I FIW Notooring dor SPOELING over Juli, Aug. eu Sopt. 1910. Per ketel. h H Juli. Aug. Sept. gl. cf. gl. ct. gl. ct. 1 0 80 1 410 1 0 80 2 0 80 2 1 2 0 90 3 - 3 0 90 3 1 -- 4 080 4 0 90 4 5 0 70 5 0 90 5 1 G 0 70 6 0 90 6 110 7 0 80 7- 7 120 8 0 90 8 0 70 8 1 10 9 0 90 9 0 50 9 120 40 '10 0 50 10 130 11 0 90 11 0 60 11 12 0 70 12 0 80 12 140 13 0 70 13 1 - 13 120 14 0 80 14 - 14 110 15 1 15 1 15 120 16 110 16 0 70 16 1 10 17 17 0 60 17 120 18 1 18 0 80 18 19 0 90 19 0 90 19 110 20 1 20 1 10 20 110 21 1 21 21 1 22 1- 22 0 80 22 120 23 110 23 0 70 23 1 40 24 24 0 80 24 150 25 1 25 0 80 25 26 0 90 26 0 90 26 1 CO 27 0 80 27 110 27 150 28 0 80 28 28 120 29 0 80 29 1 29 1 30 1 30 0 90 30 1- 31 van den man veel over diens plotselingeu dood gesproken, had. De vrouw had, nog cor het rouwjaar ver streken was, een veel jongeren man ge huwd en leefde nog. De zaak werd voor het gerecht gebracht, de vrouw gevangen genomen, en er waren zelfs nog getuigen te vinden, die verschillende bezwarende om standigheden konden aanvoeren. Zoo o. a. bezwoer een oude vrouw, dat zij een half uur vóór het overlijden van den man haar buurvrouw bezocht en deze aangetroffen had niet een grooten spijker en hamer in de hand, juist op het oogent blik, dat zij in de kamer van haar zieken man wilde gaan. Tegenover deze getuige viel de vrouw door do mand; zo legde een volledige be kentenis af en werd opgehangen. Faillissementen. Uit de Staats-Courant. U itgesproken. 'B. Buma, huisschilder (o Franeker. Rechter-commissaris :mr. G. W. Sthee- man; curator: W, H. W. van Calsbeok. G'. A. Borstlap, winkelier in damescon- fcctic, Amsterdam. Rochter-commissaris nrr. L. Offcrhaus .Tzn.; curator: mej. mr. .Toh. O. Nieuwkamp. II. Dijns, te Hilversum-, Reehter-eoinmis- saris: mr. L. OlTeihaus Jzn.; curator: mr, A. A. van Oven. Opgeheven: J. F. M. van Bussel, koopman, te Ilcezo; A. Ivits, koopman, teWoensel, Geëindigd: A. Vos, fechoenwinkelior, Ie Rotterdam. F. Wouters, koopman, to Nuenen; P. der Spant, timmerman, te Woensel; J. Maas, koopman, te Knegsel. A. Kortschot, voorheen koopman en winkelier, te Zwol le,; L. .1. Son, te Utrecht Familieberichten- (Uit eenige couranten.) Getrouwd: 5 Oct.II. Couvert oil T. Bierman, Oudendijk. G Oct..T. A. Dam mers on I. W. M, Schmidt, Amstoidam. .T. B, M. de Neróe tot Babberich en Th. II. SI. Regout, Amsterdam. C. P. P. Walraten on N. II. W. Buschen, Amster dam. II. van .Wijnkoop on C. E. A. Man, Amsterdam. J. Ch'. Doió en A. do Hoog, Weltevreden. J, C. Beukers en J. Ooslveen, Amsterdam. G. v. d. Burch' on A. C. Iloolhorst, Soerabaja (bij volmacht). Overleden: Oct.: J. v. Hoorn Gz., GG j., Amsterdam. W. P. TamStraus, 39 j,, 's-Gravcnhagc. Wj. II. do Jong Baak, 41 j., Amsterdam. 6 Oct.: S.Na- barro Sr., 61 j,, Amsterdam. Wed. G. B. Boks—Pannekoek, G7 j., Amsterdam. C. A. Fransos, 22 j., 's-Gravonhage. Burgerlijke Stand. MAASSLUIS. Geboren: Cornclis, z. v. It. Booister en C. A. de Man. OVERSCHIE. Geboren: 25 Sopt.Leendort Paulus, zoon van II. van der Waal en E. Voogt. 30 Sept.: Adrituia, d. v. J. L. Kooi en A. de itecr. Overleden: 24 Sept.: D. J. Verkado, pud 9 mud. 4 Oct.: C. M. W.esscls, oud G4 jaar, J. v. d. Vis, 71 jaar. iriEBIEL MERKWAARDIGE ONTDEKKING VAN EEN MOORD. Het was in den zomer van het jaar 1G01, toen do proost van King's College in Oxford, dokter Airy, in gezelschap van een zijner bedienden over het kerkhof St. Sópulchro in Londen liep. Do oude dood graver was juist bozig een graf op te graven en h;ul daarbij ook een geraamte tS voorschijn gebracht. Dc geestelijke bleef staan en sloeg den doodgraver ccnigen lijcl gade. Plotseling bemerkte hij tot zijn grootc verwondering, dal de scliedpl, die op de aarde lag, zich langzaam heen en weer bewoog. Hij liep er heen, om den morkwaar- digen ^schedel te onderzoeken en vond or iu een paddo; maar tegelijk ontdekte hij, dat iu het „slaapbeen van het hoofd een grooto spijker stak. Do proost vermoedde dadelijk, dat het de schedel was van iomandz die vermoord was geworden, on vroeg daarom den dood graver, of hij ook wist, wiens graf bij zoo juist had opgegraven. i Do oude antwoordde, dal het het graf was van iemand, dien hij zeer goed gekeild had, en die vier en twintig jaar geleden: plotseling gestorven was. Dokter Airy liet hem don spijker inden schedel zien, en nu herinnerde do oude zjcli dadelijk, dat men bij het overlijden HET VUURWERK. Op een reis naar Agram bracht keizer Frans van Oostenrijk een bezoek bij den als zeer zonderling bekend staanden graaf Georg Testetics in bet slot Kestlety. De magnaat had dc eerste kunsteiiaais uit het land laten komen om zijn slot te versieren en had ook een tafel aangericht, welke op den Ilofburg niet voor die onder be hoefde te doen; om kort te gaan, hij had alle pogingen in het werk geste d om het den lioogen gast zoo aangenaam mogelijk te maken. Toen de keizer zich 's avonds reeds in zijn slaapveilrek teruggetrokken had, begaf Testetics zich ijlings naar den dienaar van zijn gast en verzocht hem nog eens hij Zijne Majesteit aangediend te worden. Tevergeefs trachtte de verbaasde dienaar den vrager van deze vreemde audiëntie af te doen zien; do keizer lag zeker reeds te bed en zou, niettegenstaande zijn bekende goedmoedigheid, deze stoornis kwalijk ne men. De graaf volhardde evenwel bij zijn voornemen on werd ten slotte werkelijk toegelaten. „Majesteit," hernam de Hongaar, „ik weet, hoe een onderdaan zijn Isecrscher ontvangen moet. Tot slot van dezen feest dag moest noodzakelijk een vuuiwerk ont stoken worden, maar de politie wilde mij hiertoe gocn vergunning geven, omdat dc hutten in don omtrek allo van stroodaken voorzien zijn, die licht in brand kunnen raken. Nu heb ik er wat anders op bedacht om toch mijn doel te bereiken. Sta mij toe, Uwe Majesteit, dat ik de tienduizend gul den aan banknoten, die ik voor het vuur werk bestemd had, in de kaars van Uwe Majesteit verbrand!" Bij deze woorden haalde hij tien bank noten, ieder van duizend gulden, uit den zak, en naderde daarmee den kandelaar „Graaf, doe geen dwaasheden!" riep de keizer ijlings uit. „Toch moet het gebemen," antwoordde do zonderling, „maar als de keizer het kleine vuurwerk lievei eigenhandig ont steken wil, neem ik er ook gonoegoni mee." „Dal is goed," zei do keizer lachend, „maar ga nu heen." De graaf overhandigde zijn kostbaar pakjo en verliet trotsch de kamer, in het bewustzijn toch tegen den zin van de Hongaarsche politie zijn vuurwerk te heb ben doorgezet. Maar hij bedroog zich hierin in zoo ver, dal de keizer de banknoten besteedde om de stroodaken van liet dorp door pan nendaken to laten vervangen. Pfundt bizonder uitgeblonken hebben. Men vertelt, dat hij meermalen, als de pauken rust hadden, naai' het nabijgelegen restau rant ging, en juist op de seconde ai, als de pauken dienst moesten doen, weer op zijn plaats terug was. Zoo geheel had Pfundt het concertstuk, waaraan men bezig .was, in zich opgenomen, dat hij bij het bierdrinken en praten nog het juiste tempo en het oogenblik onthield, waarop de pau ken weer in werking moesten treden. Bij Friedrick Weeek, den vader van Klara Schumann, vormde -hij zich tot pianist, en vestigde zich als piano-onderwijzer te Leip zig. Tegelijkertijd werd hij leider van het koor in het stedelijk theater, totdat Men delssohn hem als paukenist van de Ge- wandhaus-concerten engageerde. De roep van zijn voorbeeldelooze juistheid als pau- kenslager verspreidde zich door geheel Leipzig en had tengevolge, dat hij op con certen, ook huiten genoemde plaats, als zoodanig optrad. Ilij bracht ook een verbetering aan zijn instrument aan; van hem namelijk dateert de uitvinding van de zoogenaamde machi nale pauk, waardoor het tijdroovende aan zetten dor afzonderlijke schroeven dooreen technische werking vervangen werd. Pfundt stierf in 1871 te Leipzig. Een ander beroemd paukenslager was Georg Ilentscliel, die in het begin der 18de eeuw bij de Berlijnsche koninklijke kapel aangesteld werd, en ook op zeer, hoogen leeftijd in 't jaar 1846 in Berlijn stierf. Ook van zijn juistheid als paukenslager worden wonderlijke dingen verhaald. Het was bij een opvoering van Deodata van Weber, die toenmaals kapelmeester van een Borlijnschen schouwburg was. In de finale van de laatste acte redt de dochter- den onschuldig veroordeelden vader uit den kerker. Zij verbreekt de tralies der gevan genis de vader is bevrijd. Van dit groote oogenblik maakt dc componist gebruik, ten einde de dramatische werking to doen. stijgen, van een zwaren paukenslag terwijl te voren de pauken zwijgen. De finale be ginl, on de componist ziet tot zijn niet geringen schrik, dat de paukenist afwezig is. Met zenuwachtigen blik gaan de oogen van Weber van het notenblad naar de ledige plaats van Ilentschel. Nader en nader komt het crilieke moment. Webor is do veil wij feling nabij, uit angst, dat het groote effect zal uitblijven. Daar wordt het groene gor dijn, dat ter voorkoming van tocht voor de deur hangt, op zij geschoven; Hont schel is, door Weber onopgemerkt, ge ruischloos binnengekomen, de pauken staan onder zijn bereik, hij grijpt naar den stok en kijkt naar het tooneel. Nog eenige ma ten en boem, weerklinkt de slag juist op tijd. Weber, die in zijn angst den pau kenist niet gezien heeft, schrikt, laaiden maatstok vallen en zinkt op een stoel neer; maar hot uitstekende orkest, brengt de finale zonder fouten ten uitvoer. IETS OVER PAUKEN. Do pauk hoort eigenlijk tot dat soort van muziekinstrumenten, dat bij het grootc publiek al zeer weinig waardeoring vindt. Men beschouwt ze eenvoudig ais een groo ten, met ezels- of geitenvel overtrokken koperen ketel, waar met mol vilt overtrok kon stokken, maar op los geslagen wordt. Dat kan immers geen kunst zijn, meenen de meesion, die niet welen, dat er heroom de toonkunstenaars geweest zijn, die de pauken sloegen. Waarlijk, liet moeten al weinig egoïstische karakters zijn, die zich aan dit instrument wijden, waar men liet fijnst muzikale oor voor noodig heeft, en waarmee men op concerten nimmer als solist kan optreden In do 18de eeuw waien er wel pauken virtuozen, maar huu kunst bestond minder in het ontlokken van schoone tonen aan lmn instrumenten dan wel in het bespelen van vele instrumenten tegelijk. Laatstge noemde kunstenaars sloegen van veertien lot zeventien paukon tegelijk, on daar zij zich ook van andere slag-insLrumenlcn be dienden, hadden zij meer van gooche laais dan van toonkunstenaars, daar zij er allerlei kunststukjes hij uitvoerden.. Do echte paukenislen evenwel moeten personen zijn van bizonder muzikalen aan leg. In Duitscliland noemt men als zoo danig den Leipziger paukenist Ernst Gott- hold Benjamin Pfundt, die eon zeer goed boekje schreef over hel paukenslaan van ruim een halve eeuw geleden, wal heden nog voor bespelen van genoemd instrument van klassieke waarde is. Hij werd, zooals een Duitsch blad in herinnering brengt, door toonkunstenaars van naam zeer hoog geschat, on wel in 't bizonder door Felix Mcndelsaobn Barthokly, die den kunstenaar voor hot Gewandhaus-orchest engageerde, en dit als een grooto aanwinst voor de G owandhaus-concorten beschouwde. Do paukenslager is voor iedere kapel een rector en »on corrector, dio een buiten, maat geraakt orkest met moer zekerheic. weer op dreef brengt dan de maatstok van den dirigent, ln dit opzicht moet NIEUWTJES VAN HIER EN DAAR. In Rusland heeft men niet minder dan 8G algemecne feestdagen. Wecnen heeft mc-er dan 32.000 bede laars, en hun gemiddeld inkomen is meer dan dat van de meeste werklieden. Onder de beste naaldenwerkors van de weield behooren de mannen van Japan hun voornaamste mededingsters zijn de vrouwen van Perzië. De hoeveelheid water, dio verleden jaar gebruikt werd om de straten en pleinen te Londen schoon te maken, was 77,424.000 gallons. Het been van een schaap werd onlangs in het Charity Hospital, te New-Orleans, gebracht in den arm van een patiënt. Diens voorarm moest die operatie ondergaan, om dat hij bij de ontlading van een geweer verbrijzeld was. Men zegt, dat de kunstbe werking met succes bekroond werd. Francis Fishburun, een kleermaker te Burley-iri-Wharfedalo, Yorkshire, heeft oir langs een huis voltooid, dat hij zelf geheel gemaakt heeft. Hij teekende de plannen maakte de fundeeringen, en deed al het metsel-, schilder- en timmerwerk in zijn snipper-uurtjes. Do Spaanseho boer werkt den geheelen dag en dorst den jieelen nacht, en toch eet bij niet anders 'dan zijn zwart brood uien en watermeloen. De pakjesdragers ts Smyrna eten niet anders 'dan wat vruchten en olijven en kunnen toch lasten dragen zwaarder dan twee honderd pond. In Japan koopt men kleeron bij hot ge wicht. Slechts één op do vier personen in Lon den verdient 72 gulden per week. In gedeelten van Zweden on Noorwegen, waar de zon by na 'den geheelen zomer onafgebroken scliynt, is er siechts een tijds verloop van 6 of 8 weken lusschen het zaaien en het maaien van don oogst. De ongelukken op straat, die in Londen gebeuren, bedragen 3500 per jaar, dat is dus bijna 70 per dag. In de verschillende landen van de wc reJd zijn tegenwoordig 13.400 soorten post zegels iu gebruik. AN.ECD.OTEN. De dominee: „\Y,e voelen nooit de wer kelijke waarde van iets, vóór we het vei4- loren hebben." De jonge weduwe; „Dat is ook zoo; voornamelijk als het verloren iets verze kerd was." Onderwijzer: „Stel je voor, Jan, dat je tien appels en tien sinaasappelen hadt,en er negen tiende van gaf aan andere kleine jongens, wat zou jij dan hebben?" Jan„Een hoofd, dat noodzakelijk onder zocht zou moeten worden." Bezoeker: „Kellner, dat mes is bot, en de biefstuk is zoo taai als leer." Kellner: „Dat komt juist goed, mijnheer, dan kunt u er het mes op aanzetten." „Wat ziet dit boek er vreeselijk versle ten uit Ja, dat komt, omdat ik het de meid dikwijls 's Zondags in de keuken geef." „Vindt zij het niet vervelend, altijd het zelfde te lezen?" O, neen! Je moet weten, 't is hetzelfde boek, maar 't is telkens een ander meisje." Een beleedigde vrouw zocht toegang te krijgen tot het heiligdom van den uitgever eener courant. „Maar ik zeg u, mevrouw," houdt de bediende vol, „dat mijnheer het vandaag te druk heeft om iemand te spre ken." 't Komt er niet op aan, laat mij maar binnen, dan zal ik wel spreken." BEDROGEN HOOP. Coquette oude juffrouw (piano-spelend bij het open raam): Marie, denk je,dat mijnheer Z. hierover, mij kan hooren?" Ja stellig, juffrouw, lij heeft juist het raam dichtgeschoven." „Kinderen, je hebt toch je appels geschild vóór je ze opat?" „Ja, lieve moedert" „En waar heb je dan de schillen ge laten?" „Die hebben we later opgegeten." GEEN REGEL ZONDER UITZONDERING. A.„Hoe meer een mensch heeft, hoe meer hij hebben wil." B.: „0 neen, dan heb je zeker nooit kweelingen gehad." MOOIE VERGELIJKING. A.„Je hebt dus drie vrouwen gehad. Welke van de drie was nu wel de beste?" B.„Wat een dwaze vraag. Bijt eens in drie zure appels, eu zeg dan eens, welke van de drie de zoetste is." 0, DIE TELEGRAMMEN, „Wat belt er, Mietje?" ,,'t Is een jongen, mevrouw, met een te legram." „Een telegram? O, vraag hem eens of mijn man een ongeluk heeft gekregen 1" „Hij zegt, dat hy het niet weet, me vrouw." „Vraag hem dan, wat hij er van weet." „Hij zegt, dat hij niets anders weet, dan dat het telegram voor u is." „O, o, wat moet ik toch beginnen! O, mijn arme man! Ik weet wel, toen hij van morgen wegging, dat hem een ongeluk zou overkomenZouden ze hem op een baar thuisbrengen, Mietje?" „Dat denk ik, mevrouw. Maar udeedt beter, misschien eerst het telegram (e le zen." „Ik kan niet, ik kan niet. 0, dat komt er van, omdat ik hem van morgen niet driemaal goeden dag gekust heb. En we zijn nog maar zoo kort getrouwd." „W.aarom maakt u het telegram niet open?" „Ja, ik moet wel, maar je weet niet, hoe angstig ik ben." Leest het telegram: „Breng van middag viiend mee ten eten Jacob." „O, die gevoellooze lafaard," Noem een jong meisje een katje, cn ze lacht. Noem een vrouw een kat, en ze huilt. Noem een jonge vrouw een heksje, en ze vindt het aardig. Noem een. oude vrouw een heks, en ze is woedend. SPAARZAAM. „Wat is dat?" riep de jonge echtgenoot uit, blarende in het huishoudboek zijner vrouw, dat hij haai* gegeven had. ,„Ecn rose- of roode zijden, crêpe of chiffon ge bruikt, evenals voor do verdere garneering van den hoed. Een der meest eigenaardige creaties van de nieuwe hoeden is de Watteau- of herderin- nenhoed, met een geheel platten, remden bol en een eigenaard igen paddestoelvormigen ïand. Deze hoeden worden veelal met bloe men gegarneerd, die luchtig over den bol ge legd zijn; verder met veeren aigretten, die naar alle zijden "loopen, of mot plat gegar neerde vleugels, waarvan de punten naar voren en zijwaarts gericht zijn. Kleinere hoeden, waaronder ook do tul banden, worden des middags bij half gekleed toilet gedragen. Een der meest op den voor grond tredende tulbanden is die ft la Louis X~V. Hij bestaat gewoonlijk uit gedrapeerde zijde of taffet, in combinatie met een rand van hevei'stof, geborduurd lint, kralen lint of Oostersch metaal lint. liet eigenaardige is hierbij de buidelaeh- tigc kroon van zijde of taffet, die in plooien is geschikt en naar achteren toe, van boven en van onder uitsteekt. Er beersclit veel verscheidenheid in de tulbanden, die afstekende randen hebben, door de verschillende wijze, waarop de rand geknipt of aangezet is. In veel gevallen is de rund van boven naar onderen gesplitst, of zijwaarts in een schuine lijn ingeknipt, naai door een puntig deel aan den rand ont staat, dat omgeslagen wordt om de afsteken de stof te laten zien, met welke de rand gegnrnectd is. Een hoed, uien men in den aanstaanden herfst of winter bijzonder veel zal zien dra gen, is de oud-modische cloche of Chnr- lotte-Corday-hoed, met een zeer kleinen, om- aag gaanden rand en tamelijk hoogen bol. Deze hoed wordt doorgaans met zijde over trokken in Perzische, Oostersche of oud modische bloemdessins op donker fond. De garneering beslaat uit een bizonder grooten strik, een rozet van lint, of een zijwaarts of van achter aangebrachte, omhoog staande veer. Van de nieuwste soort in dit model, ,Cliantecier" gehc-eten, omdat zij gelijkt op, den vcerenhelm, dien de held in dit stuk draagt, is de rand van voren naar boven ge- Imgen in een eenigszins spitsen snavel of •gevel". Zeer breed lint wordt aangewend voor de groote strikken en rozetten, bovendien ook voor de geheelc drapeering der tulbanden of toques. Doorgaans worden twee of drie stroo- ken lint in afstekende of genuanceerde kleuren vereenigd, om de vereischte breedte te verkrijgen. Kant wordt in rijken overvloed voor do veeren-strikken gebezigd, vooral voor de fantaisie-bollen, die in plaats van do bandean, bij groote, gegarneerde hoeden wor den gedragen, verder ook als plooisels en randgarneering. dozijn eieren, oen pond krenten, een flescli limoensap, een bus gecondenseerde melk, twee ons suiker. Wat moet jo met dat alles doen, vrouwtje?" „Ik heb nog een groot stuk droog brood," antwoordde de jonge echtgen,ooto: „en daar zal ik oen broodpudding van maken. Ik laat nooit iets verloren, gaan, mannetje." VOOR DAMES. HERFST- EN WINTERHOEDEN. De grooto hoeden zullen vooloopig nog we' niet in afmeting verminderende mooisle modellen zijn geperst in zijde, hoodenpluche. velvet of bever. Laatstgenoemde soort ziet men in prachtige kwaliteit met lang haar, dat mm.bont doet denken. Een bizondero eigenaardigheid der nieuwe hoeden is, dat de onderrand een lichte kleur heeft, die bij het overige van den hoed ge heel afsteekt. Voor deze randen wordt veel VOOR KINDEREN. "WILDE MIES JE. Miesje komt vroolijk de kamer bi uilenko pen, nadat ze hoed, mantel en school tascli gauw in het kabinetje heeft neergelegd. „Dag, maatje, dag Jantje," roept ze uit. „Ik ben één, moes, en de juffrouw zegt, dat ze heel tevreden over me is, en dat ik lang zoo wild niet ben als vroeger, en meer geduld heb. Prettig, hé moes?" „Ja!" zegt mama, „dat is goed. Ik ben er heel blij om, en als je belooft voorzichtig te zijn, mag je even op broertje passen, terwijl ik mijn goed van boven haai en me aankleed om uit te gaan." „Waar gaat u heen, moesje?" „Niet nieuwsgierig zijn, hoor Mies," zegt mama, terwijl ze de kamer uitgaat. Miesje heeft broer Jantje intusschen op haar schoot genomen, en houdt hem daar bezig, totdat hij roept: „Oope, oope." „Zoo," zegt Miesje, „wil je loopen, kleine man? Kom dan maar," en langzaam, voetje voor voetje, loopt het kereltje en telkens kiaait hij van de pret. Maar dat langzaam loopen begint Miesje te vervelen, en zonder te bedenken, dat Jantje nog maar een jaar oud is, trekt ze hem haastig voort. Jantje valt en begint te huilen. „Och. wal," roept Miesje knorrig uit, „wat ben je toch lastig, wacht, ik zal je maar in je stoel zetten, dan ben je stil." Eén, twee, drie, pakt ze haar broertje op en zet hem neer, maar ze doet het zoo wild, dat de stool bijna omvalt, on Jantje zich erg pijn doet. Daar gaat de deur open, en komt mama binnen, doch zonder hoed en mantel. „Hé, maatje," roept Miesje verwonderd, „ik dacht, dat u uitging." „Dat was ik ook stellig van plan," zegt mama ernstig, „ik was van plan om uit to gaan en wel om een cadeautje to gaan koo- pen voor een meisje, dat No. 1 van haar klasse zit, maar ik zie, dat ze liet heele- maal niet verdient." „He, mama, en do juffrouw op school zei toch „Dat je minder wild was, en meer geduld Wit," voegde mama erbij, „maar ik merk daar niet veel van. Ik laat je nog geen vijf minuten alleen cn je bent zoo wild en onge duldig met je broertje, dat je hem aan het schreeuwen maakt. Ik zal nu zelf wel op hem lotton, maar jij moet bedenken, dat het niet genoeg is op school beter op te passen, maar dat men thuis evengoed zijn plicht moet doen en trachten zijn gebrek af te wennen." Miesje kreeg een kleur, maar ze zei niets en ging stil in een hoekje zitten. Den volgenden dag vertelde zij het ge beurde aan de juffrouw op school, die haai4 vriendelijk toesprak. „Ik hoop," zei ze, „dat de volgende maand mama en ik beiden over Miesje tevreden zuilen zijn. K si" W •p t}>

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 11