I
FIW
Notooring dor SPOELING over
Juli, Aug. eu Sopt. 1910.
Per ketel.
h
H
Juli.
Aug.
Sept.
gl. cf.
gl. ct.
gl. ct.
1 0 80
1 410
1 0 80
2 0 80
2 1
2 0 90
3 -
3 0 90
3 1 --
4 080
4 0 90
4
5 0 70
5 0 90
5 1
G 0 70
6 0 90
6 110
7 0 80
7-
7 120
8 0 90
8 0 70
8 1 10
9 0 90
9 0 50
9 120
40
'10 0 50
10 130
11 0 90
11 0 60
11
12 0 70
12 0 80
12 140
13 0 70
13 1 -
13 120
14 0 80
14 -
14 110
15 1
15 1
15 120
16 110
16 0 70
16 1 10
17
17 0 60
17 120
18 1
18 0 80
18
19 0 90
19 0 90
19 110
20 1
20 1 10
20 110
21 1
21
21 1
22 1-
22 0 80
22 120
23 110
23 0 70
23 1 40
24
24 0 80
24 150
25 1
25 0 80
25
26 0 90
26 0 90
26 1 CO
27 0 80
27 110
27 150
28 0 80
28
28 120
29 0 80
29 1
29 1
30 1
30 0 90
30 1-
31
van den man veel over diens plotselingeu
dood gesproken, had.
De vrouw had, nog cor het rouwjaar ver
streken was, een veel jongeren man ge
huwd en leefde nog. De zaak werd voor
het gerecht gebracht, de vrouw gevangen
genomen, en er waren zelfs nog getuigen
te vinden, die verschillende bezwarende om
standigheden konden aanvoeren.
Zoo o. a. bezwoer een oude vrouw, dat
zij een half uur vóór het overlijden van
den man haar buurvrouw bezocht en deze
aangetroffen had niet een grooten spijker
en hamer in de hand, juist op het oogent
blik, dat zij in de kamer van haar zieken
man wilde gaan.
Tegenover deze getuige viel de vrouw
door do mand; zo legde een volledige be
kentenis af en werd opgehangen.
Faillissementen.
Uit de Staats-Courant.
U itgesproken.
'B. Buma, huisschilder (o Franeker.
Rechter-commissaris :mr. G. W. Sthee-
man; curator: W, H. W. van Calsbeok.
G'. A. Borstlap, winkelier in damescon-
fcctic, Amsterdam. Rochter-commissaris
nrr. L. Offcrhaus .Tzn.; curator: mej. mr.
.Toh. O. Nieuwkamp.
II. Dijns, te Hilversum-, Reehter-eoinmis-
saris: mr. L. OlTeihaus Jzn.; curator: mr,
A. A. van Oven.
Opgeheven:
J. F. M. van Bussel, koopman, te Ilcezo;
A. Ivits, koopman, teWoensel,
Geëindigd:
A. Vos, fechoenwinkelior, Ie Rotterdam.
F. Wouters, koopman, to Nuenen; P.
der Spant, timmerman, te Woensel; J.
Maas, koopman, te Knegsel. A. Kortschot,
voorheen koopman en winkelier, te Zwol
le,; L. .1. Son, te Utrecht
Familieberichten-
(Uit eenige couranten.)
Getrouwd: 5 Oct.II. Couvert oil T.
Bierman, Oudendijk. G Oct..T. A. Dam
mers on I. W. M, Schmidt, Amstoidam.
.T. B, M. de Neróe tot Babberich en Th.
II. SI. Regout, Amsterdam. C. P. P.
Walraten on N. II. W. Buschen, Amster
dam. II. van .Wijnkoop on C. E. A.
Man, Amsterdam. J. Ch'. Doió en A.
do Hoog, Weltevreden. J, C. Beukers
en J. Ooslveen, Amsterdam. G. v. d.
Burch' on A. C. Iloolhorst, Soerabaja (bij
volmacht).
Overleden: Oct.: J. v. Hoorn Gz.,
GG j., Amsterdam. W. P. TamStraus,
39 j,, 's-Gravcnhagc. Wj. II. do Jong
Baak, 41 j., Amsterdam. 6 Oct.: S.Na-
barro Sr., 61 j,, Amsterdam. Wed. G.
B. Boks—Pannekoek, G7 j., Amsterdam.
C. A. Fransos, 22 j., 's-Gravonhage.
Burgerlijke Stand.
MAASSLUIS.
Geboren:
Cornclis, z. v. It. Booister en C. A. de
Man.
OVERSCHIE.
Geboren:
25 Sopt.Leendort Paulus, zoon van
II. van der Waal en E. Voogt.
30 Sept.: Adrituia, d. v. J. L. Kooi en
A. de itecr.
Overleden:
24 Sept.: D. J. Verkado, pud 9 mud.
4 Oct.: C. M. W.esscls, oud G4 jaar,
J. v. d. Vis, 71 jaar.
iriEBIEL
MERKWAARDIGE ONTDEKKING VAN
EEN MOORD.
Het was in den zomer van het jaar 1G01,
toen do proost van King's College in
Oxford, dokter Airy, in gezelschap van
een zijner bedienden over het kerkhof St.
Sópulchro in Londen liep. Do oude dood
graver was juist bozig een graf op te
graven en h;ul daarbij ook een geraamte
tS voorschijn gebracht. Dc geestelijke bleef
staan en sloeg den doodgraver ccnigen lijcl
gade. Plotseling bemerkte hij tot zijn grootc
verwondering, dal de scliedpl, die op de
aarde lag, zich langzaam heen en weer
bewoog. Hij liep er heen, om den morkwaar-
digen ^schedel te onderzoeken en vond or
iu een paddo; maar tegelijk ontdekte hij,
dat iu het „slaapbeen van het hoofd een
grooto spijker stak.
Do proost vermoedde dadelijk, dat het
de schedel was van iomandz die vermoord
was geworden, on vroeg daarom den dood
graver, of hij ook wist, wiens graf bij zoo
juist had opgegraven. i
Do oude antwoordde, dal het het graf
was van iemand, dien hij zeer goed gekeild
had, en die vier en twintig jaar geleden:
plotseling gestorven was.
Dokter Airy liet hem don spijker inden
schedel zien, en nu herinnerde do oude
zjcli dadelijk, dat men bij het overlijden
HET VUURWERK.
Op een reis naar Agram bracht keizer
Frans van Oostenrijk een bezoek bij den
als zeer zonderling bekend staanden graaf
Georg Testetics in bet slot Kestlety. De
magnaat had dc eerste kunsteiiaais uit het
land laten komen om zijn slot te versieren
en had ook een tafel aangericht, welke
op den Ilofburg niet voor die onder be
hoefde te doen; om kort te gaan, hij had
alle pogingen in het werk geste d om het
den lioogen gast zoo aangenaam mogelijk
te maken.
Toen de keizer zich 's avonds reeds in
zijn slaapveilrek teruggetrokken had, begaf
Testetics zich ijlings naar den dienaar van
zijn gast en verzocht hem nog eens hij
Zijne Majesteit aangediend te worden.
Tevergeefs trachtte de verbaasde dienaar
den vrager van deze vreemde audiëntie af
te doen zien; do keizer lag zeker reeds te
bed en zou, niettegenstaande zijn bekende
goedmoedigheid, deze stoornis kwalijk ne
men. De graaf volhardde evenwel bij zijn
voornemen on werd ten slotte werkelijk
toegelaten.
„Majesteit," hernam de Hongaar, „ik
weet, hoe een onderdaan zijn Isecrscher
ontvangen moet. Tot slot van dezen feest
dag moest noodzakelijk een vuuiwerk ont
stoken worden, maar de politie wilde mij
hiertoe gocn vergunning geven, omdat dc
hutten in don omtrek allo van stroodaken
voorzien zijn, die licht in brand kunnen
raken. Nu heb ik er wat anders op bedacht
om toch mijn doel te bereiken. Sta mij toe,
Uwe Majesteit, dat ik de tienduizend gul
den aan banknoten, die ik voor het vuur
werk bestemd had, in de kaars van Uwe
Majesteit verbrand!"
Bij deze woorden haalde hij tien bank
noten, ieder van duizend gulden, uit den
zak, en naderde daarmee den kandelaar
„Graaf, doe geen dwaasheden!" riep de
keizer ijlings uit.
„Toch moet het gebemen," antwoordde
do zonderling, „maar als de keizer het
kleine vuurwerk lievei eigenhandig ont
steken wil, neem ik er ook gonoegoni
mee."
„Dal is goed," zei do keizer lachend,
„maar ga nu heen."
De graaf overhandigde zijn kostbaar
pakjo en verliet trotsch de kamer, in het
bewustzijn toch tegen den zin van de
Hongaarsche politie zijn vuurwerk te heb
ben doorgezet.
Maar hij bedroog zich hierin in zoo
ver, dal de keizer de banknoten besteedde
om de stroodaken van liet dorp door pan
nendaken to laten vervangen.
Pfundt bizonder uitgeblonken hebben. Men
vertelt, dat hij meermalen, als de pauken
rust hadden, naai' het nabijgelegen restau
rant ging, en juist op de seconde ai, als
de pauken dienst moesten doen, weer op
zijn plaats terug was. Zoo geheel had
Pfundt het concertstuk, waaraan men bezig
.was, in zich opgenomen, dat hij bij het
bierdrinken en praten nog het juiste tempo
en het oogenblik onthield, waarop de pau
ken weer in werking moesten treden.
Bij Friedrick Weeek, den vader van Klara
Schumann, vormde -hij zich tot pianist, en
vestigde zich als piano-onderwijzer te Leip
zig. Tegelijkertijd werd hij leider van het
koor in het stedelijk theater, totdat Men
delssohn hem als paukenist van de Ge-
wandhaus-concerten engageerde. De roep
van zijn voorbeeldelooze juistheid als pau-
kenslager verspreidde zich door geheel
Leipzig en had tengevolge, dat hij op con
certen, ook huiten genoemde plaats, als
zoodanig optrad.
Ilij bracht ook een verbetering aan zijn
instrument aan; van hem namelijk dateert
de uitvinding van de zoogenaamde machi
nale pauk, waardoor het tijdroovende aan
zetten dor afzonderlijke schroeven dooreen
technische werking vervangen werd. Pfundt
stierf in 1871 te Leipzig.
Een ander beroemd paukenslager was
Georg Ilentscliel, die in het begin der 18de
eeuw bij de Berlijnsche koninklijke kapel
aangesteld werd, en ook op zeer, hoogen
leeftijd in 't jaar 1846 in Berlijn stierf.
Ook van zijn juistheid als paukenslager
worden wonderlijke dingen verhaald.
Het was bij een opvoering van Deodata
van Weber, die toenmaals kapelmeester
van een Borlijnschen schouwburg was. In
de finale van de laatste acte redt de dochter-
den onschuldig veroordeelden vader uit den
kerker. Zij verbreekt de tralies der gevan
genis de vader is bevrijd. Van dit groote
oogenblik maakt dc componist gebruik, ten
einde de dramatische werking to doen.
stijgen, van een zwaren paukenslag terwijl
te voren de pauken zwijgen. De finale be
ginl, on de componist ziet tot zijn niet
geringen schrik, dat de paukenist afwezig
is. Met zenuwachtigen blik gaan de oogen
van Weber van het notenblad naar de ledige
plaats van Ilentschel. Nader en nader komt
het crilieke moment. Webor is do veil wij
feling nabij, uit angst, dat het groote effect
zal uitblijven. Daar wordt het groene gor
dijn, dat ter voorkoming van tocht voor
de deur hangt, op zij geschoven; Hont
schel is, door Weber onopgemerkt, ge
ruischloos binnengekomen, de pauken staan
onder zijn bereik, hij grijpt naar den stok
en kijkt naar het tooneel. Nog eenige ma
ten en boem, weerklinkt de slag juist
op tijd. Weber, die in zijn angst den pau
kenist niet gezien heeft, schrikt, laaiden
maatstok vallen en zinkt op een stoel
neer; maar hot uitstekende orkest, brengt
de finale zonder fouten ten uitvoer.
IETS OVER PAUKEN.
Do pauk hoort eigenlijk tot dat soort
van muziekinstrumenten, dat bij het grootc
publiek al zeer weinig waardeoring vindt.
Men beschouwt ze eenvoudig ais een groo
ten, met ezels- of geitenvel overtrokken
koperen ketel, waar met mol vilt overtrok
kon stokken, maar op los geslagen wordt.
Dat kan immers geen kunst zijn, meenen
de meesion, die niet welen, dat er heroom
de toonkunstenaars geweest zijn, die de
pauken sloegen.
Waarlijk, liet moeten al weinig egoïstische
karakters zijn, die zich aan dit instrument
wijden, waar men liet fijnst muzikale oor
voor noodig heeft, en waarmee men op
concerten nimmer als solist kan optreden
In do 18de eeuw waien er wel pauken
virtuozen, maar huu kunst bestond minder
in het ontlokken van schoone tonen aan
lmn instrumenten dan wel in het bespelen
van vele instrumenten tegelijk. Laatstge
noemde kunstenaars sloegen van veertien
lot zeventien paukon tegelijk, on daar zij
zich ook van andere slag-insLrumenlcn be
dienden, hadden zij meer van gooche
laais dan van toonkunstenaars, daar zij
er allerlei kunststukjes hij uitvoerden..
Do echte paukenislen evenwel moeten
personen zijn van bizonder muzikalen aan
leg. In Duitscliland noemt men als zoo
danig den Leipziger paukenist Ernst Gott-
hold Benjamin Pfundt, die eon zeer goed
boekje schreef over hel paukenslaan van
ruim een halve eeuw geleden, wal heden
nog voor bespelen van genoemd instrument
van klassieke waarde is. Hij werd, zooals
een Duitsch blad in herinnering brengt,
door toonkunstenaars van naam zeer hoog
geschat, on wel in 't bizonder door Felix
Mcndelsaobn Barthokly, die den kunstenaar
voor hot Gewandhaus-orchest engageerde,
en dit als een grooto aanwinst voor de
G owandhaus-concorten beschouwde.
Do paukenslager is voor iedere kapel een
rector en »on corrector, dio een buiten,
maat geraakt orkest met moer zekerheic.
weer op dreef brengt dan de maatstok
van den dirigent, ln dit opzicht moet
NIEUWTJES VAN HIER EN DAAR.
In Rusland heeft men niet minder dan 8G
algemecne feestdagen.
Wecnen heeft mc-er dan 32.000 bede
laars, en hun gemiddeld inkomen is meer
dan dat van de meeste werklieden.
Onder de beste naaldenwerkors van de
weield behooren de mannen van Japan
hun voornaamste mededingsters zijn de
vrouwen van Perzië.
De hoeveelheid water, dio verleden jaar
gebruikt werd om de straten en pleinen
te Londen schoon te maken, was 77,424.000
gallons.
Het been van een schaap werd onlangs
in het Charity Hospital, te New-Orleans,
gebracht in den arm van een patiënt. Diens
voorarm moest die operatie ondergaan, om
dat hij bij de ontlading van een geweer
verbrijzeld was. Men zegt, dat de kunstbe
werking met succes bekroond werd.
Francis Fishburun, een kleermaker te
Burley-iri-Wharfedalo, Yorkshire, heeft oir
langs een huis voltooid, dat hij zelf geheel
gemaakt heeft. Hij teekende de plannen
maakte de fundeeringen, en deed al het
metsel-, schilder- en timmerwerk in zijn
snipper-uurtjes.
Do Spaanseho boer werkt den geheelen
dag en dorst den jieelen nacht, en toch
eet bij niet anders 'dan zijn zwart brood
uien en watermeloen. De pakjesdragers ts
Smyrna eten niet anders 'dan wat vruchten
en olijven en kunnen toch lasten dragen
zwaarder dan twee honderd pond.
In Japan koopt men kleeron bij hot ge
wicht.
Slechts één op do vier personen in Lon
den verdient 72 gulden per week.
In gedeelten van Zweden on Noorwegen,
waar de zon by na 'den geheelen zomer
onafgebroken scliynt, is er siechts een tijds
verloop van 6 of 8 weken lusschen het
zaaien en het maaien van don oogst.
De ongelukken op straat, die in Londen
gebeuren, bedragen 3500 per jaar, dat is
dus bijna 70 per dag.
In de verschillende landen van de wc
reJd zijn tegenwoordig 13.400 soorten post
zegels iu gebruik.
AN.ECD.OTEN.
De dominee: „\Y,e voelen nooit de wer
kelijke waarde van iets, vóór we het vei4-
loren hebben."
De jonge weduwe; „Dat is ook zoo;
voornamelijk als het verloren iets verze
kerd was."
Onderwijzer: „Stel je voor, Jan, dat je
tien appels en tien sinaasappelen hadt,en
er negen tiende van gaf aan andere kleine
jongens, wat zou jij dan hebben?"
Jan„Een hoofd, dat noodzakelijk onder
zocht zou moeten worden."
Bezoeker: „Kellner, dat mes is bot, en
de biefstuk is zoo taai als leer."
Kellner: „Dat komt juist goed, mijnheer,
dan kunt u er het mes op aanzetten."
„Wat ziet dit boek er vreeselijk versle
ten uit
Ja, dat komt, omdat ik het de meid
dikwijls 's Zondags in de keuken geef."
„Vindt zij het niet vervelend, altijd het
zelfde te lezen?"
O, neen! Je moet weten, 't is hetzelfde
boek, maar 't is telkens een ander meisje."
Een beleedigde vrouw zocht toegang te
krijgen tot het heiligdom van den uitgever
eener courant. „Maar ik zeg u, mevrouw,"
houdt de bediende vol, „dat mijnheer het
vandaag te druk heeft om iemand te spre
ken."
't Komt er niet op aan, laat mij maar
binnen, dan zal ik wel spreken."
BEDROGEN HOOP.
Coquette oude juffrouw (piano-spelend
bij het open raam): Marie, denk je,dat
mijnheer Z. hierover, mij kan hooren?"
Ja stellig, juffrouw, lij heeft juist het
raam dichtgeschoven."
„Kinderen, je hebt toch je appels geschild
vóór je ze opat?"
„Ja, lieve moedert"
„En waar heb je dan de schillen ge
laten?"
„Die hebben we later opgegeten."
GEEN REGEL ZONDER UITZONDERING.
A.„Hoe meer een mensch heeft, hoe
meer hij hebben wil."
B.: „0 neen, dan heb je zeker nooit
kweelingen gehad."
MOOIE VERGELIJKING.
A.„Je hebt dus drie vrouwen gehad.
Welke van de drie was nu wel de
beste?"
B.„Wat een dwaze vraag. Bijt eens in
drie zure appels, eu zeg dan eens, welke
van de drie de zoetste is."
0, DIE TELEGRAMMEN,
„Wat belt er, Mietje?"
,,'t Is een jongen, mevrouw, met een te
legram."
„Een telegram? O, vraag hem eens of
mijn man een ongeluk heeft gekregen 1"
„Hij zegt, dat hy het niet weet, me
vrouw."
„Vraag hem dan, wat hij er van weet."
„Hij zegt, dat hij niets anders weet, dan
dat het telegram voor u is."
„O, o, wat moet ik toch beginnen! O,
mijn arme man! Ik weet wel, toen hij van
morgen wegging, dat hem een ongeluk zou
overkomenZouden ze hem op een baar
thuisbrengen, Mietje?"
„Dat denk ik, mevrouw. Maar udeedt
beter, misschien eerst het telegram (e le
zen."
„Ik kan niet, ik kan niet. 0, dat komt
er van, omdat ik hem van morgen niet
driemaal goeden dag gekust heb. En we
zijn nog maar zoo kort getrouwd."
„W.aarom maakt u het telegram niet
open?"
„Ja, ik moet wel, maar je weet niet, hoe
angstig ik ben."
Leest het telegram: „Breng van middag
viiend mee ten eten Jacob."
„O, die gevoellooze lafaard,"
Noem een jong meisje een katje, cn ze
lacht. Noem een vrouw een kat, en ze
huilt. Noem een jonge vrouw een heksje,
en ze vindt het aardig. Noem een. oude
vrouw een heks, en ze is woedend.
SPAARZAAM.
„Wat is dat?" riep de jonge echtgenoot
uit, blarende in het huishoudboek zijner
vrouw, dat hij haai* gegeven had. ,„Ecn
rose- of roode zijden, crêpe of chiffon ge
bruikt, evenals voor do verdere garneering
van den hoed.
Een der meest eigenaardige creaties van
de nieuwe hoeden is de Watteau- of herderin-
nenhoed, met een geheel platten, remden bol
en een eigenaard igen paddestoelvormigen
ïand. Deze hoeden worden veelal met bloe
men gegarneerd, die luchtig over den bol ge
legd zijn; verder met veeren aigretten, die
naar alle zijden "loopen, of mot plat gegar
neerde vleugels, waarvan de punten naar
voren en zijwaarts gericht zijn.
Kleinere hoeden, waaronder ook do tul
banden, worden des middags bij half gekleed
toilet gedragen. Een der meest op den voor
grond tredende tulbanden is die ft la Louis
X~V. Hij bestaat gewoonlijk uit gedrapeerde
zijde of taffet, in combinatie met een rand
van hevei'stof, geborduurd lint, kralen lint
of Oostersch metaal lint.
liet eigenaardige is hierbij de buidelaeh-
tigc kroon van zijde of taffet, die in plooien
is geschikt en naar achteren toe, van boven
en van onder uitsteekt.
Er beersclit veel verscheidenheid in de
tulbanden, die afstekende randen hebben,
door de verschillende wijze, waarop de rand
geknipt of aangezet is. In veel gevallen
is de rund van boven naar onderen gesplitst,
of zijwaarts in een schuine lijn ingeknipt,
naai door een puntig deel aan den rand ont
staat, dat omgeslagen wordt om de afsteken
de stof te laten zien, met welke de rand
gegnrnectd is.
Een hoed, uien men in den aanstaanden
herfst of winter bijzonder veel zal zien dra
gen, is de oud-modische cloche of Chnr-
lotte-Corday-hoed, met een zeer kleinen, om-
aag gaanden rand en tamelijk hoogen bol.
Deze hoed wordt doorgaans met zijde over
trokken in Perzische, Oostersche of oud
modische bloemdessins op donker fond. De
garneering beslaat uit een bizonder grooten
strik, een rozet van lint, of een zijwaarts of
van achter aangebrachte, omhoog staande
veer. Van de nieuwste soort in dit model,
,Cliantecier" gehc-eten, omdat zij gelijkt op,
den vcerenhelm, dien de held in dit stuk
draagt, is de rand van voren naar boven ge-
Imgen in een eenigszins spitsen snavel of
•gevel".
Zeer breed lint wordt aangewend voor de
groote strikken en rozetten, bovendien ook
voor de geheelc drapeering der tulbanden of
toques. Doorgaans worden twee of drie stroo-
ken lint in afstekende of genuanceerde
kleuren vereenigd, om de vereischte breedte
te verkrijgen. Kant wordt in rijken overvloed
voor do veeren-strikken gebezigd, vooral
voor de fantaisie-bollen, die in plaats van do
bandean, bij groote, gegarneerde hoeden wor
den gedragen, verder ook als plooisels en
randgarneering.
dozijn eieren, oen pond krenten, een flescli
limoensap, een bus gecondenseerde melk,
twee ons suiker. Wat moet jo met dat
alles doen, vrouwtje?"
„Ik heb nog een groot stuk droog
brood," antwoordde de jonge echtgen,ooto:
„en daar zal ik oen broodpudding van
maken. Ik laat nooit iets verloren, gaan,
mannetje."
VOOR DAMES.
HERFST- EN WINTERHOEDEN.
De grooto hoeden zullen vooloopig nog we'
niet in afmeting verminderende mooisle
modellen zijn geperst in zijde, hoodenpluche.
velvet of bever. Laatstgenoemde soort ziet
men in prachtige kwaliteit met lang haar,
dat mm.bont doet denken.
Een bizondero eigenaardigheid der nieuwe
hoeden is, dat de onderrand een lichte kleur
heeft, die bij het overige van den hoed ge
heel afsteekt. Voor deze randen wordt veel
VOOR KINDEREN.
"WILDE MIES JE.
Miesje komt vroolijk de kamer bi uilenko
pen, nadat ze hoed, mantel en school tascli
gauw in het kabinetje heeft neergelegd.
„Dag, maatje, dag Jantje," roept ze uit.
„Ik ben één, moes, en de juffrouw zegt,
dat ze heel tevreden over me is, en dat ik
lang zoo wild niet ben als vroeger, en meer
geduld heb. Prettig, hé moes?"
„Ja!" zegt mama, „dat is goed. Ik ben
er heel blij om, en als je belooft voorzichtig
te zijn, mag je even op broertje passen,
terwijl ik mijn goed van boven haai en me
aankleed om uit te gaan."
„Waar gaat u heen, moesje?"
„Niet nieuwsgierig zijn, hoor Mies," zegt
mama, terwijl ze de kamer uitgaat.
Miesje heeft broer Jantje intusschen op
haar schoot genomen, en houdt hem daar
bezig, totdat hij roept: „Oope, oope."
„Zoo," zegt Miesje, „wil je loopen, kleine
man? Kom dan maar," en langzaam, voetje
voor voetje, loopt het kereltje en telkens
kiaait hij van de pret. Maar dat langzaam
loopen begint Miesje te vervelen, en zonder
te bedenken, dat Jantje nog maar een jaar
oud is, trekt ze hem haastig voort.
Jantje valt en begint te huilen.
„Och. wal," roept Miesje knorrig uit, „wat
ben je toch lastig, wacht, ik zal je maar in
je stoel zetten, dan ben je stil." Eén, twee,
drie, pakt ze haar broertje op en zet hem
neer, maar ze doet het zoo wild, dat de stool
bijna omvalt, on Jantje zich erg pijn doet.
Daar gaat de deur open, en komt mama
binnen, doch zonder hoed en mantel.
„Hé, maatje," roept Miesje verwonderd,
„ik dacht, dat u uitging."
„Dat was ik ook stellig van plan," zegt
mama ernstig, „ik was van plan om uit to
gaan en wel om een cadeautje to gaan koo-
pen voor een meisje, dat No. 1 van haar
klasse zit, maar ik zie, dat ze liet heele-
maal niet verdient."
„He, mama, en do juffrouw op school zei
toch
„Dat je minder wild was, en meer geduld
Wit," voegde mama erbij, „maar ik merk
daar niet veel van. Ik laat je nog geen vijf
minuten alleen cn je bent zoo wild en onge
duldig met je broertje, dat je hem aan het
schreeuwen maakt. Ik zal nu zelf wel op
hem lotton, maar jij moet bedenken, dat het
niet genoeg is op school beter op te passen,
maar dat men thuis evengoed zijn plicht
moet doen en trachten zijn gebrek af te
wennen."
Miesje kreeg een kleur, maar ze zei niets
en ging stil in een hoekje zitten.
Den volgenden dag vertelde zij het ge
beurde aan de juffrouw op school, die haai4
vriendelijk toesprak. „Ik hoop," zei ze, „dat
de volgende maand mama en ik beiden over
Miesje tevreden zuilen zijn.
K
si"
W
•p
t}>