ALLERLEI.
SPAANSCHE DIENSTBODEN.
Hollandsehén dames, die voortdurend te
sukkelen hebben met allerlei angewénschto
eigenschappen harer dienstboden, kan het
misschien tot troost strekken, te vernomen
dat de dienstbare geesten hier to lande
nog lang niet do minste zjjn, in ieder
geval "heilig bij de Spaanscho, indien men
tenminste geloof mag schenken pan het
geen mevrouw Dorothy Cole in een En-
gelsch tijdschrift daaromtrent meedeelt.
„Gedurende vele jaren," zoo verhaalt de
schrijfster, „was ik in de gelegenheid de
inheemsche dienstboden in haar volslagen
hulpeloosheid te leeren kennen. Op een
avond kwam ik na de thee in het salon
en zag dat er uit de zware overgordijnen
rook opsteeg. Een kleine yJam sloeg reeds
naar hoven. Ik snelde .dus naar do deur
en riep: „Julia, haal gauw water uit de
keuken, anders brandt het geheel© huis
af." Het meisje ging paar de keuken, ik
naar de slaapkamer om _een kan te halen.
Gelukkig was mijn man thuis, zoodat we
in eenige seconden, met behulp van twee
emmers water, den brand gebluscht had
den. Julia was echter nog niet terug en
ik ging derhalve eens in de keuken kijken,
wat ze uitvoerde. Ze was bezig het for
nuis'' zoo rol mogelijk te stoppen. „Wat
doe je toch, Julia?" vroeg ik. „Waarom
heb ie geen water in het salon gebracht?"
„Ik Wacht maar tot het kookt, Senoral
In één minuut ben jk klaar," en triom
fantelijk wees zo op verschillende ketels,
die reeds begonnen te zingen
Mijn keukenmeid Maria bewonderde zeer
de vriendelijke manier, waarop rnijn man
met de dienstboden omging, en toen haar
moeder vóór eenigen tijd in do stad kwam,
bracht zij hem eon jongen haan ten go-
schenko mee. Hij was niet thuis, toen de
goede vrouw1 's avonds met den zwarten
vogel aankwam. Hij kwam eerst thuis, toen
ik reeds lang den slaap der rechtvaardigen
sliep. Het schijnt, dat de haan omstreeks
lialfdrio den dag met een zegevierend go-
kraai begroette „en dit dikwijls herhaalde.
Mijn inan werd wakker, deed eerst niets,
maar toen het gekraai aanhield, stond hij
op, ging naar de plaats en zotte een ta
melijk zwaren korf over den haan heen.
Nü was het een kwartier rustig. Plotse
ling klonk weer het kikeriki, en eer mijn
rnijn man nog bekomen was van zijn ver
bazing, dat de haan zich had weten- te
bevrijden uit zijn gevangenis, hoorde hij
hel ween. Nu was zijn geduid uitgeput;
hij ging naar beneden, draaide den haan
in de keuken den hals om en kreeg ein
delijk rust.
Toen Maria en Julia 's morgens hene
den kwamen, zagen zij voor do keuken
deur een rood plasje liggen, dat hij on
derzoek bleek bloed te zijn,.
Langzaam en voorzichtig schoof Maria
de deur open. Deze bood eenigen tegen
stand. Eindelijk konden ze paar binnen
en daar zagen ze een omvergeworpen
stoel midden in, de keuken liggen, met
bloedvlekken er op. Dadelijk snelden bed
den naar de wacht der guar dia civil
en de politie-..capitan" maakte proces-ver
baal op van haar ademloos uitgebrachte
mcdedeeJingen. Eenigen tijd later werden
wij wakker door hevig schollen. Do knecht
deelde ons mee, dat pr zeven politie
agenten en een sergeant voor do deur
stonden en me wenschten ,tc spreken. Mijn
man kleedde zich zoo vlug mogelijk en
ging naar buiten. „Senor," zei de sergeant
fluisterend, „een bloedige misdaad is ge
durende den nacht in uw, huis geschied.,."
's Avonds eerst speelde hot .laatste too-
neel zich af, toen we kippen-fricassé aten.
Mijn man zwoer, nooit meer een' haan
den hals om te draaien en Maria's moe
der vertrok ongetroost f weer paar het
dorp
EEN MEER VAN SODA.
Do Engelsclion zijn bezigen Afrika een
spoorlijn aan te leggen, dio Oeganda zal
verbinden met het meers Magadi, om de
soda, die dit bevat, ,te oxploi te-eren. Dat
meer Magadi is een curiositeit vrtn Oost-
'Afrika, en slechts te bereiken na een lange
reis, dwars door een, .woeste, dorre streek.
Het ligt in de diopto eenei- vallei, die
met hergen tot 2000 Af. hoog is omringd;
sommige toppen bereiken zelfs (5000 M.
Geen spoor van menschelijk! leven is er
te vinden, maar het meer is bedekt met
een menigte rooskleurige planton. Van de
hoogte der bergen gezien, lijkt dit meer,
dat een lengte van 18 kilometer en een
breedte van 4 tot 5 AL .heeft, op een ge
wone waterkom met eenigszins yoodachtige
Weerkaatsing. Wanneer men liet juadert,
wordt men gewaar, dat het water slechts
een diepte van enkele duimen heeft en
een oppervlakte bedekt, die veePwteg hééft
van rooskleurig marmer liet vormt een
ontzaglijk soda-depöt. De peilingen heb
ben aangetoond, dat dit zich' uitstrekt tot
op een aanmerkelijke diepte, over eon op
pervlakte, welke geschat kan, worden pp
70 K.M.2. De oevers van het meer, zijn
op 't oogenblik heel moeilijk te bereiken,
niet alleen door de natuur der heuvel
achtige woestijn, vol spleten en riffen,
Welke 'men moet overtrekken am er te
komen, maar ook door do menigte leeuwen
en rhinocerossen, waarvan het wemelt, en
die hun prooi vinden in .giraffen en anti
lopen. 4
Ivor 'Shelford, de ingenieur, belast ,met
hét traceeren der lijn, heeft de grootste
moeite gehad, zich met zijn. karavaan een
doortocht to banen. De posten, welke hij
langs den weg aanlegde, werden onophou
delijk door de leeuwen (en rhinocerossen
aangevallen, gelokt door watervoorraden,
dio men er neerlegde. Op zekeren nacht
kwamen 16 dorstige leeuwen do tenten
aanvallen.
Zo hinderden trouwens menigmaal den
loop der 'treinen op do lijn van Oeganda
zelf; het gebeurt dikwijls, dat deze moe
ten blijven stilstaan, omdat de stationschef
niet buiten kan komen om de signalen
•te doen werken, wijl de leeuwen, die in
den omtrek rondloopen, het station ge
blokkeerd hebben.
NAGELS EN KARAKTER.
In Engeland heeft iemand een systeem
uitgevonden, met behulp waarvan Jnj uit
vorm en kleur der nagels het karakter
van den mensch kan kennen. Wie lange,
smalle nagels heeft, kan,'volgons hem,
voor een goedhartig soort mensch wor
den gehouden, is iemand van goed ka
rakter, heeft zelfvertrouwen, maar js in
den regel wantrouwend.
Brcede nagels zijn een teekea van be-
minnelijken aard, die in de meeste geval
len gepaard gaat met een zekere schuch
terheid. Wie "kleine, ronde nagels hoeft,
is zelden tevreden, zelden goed geluimd,
wordt gauw boos en is haatdragend. Dik
ke, vleezige nagels, zijn het teeken van
een kalm, vroolijk temperament, do be
zitter daarvan weet het genot van een
goeden maaltijd op prijs te stellen. Zachte
nagels, loodachtig van kleur, zijn het
teeken van een brommerige, zwaarmoedige
natuur; zo doen dikwijls een wrjsgeerige
gesteldheid kennen. Lange, smalle, goed
gevormde nagels, verraden een verfijnden
smaak, en het vermogen or" van het
schoono te genieten.
EEN .SLECHTE VERF.
Toen Alinnie Hauk, de beroemde zange
res, eens te Philadelphia in de opera
„de Afrikaansche" meest optreden, was
zij, daar haar koffer nog niet was aan
gekomen, verplicht, de verf, om haar ge
laat bruin te kleuren, in die stad te koo-
pen. Toen zij na .afloop der voorstelling
de verf van haar .gelaat wilde verwijde
ren, kon dat niet, en zij was genoodzaakt
haar reis eenigo dagen uit te stellen.
NIEUWTJES VAN HIER EN DAAR.
In sommige streken van Italië hebben
de lucifers de tondeldoos nog niet ver
vangen.
Op Alexico zijn tien vulcanen.
Een gezond kind moet drie- of viermaal
per dag schreien, teneinde zijn longen
gelegenheid te geven zich te oefenen.
Volgens de verzekorings-maatsehappijen
is het fietsen gevaarlijker dan het ioi-
zon met spoor of boot.
_re veroordeelden in do Franscho ge
vangenissen verdienen zes stuivers per
dag. De helft van dit bedrag mogen zij
besteden voor extra-voodsel, postzegels,
onz,, terwijl de andere helft bewaardwoidt
en hun bij hun ontslag woidt uitgekeerd.
De hofdames der Russische keizerin
worden doorgaans gevormd uit dochters
van hoofdofficieren of hoogwaardigheids-
bekleeders. Zij ontvangen haar opvoeding
op bijzondere scholen, waar haar do plich
ten voor haar toekornstigen werkkring: ge
leerd worden.
De Chineezen bewaren hun eieren door
ze met een laag modder te bedekken.
In sommige dog Duitsche steden zijn
do waterleidingbuizen van glas gemaakt;
ze zijn evenwel met een laag asphalt be
dekt om ze voor breken te vrijwaren.
Jaarlijks worden er meer dan een mil-
lioen kattenvellen gebruikt voor den bont
handel.
Men heeft berekend, dat een eik van
middelmatige grootte gedurende do vijf
maanden, dat hij in blad staat, ongeveer
123 ton water uit do aaide opzuigt.
Tweehonderd negen en vijftig paulsen
zijn achtereenvolgens aan het bestuur ge
weest, en slechts twaalf dezer hobben lan
ger dan 19 jaar geregeerd. Pius IX was
twee en dertig jaar aan hét bestuur, en
door deze langdurige regeering is er ook
een eind gekomen aan het bijgeloof, dat
geen paus langer dan 25 jaar zou re-
geeren,
In h'et begin van 'de vorige eeuwi ge
bruikte men in Perzië een zeer vreemd
soortig middel togen cholera. Alen schoor
de namelijk een blad ruit den Koran, from
melde dat in elkaar ,en duwde het door
de koel van den patiënt.
ANEjCD.OTEN.
„Ik ben nu vijftien ijaar getrouwd, maar
als ik thuiskom, staat mij vrouw* mij
altjjd af te wachten," i
„Och', hoe lief!" 1 i
„Hm! 't Is maar dm op te lettenj, of
ik mijn voeten wjeligoed veeg." 4
„Dus je vriend (heeft een historischen
roman geschreven?"
„Ja, een heel langen." t
„Wie is de held „van de geschiedenis?"
„Ik zou zeggen de «man, die den moed
heeft gehad, dat boek vU.it te go ven,''
TOEKOMSTMUZIEK, -
Jonge meesteres tot nieuwé dienstbode:
„Je moet de wijnglazen ,zóó bij de bor
den zetten, Jans!'"
Jans (al wat bedaagd): „Ja, mevrouw,
ziet u, mevrouw moet me niet kwalijk
nemen, ik heb nog nooit in een familie
gediend, die dronk."
OPENHARTIGE VRAAG. v
Heer (tot zijn echtgenoote)„Op oen
schip heelt alles te gehoorzamen aan den
kapitein,".
Mevrouw: „Ook zijn vrouw?"
GEMOEDELIJK.
Kantonrechter (tot beklaagde)„Je .bent
zoo dronken, dat je piet op je beenen
kunt staan."
Beklaagde: „Dan vergunt u zeker .wel,
dat ik ga zitten."
„Mijn vrouw, is zoo onhandelbaar," zei
een braaf echtgenoot „Ze .heeft rao gis
teren twee borden op mijn hoofd stuk
geslagen. Wat zou jij in mijn plaats doen,?"
„Heel eenvoudig," was het antwoord, „Ik
zou geemailleexde borden aanschaffen."
EEN EDELMOEDIGE.
„Ik moet je zeggen, George," zei ze,
terwijl ze snikte, „ik .moet je nog zeg
gen, dat pa de vorige week alles verloren
heeft." 1
„Niet alles," zei hij opeens, verrassend,
vastbesloten."
„Niet alles? Jawel alles 1" hernam' zo
weer.
„Neen," vervolgde hij, „niet alles. Hp
heeft jou nog, en yeg hem', lief kind, dat
ik niet zoo wreed p.vil zijn, hem! ook jou
nog te ontnemen. Adieu 1"
„Vind je je onderwijzeres aardig?" vroeg
de moeder aan haar .dochtertje, die voor
't eerst naai' school was geweest.
„Och, jawel, ik mag haar wel," was
't antwoord, „maar ik' geloof, dat zeniet
veel weet, want ze heeft den heelen mor
gen niets anders gedaan dan ons vragen."
„Waar," sprak de verkooper, zich' Wen
dende tot een menigte van mogelijke koo-
pers, „waar anders op de geheele opper
vlakte der aaide zult go op één, plaats
vinden: koper, tin, ijzer, katoen, hennep,
speelgoed
En een stem uit de menigte riep: „In
den broekzak van mijn jongsten zoon,"
ZOO ZIJN ER.
Klein huishouden. Meneer, en mfevrouw*
hebben gegeten. De meid draagt d© ge
heele vaat in den dienbak Weg en laat
alles in stukken vallen. V
Afevrouwi en mijnheer dood-ongelukkig.
„Wat een kosten, en we hébben al zoo
veel schulden!"
Ontsteld rukt meneer de deur open en
ziet Alientje tot zijn verbazing mot oen
tevredon gezicht vóór zich, .zeggende:
„Wat oen geluk, mijnheer, dat hèt niet
gebeurd is nadat ik ze gewasschon had."
„Houdt u van etsen?" vroeg do jonge
man, die het aardige nichtje Van zjjn huis
juffrouw, dat van buiten was gekomen,
mee naar een partijtje luid genomen, en
nu met haar soupeerde en haar eens pol
sen walde over de kunst.
„In 't algemeen wel," antwoordde ze,
en ze keek hem, met haar onschuldige
oogen aan, zóó, dat de blik tot zijn hart
dreigde door te dringen; „maar," voegde
ze erbij, vóór hij pog in de gelegenheid,
was iets liefs te zeggen, „vanavond niet,
dank u wel, later. Nu héb' ik liover wat
gelei."
Mevrouw, (na het vertrek van den deur
waarder tot de meid): „Die meneer is een
neef van ons^ Jans."
Jans: „Dat dacht ik ,wel, mevrouw,
't Was ook een neef van mijn vorige
menschen."
ZICH VERSPROKEN.
Eerste tooneelspeler (bij het .applaus aan
het slot der voorstelling)„Hoe durf jij
het to wagen den (trans te nemen:"
Tweede tooneelspeler: „H\j is toch voor
mij bestemd?" f
Eerste tooneelspeler: „Hoe wéét je dat?"
Tweede tooneelspeler: „Zeg, ik zal toch
mijn eigen krans wel kennen."
MOEILIJK GEVAL.
Vroeger heeft mijn pianomeester altijd
gezegd: „U moest leeren koken! Nu ben
ik getrouwd, en als ik koken wil, zegt
mijn man altijd: „Je moest lieven piano
spelen.
„Jan zond me een mooien spiegel voor
mijn verjaardag!"
„O, nu begrijp ik h'et." i
„Wat bcgzjjp je?"
„Wel, hij vroeg me, of een vrouw1 ooit
te oud Wordt om hét prettig te vinden,
©en spiegel voor haar verjaardag te krij
gen,"
NOG ONZICHTBAAR.
„Zeg eens,-oude jongen," sprak' de man,
die altijd geld leende, „herinner je je nog
dien rijksdaalder, dien jo me met Kerstmis
leende?"
„Ja," antwoordde zijn slachtoffer droog
jes, „en lederen keer als ik er aan denk,
wérd ik onwillekeurig herinnerd aan do
komeet!"
„Hoe zoo?"
„Wel, daar kijk ik al Weken en, weken
naar, zonder haar te zien."
Jan„Ik kuste haar, terwijl ze niet
keek."
Tom: „En Wat deed ze?"
Jan: „Zij hield haar oogen het overige
van den avond gesloten."
Alevr. H.„Je bent nog liever voor de
stomme dieren, dan je voor mij bent."
Alijnheer 11.: „Probeer jij ook eens om
stom te zijn, dan zal je eens zien, hoe
lief ik ben."
VOOR DAMES.
OOK EEN KUNST.
„Ben je reisvaardig, Greth'a? Is je kof
fer gepakt?"
„Och, daarvoor is het morgen tijd ge
noeg. Hoe spoedig zjjn mijn paar dingen
in den koffer gegooid. Ik ga toch eerst
met den trein van elven. Alaar leuk, dat
je gekomen bent. Nu kunnen we den laat-
sten middag vóór -onze vijfweeksche schei
ding nog eens gezellig samenzijn. Wacht,
ik zal een kopje thee zetten."
„Laat ons samen en netjes en correct
je koffer pakken^" viel de vriendin in.
„Greetjo, Groetje, dat zou wat moois wor
den, als je eerst morgen vroeg aan het
werk ging. In do haast, alles in den koffer
gooien. 0, jjj luchthart. De thee zal .ik
jo niet schenken, maar na gedanen arbeid!
Eerst onderwijs ik je in de hoogedele kunst
van pakken,"'
„Maar Lion, ik ben toch geen gansje,"
pruilde Greta, „ik ben toch' reeds menig
maal er uit gefladderd, en heb mijn bun
deltje gepakt."
„Maar vraag niet hoe!" viel Eveline
lachend in. „Wie was het, die verleden
jaar hij het uitpakken in Wiesbaden aller
lei verfomfaaide, verkreukelde blouses te
betreuren had, en die "het onbeschadigde
te voorschijn komen van mijn japonnen
zoo bewonderde? Wie moest hét glans
punt van haar garderobe, den kostbaren
hoed, die menschelijke schepping van chif
fon, kant- en vergeet-mij-nietjes, heelemaal
nieuw laten garneereh, daar het zich in
een betreurenswaardigen toestand bevond?
WieI
„Houd je stil, Eef, je bent wreed met
je herinneringen. In elk geval had ik pech 1
Alijn koffer was bepaald onderweg op .een
allerschandelijkste manier door elkaar ge-
holst."
„Het lot van elke bagage; maar dat
een* goed en regelmatig gepakte koffer zulk
een ramp onbeschadigd kan doorstaan, dat
zal je de manier bewijzen, waarop do jou
we dezen keer; aan het doel van zijn
tocht komt. Laten .we dus dadelijk begin
nen. Eerst halen we alles bij elkaar, wat
jo mee Wilt nemen. Houd je gedachte bij
elkaar, opdat je niets vergeet.
„Let nu op, Margaretha, wij pakken eerst
den ondergrond en wel de zwaarste voor
werpen, als boeken, schoenen, enz. Het
hoofddoel daarbij is een gladde oppervlakte
to verkrijgen, door de openingen te vullen
met kleine dingen, die druk verdragen.
Do schoenen wikkelen wij afzonderlijk in,
en om het fatsoen te bewaren, vullen
we zo op met saamgerolde kousen. Allo
dingen, die gemakkelijk beschadigd worden,
trachten wij zooveel mogelijk door inwik
kelen te beschermen.
„Alle fijn gekleurde zaken verdragen geen
bedrukt papier dus moet je de witte
laarsjes in schoon vloei liggen; ceintuurs,
linten, kragen, manchetten enz., pakt men
niet afzonderlijk in, maar legt men in
een doos.
„Zie je wel, nu h'eoft alles hier een
plaats. Wat kan er toch veel in zoo'n,
kleine ruimte, als men 't maar verstandig
aanlegt. Nu zijn er ook' "geen bergen en
dalen meer, alles glad en effen muur
vast. Nu vermag geen schudden en ram
melen, geen omvergooien den koffer in
zjjn rust te storen.
„Nu komen do hoeden aan de beurt; bij
de reusachtige afmetingen van onze te
genwoordige hoofddeksels, biedt de hoo-
denaideoling doorgaans maar voor één
ruimte. Het inpakken van een hoed ver-
eischt grooto zorg. 't Is een hoofdvoor
waarde, dat de hoed h'eel stevig „ligt, wat
men door een vaststeken met hoedcspel-
den torzijde in het vilten kleedje gemak
kelijk kan verkrijgen."
„Doe geen moeite, Lien," sprak! Alarga-
retha, en haalde een groote, moderne hoe
dendoos te voorschijn. „Na de ongeluk
kige geschiedenis verleden jaar met mijn
hoed, heb ik me dit exemplaar aange
schaft. .Daarin kan ik meerdere exempla
ren onder dak brengen."
„Dan gebruiken wè de h'oedenruimte in
den koffer, voor iets anders," antwoordde
Eveline; „bijv. voor een paar lichte on
derrokken, die men zander schade kan
samenvouwen, of voor blouses, die wat
druk kunnen velen. Zijden blouses mogen
wij niet vertrouwen in "deze ruimte, ,ook
geen katoenen, die héoron in den inzetbak,
waaraan wij nu onze aandacht zullen wij
den.
„Het eerst pakt men natuurlek de zwa
re kleeron. Om een rok er netjes in te
leggen, sluit mep den band en youwt hem
wat het beste op een bed gebeurt
v.olgens lengte en breedte van den koffer
te zamen. Alen laat voor de gelijkmatig
heid het bovenste ea onderste gedeelte der
rokken met elkaar afwisselen. Bij het in
leggen der tailles en blouses, Yerzuimo men
niet aan de mouwen bizondere zorg te
besteden. Het in aanraking komen met knoo-
pon en haken met andere kleedingstukken,
moet men onmogelijk zien te maken door
het tusschen leggen van zakdoeken of wit
papier, yoorzichtig moet je ook zijn met
gesteven linnen. Toen ik nog niet zoo goed
pakken kon, had ik eens een gesteven b'ousc
te dicht bij een zijden gelegd, die door den
stijven kraag en manchetten leelijke scheu
ren kreeg. Dat wordt vermeden, .als men
ze van elkaar afhoudt
„Last not least, leg je nooit een
licht kleedingstuk op een donker, en nieuw
op een ou,d. Door het op elkaar drukken
ioopen de kleederen licht gevaar vuil te
worden. Nu zijn we aan het laatste stuk
gekomen, en daarmede is de koffer ook
precies gevuld, maar waar is je rose zij
den blouso, Greetje, heb" je die verge
ten?"
„Neen, ik heb ze opzettelijk' er niet bij
gelegd, omdat ik overtuigd was, dat ze
geen plaats meer zou vinden, want ik heb
nog nooit zooveel kleeren kunnen bergen
als jij dezen keer en toch was mijn.
koffer altijd heel vol gepropt"
„Zie je nu wel, meidlief, dat er tus
schen pakken en pakken een hemelsbreed
verschil bestaat? Haal hu gerust je rose
blouse, die vindt nog wel plaats. Zijn de
kleeren maar accuraat er in gelegd, dan
schaadt een beetje gedrukte ligging niet
Ter beschutting voor stof is oen lichte,
schoono doek er bovenop, raadzaam. "Na
dat jij je nu verzekerd hebt, dat het deksel
gemakkelijk sluit, laat je den koffer tot
je vertrek nog geopend. Dadelijk na aan
komst ga je uitpakken en Zult ploizier heb
ben in den toestand van je garderobe. Ja
zeker, inpakken is ook een kunst, en een
zeer nuttige ook."
VOOR KINBEREN.
WELDE BLOEAIEN.
Fientje zou in de stad op seh'ool gaan;
in het dorp, waar haar vader dokter was,
kon je alleen maar tot twaalfde jaar,
en een juffrouw in huis, vond ze zoo saai.
Bovendien gingen al haar vriendinnetjes
naar de stad. Waarom zij dan niet?
Ze kon toch altijd met de tram heen
en weergaan of per fiets. Want, daar draai
de eigenlijk zoowat alles omheen, Fientje
wilde een fiets henben, en papa was er
beslist tegen; als kind had ze een heup
ziekte gehad en ofschoon ze er geheel van
hersteld was, vond haar vader het niet
geraden haar te laten wielrijden, dat toch
altijd meer krachtsinspanning dan loopen
oischt i
Loopen was juist heel goed voor haar,
en toen het plan, om in do stad school
te gaan, werd gemaakt, moest ze erbij bo-
loven, dat ze 's middags naar huis terug
zou wandelen.
's Morgens mocht ze trammen; ze kreeg
zelfs een abonnement, maar de wandeling
terug vond papa uitstekend voor haar. Het
was een mooie hoschweg, doch daar do
tramlijn er door liep en het verkeer er
heel druk was, was het er volstrekt niet
eenzaam. Bovendien kon ze toch met school
vriendinnetjes, die in de buurt woonden,
meegaan.
„Maar als die nu trammen?" vroeg
Fientje, die nogal lui was.
„Dan haal je ze maar over om te voet
te gaan. Voor meisjes, die den geheelen
dag over haar hoeken of handwerk gebo
gen ritten, is het van groot belang, wat
beweging te nemen ea een uur loopen is
vrij wat beter dan twintig minuten rij
den.'1'
Den lsten September begon Fientje haar
nieuw; leven, vol ijver en moed.
Ze kwam dien middag vroeg thuis, zoo
dat haar moeder onwillekeurig vroeg: „Je
hebt toch wel geloopen, Fien?"
„Neen, ik heb' getramd.
„En we waren afgesproken.?.,1'
„Ik had zooveel boeken bjj me,"
„Die had je gerust aan den bode kunnen
meegeven. Je weet, papa is er zoo op ge
steld." 1
„Goed dan, voortaan zal ik loopen, maar
dan' moet u, mij ook vertrouwen en niet
zoo uitvragen, dat vind ik Vervelend."
„Als ik dan maar weet, dat ik op je re-
konen kan
„Natuurlijk 1" Fientje haalde de schou
ders op. „U moest me liever door een agent
laten volgen," zei zo brutaal, waarop 'haar
moeder heel zacht antwoordde:
„Dat is niet noodig; als jo het my be
looft, is het genoeg."
Fientje kreeg een kleur en mama dacht
natuurlijk, dat het was uit schaamte over
haar brutaal antwoord. Alaar liet had een
andere reden. Het clubje meisjes, waarin
Fientje verzeild was geraakt, was voor den
vooruitgang, voor de vrijheidJe eigen zin
volgen, geen flauw ja-kindje zijn, een le
ven.,.. waar jo pleizier in hadt! Dat was
de vaan, waaronder h'et dappere korps zicli
schaarde. 1 1
{'Wordt vervolgd.) -