d3*" laargang Zondag 15 Januari 1911 mo. 13510 i Tweede Blad. Uitvoering „Gemengd JKoor". Judas Maccabaus. Zijn kind, Deze courant verschijnt dagelijks, met uilzondering van Zon-en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen 11,1.25 franco per post fl. 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam cn Vlaardingen 10 cent Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het Bureau bezorgd zjjn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven), Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels H 0.92; iedfuo regel meer 15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen, Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan, zijn gratis aan het Bureau te bekomen. Ia de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan hot Bureau te voldoen. Interc. Telefoon voor de Eedactie No. 123. voor do Administratie No. 103. Georg Friedrich Handel. Binnen enkele dagen zal voor de eerste maal hier ter stede een uitvoering plaats hebben van een der groote oratoriums van Handel. Een evenement in ons, Schiedam's muziekleven 1 W,el is in 1890 door „Toon kunst" „do Ceacilia Ode'1', een der klei nere werken gegeven, doch tot de grootere hoeft men het niet kunnen brengen. Deze vereischen talrijk bezette, goed geoefen de kooren, door orkest begeleid. En over deze middelen kon men niet beschikken. Te Rotterdam, waar herhaalde malen Han dels werken ter uitvoering kwamen, konden do Schiedamsche muziekliefhebbers zich voor dit gemis schadeloos stellen. Thans meent de zangvereeniging „G. K." wel aan deze hooge eischen te kunnen voldoen en in het vertrouwen op de geoefendheid van dit koor onder zijn bekwamen dirigent, den heer B. Diamant, zien wij deze uitvoering met belangstelling tegemoet. Met een en ander over hot leven en werken van den grooten Meester mede te deelen, meenen wij onze muziekliefhebbers, die deze uitvoering willen bijwonen, geen ondienst te doen. Het jaar 1685, is in do muziekgeschie denis even'onvergetelijk, als b.v. 1568,1572, 1648 en 1813, in onze vaderlandsclie his torie. Immers, twee van de groote geniën, die met Haydn, Mozart, Gluck en Beet hoven het heldentijdperk der Toonkunst uit maken, zijn in dat jaar geboren: Georg Friedrieh Handel, den 23en Februari, te Halle, en Joh. Seb. Bach, in Eisenach, don 21en Maart. Behalve het geboortejaar, hadden beiden het treurig lot gemeen op lateren leeftijd blind te worden. Bach stierf in 1750, zijn lotgenoot negon jaar later. Zijn ouders hestemden hem voor de rechtsgeleerdheid; zijn vader, die het van eenvoudig dorpsbarbier tot lijfarts van den keurvorst van Brandenburg gebracht had, had alle muziek-instrumentcn uit zijn huis gebannen toen hij bewerkte, dat de knaap een buitengewonen aanleg voor de kunst aan den dag legde. Toch wist deze het vaderlijk verbod te verschalken, en oefen de hij zich in het geheim op een klein clavichord, meestal 's nachts in een af gezonderd gelegen bovenkamer van hol ouderlijke huis. Later en vooral door den invloed van den TIertog von Wjeissenfels, die de groote begaafdheid van den knaap ontdekte, stemde de vader toe, dat zijn zoon grondig onderricht in de muziek zou krijgen. De organist Zachau, te Halle, zorg de voor zijn eerste opleiding, en spoedig Rumeenscho schets door ERNST SCHRODER. maakte hij zulke vorderingen, dat, waar hij zich ook liet hooren, overal met zijn orgel- en klavierspel groote opging maakte. Toch liet hij zich als student (1702) aan de universiteit, te Hallo inschrijven, een daad van piéteit jegens zijn vader, die inmiddels (1697), overleden was; doch toen hom niet lang daarna, de betrekking van organist, aan de Domkerk te Halle word aangeboden, besloot hij zich geheel aan do muziek te wijden. In 1703 ging H. naar Hamburg, waar 'hij als violist in het orkest der opera een plaats bekwam. Do ondernemer vim den schouwburg had zich in schulden gesto ken en moest vluchten, waardoor Handel zijn plaats als dirigent kon innemen. 't Was daar, dat hij ook kennis maakte met 'den zanger en componist Mattheson, met wien hij een langdurige vriendschap onderhield, welke echter eenmaal dreigde te verkoelen door de volgende omsLaiulig- heid Handel had een ontzaglijk lichtgeraakt karakter, en scheen zijn driften nooit te kunnen beheerschen, en bij de opvoering van Maithoson's opera „Cleopatra"' door Handel gedirigeerd, wilde Mattheson in het laatste bedrijf de directie over het orkest aan het klavier overnemen. Hierin zag Handel een boleediging en wil de het klavier niet verlaten om zijn plaats aan Mattheson af te staan. Deze, zeer ge belgd, 'wachtte met ongeduld het einde dor voorstolling af, en na afloop, ging hij met zijn vriend duelleeren. De heide vrienden, nu eensklaps bittere vijanden geworden, vochten als echte sol daten, en oen stoot van zijn tegenstander zou hem waarschijnlijk het leven gekost hebben, indien de degen niet op een me talen knoop aan Handels rok afgestuit en in stukken gesprongen ware. Verdere ge volgen had de zaak niet, en door de be middeling van een raadsheer uit Hamburg had de verzoening plaats; sedert duurde hun wederzijdsche vriondschap onbewolkt voort. Hoewel H. onderwijs in do muziek gaf en een groot aantal leerlingen had, schreef hij veel muziek, instrumentale, kerkelijke on dramatische. In het jaar 1705 deed hij to Hamburg niet succes zijn opera's op voeren: Almirn, Nero en Königin von Cns- tiiia. Naar Italië begaf hij zich in 1707 en in Florence componeerde hij de opora Rodrigo, en in drie weken tijds „Agrippi- na, die 27 maal achtereen werd opgevoerd. Van grooten invloed op zijn ontwikkeling was dit verblijf in Italië, het land van de beroemde zangscholen, zangers en geleer de toonkunstenaars. Door den keurvorst van Hannover tot zijn kapelmeester benoemd, werd hem de leiding van do opera aldaar opgedragen (1710)hij deed vervolgens een reis naar En geland, alwaar hij met zijn opera „Rinal- do" een schitterend succes behaalde. Hij heet Basilic en is schoenlapper, niets meer dan een arme schoenlapper. Don ge beden dag zit hij op een driestal, op den hoek van de straat. Voor hem staat een tafeltje treurig pendant van den stoel waarop alleilei .gereedschap ligt. Zijn kleeding is niet alteen armoedig, maai ha veloos; zijn gelaat is doorploegd met diepe groeven. Gebukt zit hij over zijn werk en ziet met verglaasde oogen op zijn arbeid neer. Wanneer 's morgens de waterdrager voorbijgaat en hem een goeden morgen wenscht, dan ontwaakt hij als 't ware uit een droom en knikt den man dommelend toe. Komt de eigenaar van het huis naar buiten, die hem toestond daar te zitten werken, dan buigt hij weemoedig het hoofd, doch zegt niets. Met deze groeten heeft hij voor beiden zijn verplichtingen tegenover de buitenwe reld volbracht. Daarna laat hij het hoofd op ile borst zakken, om even later het weer op' te heffen en aan den arbeid te gaan. Ilij is de bekendste persoonlijkheid. De lieve straatjeugd ontwijkt hem en ziet hem van verre met een zekere vrees aan. De moeders maken hun kinderen bang voor hem, door hen toe te voegen, mosch (va der) zal je meenemen, en wanneer twee Tot Engeland gevoelde hij zich bijzon der aangetrokken en nadat bij eervol ontslag uit den keurvorstelijken dienst bekomen had, vestigde hij zich voor goed in Londen (1712), waar hij hoog in aanzien kwam. Handels roem vermeerderde met ieder werk, dat hij schreef. Het ging hem als een waar gelukskind; door den koning (do vroegere keurvorst van Hannover) bijzon der beschermd, had hij onder de Engel- sche aristocratie veel bewonderaars en ge noot hij de vleiendste eerbewijzen van den Engelschen adel. Ten paleize van Graaf Burlington genoot hij zelfs godurerde drie jaar gastvrijheid, in welken tijd h\j veel componeerde. In 1718 werd hij kapelmees ter bij den Hertog van Chandos cn vestigde hij zijn verblijf op diens kasteel „Can nons"; ook daar schreef hij vele van zijn later beroemd geworden werken. Toch meende Handel zich aan een nieu we onderneming te moeten wijden; hij nam zijn ontslag bij zijn beschermer (1720) en nam de Directie van een Italiaansche ope ra in handen. In dat tijdperk van zijn loven schijnt II het meest aan dramatische muziek gewerkt te hebben. Behalve veel andere muziek kwamen van 1720'28 zes tien zjjnor opera's ten uitvoer, en brach ten veel tot zijn roem bij. Negen jaar had do meester aan het hoofd dezer ver- eeniging gestaan, toen z(j een bron van groote zorgen voor hem werd. Het opbrui sende karakter van H. jaagde de kunste naars van zijn troep en zelfs de administra tie van den schouwburg tegen zich in het harnas. Daaruit ontstonden de grootste on- eonigheden, wat eindelijk de ontbinding der Maatschappij ten gevolge had. Eenige aan deelhouders van zijn theater van Hay- market, riepen toen een nieuw lyrisch too- neel in het leven en Plandel schoot niet anders o\er, dan de onderneming voor eigen rekening voort te zetten. Evenais in onzen tijd, schijnt het bestaan van de opera ecu suk kelpartij te zijn. Hij reisde voor zijn zaak naar Italië, engageerde vele uitmuntende artisten, onder anderen de beroemde Stra- dolli, maar het mocht niet baten. De be langstelling in de Italiaansche opera begon to verminderen, en slechts met veel gelde lijke opoffering en zorgen kon zijn opera een kwijnend bestaan voortleven; zijn ope ravoorstellingen werden in de Vasten ver boden; tengevolge van dat besluit kreeg hij een beroerte en gaf de leiding zijner opera aan den tooneeldirectour Heidegger over. Wellicht was grootendeels Handel zelf oorzaak van het misloopen zijner onderne ming; met zijn artisteu leefde hij voort durend op voet van oorlog; als de zangers zijn zin hij do repetities niet volgden, wierp hij zijn grooten knülenpruik naar hun hoofd, en eens toen de zangeres Cuzzoni weigerde een Aria uit zijn opera „Otto" te zingen, nam hij haar onder tie armer>, droeg haar naar een venster en dreigde haar op straat te werpen, indien zij bij buren met elkaar in twist zjjn, en de een zegt tegen den ander: „Het zal je gaan als mosch Basilic," dan kan men er zeker van zijn, dat hij hem niet iets goeds toe- wenscht. Ja, hij is arm, doodarm zelfs, maar er was eens een tijd, dat hij overgelukkig was. Eenigo jaren geleden was hij nog in 't bezit van zijn Toke, zijn kleine, lieve Toke. Niemand op de wereld 'droeg hij meer liefde toe dan zijn Toko, al 'zijn goedheid droeg hij op zijn kind over. Hij werkte, werkte nacht en dag, niet voor zich, maar voor zijn lieveling. En had hij een slechten dag gehad, die niet genoog vooi' beiden had opgeleverd, dan at Toke alleen, terwijl hij dc kleine met een van vreugde stralend gezicht gadesloeg. Op een nevelachtigen, grauwen dag zag Toke het levenslicht, en voorzeker was dit een slecht voorteeken, dat het hom in de wereld niet goed jou gaan. Zijn moeder stierf vroeg, zoodat aan zijn opvoeding veel ontbrak. De straat was zijn wieg en zou, helaas, ook zijn sterfbed zijn. Voor één zaak had hij echter een hartstochtelijke liefde, cn dat was voor boeken. Overgelukkig was hij wanneer een van zijn speelmakkers hem een boek te leen gaf. Met een verheugd gelaat tuurde hij dan op die zwarte let termassaHoe gaarne wilde hij weten wat ze verteldenmaar de arme jongen kon niet lezen. - Hij was negen jaar en moest toen reeds aan den arbeid, en wanneer hij dan, als hij de schoenen wegbracht, een fooitje kreeg, dan was hij de 'wereld te rijk. Niet haar weigering volhardde. De arme vrouw begon vreeselijk te gillen en beloofde al les te zingen wat hij verkoos. Do tegenspoed en het verdriet, welke Hiindel sedert acht jaren geleden had en meer nog misschien, zijn overspannen werk zaamheid, hadden zijn gezondheid geknakt. Hij ging te Aken herstelling zijner krachten zoeken en genezing van een verlamming aan zijn rechterarm (1737). Na verloop van zes weken was hij heisteld, en Londen zag den kunstenaar met nieuwe kracht naar geest en lichaam terugkeeren, beieid den strijd om dun bijval van het publiek te hervatten. Doch te lergeefschZijn opera's vielen niet meer in den smaak en de componist moest wel tot de overtuiging komen, dat hij niet moer op suecès in dramatische composition behoefde te rekenen. Toon eenige vrienden te zijnen voordccle een verzameling zijner werken wilden uitgeven, maakte het getal intceken-aren nauwelijks do kosten der uit gave goed. De graaf Van Middlesex alleerr scheen zich te herinneren, dat er een be roemde componist, Iliindc! geheeten, had be staan hij verzocht hem twee opera's te com- poneeren, „Pharamond", en „Ncres", waar in o. a. het -beroemde „Largo" voorkomt, die hij met duizend pond sterling betaalde. Met „Serse" en „Ismeno" (17381739), besloot H. zijn dramatitsche loopbaan. Het Laat zich begrijpen, dat Handel zich door de onverschilligheid der Engelschen voor zijn laatste tooneelwerken gekwetst gevoelde; doch deze tegenslag bracht den componist op den weg waarin voor zijn genie een duurzamen roem was weggegelegd. Hij wijd de zich nu uitsluitend aan bet groote Orato rium, een genre, dat hem de gelegenheid bood om zijn talent in den gefigureerden stijl te doen uitkomen. Een" door Handel ingevoerde nieuwigheid, was het orgelconcert in zijn oratoriums. Zijn prachtig talent van uitvoering was hem een krachtige steun tot het welslagen zijner com position. Als organist had hij in dien tijd geen anderen mededinger in Europa als Bnch. Do opgetogenheid der Londensclie bevol king over den Duitschen componist, dien zij verwaarloosd had, werd grootor dan ooit en openbaarde zich in fabelachtige opbrengsten, Volgens matige berekening bracht liet oratorium „Saul", dat 28 Maart 1738 werd uitgevoerd, hem 800 pond sterling opvan zijn i teniggekeerden voorspoed maakte ldj een eerlijk gebruik, om de Italiaansche mu sici te betalen, die bij de sluiting van zijn schouwburg zijn schuldeischcrs gebleven waren. Op „Saul" volgden in 1739 „Ceacilia Ode", vele compositien voor instrumentale muziek en de „Allegro ed el poneeroso' Als zijn grootst© meesterstuk staat „Mes sias" bekend ,in 1741 verschenen; de com ponist besteedde slechts vier-cn-twintig du- gen aan het schrijven van die prachtige par tituur, die onmiddellijk een onbeschrijflijk omdat hij dan in de gelegenheid was te snoepen, neen, daar dacht hij niet aan. Stil, als zijn vader het niet zag, nam hij een oude kous weg, die als beurs dienst deed, en liet daar do gekregen penningen inglijden. Keek de oude Basilie dan 's avonds het geld na, dan begreep hij nooit, hoe het kwam dat er meer was,^ dan er in moest zijn. De kleine sloeg hem dan van ter zijde gade en wreef zich genoegelijk de handen. Op een goeden dag echter, toen Toke weer eenige geldstukjes in dc kous wilde stoppen, keek de oude plotseling om en zag dat zijn zoon de kous in de hand hield. Als versteend bleef hij staan, niet alleen dat het ongeluk hem trof, maar zou zijn zoonoen dief zijn I Met opgeheven arm en met oen door dringenden blik vloog de oude op Toke toe. Ilij moest de waarheid zeggen. Verschrikt en bevende vertelde Toke wal hij gedaan had. Beschaamd liet Basilie den arm zak ken, zijn oogen vulden zich met tranon en in ontroering drukte hij zijn kind aan de borst. Mosch Basilie had, zooals ieder mensch, een kwaal, hij was namelijk een hartstoch telijk rooker. Hij werkte daags eenige uren langer om dan dat verdiende gold te gebruiken voor een pakje tabak. „Zoo'n pakje tabak, dat was nog eens een genot." Toke zat over hem en hoorde de fluis terend gesproken woorden van zijn vader. Van af dit oogenblik stopte hij het ge kregen geld niet meer ,in de kous, maai en welverdiend succes had. Het Oratorium „De Messias", is le Londen zoo populair ge bleven, dat er bij elk muziekfeest ten allen tijden met enorm groote kooren, uitvoeringen van plaats hebben. Na de „Messias", gaf Hundel, om slechts enkelen te noemen, Simson, Semelo, Hercules, „Judas Macca baus", Jozua, Salomo, Belzazar, een groot Te Deum en verschillende concerten voor orgel en voor hobo, een van zijn lievelings- instrumenten. Wanneer men bedenkt, dat II. al die schitterende voortbrengselen van zijn genie in zijn ouderdom geschreven hoeft, moet men in hem een van de mach tigste muzikale geesten erkennen, welke de wereld ooit heeft voortgebracht. In 1750 openbaarde zich de eerste begin selen van blindheid, welke zoo toenam, dat hij reeds 't volgende jaar volslagen blind was; tevergcefsch onderwierp hij zich aan het lichten van liet cataract. Nadat hij aan zijn leerling Smith de zorg voor de uitvoering zijner oratoriums had opgedragen, wachtte hij kalm den dood af, dien liij, bij dc toenemende vermindering zijner krachten, voelde naderen. Ilij stierf 19 April 1759, zooals hij vurig ge- wenscht had op Goeden Vrijdag. Hij werd met groote pracht in de abdij van West- minster begraven, waar zijn stoffelijk over schot rust bij dat der Engelsche koningen, op de plaats waar Shakespeare, Garrick en nl dc groote mannen, die Engeland heeft liefgehad, hun graf hebben gevonden. Handel had, wat zijn geldelijke aangele genheden betreft, een zeer onbaatzuchtig ka rakter. De opbrengst van alle uitvoeringen van den „Messias" bestemde hij tot leniging an den nood zijner medemenschen, ook tot ondersteuning van hulpbehoevende toonkun stenaars. Zelfs in zijn testament bedacht hij zijn nooddruftige vakgenooten. Even bemin nelijk was hij in de weldadigheid, welke hij in stilte betrachtte. Dat hij zijn oude moeder bijstond spreekt wel van zelf, maar dat hij ook de le Hallo wonende weduwe van zijn vioegeren meester, Zachan, levenslang onder steunde, toont zijn nobel en dankbaar hart. Een andere schoone zijde van zijn karakter komt uit in de gelatenheid, waarmede de anders zoo licht geraakte man zijn blindheid eb neg. liet Engelsche volk zag met eerbied tot den blinden grijsaard op0 wanneer hij door een knaap geleid, de trappen beklom, die naar het orgel geleidden, waarop hij voortdurend zijn groote virtuositeit deed be wonderen. „Handel was lang van gestalte; zijn ge- „laat was edel en schoon, met een uitdruk- „king van kalmte en zachtaardgheid, die zón- vierling met zijn hevig karakter in strijd „was", zoo meldt Felix Clement in zijn werk „Beroemdp Toonkunstenaren". „Behalve zijn onstuimig opvliegend ka rakter had hij, zoo zeggen booze tongen, „een neiging tot een te ruim gebruik ma- „ken van sterke dranken. Overigens was „zijn leven van onberispelijken wandel; hij bewaarde hot zelf. Langzaam, zeer lang zaam, groeide zijn schat aan, totdat deze eindelijk één frank bedroeg. Eén frank I Dat was een geheel vermogen voor den ar men jongen. Hjj zou zijn plan gauw uit voeren, hij moest het geld eens verliezen, zoo dacht hij. Toen hij weer iets moest bezorgen, ging hij langs de drukke winkels, als scheen hij iets to zoeken. Bij een *peel- goodwinkcl bleef hij staan, wat was daar al niet te zien? Ballen, kegels, tollen, sol- ?daten van blik. Soldaten van blik, zooals do zoon van den slager ze ook had. Onwillekeurig kwamen op het zien van die zaken hem de tranon in de oogen Plotseling dacht hij weer aan zijn plan en beschaamd ging hij weg. Op den hoek van gindsche straat was een tabakswinkel, bloe dig stapte hij binnen en kocht daar twee pakjes tabak; daarna vloog hij naar huis. Hij vreesde, dat men den schat, dien hij bij zich droeg, zou stolen. Thuis gekomen deed hij de pakjes in een blikken, doos en verborg die achter hot huis onder den grond. „Nog eenige dagen, tot op zijn verjaar dag," mommelde hij. Daarna vloog hij naar zijn vader op den hoek der straat. Het was al tamelijk donker, toen de oude Basilie met zijn zoontje naar huis ging. Het was zeer druk op do straat, en een menigte rjjtuigen vlogen hem voorbij. Zij liepen naast elkaar, ieder met zijn eigene gedachten. Do oude borokende wat hij ver diend had, terwjj! Toke aan de verrassing dacht op zijn vader's verjaardag. Wat voor een gezicht zou de oude dan wel zetten als hij die twee pakjes tabak in zijn jas zou vinden. Want Toke zou ze stil in zijn vaders zak stekenNog altijd was dc oude in gedachten verdiept, toen hij een schrillen kreet vernam. Ilij zag nu hoe eenige mensehen zich om een rijtuig ver drongen. Hij zag zijn jongen niet naast zich en door een doodelijken angst gedre ven drong hij zich door de menschon- massa heen. „Wat is er gebeurd?" vroeg hij, doch een blik op het rijtuig zei hem alles. Hij wilde zijn oogen niet gelooven en over hot gekwetste lichaam van zijn kind gebukt, fluisterde hij met verstikte stem: „Toke, Tokei Nog één woord, nog één, lieve Toke!" „Achter... achter het huis... zoek... zoek.. begraven." En rochelend viel de kleine achterover. Als een krankzinnige wierp de vader zich op het lijk van zijn kind. „Hij wordt waanzinnig... hij sterft!" rie pen een menigte stemmen. Mosch Basilie is echter niet krankzinnig geworden, noch gestorven. Hot noodlot heeft besloten hem nog langer to martelen. Toch heeft hij eenige eigenaardige gewoonten be houden. Nu en dan, als hij aan don ar beid is, haalt hij twee pakjes voor den dag, beziet zo van alle zijden en drnkt ze dan aan zijn lippen. Als hij paarden ziet, balt 'hij de vuisten en mompelt eenige on verstaanbare woorden. Kinderen laat hij niet in zijn nabijheid komen, cn gebeurt dit, dan warden.zijn lippen vaal 1 Wk en zoo sleept hij zijn treurif bestaan voort. SOHIEDAMSCHE COURANT BmaraagB-a&arafc aaKaBsmgKacMMntaBf Js

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1911 | | pagina 5