03"™ Jaargang Zondag 4 Décember 1910 No. 13475 Derde Blad. Uit de Tweede Kamer. De botsing. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam cn V1 a a r d i n g e n II. 1.25 franco per post fl. 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden, Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- cn Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon j voor de Redactie No. 123. voor de Administratie No. 103. Nadat de heer Nolens in oen van die be daarde en zaakrijke redevoeringen, die men van hem gewend is, het goed recht van de tegenwoordige pnrtiigroepeering had verde digd en het eene illusie van den lieer Troel etra luid genoemd dat de S. D. A. P. er ooit in zou slagen de arbeiders van alle kleur en godsdienst te vormen tot, één vast aaneen- gisloten legerkorps dat gemeenschappe lijk stelling zou nemen tegen de gezamen lijke burgerelementen in de maatschappij, trad hij in een karakter op, dat den afge vaardigde voor Venlo niet vreemd is, name lijk als redder van het Kabinet. Onze hoogleeraar inziende, dat de critiek van do Linkerzijde op liet feit, dat het oratwerp-Zick- teve ree kering niet tegelijkertijd is ingediend met hot toegezegde ontwerp herziening On gevallenwet, volkomen gerechtvaardigd is, besloot den heer Talnia cene reddingsplank toe te steken. Hij vroeg daarom aan de Re geering: Kunt gij niet, om aan de geopperde bezwaren tegemoet te komen, ten aanzien van het ontwcip-Ongevallenwet, indien dat nog niet ingediend kan zijn, als het ontwerp- Ziektewet in de afdcelingcn zal worden on derzocht, medcdeeling doen van uwe plan nen? En de Rcgeering heeft zich gehaast op dit denkbeeld in te gaan. Minister Heemskerk, natuurlijk de reserve makende, dut de Regeering geene mededeeling van htti'e plannen Iran doen, vóór de Raad van State het wetsontwerp heeft teruggestuurd, meende toch dat zij door het indienen van cene „Proeve van Bewerking" cene „Nota", die den inhoud van het wetsontwerp vol doende ziou weer geven, aan 't verlangen dei- Kamer kon tegemoet komen. Of het consti- utionee! is, zij het dan ook gedeeltelijk, de Kamer in te lichten over wetsontwerpen waarover de Raad van State nog aan dc Kroon moet advisceren, mag minstens ge nomen twijfelachtig lieeten. Art. 75 van de Grondwet legt do Kroon de verplichting op alk* voorstellen, door Haar aan de Staten- Generaal te doen, ter overweging bij den Raad van State te brengen; tot nog loc werd dit artikel zoo opgevat, dat de Statcn- Genernal geheel geplaast bleef buiten die overweging, ook in d i e n zin dat alle ken nis van den inhoud van het ontweip dat overwogen werd, voor haai* vreemd bleef; dit zal nu andere worden. liet zal ons be nieuwen of de groote kenners en besdier- mere van onze Grondwet, die do Tweede Kamer telt, zich met deze nieuwigheid zul len kunnen vereenigen, die per slot van re kening alleen is uitgevonden, om minister Talma uit hot gedrang te helpen, waarin hij zich door de niet-gelijktijdige indiening van die beide wetsontwerpen gebracht heeft. .Naar Hans Herwig. Dat hij een been verloren had en daar door ook zijn beroep, waarin hij geheel opging, heeft den ouden machinist Mulder niet zoo veel verdriet gedaan dan hot bij de openbare behandeling uitgesproken ver wijt, dat hij laf was geweest. Hij had, als een kapitein van een schip, op zijn loco motief moeten blijven, totdat hij wist, dat er goen gevaar- meer bestond. Rat had men Kern gezegd, blaar hij zelf is van meening, dat hij inderdaad do locomotief eerst verlaten had, toen hij ovoi tuigd was dat er niets meer kon gebeuren. Hoe het ongeluk plaats had, vertelt hij ieder, die er belang in stelt met de volgende woor den: 1 i „Den datum weet ik nog precies, niet alleen omdat liet do vreeselijkste dag van mijn leven was, maar ook omdat den dag te voren mijn eenig kind, \mijn Doortje, geboren werd. Och, wat was ik blij toon de kleine ■wereldburgeres er- was! Mijn vrouw gevoelde zich! natuurlijk zeer zwak en nooit zal ik vergeten wat er in me om ging foen ik ze voor het eerst van mijn leven! samen goêdag zei. Ik had ter gelegenheid van de familiegebeur tenis een dag vrij-af gekregen, maar moest nu wee- 'n dienst. Het was een zeer ge- makkelijice dienst, dien ik dien dag lr'ad: rangeeren, een dienst van niks, waarbij hu letterlijk Keelemaal niets te vreezen viel, geen zenuwachtigheid, geen ongeluk. Maar is Ket niet vaak, alsof bij' het onschul- 'digste begin Ket vreeselijkste slot past? Fn die dat dient niet vergeten hom per slot van rekening weinig zal helpen. Zeker, de volgzame meerderheid van 60 kan per slot van rekening de be handeling der Ziektewet doordrijven zon der dat het ontwerj>herziening-Ongeva,Uen- wet daarnaast ligt, maar zij is volstrekt niet zeker, dat dit tot het beoogde dool zal leiden. De heer Troelstra heeft het zoo juist gezegd, dat die nota over hetgeen de Regeering wil, geen ontwerp is, dat, na den Raad van State te hebben door- loopen, bij de Tweede Kamer wordt in gediend. De Kanncr heeft met de minste zekerheid, dat, wat in de nota staat, ook later in den vorm van een wetsontwerp zal woiden ingediend. De Raad van State kan toch oen advies uitbrengen, dat de Kroon aanleiding geeft op zeer belang rijke wijzigingen in het oorspronkelijke aan te dringen. De lieer Schaper haddus gelijk, toen hij in zijn stijl uitriep: „Ore ze nota geeft geen jota!" Na den lieer Notens kwam eindelijk Mi nister Heemskerk aan het wooid, die be gon met eonige speciale pu,nten te be handelen. Het was in den laten namiddag van Maandag 1.1. De lieer Troelstra, die had aangedrongen op verhooging van de traktementen van de lagere ambtenaren, in verband met de stijging der levens middelen, een aandrang, die iets later door den hoer Hplsdingen in een nota werd belichaamd, kreeg nul op het rekest. De minister stond in deze nogal sterk, daar hij kon aantoonen, dat, al zijn de prijzen van vele levensmiddelen op dit oogen- blik Zeker niet laag, die alle toch lager zijn dan ze vóór- 1872 waren, na welk jaar toch alle traktementen belangrijk zijn verhoogd. De heer Dolk, die hnd aangedrongen, op een gebonw voor internationale con gressen in Den Haag, werd gewezen op den toestand van 's lands financiën en op de gelukkige omstandigheid, dat er een Kurhaus is om deze congressen 1e her bergen. Men zal der Rcgeering zeker niet euvel kunnen duiden, dat op dit oogen blik, nn zij met do handen in hel haar zit over den toestand vatr 's lands geld middelen, niet haar volle aandacht aan deze zaak wijdt. Toch zal het Van het grootste belang zijn, dat deze zaak niet uit het oog wordt verloren Het is toch een nationaal belang, dat die schoone Haeghe, in onzen bloeitijd, toen wij een eerste viool speelden in Europa's con cert, de verzamelplaats van die diplo maten, die over het wel en woo van ons werelddeel beschikten, thans, nu dat niet meer kan, de aangewezen plaats worde waar de natiën bijeenkomen voor de wer ken des vredes. Een voortdurend va et vienl naar hier van wat Europa op allerlei go bied als eerste mannen telt, kan niet an ders dan onze international» positie ten, goede komen. Eere in deze aan wien eero'toekomt; dit is door niemand beter begrepen dan door Dr. .Kuypor, die zich dan ook thans weer bui tengewoon interesseert voor de beweging om in den Haag een internationale hooge school te stichten voor internationaal recht, een beweging, die geleid wordt door het bekende Internationale bureau van de heeren Eykman en Ilorrix, en die in het buitenland veel steun vindt. Dat de Re geering tegenover deze plannen een zekere gereserveerdheid hield, waar die een uit gave met zich zullen brengen van 22mil- lioen (niet door den Staat te betalen na tuurlijk, maar bijeen te brengen door de mannen van alle natiën, die zicli voor dit plan interesseeren) en daarvan nog geen cent bijeen is, kan men billijken. Maar het ware ons toch liever geweest, als de Re geering op het voetspoor van Dr. Kuyper een warme betuiging van sympathie voor dit plan ten beste had gegeven, niets toch kan de totstandkoming daarvan meer in de hand werken dan de overtuiging in hel Buitenland, dat ook de Nedorlandsche Re geering de vestiging van die hoogeschool ten sterkste verlangt. De opmerking van den heer van Doom, dat het bevreemdend was, dat in de Troon rede geen melding was gemaakt van hei bezoek van den koning en koningin van Belgie aan onze hoofdstad, werd door den premier beantwoord met er op te wijzen, dat van het bezoek dat de Duitsche keizer in 1907 aan onze Koningin heeft gebracht, ook geen melding is gemaakt in do daarop volgende troonrede. Alle politieke com mentaren, die over de niet-vermelding zou den kunnen gemaakt worden, werden door de Rcgeering hij voorbaat van de hand gewezen. AVij gelooven het gaarne, en denken er niet aan onze Regeering ook maar even verdacht te houden van weinige sympa thie voor België. Dit is niet mogelijk. De heer De Beaufort hooft het bij de alge- meene beschouwingen over Buitenlandsehe Zaken nog eens heel duidelijk gezegd en aangetoond, dat hel vraagstuk op inter nationaal gebied voor ons is een goede verstandhouding met en eon voortbestaan als onafhankelijke staat van onzen zuide lijken nabuur. En daarom mag niets wat die goede band verstolken kan, worden nage laten, en zijn wij het met den afgevaar digde voor Gouda eens, dat het beter ware geweest er in de Troonrede over tc spro ken. Onze zuidelijke bloeders, die nu een maal spoediger warm loopen dan wij, zijn bijzonder op zulke uitingen van harte lijkheid gesteld. Na de speciale punten ging de premier' aan het weerleggen van de beschouwin gen," die moer de algomeene politiek ra- Juist was ik de machjneloods binnenge stapt, om ons oud rangeermachinetje pp te zoeken, toen dc stoker op me af kwam en me vei tolde, dat wc volgens het order boek locomotief 888 moesten gebruiken, die anders voor de sneltreinen reed maar vandaag buiten dienst gesteld cn voor ons beschikbaar was. Onze kleine rangeerma- ch'ine moest onderzocht worden, cn was naar de werkplaats gebracht. Nou, als het moet kan men tenslotte ook met een snel- treinlocomotief range-eren, ook al is zo naar den. Jiant van den tender te open, zoodat men bij het achteruitrijden veel last van wind, kou, regen cn stof heeft, Maar den 23cn Augustus (ik herinner me, zooals ik zei, den datum nauwkeurig) wa ren wind en koude natuurlijk niet hin derlijk. AVij gingen dus naar de 888 en onder zochten haai-. Alles was perfect in orde. Mijn stoker begon te smeren, terwijl ik eens naar het vuur wilde kijken. Toon ik de deur opende sloeg |me een dikke, gele rookwolk in het gezicht. Hot vuur was blijkbaar aangelegd in de veronderstelling dat do „88S" voor een sneltrein dienst zou moeten doen. Nou, dacht ik, we hoe ven br de eerste drie uur geen schopje kolen op te gooien. Toen we gereed waren, liet ik de stoom fluit langen tijd fluiten om don man, 'die hij de draaischijf stond, waarop elke uit rijdende locomotief op do voor Kaar be stemde lijn gebracht wordt, te jwaaxschu wen. Maar reeds hier ging Ket niet, zoo als Ket moest gaan. Do man, die bij de scKijf stond begreep maar niet wat er met locomotief 888 te doen was. Hij.meen ken. Dat, toen hij daar Dinsdagmorgen mee ging beginnen, de vergadering tot één uur moest verdaagd worden, omdat er slechts 46 leden aanwezig, waren, is zeker iets wat een minister van Binnenlandsche Zaken vóór dezen nog nimmer overkwam. En dat van de 54 leden, die afwezig wa ren, er niet minder dan 3 5 tot "de Rech terzijde behoorden, is teekenend. Niet al leen omdat daaruit blijkt, dat vele leden van de Regeeringspartij geen besef heb ben van wat de allereerste beleefdheid tegenover den premier van hun Kabinet meebrengt, maar ook omdat zulks bewijst, dat bij de eigen coalitiegenooten de be langstelling voor de j aarlij ksche „groote speech" van den premier steeds dimi nuendo gaat. Het bevreemdt ons niet. We weten, dal wij van den heer Heemskerk niet kun nen en mogen vergen die breede momen- teele redevoeringen, die do van God ge geven leider hield en die zelfs voorden tegenstander een lust der ooren waren. Maar nu al voor de derde maal diezelfde reeks onsamenhangende advocaten-slim migheidjes met grapjes en komische ge baren doorspekt te moeten aanhooren, waarbij nimmer op de zaak diep wordt ingegaan, maakt zelfs hem, die best de zon der grappen in hot water van den politieken tegenstander kan zien schijnen, verdrietig, ten op het laatst kregel. Als men daarbij nog in hot oog houdt, dat de premier van groote prikkelbaarheid blijk gaf, waarin hij door den heer Kolkman werd gevolgd, dan zal het wel geen be toog behoeven, hoe het gekomen is, dat deze algomeene beschouwingen zich door bijzondere felheid hebben gekenmerkt, en er tooneelen zijn voorgevallen, die wijloch waarlijk niet hopen, dat zij1 zich in het parlement zullen herhalen, en die hun Culminatiepunt hebben gevonden in dc uiting van den heer Kolkman aan liet adres van den heer Roodhuijzen, dat deze het gemis van verantwoordelijkheidsgevoel heeft voor de beschuldigingen, die hij zijn tegenstanders toevoegt, maar hypergevoe lig is, wanneer men hem hetzelfde zegt, welke uiting bekioond werd met de toe voeging, dat hier ernstig reden is tol een behoorlijk medisch onderzoek. Dit is, voor zooverre wij weten, de eer ste maal, dat van dc ministerstafel, zij het dan ook in bedekte termen, aan een Kamerlid het verwijt is gedaan, dal hij niet wel bij het hoofd ïs. Wie zullen de laatsten zijn om te ontkennen, dat de heer Roodhuijzen hier geheel zonder schuld was. Hij had het fameuse „potje", waaruit de sociale verzekeringen zullen betaald worden, gekwalificeerd als „volksmislei ding" en daarop laten volgen: „Twee auguren plachten in het oude Rome te glimlachen, als zij elkaar tegenkwamen, maar ik stel mij voor, dat, wanneer .er varen parlementariërs als de heeren Heems kerk, Kolkman en Talma, over dat „potje" aan het praten raken, zij in een scha terlach uitbarsten helaas, ten koste van het Nedorlandsche volk." Dit was niet alleen te scherp, het was ook onparlementair; men heeft elkaar in de Tweede Kamer niet van misleiding \an wien ook te beschuldigen. Maar' de hoofdiout zit hem niet bij den beer Rood huizen, die, gemakkelijk spreker als hij is, ook daaiom spoediger dan een ander, kans heeft om te derailleeien, omdat hij een potje bij de Kamer breken kan; de Kamer ver geeft gaarne hem, die haar amuseert, en wat men den heer Roodhuyzon ook ten laste kan leggen, zeker niet dit, dat hij vervelend is. Neen, de hoofdfout zit hem, het doet ons leed dat wij dit moeten zeggen, want de per soon is ons zoo uiteist sympathiek, bij den voorzitter. De heer Van Bylandt, de hu mane man bij uitnemendheid, is zoo bang iemand onaangenaam te wezen, dat hij ver zuimt tot de orde te roepen, ook waar dit beslist noodzakelijk zou wezen. Ware de heer Roodhuyzen op lijd tot de orde geroe pen, dan had ook de heer Kolkman zich zijne hevigheid kunnen sparen. Maai' de \ooi zitter \emdt telkens in die fout. Zoo werd de heer Heemskerk, die door zijn vooitdurend interrumpeeren ook zeer veel bijgedragen heeft tot de verhitting van het de bat, nier tot de orde geroepen toen hij den heer Borgesius tot driemaal toeDit is on waar toeriep. En als hij per slot van re kening het woord insinuatie tegen dien zelf den afgevaardigde moest terugnemen, ging daartoe al wedeiom niet het initiatief van den voorzitter uit, maar was het ten ge volge van eene interrumptie van den be- lccdigde zelf. Wat zeker ook niet weinig tot verhitting van het debat heeft, bijgedragen is, dat de premier begon met de betuiging dat alle redevoeringen, die door de Rechterzijde wa ren gehouden, eren hoog stonden, maar die van zijne tegenstanders alle even laag. Het was tot nog toe niet de gewoonte dat men zich over en weer in de Staten-Generaal, uit liet over de waarde van elkanders rede voeringen. Men stelde zich tevreden met de weerlegging van eikaars argumenten. Maar dat is des heeren Hcemskerk's methode niet. Alle argumenten, die hem te mach tig zijn, laat hij eenvoudig liggen of maakt ei zich van af met eenonjuist, beslist on juist, volstrekt onjuist, absoluut, onjuit, dat alles vergezeld van een handgebaar, waarbij de rechterhand een halven cirkel van Links naar Rechts door liet ijle luchtruim be schrijft, waarmee verklaard schijnt te wor den, dat hetgeen de tegenstander daarvan ge zegd heeft, voor goed van het ondermaansche wordt weggevaagd. De heer Roodhuyzen, die zich nogal wat veroorlooft, had dan ook een de, dat ze voor sneltrein 43 moest en draaide haar daarom op een verkoerd spoor. Wij moesten hom uitvoerig vertel len, dat we met do 888 zouden rangeoren, voordat hij ons op de goede lijn bracht. Ieder wisselwachtor, dien wo voorbij kwa men, riep ons toe dat we verkeerd reden; en toen wo aan het station kwamen, wis ten de ambtenaren ecist ook [niet, wat ze met ons moesten beginnen. Kortom, er bestond een h'eele reeks misverstanden pn onaangenaamheden, welke enkel en alleen het gevolg waren van het onnoozcle feit, dat we een groote sneltreinlocomotief voor hot rangeeren gebruikten. Maar onze eer ste opdracht zou ons reeds in hot ver derf storten. Dit verderf werd veroorzaakt door don man met do roode pet, don sta tionschef. Hij zeido ons, dat wo met don tender naar voren, dus met de locomotief achteruit, moesten rijden on een spccialen waggon op het zijspoor van een chemische fabriek voor ons uit duwen. Do waggon 'was mot een ontplofbare stof geladen. Als ik thans nog een stationsbeambte met een roode pot zie, krimpt Ket hart me ineen, want zoo'n man Heeft aan. mijn vak, waar van ik hield, èen einde gemaakt. Ik heb daaiom ook nimmermeer met Kot ppoor gereisd, want ik wil die. (menseden niet meer zien. Dus wij gingen, mot onzen gevaarlijken waggon .voorop, langzaam do lijn op. Een Keel klein eindje had ik |do stoomkraan opengezet, maar toch kregen wo gauw een 'aanzienlijke snelheid, want zoo'n sneltrein- 'machimo hooft haar groote raderen ïiiet te' vergeefs. Toen we, niets vermoedend,verder te- den, en, ik moet Kot erkennen, ons op het linker-spoor bevonden, daar de zij tak aan dien kant 'afboog, zagen we plotseling in de verte een rookwolkje van een loco motief omhoog kringelen. Eerst dacht fk daar niets bijzonders bij. Hot was, dacht ik, oen trein, cue una tegemoet reed, het geen een machinist immers hotideidmaal op een dag kan gebeuren. Plotseling was het of er een bliksemstraal door mijn lichaam ging het drong tot me door dat wo op het verkeerde spoor waxen, op de lijn, waarop de trein mot groote snelheid ons tegemoet kwam. Toon de eer ste schrik voorbij was, kreeg jk mijn rust en mijn bezinning lorug. Ik Verbaas me er thans nog ovw, dat ik toen zoo kalm en koelbloedig was. Reeds zag ik den trein om den hoek komen. Ik gaf met de stoom-, fluit luide noodsignalen; hetzelfde deed mijn collega van den andoren trein, die dus het gevaar eveneens had' begrepen. Ik had dadelijk den noodrem in werking ge bracht, de handle op „terug" gezet en do stoomkraan geopend, zoodat onze lo comotief met Kaar waggon met ontplofbare stoffen dadelijk langzamer ging rijdeni. jM.aar dit was niet voldoende. Mijn stoker was, om zic-K te redden!, reeds van do locomotief gesprongen; hij kon ook niets betea's doen. Dadelijk daarop weerklonk een vreeselijk gekraak, jk zal Kot nooit vergeten wij waren, op elkaar ingeloopen,. Ik bemerkte mot ont zetting, dat de waggon met ontplofbare stoffen op mijn tender drong. Jfn.tussch.bn ging tengevolge van het terugzetten van den h'andla mijn locomotief reeds lang zaam achteruit, wat evenwel pas later tot mij doordrong. Ik dacht toen, dat het erg ste geleden was en was van plan op mijn locomotief te blijven, toen plotseling een nieuwe hevige knal weerklonk. Daar sch'oot mij do gedachte door het hoofd, dat de waggon was geladen met stoffen, die ontploffen zouden. Van dit oogenblik af kon ik aan niets adders den kon dan aan mijn' vrouw en mijn kindje. Nu kwam Kot er voor mij"1 slechts op aan me zelf te redden. De locomotief en den waggon beschouwde ik als reddeloos verloren. Ik meende nu maar alleen te moeten letten op het gunstige oogenblik van mijn redding. Ik zag mijn vrouw en mijn kindje voor me, zag, hoe ze me ang stig de armen toestaken en' toen ik weer tot bewustzijn kwam, lag ik naast de rails, met een afgereden heen. De. inen- schen van den trein, die op ons was geloopen, verpleegden mij. Naast ons stond de locomotief van dien trein, alsof cr niets gebeurd was. Van mijn eigen loco motief on den gevaarlijken waggon was echter niets te bespeuren. Zij schenen van do aarde te zijn verdwenen. Later eerst vernam ik, hoe dit mogelijk was. De wag gon was niet, zooals ik stellig meende, in de lucht gevlogen; er was geen ont ploffing geweest, de knal was op andere wijze ontstaan. Mijn. locomotief met haar handle op „achteruit" cn haar geopende 'stoomkraan was or mot versnelde boweging van doorgegaan, had ten! slotte eensnel- hoid van misschien wel 100 silometer per uur gekregen. Zij vloog over de lijn, terwijl de gevaarlijke waggon met zijn voorraderen in den tender stond cn met de achterra deren meereed. Toon men op ons station, CHIEDAMSCHE COURANT i l 5

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 9