoo?" „Wel, daar kijk ik al Weken en, weken naar, zonder haar te zien." Jan„Ik kuste haar, terwijl ze niet keek." Tom: „En Wat deed ze?" Jan: „Zij hield haar oogen het overige van den avond gesloten." Alevr. H.„Je bent nog liever voor de stomme dieren, dan je voor mij bent." Alijnheer 11.: „Probeer jij ook eens om stom te zijn, dan zal je eens zien, hoe lief ik ben." VOOR DAMES. OOK EEN KUNST. „Ben je reisvaardig, Greth'a? Is je kof fer gepakt?" „Och, daarvoor is het morgen tijd ge noeg. Hoe spoedig zjjn mijn paar dingen in den koffer gegooid. Ik ga toch eerst met den trein van elven. Alaar leuk, dat je gekomen bent. Nu kunnen we den laat- sten middag vóór -onze vijfweeksche schei ding nog eens gezellig samenzijn. Wacht, ik zal een kopje thee zetten." „Laat ons samen en netjes en correct je koffer pakken^" viel de vriendin in. „Greetjo, Groetje, dat zou wat moois wor den, als je eerst morgen vroeg aan het werk ging. In do haast, alles in den koffer gooien. 0, jjj luchthart. De thee zal .ik jo niet schenken, maar na gedanen arbeid! Eerst onderwijs ik je in de hoogedele kunst van pakken,"' „Maar Lion, ik ben toch geen gansje," pruilde Greta, „ik ben toch' reeds menig maal er uit gefladderd, en heb mijn bun deltje gepakt." „Maar vraag niet hoe!" viel Eveline lachend in. „Wie was het, die verleden jaar hij het uitpakken in Wiesbaden aller lei verfomfaaide, verkreukelde blouses te betreuren had, en die "het onbeschadigde te voorschijn komen van mijn japonnen zoo bewonderde? Wie moest hét glans punt van haar garderobe, den kostbaren hoed, die menschelijke schepping van chif fon, kant- en vergeet-mij-nietjes, heelemaal nieuw laten garneereh, daar het zich in een betreurenswaardigen toestand bevond? WieI „Houd je stil, Eef, je bent wreed met je herinneringen. In elk geval had ik pech 1 Alijn koffer was bepaald onderweg op .een allerschandelijkste manier door elkaar ge- holst." „Het lot van elke bagage; maar dat een* goed en regelmatig gepakte koffer zulk een ramp onbeschadigd kan doorstaan, dat zal je de manier bewijzen, waarop do jou we dezen keer; aan het doel van zijn tocht komt. Laten .we dus dadelijk begin nen. Eerst halen we alles bij elkaar, wat jo mee Wilt nemen. Houd je gedachte bij elkaar, opdat je niets vergeet. „Let nu op, Margaretha, wij pakken eerst den ondergrond en wel de zwaarste voor werpen, als boeken, schoenen, enz. Het hoofddoel daarbij is een gladde oppervlakte to verkrijgen, door de openingen te vullen met kleine dingen, die druk verdragen. Do schoenen wikkelen wij afzonderlijk in, en om het fatsoen te bewaren, vullen we zo op met saamgerolde kousen. Allo dingen, die gemakkelijk beschadigd worden, trachten wij zooveel mogelijk door inwik kelen te beschermen. „Alle fijn gekleurde zaken verdragen geen bedrukt papier dus moet je de witte laarsjes in schoon vloei liggen; ceintuurs, linten, kragen, manchetten enz., pakt men niet afzonderlijk in, maar legt men in een doos. „Zie je wel, nu h'eoft alles hier een plaats. Wat kan er toch veel in zoo'n, kleine ruimte, als men 't maar verstandig aanlegt. Nu zijn er ook' "geen bergen en dalen meer, alles glad en effen muur vast. Nu vermag geen schudden en ram melen, geen omvergooien den koffer in zjjn rust te storen. „Nu komen do hoeden aan de beurt; bij de reusachtige afmetingen van onze te genwoordige hoofddeksels, biedt de hoo- denaideoling doorgaans maar voor één ruimte. Het inpakken van een hoed ver- eischt grooto zorg. 't Is een hoofdvoor waarde, dat de hoed h'eel stevig „ligt, wat men door een vaststeken met hoedcspel- den torzijde in het vilten kleedje gemak kelijk kan verkrijgen." „Doe geen moeite, Lien," sprak! Alarga- retha, en haalde een groote, moderne hoe dendoos te voorschijn. „Na de ongeluk kige geschiedenis verleden jaar met mijn hoed, heb ik me dit exemplaar aange schaft. .Daarin kan ik meerdere exempla ren onder dak brengen." „Dan gebruiken wè de h'oedenruimte in den koffer, voor iets anders," antwoordde Eveline; „bijv. voor een paar lichte on derrokken, die men zander schade kan samenvouwen, of voor blouses, die wat druk kunnen velen. Zijden blouses mogen wij niet vertrouwen in "deze ruimte, ,ook geen katoenen, die héoron in den inzetbak, waaraan wij nu onze aandacht zullen wij den. „Het eerst pakt men natuurlek de zwa re kleeron. Om een rok er netjes in te leggen, sluit mep den band en youwt hem wat het beste op een bed gebeurt v.olgens lengte en breedte van den koffer te zamen. Alen laat voor de gelijkmatig heid het bovenste ea onderste gedeelte der rokken met elkaar afwisselen. Bij het in leggen der tailles en blouses, Yerzuimo men niet aan de mouwen bizondere zorg te besteden. Het in aanraking komen met knoo- pon en haken met andere kleedingstukken, moet men onmogelijk zien te maken door het tusschen leggen van zakdoeken of wit papier, yoorzichtig moet je ook zijn met gesteven linnen. Toen ik nog niet zoo goed pakken kon, had ik eens een gesteven b'ousc te dicht bij een zijden gelegd, die door den stijven kraag en manchetten leelijke scheu ren kreeg. Dat wordt vermeden, .als men ze van elkaar afhoudt „Last not least, leg je nooit een licht kleedingstuk op een donker, en nieuw op een ou,d. Door het op elkaar drukken ioopen de kleederen licht gevaar vuil te worden. Nu zijn we aan het laatste stuk gekomen, en daarmede is de koffer ook precies gevuld, maar waar is je rose zij den blouso, Greetje, heb" je die verge ten?" „Neen, ik heb ze opzettelijk' er niet bij gelegd, omdat ik overtuigd was, dat ze geen plaats meer zou vinden, want ik heb nog nooit zooveel kleeren kunnen bergen als jij dezen keer en toch was mijn. koffer altijd heel vol gepropt" „Zie je nu wel, meidlief, dat er tus schen pakken en pakken een hemelsbreed verschil bestaat? Haal hu gerust je rose blouse, die vindt nog wel plaats. Zijn de kleeren maar accuraat er in gelegd, dan schaadt een beetje gedrukte ligging niet Ter beschutting voor stof is oen lichte, schoono doek er bovenop, raadzaam. "Na dat jij je nu verzekerd hebt, dat het deksel gemakkelijk sluit, laat je den koffer tot je vertrek nog geopend. Dadelijk na aan komst ga je uitpakken en Zult ploizier heb ben in den toestand van je garderobe. Ja zeker, inpakken is ook een kunst, en een zeer nuttige ook." VOOR KINBEREN. WELDE BLOEAIEN. Fientje zou in de stad op seh'ool gaan; in het dorp, waar haar vader dokter was, kon je alleen maar tot twaalfde jaar, en een juffrouw in huis, vond ze zoo saai. Bovendien gingen al haar vriendinnetjes naar de stad. Waarom zij dan niet? Ze kon toch altijd met de tram heen en weergaan of per fiets. Want, daar draai de eigenlijk zoowat alles omheen, Fientje wilde een fiets henben, en papa was er beslist tegen; als kind had ze een heup ziekte gehad en ofschoon ze er geheel van hersteld was, vond haar vader het niet geraden haar te laten wielrijden, dat toch altijd meer krachtsinspanning dan loopen oischt i Loopen was juist heel goed voor haar, en toen het plan, om in do stad school te gaan, werd gemaakt, moest ze erbij bo- loven, dat ze 's middags naar huis terug zou wandelen. 's Morgens mocht ze trammen; ze kreeg zelfs een abonnement, maar de wandeling terug vond papa uitstekend voor haar. Het was een mooie hoschweg, doch daar do tramlijn er door liep en het verkeer er heel druk was, was het er volstrekt niet eenzaam. Bovendien kon ze toch met school vriendinnetjes, die in de buurt woonden, meegaan. „Maar als die nu trammen?" vroeg Fientje, die nogal lui was. „Dan haal je ze maar over om te voet te gaan. Voor meisjes, die den geheelen dag over haar hoeken of handwerk gebo gen ritten, is het van groot belang, wat beweging te nemen ea een uur loopen is vrij wat beter dan twintig minuten rij den.'1' Den lsten September begon Fientje haar nieuw; leven, vol ijver en moed. Ze kwam dien middag vroeg thuis, zoo dat haar moeder onwillekeurig vroeg: „Je hebt toch wel geloopen, Fien?" „Neen, ik heb' getramd. „En we waren afgesproken.?.,1' „Ik had zooveel boeken bjj me," „Die had je gerust aan den bode kunnen meegeven. Je weet, papa is er zoo op ge steld." 1 „Goed dan, voortaan zal ik loopen, maar dan' moet u, mij ook vertrouwen en niet zoo uitvragen, dat vind ik Vervelend." „Als ik dan maar weet, dat ik op je re- konen kan „Natuurlijk 1" Fientje haalde de schou ders op. „U moest me liever door een agent laten volgen," zei zo brutaal, waarop 'haar moeder heel zacht antwoordde: „Dat is niet noodig; als jo het my be looft, is het genoeg." Fientje kreeg een kleur en mama dacht natuurlijk, dat het was uit schaamte over haar brutaal antwoord. Alaar liet had een andere reden. Het clubje meisjes, waarin Fientje verzeild was geraakt, was voor den vooruitgang, voor de vrijheidJe eigen zin volgen, geen flauw ja-kindje zijn, een le ven.,.. waar jo pleizier in hadt! Dat was de vaan, waaronder h'et dappere korps zicli schaarde. 1 1 {'Wordt vervolgd.) -

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 11