d3*" laargang
Zondag 15 Januari 1911
mo. 13510
i
Tweede Blad.
Uitvoering „Gemengd JKoor".
Judas Maccabaus.
Zijn kind,
Deze courant verschijnt dagelijks, met uilzondering van Zon-en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen 11,1.25 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam cn Vlaardingen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zjjn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven),
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels H 0.92; iedfuo regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen,
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan, zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
Ia de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan hot Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Eedactie No. 123.
voor do Administratie No. 103.
Georg Friedrich Handel.
Binnen enkele dagen zal voor de eerste
maal hier ter stede een uitvoering plaats
hebben van een der groote oratoriums van
Handel. Een evenement in ons, Schiedam's
muziekleven 1 W,el is in 1890 door „Toon
kunst" „do Ceacilia Ode'1', een der klei
nere werken gegeven, doch tot de grootere
hoeft men het niet kunnen brengen. Deze
vereischen talrijk bezette, goed geoefen
de kooren, door orkest begeleid. En over
deze middelen kon men niet beschikken.
Te Rotterdam, waar herhaalde malen Han
dels werken ter uitvoering kwamen, konden
do Schiedamsche muziekliefhebbers zich
voor dit gemis schadeloos stellen. Thans
meent de zangvereeniging „G. K." wel aan
deze hooge eischen te kunnen voldoen en
in het vertrouwen op de geoefendheid van
dit koor onder zijn bekwamen dirigent, den
heer B. Diamant, zien wij deze uitvoering
met belangstelling tegemoet.
Met een en ander over hot leven en
werken van den grooten Meester mede te
deelen, meenen wij onze muziekliefhebbers,
die deze uitvoering willen bijwonen, geen
ondienst te doen.
Het jaar 1685, is in do muziekgeschie
denis even'onvergetelijk, als b.v. 1568,1572,
1648 en 1813, in onze vaderlandsclie his
torie. Immers, twee van de groote geniën,
die met Haydn, Mozart, Gluck en Beet
hoven het heldentijdperk der Toonkunst uit
maken, zijn in dat jaar geboren: Georg
Friedrieh Handel, den 23en Februari, te
Halle, en Joh. Seb. Bach, in Eisenach,
don 21en Maart. Behalve het geboortejaar,
hadden beiden het treurig lot gemeen op
lateren leeftijd blind te worden. Bach stierf
in 1750, zijn lotgenoot negon jaar later.
Zijn ouders hestemden hem voor de
rechtsgeleerdheid; zijn vader, die het van
eenvoudig dorpsbarbier tot lijfarts van den
keurvorst van Brandenburg gebracht had,
had alle muziek-instrumentcn uit zijn huis
gebannen toen hij bewerkte, dat de knaap
een buitengewonen aanleg voor de kunst
aan den dag legde. Toch wist deze het
vaderlijk verbod te verschalken, en oefen
de hij zich in het geheim op een klein
clavichord, meestal 's nachts in een af
gezonderd gelegen bovenkamer van hol
ouderlijke huis. Later en vooral door den
invloed van den TIertog von Wjeissenfels,
die de groote begaafdheid van den knaap
ontdekte, stemde de vader toe, dat zijn
zoon grondig onderricht in de muziek zou
krijgen. De organist Zachau, te Halle, zorg
de voor zijn eerste opleiding, en spoedig
Rumeenscho schets door ERNST
SCHRODER.
maakte hij zulke vorderingen, dat, waar
hij zich ook liet hooren, overal met zijn
orgel- en klavierspel groote opging maakte.
Toch liet hij zich als student (1702) aan
de universiteit, te Hallo inschrijven, een
daad van piéteit jegens zijn vader, die
inmiddels (1697), overleden was; doch
toen hom niet lang daarna, de betrekking
van organist, aan de Domkerk te Halle
word aangeboden, besloot hij zich geheel
aan do muziek te wijden.
In 1703 ging H. naar Hamburg, waar
'hij als violist in het orkest der opera een
plaats bekwam. Do ondernemer vim den
schouwburg had zich in schulden gesto
ken en moest vluchten, waardoor Handel
zijn plaats als dirigent kon innemen.
't Was daar, dat hij ook kennis maakte
met 'den zanger en componist Mattheson,
met wien hij een langdurige vriendschap
onderhield, welke echter eenmaal dreigde
te verkoelen door de volgende omsLaiulig-
heid
Handel had een ontzaglijk lichtgeraakt
karakter, en scheen zijn driften nooit te
kunnen beheerschen, en bij de opvoering
van Maithoson's opera „Cleopatra"' door
Handel gedirigeerd, wilde Mattheson in het
laatste bedrijf de directie over het orkest
aan het klavier overnemen.
Hierin zag Handel een boleediging en wil
de het klavier niet verlaten om zijn plaats
aan Mattheson af te staan. Deze, zeer ge
belgd, 'wachtte met ongeduld het einde dor
voorstolling af, en na afloop, ging hij met
zijn vriend duelleeren.
De heide vrienden, nu eensklaps bittere
vijanden geworden, vochten als echte sol
daten, en oen stoot van zijn tegenstander
zou hem waarschijnlijk het leven gekost
hebben, indien de degen niet op een me
talen knoop aan Handels rok afgestuit en
in stukken gesprongen ware. Verdere ge
volgen had de zaak niet, en door de be
middeling van een raadsheer uit Hamburg
had de verzoening plaats; sedert duurde
hun wederzijdsche vriondschap onbewolkt
voort.
Hoewel H. onderwijs in do muziek gaf
en een groot aantal leerlingen had, schreef
hij veel muziek, instrumentale, kerkelijke
on dramatische. In het jaar 1705 deed hij
to Hamburg niet succes zijn opera's op
voeren: Almirn, Nero en Königin von Cns-
tiiia. Naar Italië begaf hij zich in 1707
en in Florence componeerde hij de opora
Rodrigo, en in drie weken tijds „Agrippi-
na, die 27 maal achtereen werd opgevoerd.
Van grooten invloed op zijn ontwikkeling
was dit verblijf in Italië, het land van de
beroemde zangscholen, zangers en geleer
de toonkunstenaars.
Door den keurvorst van Hannover tot
zijn kapelmeester benoemd, werd hem de
leiding van do opera aldaar opgedragen
(1710)hij deed vervolgens een reis naar En
geland, alwaar hij met zijn opera „Rinal-
do" een schitterend succes behaalde.
Hij heet Basilic en is schoenlapper, niets
meer dan een arme schoenlapper. Don ge
beden dag zit hij op een driestal, op den
hoek van de straat. Voor hem staat een
tafeltje treurig pendant van den stoel
waarop alleilei .gereedschap ligt. Zijn
kleeding is niet alteen armoedig, maai ha
veloos; zijn gelaat is doorploegd met diepe
groeven. Gebukt zit hij over zijn werk en
ziet met verglaasde oogen op zijn arbeid
neer.
Wanneer 's morgens de waterdrager
voorbijgaat en hem een goeden morgen
wenscht, dan ontwaakt hij als 't ware uit
een droom en knikt den man dommelend
toe. Komt de eigenaar van het huis naar
buiten, die hem toestond daar te zitten
werken, dan buigt hij weemoedig het hoofd,
doch zegt niets.
Met deze groeten heeft hij voor beiden
zijn verplichtingen tegenover de buitenwe
reld volbracht. Daarna laat hij het hoofd
op ile borst zakken, om even later het
weer op' te heffen en aan den arbeid te
gaan.
Ilij is de bekendste persoonlijkheid. De
lieve straatjeugd ontwijkt hem en ziet hem
van verre met een zekere vrees aan. De
moeders maken hun kinderen bang voor
hem, door hen toe te voegen, mosch (va
der) zal je meenemen, en wanneer twee
Tot Engeland gevoelde hij zich bijzon
der aangetrokken en nadat bij eervol ontslag
uit den keurvorstelijken dienst bekomen had,
vestigde hij zich voor goed in Londen
(1712), waar hij hoog in aanzien kwam.
Handels roem vermeerderde met ieder
werk, dat hij schreef. Het ging hem als
een waar gelukskind; door den koning (do
vroegere keurvorst van Hannover) bijzon
der beschermd, had hij onder de Engel-
sche aristocratie veel bewonderaars en ge
noot hij de vleiendste eerbewijzen van den
Engelschen adel. Ten paleize van Graaf
Burlington genoot hij zelfs godurerde drie
jaar gastvrijheid, in welken tijd h\j veel
componeerde. In 1718 werd hij kapelmees
ter bij den Hertog van Chandos cn vestigde
hij zijn verblijf op diens kasteel „Can
nons"; ook daar schreef hij vele van zijn
later beroemd geworden werken.
Toch meende Handel zich aan een nieu
we onderneming te moeten wijden; hij nam
zijn ontslag bij zijn beschermer (1720) en
nam de Directie van een Italiaansche ope
ra in handen. In dat tijdperk van zijn
loven schijnt II het meest aan dramatische
muziek gewerkt te hebben. Behalve veel
andere muziek kwamen van 1720'28 zes
tien zjjnor opera's ten uitvoer, en brach
ten veel tot zijn roem bij. Negen jaar
had do meester aan het hoofd dezer ver-
eeniging gestaan, toen z(j een bron van
groote zorgen voor hem werd. Het opbrui
sende karakter van H. jaagde de kunste
naars van zijn troep en zelfs de administra
tie van den schouwburg tegen zich in het
harnas. Daaruit ontstonden de grootste on-
eonigheden, wat eindelijk de ontbinding der
Maatschappij ten gevolge had. Eenige aan
deelhouders van zijn theater van Hay-
market, riepen toen een nieuw lyrisch too-
neel in het leven en Plandel schoot niet
anders o\er, dan de onderneming voor eigen
rekening voort te zetten. Evenais in onzen
tijd, schijnt het bestaan van de opera ecu suk
kelpartij te zijn. Hij reisde voor zijn zaak
naar Italië, engageerde vele uitmuntende
artisten, onder anderen de beroemde Stra-
dolli, maar het mocht niet baten. De be
langstelling in de Italiaansche opera begon
to verminderen, en slechts met veel gelde
lijke opoffering en zorgen kon zijn opera
een kwijnend bestaan voortleven; zijn ope
ravoorstellingen werden in de Vasten ver
boden; tengevolge van dat besluit kreeg
hij een beroerte en gaf de leiding zijner
opera aan den tooneeldirectour Heidegger
over. Wellicht was grootendeels Handel zelf
oorzaak van het misloopen zijner onderne
ming; met zijn artisteu leefde hij voort
durend op voet van oorlog; als de zangers
zijn zin hij do repetities niet volgden, wierp
hij zijn grooten knülenpruik naar hun
hoofd, en eens toen de zangeres Cuzzoni
weigerde een Aria uit zijn opera „Otto"
te zingen, nam hij haar onder tie armer>,
droeg haar naar een venster en dreigde
haar op straat te werpen, indien zij bij
buren met elkaar in twist zjjn, en de een
zegt tegen den ander: „Het zal je gaan
als mosch Basilic," dan kan men er zeker
van zijn, dat hij hem niet iets goeds toe-
wenscht.
Ja, hij is arm, doodarm zelfs, maar er
was eens een tijd, dat hij overgelukkig was.
Eenigo jaren geleden was hij nog in 't
bezit van zijn Toke, zijn kleine, lieve Toke.
Niemand op de wereld 'droeg hij meer liefde
toe dan zijn Toko, al 'zijn goedheid droeg
hij op zijn kind over. Hij werkte, werkte
nacht en dag, niet voor zich, maar voor
zijn lieveling. En had hij een slechten dag
gehad, die niet genoog vooi' beiden had
opgeleverd, dan at Toke alleen, terwijl hij
dc kleine met een van vreugde stralend
gezicht gadesloeg.
Op een nevelachtigen, grauwen dag zag
Toke het levenslicht, en voorzeker was dit
een slecht voorteeken, dat het hom in de
wereld niet goed jou gaan. Zijn moeder
stierf vroeg, zoodat aan zijn opvoeding veel
ontbrak.
De straat was zijn wieg en zou, helaas,
ook zijn sterfbed zijn. Voor één zaak had
hij echter een hartstochtelijke liefde, cn
dat was voor boeken. Overgelukkig was
hij wanneer een van zijn speelmakkers hem
een boek te leen gaf. Met een verheugd
gelaat tuurde hij dan op die zwarte let
termassaHoe gaarne wilde hij weten
wat ze verteldenmaar de arme jongen
kon niet lezen. -
Hij was negen jaar en moest toen reeds
aan den arbeid, en wanneer hij dan, als
hij de schoenen wegbracht, een fooitje
kreeg, dan was hij de 'wereld te rijk. Niet
haar weigering volhardde. De arme vrouw
begon vreeselijk te gillen en beloofde al
les te zingen wat hij verkoos.
Do tegenspoed en het verdriet, welke
Hiindel sedert acht jaren geleden had en
meer nog misschien, zijn overspannen werk
zaamheid, hadden zijn gezondheid geknakt.
Hij ging te Aken herstelling zijner krachten
zoeken en genezing van een verlamming aan
zijn rechterarm (1737). Na verloop van zes
weken was hij heisteld, en Londen zag den
kunstenaar met nieuwe kracht naar geest en
lichaam terugkeeren, beieid den strijd om
dun bijval van het publiek te hervatten.
Doch te lergeefschZijn opera's vielen niet
meer in den smaak en de componist moest
wel tot de overtuiging komen, dat hij niet
moer op suecès in dramatische composition
behoefde te rekenen. Toon eenige vrienden
te zijnen voordccle een verzameling zijner
werken wilden uitgeven, maakte het getal
intceken-aren nauwelijks do kosten der uit
gave goed. De graaf Van Middlesex alleerr
scheen zich te herinneren, dat er een be
roemde componist, Iliindc! geheeten, had be
staan hij verzocht hem twee opera's te com-
poneeren, „Pharamond", en „Ncres", waar
in o. a. het -beroemde „Largo" voorkomt,
die hij met duizend pond sterling betaalde.
Met „Serse" en „Ismeno" (17381739),
besloot H. zijn dramatitsche loopbaan. Het
Laat zich begrijpen, dat Handel zich door de
onverschilligheid der Engelschen voor zijn
laatste tooneelwerken gekwetst gevoelde;
doch deze tegenslag bracht den componist
op den weg waarin voor zijn genie een
duurzamen roem was weggegelegd. Hij wijd
de zich nu uitsluitend aan bet groote Orato
rium, een genre, dat hem de gelegenheid
bood om zijn talent in den gefigureerden
stijl te doen uitkomen.
Een" door Handel ingevoerde nieuwigheid,
was het orgelconcert in zijn oratoriums. Zijn
prachtig talent van uitvoering was hem een
krachtige steun tot het welslagen zijner com
position. Als organist had hij in dien tijd
geen anderen mededinger in Europa als
Bnch.
Do opgetogenheid der Londensclie bevol
king over den Duitschen componist, dien zij
verwaarloosd had, werd grootor dan ooit en
openbaarde zich in fabelachtige opbrengsten,
Volgens matige berekening bracht liet
oratorium „Saul", dat 28 Maart 1738 werd
uitgevoerd, hem 800 pond sterling opvan
zijn i teniggekeerden voorspoed maakte ldj
een eerlijk gebruik, om de Italiaansche mu
sici te betalen, die bij de sluiting van zijn
schouwburg zijn schuldeischcrs gebleven
waren.
Op „Saul" volgden in 1739 „Ceacilia
Ode", vele compositien voor instrumentale
muziek en de „Allegro ed el poneeroso'
Als zijn grootst© meesterstuk staat „Mes
sias" bekend ,in 1741 verschenen; de com
ponist besteedde slechts vier-cn-twintig du-
gen aan het schrijven van die prachtige par
tituur, die onmiddellijk een onbeschrijflijk
omdat hij dan in de gelegenheid was te
snoepen, neen, daar dacht hij niet aan.
Stil, als zijn vader het niet zag, nam hij
een oude kous weg, die als beurs dienst
deed, en liet daar do gekregen penningen
inglijden.
Keek de oude Basilie dan 's avonds het
geld na, dan begreep hij nooit, hoe het
kwam dat er meer was,^ dan er in moest
zijn. De kleine sloeg hem dan van ter zijde
gade en wreef zich genoegelijk de handen.
Op een goeden dag echter, toen Toke
weer eenige geldstukjes in dc kous wilde
stoppen, keek de oude plotseling om en
zag dat zijn zoon de kous in de hand
hield. Als versteend bleef hij staan, niet
alleen dat het ongeluk hem trof, maar zou
zijn zoonoen dief zijn I
Met opgeheven arm en met oen door
dringenden blik vloog de oude op Toke
toe. Ilij moest de waarheid zeggen.
Verschrikt en bevende vertelde Toke wal
hij gedaan had.
Beschaamd liet Basilie den arm zak
ken, zijn oogen vulden zich met tranon
en in ontroering drukte hij zijn kind aan
de borst.
Mosch Basilie had, zooals ieder mensch,
een kwaal, hij was namelijk een hartstoch
telijk rooker.
Hij werkte daags eenige uren langer om
dan dat verdiende gold te gebruiken voor
een pakje tabak. „Zoo'n pakje tabak, dat
was nog eens een genot."
Toke zat over hem en hoorde de fluis
terend gesproken woorden van zijn vader.
Van af dit oogenblik stopte hij het ge
kregen geld niet meer ,in de kous, maai
en welverdiend succes had. Het Oratorium
„De Messias", is le Londen zoo populair ge
bleven, dat er bij elk muziekfeest ten allen
tijden met enorm groote kooren, uitvoeringen
van plaats hebben. Na de „Messias", gaf
Hundel, om slechts enkelen te noemen,
Simson, Semelo, Hercules, „Judas Macca
baus", Jozua, Salomo, Belzazar, een groot
Te Deum en verschillende concerten voor
orgel en voor hobo, een van zijn lievelings-
instrumenten. Wanneer men bedenkt, dat
II. al die schitterende voortbrengselen van
zijn genie in zijn ouderdom geschreven
hoeft, moet men in hem een van de mach
tigste muzikale geesten erkennen, welke de
wereld ooit heeft voortgebracht.
In 1750 openbaarde zich de eerste begin
selen van blindheid, welke zoo toenam, dat
hij reeds 't volgende jaar volslagen blind
was; tevergcefsch onderwierp hij zich aan
het lichten van liet cataract.
Nadat hij aan zijn leerling Smith de zorg
voor de uitvoering zijner oratoriums had
opgedragen, wachtte hij kalm den dood af,
dien liij, bij dc toenemende vermindering
zijner krachten, voelde naderen. Ilij stierf
19 April 1759, zooals hij vurig ge-
wenscht had op Goeden Vrijdag. Hij
werd met groote pracht in de abdij van West-
minster begraven, waar zijn stoffelijk over
schot rust bij dat der Engelsche koningen,
op de plaats waar Shakespeare, Garrick en
nl dc groote mannen, die Engeland heeft
liefgehad, hun graf hebben gevonden.
Handel had, wat zijn geldelijke aangele
genheden betreft, een zeer onbaatzuchtig ka
rakter. De opbrengst van alle uitvoeringen
van den „Messias" bestemde hij tot leniging
an den nood zijner medemenschen, ook tot
ondersteuning van hulpbehoevende toonkun
stenaars. Zelfs in zijn testament bedacht hij
zijn nooddruftige vakgenooten. Even bemin
nelijk was hij in de weldadigheid, welke hij
in stilte betrachtte. Dat hij zijn oude moeder
bijstond spreekt wel van zelf, maar dat hij
ook de le Hallo wonende weduwe van zijn
vioegeren meester, Zachan, levenslang onder
steunde, toont zijn nobel en dankbaar hart.
Een andere schoone zijde van zijn karakter
komt uit in de gelatenheid, waarmede de
anders zoo licht geraakte man zijn blindheid
eb neg. liet Engelsche volk zag met eerbied
tot den blinden grijsaard op0 wanneer hij
door een knaap geleid, de trappen beklom,
die naar het orgel geleidden, waarop hij
voortdurend zijn groote virtuositeit deed be
wonderen.
„Handel was lang van gestalte; zijn ge-
„laat was edel en schoon, met een uitdruk-
„king van kalmte en zachtaardgheid, die zón-
vierling met zijn hevig karakter in strijd
„was", zoo meldt Felix Clement in zijn
werk „Beroemdp Toonkunstenaren".
„Behalve zijn onstuimig opvliegend ka
rakter had hij, zoo zeggen booze tongen,
„een neiging tot een te ruim gebruik ma-
„ken van sterke dranken. Overigens was
„zijn leven van onberispelijken wandel; hij
bewaarde hot zelf. Langzaam, zeer lang
zaam, groeide zijn schat aan, totdat deze
eindelijk één frank bedroeg. Eén frank I Dat
was een geheel vermogen voor den ar
men jongen. Hjj zou zijn plan gauw uit
voeren, hij moest het geld eens verliezen,
zoo dacht hij. Toen hij weer iets moest
bezorgen, ging hij langs de drukke winkels,
als scheen hij iets to zoeken. Bij een *peel-
goodwinkcl bleef hij staan, wat was daar
al niet te zien? Ballen, kegels, tollen, sol-
?daten van blik.
Soldaten van blik, zooals do zoon van
den slager ze ook had.
Onwillekeurig kwamen op het zien van
die zaken hem de tranon in de oogen
Plotseling dacht hij weer aan zijn plan en
beschaamd ging hij weg. Op den hoek van
gindsche straat was een tabakswinkel, bloe
dig stapte hij binnen en kocht daar twee
pakjes tabak; daarna vloog hij naar huis.
Hij vreesde, dat men den schat, dien hij
bij zich droeg, zou stolen.
Thuis gekomen deed hij de pakjes in
een blikken, doos en verborg die achter
hot huis onder den grond.
„Nog eenige dagen, tot op zijn verjaar
dag," mommelde hij. Daarna vloog hij naar
zijn vader op den hoek der straat.
Het was al tamelijk donker, toen de oude
Basilie met zijn zoontje naar huis ging.
Het was zeer druk op do straat, en een
menigte rjjtuigen vlogen hem voorbij. Zij
liepen naast elkaar, ieder met zijn eigene
gedachten. Do oude borokende wat hij ver
diend had, terwjj! Toke aan de verrassing
dacht op zijn vader's verjaardag. Wat voor
een gezicht zou de oude dan wel zetten
als hij die twee pakjes tabak in zijn jas
zou vinden. Want Toke zou ze stil in zijn
vaders zak stekenNog altijd was dc
oude in gedachten verdiept, toen hij een
schrillen kreet vernam. Ilij zag nu hoe
eenige mensehen zich om een rijtuig ver
drongen. Hij zag zijn jongen niet naast
zich en door een doodelijken angst gedre
ven drong hij zich door de menschon-
massa heen.
„Wat is er gebeurd?" vroeg hij, doch
een blik op het rijtuig zei hem alles. Hij
wilde zijn oogen niet gelooven en over hot
gekwetste lichaam van zijn kind gebukt,
fluisterde hij met verstikte stem:
„Toke, Tokei Nog één woord, nog één,
lieve Toke!"
„Achter... achter het huis... zoek...
zoek.. begraven." En rochelend viel de
kleine achterover.
Als een krankzinnige wierp de vader
zich op het lijk van zijn kind.
„Hij wordt waanzinnig... hij sterft!" rie
pen een menigte stemmen.
Mosch Basilie is echter niet krankzinnig
geworden, noch gestorven. Hot noodlot heeft
besloten hem nog langer to martelen. Toch
heeft hij eenige eigenaardige gewoonten be
houden. Nu en dan, als hij aan don ar
beid is, haalt hij twee pakjes voor den
dag, beziet zo van alle zijden en drnkt ze
dan aan zijn lippen. Als hij paarden ziet,
balt 'hij de vuisten en mompelt eenige on
verstaanbare woorden. Kinderen laat hij
niet in zijn nabijheid komen, cn gebeurt
dit, dan warden.zijn lippen vaal 1 Wk
en zoo sleept hij zijn treurif bestaan voort.
SOHIEDAMSCHE COURANT
BmaraagB-a&arafc aaKaBsmgKacMMntaBf
Js