03"™ Jaargang
Zondag 4 Décember 1910
No. 13475
Derde Blad.
Uit de Tweede Kamer.
De botsing.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam cn V1 a a r d i n g e n II. 1.25 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden, Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- cn Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
j voor de Redactie No. 123.
voor de Administratie No. 103.
Nadat de heer Nolens in oen van die be
daarde en zaakrijke redevoeringen, die men
van hem gewend is, het goed recht van de
tegenwoordige pnrtiigroepeering had verde
digd en het eene illusie van den lieer Troel
etra luid genoemd dat de S. D. A. P. er ooit
in zou slagen de arbeiders van alle kleur en
godsdienst te vormen tot, één vast aaneen-
gisloten legerkorps dat gemeenschappe
lijk stelling zou nemen tegen de gezamen
lijke burgerelementen in de maatschappij,
trad hij in een karakter op, dat den afge
vaardigde voor Venlo niet vreemd is, name
lijk als redder van het Kabinet. Onze
hoogleeraar inziende, dat de critiek van do
Linkerzijde op liet feit, dat het oratwerp-Zick-
teve ree kering niet tegelijkertijd is ingediend
met hot toegezegde ontwerp herziening On
gevallenwet, volkomen gerechtvaardigd is,
besloot den heer Talnia cene reddingsplank
toe te steken. Hij vroeg daarom aan de Re
geering: Kunt gij niet, om aan de geopperde
bezwaren tegemoet te komen, ten aanzien
van het ontwcip-Ongevallenwet, indien dat
nog niet ingediend kan zijn, als het ontwerp-
Ziektewet in de afdcelingcn zal worden on
derzocht, medcdeeling doen van uwe plan
nen? En de Rcgeering heeft zich gehaast
op dit denkbeeld in te gaan. Minister
Heemskerk, natuurlijk de reserve makende,
dut de Regeering geene mededeeling van
htti'e plannen Iran doen, vóór de Raad van
State het wetsontwerp heeft teruggestuurd,
meende toch dat zij door het indienen van
cene „Proeve van Bewerking" cene „Nota",
die den inhoud van het wetsontwerp vol
doende ziou weer geven, aan 't verlangen dei-
Kamer kon tegemoet komen. Of het consti-
utionee! is, zij het dan ook gedeeltelijk, de
Kamer in te lichten over wetsontwerpen
waarover de Raad van State nog aan dc
Kroon moet advisceren, mag minstens ge
nomen twijfelachtig lieeten. Art. 75 van de
Grondwet legt do Kroon de verplichting op
alk* voorstellen, door Haar aan de Staten-
Generaal te doen, ter overweging bij den
Raad van State te brengen; tot nog loc
werd dit artikel zoo opgevat, dat de Statcn-
Genernal geheel geplaast bleef buiten die
overweging, ook in d i e n zin dat alle ken
nis van den inhoud van het ontweip dat
overwogen werd, voor haai* vreemd bleef;
dit zal nu andere worden. liet zal ons be
nieuwen of de groote kenners en besdier-
mere van onze Grondwet, die do Tweede
Kamer telt, zich met deze nieuwigheid zul
len kunnen vereenigen, die per slot van re
kening alleen is uitgevonden, om minister
Talma uit hot gedrang te helpen, waarin hij
zich door de niet-gelijktijdige indiening van
die beide wetsontwerpen gebracht heeft.
.Naar Hans Herwig.
Dat hij een been verloren had en daar
door ook zijn beroep, waarin hij geheel
opging, heeft den ouden machinist Mulder
niet zoo veel verdriet gedaan dan hot bij
de openbare behandeling uitgesproken ver
wijt, dat hij laf was geweest. Hij had, als
een kapitein van een schip, op zijn loco
motief moeten blijven, totdat hij wist, dat
er goen gevaar- meer bestond. Rat had
men Kern gezegd, blaar hij zelf is van
meening, dat hij inderdaad do locomotief
eerst verlaten had, toen hij ovoi tuigd was
dat er niets meer kon gebeuren. Hoe het
ongeluk plaats had, vertelt hij ieder, die
er belang in stelt met de volgende woor
den: 1 i
„Den datum weet ik nog precies, niet
alleen omdat liet do vreeselijkste dag van
mijn leven was, maar ook omdat den dag
te voren mijn eenig kind, \mijn Doortje,
geboren werd. Och, wat was ik blij toon
de kleine ■wereldburgeres er- was! Mijn
vrouw gevoelde zich! natuurlijk zeer zwak
en nooit zal ik vergeten wat er in me
om ging foen ik ze voor het eerst
van mijn leven! samen goêdag zei. Ik
had ter gelegenheid van de familiegebeur
tenis een dag vrij-af gekregen, maar moest
nu wee- 'n dienst. Het was een zeer ge-
makkelijice dienst, dien ik dien dag lr'ad:
rangeeren, een dienst van niks, waarbij hu
letterlijk Keelemaal niets te vreezen viel,
geen zenuwachtigheid, geen ongeluk. Maar
is Ket niet vaak, alsof bij' het onschul-
'digste begin Ket vreeselijkste slot past?
Fn die dat dient niet vergeten
hom per slot van rekening weinig zal
helpen. Zeker, de volgzame meerderheid
van 60 kan per slot van rekening de be
handeling der Ziektewet doordrijven zon
der dat het ontwerj>herziening-Ongeva,Uen-
wet daarnaast ligt, maar zij is volstrekt
niet zeker, dat dit tot het beoogde dool
zal leiden. De heer Troelstra heeft het zoo
juist gezegd, dat die nota over hetgeen
de Regeering wil, geen ontwerp is, dat,
na den Raad van State te hebben door-
loopen, bij de Tweede Kamer wordt in
gediend. De Kanncr heeft met de minste
zekerheid, dat, wat in de nota staat, ook
later in den vorm van een wetsontwerp
zal woiden ingediend. De Raad van State
kan toch oen advies uitbrengen, dat de
Kroon aanleiding geeft op zeer belang
rijke wijzigingen in het oorspronkelijke
aan te dringen. De lieer Schaper haddus
gelijk, toen hij in zijn stijl uitriep: „Ore ze
nota geeft geen jota!"
Na den lieer Notens kwam eindelijk Mi
nister Heemskerk aan het wooid, die be
gon met eonige speciale pu,nten te be
handelen. Het was in den laten namiddag
van Maandag 1.1. De lieer Troelstra, die
had aangedrongen op verhooging van de
traktementen van de lagere ambtenaren,
in verband met de stijging der levens
middelen, een aandrang, die iets later door
den hoer Hplsdingen in een nota werd
belichaamd, kreeg nul op het rekest. De
minister stond in deze nogal sterk, daar
hij kon aantoonen, dat, al zijn de prijzen
van vele levensmiddelen op dit oogen-
blik Zeker niet laag, die alle toch lager
zijn dan ze vóór- 1872 waren, na welk
jaar toch alle traktementen belangrijk zijn
verhoogd.
De heer Dolk, die hnd aangedrongen,
op een gebonw voor internationale con
gressen in Den Haag, werd gewezen op
den toestand van 's lands financiën en op
de gelukkige omstandigheid, dat er een
Kurhaus is om deze congressen 1e her
bergen. Men zal der Rcgeering zeker niet
euvel kunnen duiden, dat op dit oogen
blik, nn zij met do handen in hel haar
zit over den toestand vatr 's lands geld
middelen, niet haar volle aandacht aan
deze zaak wijdt. Toch zal het Van het
grootste belang zijn, dat deze zaak niet
uit het oog wordt verloren Het is toch
een nationaal belang, dat die schoone
Haeghe, in onzen bloeitijd, toen wij een
eerste viool speelden in Europa's con
cert, de verzamelplaats van die diplo
maten, die over het wel en woo van ons
werelddeel beschikten, thans, nu dat niet
meer kan, de aangewezen plaats worde
waar de natiën bijeenkomen voor de wer
ken des vredes. Een voortdurend va et vienl
naar hier van wat Europa op allerlei go
bied als eerste mannen telt, kan niet an
ders dan onze international» positie ten,
goede komen.
Eere in deze aan wien eero'toekomt; dit
is door niemand beter begrepen dan door Dr.
.Kuypor, die zich dan ook thans weer bui
tengewoon interesseert voor de beweging
om in den Haag een internationale hooge
school te stichten voor internationaal
recht, een beweging, die geleid wordt door
het bekende Internationale bureau van de
heeren Eykman en Ilorrix, en die in het
buitenland veel steun vindt. Dat de Re
geering tegenover deze plannen een zekere
gereserveerdheid hield, waar die een uit
gave met zich zullen brengen van 22mil-
lioen (niet door den Staat te betalen na
tuurlijk, maar bijeen te brengen door de
mannen van alle natiën, die zicli voor dit
plan interesseeren) en daarvan nog geen
cent bijeen is, kan men billijken. Maar het
ware ons toch liever geweest, als de Re
geering op het voetspoor van Dr. Kuyper
een warme betuiging van sympathie voor
dit plan ten beste had gegeven, niets toch
kan de totstandkoming daarvan meer in de
hand werken dan de overtuiging in hel
Buitenland, dat ook de Nedorlandsche Re
geering de vestiging van die hoogeschool
ten sterkste verlangt.
De opmerking van den heer van Doom,
dat het bevreemdend was, dat in de Troon
rede geen melding was gemaakt van hei
bezoek van den koning en koningin van
Belgie aan onze hoofdstad, werd door den
premier beantwoord met er op te wijzen,
dat van het bezoek dat de Duitsche keizer
in 1907 aan onze Koningin heeft gebracht,
ook geen melding is gemaakt in do daarop
volgende troonrede. Alle politieke com
mentaren, die over de niet-vermelding zou
den kunnen gemaakt worden, werden door
de Rcgeering hij voorbaat van de hand
gewezen.
AVij gelooven het gaarne, en denken er
niet aan onze Regeering ook maar even
verdacht te houden van weinige sympa
thie voor België. Dit is niet mogelijk. De
heer De Beaufort hooft het bij de alge-
meene beschouwingen over Buitenlandsehe
Zaken nog eens heel duidelijk gezegd en
aangetoond, dat hel vraagstuk op inter
nationaal gebied voor ons is een goede
verstandhouding met en eon voortbestaan
als onafhankelijke staat van onzen zuide
lijken nabuur. En daarom mag niets wat die
goede band verstolken kan, worden nage
laten, en zijn wij het met den afgevaar
digde voor Gouda eens, dat het beter ware
geweest er in de Troonrede over tc spro
ken. Onze zuidelijke bloeders, die nu een
maal spoediger warm loopen dan wij,
zijn bijzonder op zulke uitingen van harte
lijkheid gesteld.
Na de speciale punten ging de premier'
aan het weerleggen van de beschouwin
gen," die moer de algomeene politiek ra-
Juist was ik de machjneloods binnenge
stapt, om ons oud rangeermachinetje pp
te zoeken, toen dc stoker op me af kwam
en me vei tolde, dat wc volgens het order
boek locomotief 888 moesten gebruiken,
die anders voor de sneltreinen reed maar
vandaag buiten dienst gesteld cn voor ons
beschikbaar was. Onze kleine rangeerma-
ch'ine moest onderzocht worden, cn was
naar de werkplaats gebracht. Nou, als het
moet kan men tenslotte ook met een snel-
treinlocomotief range-eren, ook al is zo
naar den. Jiant van den tender te open,
zoodat men bij het achteruitrijden veel
last van wind, kou, regen cn stof heeft,
Maar den 23cn Augustus (ik herinner me,
zooals ik zei, den datum nauwkeurig) wa
ren wind en koude natuurlijk niet hin
derlijk.
AVij gingen dus naar de 888 en onder
zochten haai-. Alles was perfect in orde.
Mijn stoker begon te smeren, terwijl ik
eens naar het vuur wilde kijken. Toon
ik de deur opende sloeg |me een dikke,
gele rookwolk in het gezicht. Hot vuur was
blijkbaar aangelegd in de veronderstelling
dat do „88S" voor een sneltrein dienst
zou moeten doen. Nou, dacht ik, we hoe
ven br de eerste drie uur geen schopje
kolen op te gooien.
Toen we gereed waren, liet ik de stoom
fluit langen tijd fluiten om don man, 'die
hij de draaischijf stond, waarop elke uit
rijdende locomotief op do voor Kaar be
stemde lijn gebracht wordt, te jwaaxschu
wen. Maar reeds hier ging Ket niet, zoo
als Ket moest gaan. Do man, die bij de
scKijf stond begreep maar niet wat er
met locomotief 888 te doen was. Hij.meen
ken. Dat, toen hij daar Dinsdagmorgen
mee ging beginnen, de vergadering tot één
uur moest verdaagd worden, omdat er
slechts 46 leden aanwezig, waren, is zeker
iets wat een minister van Binnenlandsche
Zaken vóór dezen nog nimmer overkwam.
En dat van de 54 leden, die afwezig wa
ren, er niet minder dan 3 5 tot "de Rech
terzijde behoorden, is teekenend. Niet al
leen omdat daaruit blijkt, dat vele leden
van de Regeeringspartij geen besef heb
ben van wat de allereerste beleefdheid
tegenover den premier van hun Kabinet
meebrengt, maar ook omdat zulks bewijst,
dat bij de eigen coalitiegenooten de be
langstelling voor de j aarlij ksche „groote
speech" van den premier steeds dimi
nuendo gaat.
Het bevreemdt ons niet. We weten, dal
wij van den heer Heemskerk niet kun
nen en mogen vergen die breede momen-
teele redevoeringen, die do van God ge
geven leider hield en die zelfs voorden
tegenstander een lust der ooren waren.
Maar nu al voor de derde maal diezelfde
reeks onsamenhangende advocaten-slim
migheidjes met grapjes en komische ge
baren doorspekt te moeten aanhooren,
waarbij nimmer op de zaak diep wordt
ingegaan, maakt zelfs hem, die best de
zon der grappen in hot water van den
politieken tegenstander kan zien schijnen,
verdrietig, ten op het laatst kregel. Als
men daarbij nog in hot oog houdt, dat de
premier van groote prikkelbaarheid blijk
gaf, waarin hij door den heer Kolkman
werd gevolgd, dan zal het wel geen be
toog behoeven, hoe het gekomen is, dat
deze algomeene beschouwingen zich door
bijzondere felheid hebben gekenmerkt, en
er tooneelen zijn voorgevallen, die wijloch
waarlijk niet hopen, dat zij1 zich in het
parlement zullen herhalen, en die hun
Culminatiepunt hebben gevonden in dc
uiting van den heer Kolkman aan liet
adres van den heer Roodhuijzen, dat deze
het gemis van verantwoordelijkheidsgevoel
heeft voor de beschuldigingen, die hij zijn
tegenstanders toevoegt, maar hypergevoe
lig is, wanneer men hem hetzelfde zegt,
welke uiting bekioond werd met de toe
voeging, dat hier ernstig reden is tol een
behoorlijk medisch onderzoek.
Dit is, voor zooverre wij weten, de eer
ste maal, dat van dc ministerstafel, zij
het dan ook in bedekte termen, aan een
Kamerlid het verwijt is gedaan, dal hij
niet wel bij het hoofd ïs. Wie zullen de
laatsten zijn om te ontkennen, dat de
heer Roodhuijzen hier geheel zonder schuld
was. Hij had het fameuse „potje", waaruit
de sociale verzekeringen zullen betaald
worden, gekwalificeerd als „volksmislei
ding" en daarop laten volgen: „Twee
auguren plachten in het oude Rome te
glimlachen, als zij elkaar tegenkwamen,
maar ik stel mij voor, dat, wanneer .er
varen parlementariërs als de heeren Heems
kerk, Kolkman en Talma, over dat „potje"
aan het praten raken, zij in een scha
terlach uitbarsten helaas, ten koste
van het Nedorlandsche volk."
Dit was niet alleen te scherp, het was ook
onparlementair; men heeft elkaar in de
Tweede Kamer niet van misleiding
\an wien ook te beschuldigen. Maar' de
hoofdiout zit hem niet bij den beer Rood
huizen, die, gemakkelijk spreker als hij is,
ook daaiom spoediger dan een ander, kans
heeft om te derailleeien, omdat hij een potje
bij de Kamer breken kan; de Kamer ver
geeft gaarne hem, die haar amuseert, en wat
men den heer Roodhuyzon ook ten laste kan
leggen, zeker niet dit, dat hij vervelend is.
Neen, de hoofdfout zit hem, het doet ons
leed dat wij dit moeten zeggen, want de per
soon is ons zoo uiteist sympathiek, bij den
voorzitter. De heer Van Bylandt, de hu
mane man bij uitnemendheid, is zoo bang
iemand onaangenaam te wezen, dat hij ver
zuimt tot de orde te roepen, ook waar dit
beslist noodzakelijk zou wezen. Ware de
heer Roodhuyzen op lijd tot de orde geroe
pen, dan had ook de heer Kolkman zich
zijne hevigheid kunnen sparen. Maai' de
\ooi zitter \emdt telkens in die fout. Zoo
werd de heer Heemskerk, die door zijn
vooitdurend interrumpeeren ook zeer veel
bijgedragen heeft tot de verhitting van het de
bat, nier tot de orde geroepen toen hij den
heer Borgesius tot driemaal toeDit is on
waar toeriep. En als hij per slot van re
kening het woord insinuatie tegen dien zelf
den afgevaardigde moest terugnemen, ging
daartoe al wedeiom niet het initiatief van
den voorzitter uit, maar was het ten ge
volge van eene interrumptie van den be-
lccdigde zelf.
Wat zeker ook niet weinig tot verhitting
van het debat heeft, bijgedragen is, dat de
premier begon met de betuiging dat alle
redevoeringen, die door de Rechterzijde wa
ren gehouden, eren hoog stonden, maar die
van zijne tegenstanders alle even laag. Het
was tot nog toe niet de gewoonte dat men
zich over en weer in de Staten-Generaal, uit
liet over de waarde van elkanders rede
voeringen. Men stelde zich tevreden met de
weerlegging van eikaars argumenten. Maar
dat is des heeren Hcemskerk's methode
niet. Alle argumenten, die hem te mach
tig zijn, laat hij eenvoudig liggen of maakt
ei zich van af met eenonjuist, beslist on
juist, volstrekt onjuist, absoluut, onjuit, dat
alles vergezeld van een handgebaar, waarbij
de rechterhand een halven cirkel van Links
naar Rechts door liet ijle luchtruim be
schrijft, waarmee verklaard schijnt te wor
den, dat hetgeen de tegenstander daarvan ge
zegd heeft, voor goed van het ondermaansche
wordt weggevaagd. De heer Roodhuyzen, die
zich nogal wat veroorlooft, had dan ook een
de, dat ze voor sneltrein 43 moest en
draaide haar daarom op een verkoerd
spoor. Wij moesten hom uitvoerig vertel
len, dat we met do 888 zouden rangeoren,
voordat hij ons op de goede lijn bracht.
Ieder wisselwachtor, dien wo voorbij kwa
men, riep ons toe dat we verkeerd reden;
en toen wo aan het station kwamen, wis
ten de ambtenaren ecist ook [niet, wat
ze met ons moesten beginnen. Kortom, er
bestond een h'eele reeks misverstanden pn
onaangenaamheden, welke enkel en alleen
het gevolg waren van het onnoozcle feit,
dat we een groote sneltreinlocomotief voor
hot rangeeren gebruikten. Maar onze eer
ste opdracht zou ons reeds in hot ver
derf storten. Dit verderf werd veroorzaakt
door don man met do roode pet, don sta
tionschef. Hij zeido ons, dat wo met don
tender naar voren, dus met de locomotief
achteruit, moesten rijden on een spccialen
waggon op het zijspoor van een chemische
fabriek voor ons uit duwen. Do waggon
'was mot een ontplofbare stof geladen. Als
ik thans nog een stationsbeambte met een
roode pot zie, krimpt Ket hart me ineen,
want zoo'n man Heeft aan. mijn vak, waar
van ik hield, èen einde gemaakt. Ik heb
daaiom ook nimmermeer met Kot ppoor
gereisd, want ik wil die. (menseden niet
meer zien.
Dus wij gingen, mot onzen gevaarlijken
waggon .voorop, langzaam do lijn op. Een
Keel klein eindje had ik |do stoomkraan
opengezet, maar toch kregen wo gauw een
'aanzienlijke snelheid, want zoo'n sneltrein-
'machimo hooft haar groote raderen ïiiet
te' vergeefs.
Toen we, niets vermoedend,verder te-
den, en, ik moet Kot erkennen, ons op
het linker-spoor bevonden, daar de zij tak
aan dien kant 'afboog, zagen we plotseling
in de verte een rookwolkje van een loco
motief omhoog kringelen. Eerst dacht fk
daar niets bijzonders bij. Hot was, dacht
ik, oen trein, cue una tegemoet reed, het
geen een machinist immers hotideidmaal
op een dag kan gebeuren. Plotseling was
het of er een bliksemstraal door mijn
lichaam ging het drong tot me door
dat wo op het verkeerde spoor waxen,
op de lijn, waarop de trein mot groote
snelheid ons tegemoet kwam. Toon de eer
ste schrik voorbij was, kreeg jk mijn rust
en mijn bezinning lorug. Ik Verbaas me
er thans nog ovw, dat ik toen zoo kalm
en koelbloedig was. Reeds zag ik den trein
om den hoek komen. Ik gaf met de stoom-,
fluit luide noodsignalen; hetzelfde deed
mijn collega van den andoren trein, die
dus het gevaar eveneens had' begrepen. Ik
had dadelijk den noodrem in werking ge
bracht, de handle op „terug" gezet en
do stoomkraan geopend, zoodat onze lo
comotief met Kaar waggon met ontplofbare
stoffen dadelijk langzamer ging rijdeni. jM.aar
dit was niet voldoende.
Mijn stoker was, om zic-K te redden!,
reeds van do locomotief gesprongen; hij
kon ook niets betea's doen. Dadelijk daarop
weerklonk een vreeselijk gekraak, jk
zal Kot nooit vergeten wij waren, op
elkaar ingeloopen,. Ik bemerkte mot ont
zetting, dat de waggon met ontplofbare
stoffen op mijn tender drong. Jfn.tussch.bn
ging tengevolge van het terugzetten van
den h'andla mijn locomotief reeds lang
zaam achteruit, wat evenwel pas later tot
mij doordrong. Ik dacht toen, dat het erg
ste geleden was en was van plan op mijn
locomotief te blijven, toen plotseling een
nieuwe hevige knal weerklonk.
Daar sch'oot mij do gedachte door het
hoofd, dat de waggon was geladen met
stoffen, die ontploffen zouden. Van dit
oogenblik af kon ik aan niets adders den
kon dan aan mijn' vrouw en mijn kindje.
Nu kwam Kot er voor mij"1 slechts op
aan me zelf te redden. De locomotief en
den waggon beschouwde ik als reddeloos
verloren. Ik meende nu maar alleen te
moeten letten op het gunstige oogenblik
van mijn redding. Ik zag mijn vrouw en
mijn kindje voor me, zag, hoe ze me ang
stig de armen toestaken en' toen ik
weer tot bewustzijn kwam, lag ik naast
de rails, met een afgereden heen. De. inen-
schen van den trein, die op ons was
geloopen, verpleegden mij. Naast ons stond
de locomotief van dien trein, alsof cr
niets gebeurd was. Van mijn eigen loco
motief on den gevaarlijken waggon was
echter niets te bespeuren. Zij schenen van
do aarde te zijn verdwenen. Later eerst
vernam ik, hoe dit mogelijk was. De wag
gon was niet, zooals ik stellig meende,
in de lucht gevlogen; er was geen ont
ploffing geweest, de knal was op andere
wijze ontstaan. Mijn. locomotief met haar
handle op „achteruit" cn haar geopende
'stoomkraan was or mot versnelde boweging
van doorgegaan, had ten! slotte eensnel-
hoid van misschien wel 100 silometer per
uur gekregen. Zij vloog over de lijn, terwijl
de gevaarlijke waggon met zijn voorraderen
in den tender stond cn met de achterra
deren meereed. Toon men op ons station,
CHIEDAMSCHE COURANT
i l 5