64'" Jaargang.
Zondag 16 Juli 1911
No. 13662
1
Berde Blad
Het Waterlrasteel.
GOUDEN BERGSE
Intercommunale Telefoon No. 103.
Kennisgeving.
lankr miJ. \V. B
Ecu lmd iu dit lauwo water oeil vcl'vvcfckeiuler?Do donkere hoog over
ALLERLEI.
Het was een, schildpad van buitenge-
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Foor Schiedam en Vlaardingen £1.1.25 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen. \'Vi
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer rnoeten des middags vó'ir een
uur aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regeL Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voondeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In do nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kloino advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
LA»»HKËlt.
De Burgemeester vnn Schiedam,
gezien 12, drie lid der Liuulwoerin-
slrucLie I,
brengt ter kennis van belanghebbenden
lo. dat de dienstplichtigen bij de militie
te land, die in den loop van dit jaar een
achtjarigen dieiiB hebben volbracht dnt
zijn in liet algemeen '/.ij, die belmoren tot de
lichting van 1902 op 1 Augustus a.s.
zullen overgaan naar de landweer, met uit
zondering echter van hen die bohooivn tol
een der bereden korpsen of tot het korps
Torpedislen en die in het genot zijn var
ontheffing van den werkolijken dien.-l
2o. dat zij, die overgaan naar de land
weer, zich v ór 31 Augustus a.a
m neten aanmelden aan de nfdeeling
Militie (Schoolstraat 12) en alsdan bchor
ren in te leveren hun zakboekje met den
daarin gehechten verlofpas. De verlofganger-
die buitenslands verblijf houden,, zullen hun
zakboekje met den daarin gehechten verlof
pas hij nangeteekenden brief (met duidelijke
vermelding van hun volledig adres buiten het
Rijk) hebben toe te zenden aan den Burge
meester hunner laatste woonplaats binnen
het Rijk;
3o. dat zij, die overgaan naar de landweer,
van af 1 Augustus a.s. onderworpen zijn
aan alle voorschriften voor de Landweer ge-
gt venen
vestigt met nadruk du aandacht op de
volgendo bepalingen der Landweerwet
Artikel 24.
De verlofganger van de landweer meldt
zich binnen dertig dagen na den dag van
zijn overgang naar do landweer of na dien
waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den
burgemeester zijnor woonplaats aan, ten ein
de deze den verlofpas, hem bij de landweer
of laatstelijk bij de militie uitgereikt, voor
gezien of opnieuw voor ge/.ien teekene.
De verlofganger van de landweer, die bui
ten liet Rijk woont of verblijf houdt, of die
zich bij zijn vertrek met verlof buiten hol
Rijk begeeft, kan, ter vervulling van de ver
plieliting in het vorig lid omschreven, bin
nen den daarin vermelden termijn zijn ver
lolpas hij anngoteekendon brief ter iifleeke
ning toezonden aan den burgemeester zijner
Kcm vertelling van BODO WILDBRllfi
Vrij naar het DuiUeh.
Een reiziger', die drie of vier jaar geleden
do Vorstenlanden op Java heeft bezocht
deelde mij het volgende avontuur mede
„Wij waren van plan liet merkwaatdige
rui'nengebicd te bezoeken, dat aan gene zijde
dor Djnkjn-rivier gelegen is, in dichte bos-
schcli verborgen,- toen een inlander ons
mededeelde, dal vlak in onze nabijheid de
overblijfselen te vinden waren van een w;_
terkasleel, dat in liet glanslijdperk van het
sultanaat als badplaats en herstellingsoord
voor don harem gebruikt werd. Men ver
moedde bovendien dal, een gedeelte van dit
merkwaardig gebouw reeds afkomstig was
uit don voor-islamitischen tijd en tot ver
biijfplaats diende van de heilige, schildpad
den, die door de pries Iers van den nabij
zijnden Boeddha-tempel onderhouden wer
den.
Ik ging natuurlijk naar dil walerkestcel
kijken. Het ligt in de nabijheid van clcn
kraton (de verboden stad, waarin de sul
tan met zijn hof en regoeringsamhlenarun
woont), maar verkeert in een jammerlijken
toestand van verval.
Toch getuigde de gcheolo bouworde van
een bijna geniale techniek, de bouwmeester
had van de omgeving en omstandigheden
bijzonder verstandig partij getrokken. Beni
ge omleraardscbo vertrekken zal ilc liet
maar noemen, vormden een ideaal oord,
waar men toevlucht kon nemen tegen den
gloed dor tropenzon. De steeneu dor mil
ren zijn poreus, or was nergens cement go
hruikt en het water vlooit over het dak
zoodat do half donkere ruimten steeds uau-
aatste woonplaats binnen het Rijk. De ver
lofpas wordt hem door dien burgemeester
bij aangeteckendi'ii brief teruggezonden.
Artikel 25.
De verlofganger vnn de landweer, die zich
in eeno andere gemeente gaat vestigen, geeft
laarvan kennis aan ilen burgemeester zijner
voonplaat.s. Binnen 30 dagen na den dag,
vaarop hij lcoint in de gemeente, waarin hij
zich vestigt, meldt hij zich aan hij den hnrge-
rtue-ler dier gemeente, ten einde de/o zijn
verlofpas voor gezien teekene.
Artikel 27.
De verlofganger van de landweer mag zich
«•ader toestemming van O/en 'Minister van
Ooi log niet langer dan geduiende een jaar
'niiteidands begeven.
Aan den verlofganger van de landweer, die
dot in verzuim is, wordt deze toestemming,
Minneer zij gevraagd wordt en blijkt noodig
te zijn ter zake van uitoefening van of op
hidine tot landbouw, handel of nijverheid,
in gewone tijden niet geweigerd.
Bij de toestemming kan de verlofganger
vorrien vrijgesteld van de verplichting tot
loelneming aan de oefeningen in artikel tl
v erineld. lot het bijwonen van het hij artikel
2!) voorgeschreven onderzoek en tot het ko
men in werkolijken dienst ingeval van oorlog,
oorlogsgevaar of andere buitengewone om
-landigheden.
Aan de toestemming kunnen overigens
zoodanige voorwaarden worden verbonden,
ils in hui belang van den dienst noodig
StMtleit geoordeeld.
Artikel 28.
De verlofganger van de landweer, die arti
kel 21, 25 of 27 niet naleeft, wordt, in wer
kt lijken dienst geroepen en daarin gedurende
ten hoogste oene niaaiid gehouden. De duur
van dozen dienst wordt bepaald door Onzen
Mi nister van Oorlog, die tevens het korps
van liet logee aanwijst waarbij de werkelijke
dienst moet worden vervuld.
Schiedam, den léden Juli 1911.
De Burgemeester voornoemd,
Nog een paar dagen en in de lange D
treinen, die hij Emmerik, Olden/nal en
Htoesbeek over de grenzen gaan, is dagen
'ang geen plaatsje meer onbezet, Hitten
de reizigers als haringen in een ton. En
mast die indi uk wekkende spoorwegge
vaarlen zijn liet do Ireinen. die naar Del
riorlanri, naar Limburg en naar België
gaan, welke eveneens dug aan dag dom
en gioole menigte reizigers be-tormd zul
len worden. Kil dat, waarom? Omdat men
naar de bergen wil.
genaam koel gebonden worden. YVa feest ru
ien springen duaienlegeti overal uit hoeken
en spleten. Rondom liet open bassin, dal
liet middelpunt vormt van bet geheel, loopt
een rand gazon met kolossale vazen, waarin
varonaclitigo planten weelderig groeien. On
willekeurig dacht ik aan een rococoaanleg
in Duilsehhuid, het Nymphonbad van
\ugust den Sterke, te Dresden. Hier was
alles veel kolossaler, maar de toestand van
verval en liet gazon met steeneu rand
toonden locli penige overeenkomst.
_X!it de steeneu der kleine geveldaken
staarden zonderlinge gezichten mij aan. liet
mosgroene water van liet middelste bekken,
waarop de wil te, en rozenroode vlammen
der lotusbloemen onbewegelijk naast de out
zettend gioofe, sleutolvormige bladeren van
een andere Wa® plant straalden, scheen on
der een vrij vlak boog-gewelf, ecu znogO-
naamden ezelsrug, vul de duisternis tevoor
schijn te komen. Op de terrassen rondom
deze eenzame, vergeten plnals stonden
palniboomen van verschillende soort mei
groene of roodachtige bladeren, ileft kon
door smalle raampjes in de donkere verval
Ion vertrekken kijken.
Ik kreeg een onbeschrijfelijk verlangen
een had te nemen in deze voormalige ko
ninklijko villa. Een groote vlinder, vuur
rood van kleur, fladderde drammerig ovei
de watervlakte, liet zachte druipen en rui
sclieii van het water do ascligrauwe,
rookende top van een verwijderden vul
kaan, die als een verschijning uit dl hel
de betoovcring van dil verloren paradijs
nog versterkte - liet groenachtig mode
palnienboseh aan den oever lierinno
ringen uil. mijn jeugd i,u ,liet vorstelijk park
van het romanlischc lhiilsrlie geboorteland
dat alles werkte to zinnen en bracht mij
onder een machtige bekoring.
ITef is waar hol begrip „berg" staal
niet vast. De een vindt reeds' berg wal
do ander slechts als een flink ontwik
kelden molshoop beschouwt. Zeer velen
erkennen oen ding -au minder dan een
löCO meter hoogte niet als „berg". Doch
over hei geheel is men liet daarover eens,
dal een berg iets heni-yjlcs is, een ding
van schoonheid en vreugde, voor den
mensch, den plattelander vooral.
Men is liet daarover niet altijd eens
geweest. Er is een tijd geweest, dat hef
begrip „berg" voor de memu'hheid haast
iets afschrikwekkends had, dat men in
elk _geval een bezoek aan de bergen niet
voor zijn plei/ier zou gaan brengen.
Doch de omstandigheden zijn veranderd.
Primo zeer zeker omdat de druiven die
zijn de hergen voor ons niet zuur zijn,
gelijk voor onze voorvaderen. Voor een
drietal tientjes brengt men ons aan den
voet van de hoog-Jft bergen van Europa
Le_g! men er oen of twee tientjes hij, p
kan men ook nog zonder eenig bezwaar
opi den top gebracht worden. En in do
tweede plaats hebben de dichters van 1Ü0,
2O0 jaar geleden voor ons de schoonheid
der hergen ontdekt, liet genot van omhoog
te streven, de prachtige lijnen en kleuren
Ie bewonderen, gelijk zij elders niet te
vinden zijn; liet (genot ook van moeilijk
heden te overwinnen e.n de vrije lucht
daarboven iu te ademen. Eindelijk want
in de 20sle eeuw eindigt alles met de
hygiëne, gelijk vroeger in Frankrijk alle
rnet „liedjes" eindelijk hebben de liygië
nisten ontdekt welke gezond makende fac
toren men in de bergen kan vindon. En
dnaimco is de trek naar de bergen ver-
klant d, zoowel naar de geweldige majes
teit der Zwitsersclie sneeuwbergen als naar
de meer kalme bekoorlijkheid der lagere
en laagste bergen.
Is dit alles nu zonder meer een mode.
zaak? Zal er een tijd komen, dat niemand
meer naar bergen omziet en dal de vlakste
landen, uit oen oogpunt van vreemdelingen
verkeer liet meeste opgeld doen?
Wij zouden liet gaarne, beide viagen
zonder meer bevestigend willen bi mul woor
den. De pracht en de gezourimakende.
kracht der bergen zijn niet weg le rede-
neeren. Maar wel mag erkend worden, dat
er in die jaarlijkselm kluistwhleii naai
de borgen heel wat mode steekl. wél mag
men opmerken, dat velen gaan, die voor
de beignahmr niet veel meer dan een vor-
--tmoideii blik over hebben ijl die'de lier-
gen voor hun gezondheid niet noodig heb
ben. En in deze opmeikiug ligl zeer zekei
een ti oost voor den iiijverea bewoner dei
lage landen, die het met. leede oogen aan
ziet, hoe elk jaar zoovele duizenden gul*
oalmemvoml en een gloeienden vuurspn-
wenden berg in liet verschiet, 'dat kon ik
mij niet laten ontgaan.
Ik begreep echter dat mijn geleiders mij
mei onvriendelijke waarschuwingen zouden
vervolgen; zij zouden mij spieken van hel
gevaar van krokodillen, misschien zouden
zij een toespeling maken op de heiligheid
van deze plek. Trouwens men moest alleen
zijn mu volop van zulk een oogenblik te
genieten. Ik sprak daarom mijn gedachleu
uiol uit.
Den volgenden morgen vei liet ik stil-
■cijns den kampong en begaf mij door hel
uilmbuseh naar het verlaten watei kasteel.
Ik wierp mijn kleedercn op liet gras en
laaide mei een wonderlijk gevoel in het wa
ter af. Langzaam zwom ik voort iussehen
lotusbloemen en waterrozen, in wier sten
gels men zoo licht mei den voet blijft vast-
zitlen. Er hoersciile een plechtige stilte. Het
lof gebrom van een hanleng, een van dio
-epiahruine wilde buffels, die daar ginds in
liet ruïnenhoscli verblijf houden, drong van
verre en met een bijna verlrouwelijken
klank als uit een Alpengebied van het er-
loden tot mij door.
Ik zwom voorl en plaste, werd ovormoe
dig, zwom rondom bedden van lotusbloe
men en plompen. En daar kwam de ramde
vlinder van gisteren weer aan. Spelend
streek het dier langs de groenachtige murw.
Plotseling werd mijn aandacht geboeid
door het donkere hooggewelf, de fraai ge
bogen lijn scheen zich te spannen over
een gebied van ondoordringbare duister
nis.
Zou liet utel heerlijk zijn, daaronder dooi
.o zwemmen? liiimün te dringen in du ge
heimenissen van bet vervallen koninklijk
badhuis misschien nog oudere gebou
wen te zien, nog geheimzinniger, nég angst-
deus goed Hollandsch gold gebracht wor
den naar hotelhouders en andere exploi
tanten van het vreemdelingen vei keer in
de landen der boogc bergen.
Er is meer troost voor den Xeleihmd-
schen collega dezer lijveren.
In de. eerste plaats toch beginnen d
opvattingen over wat „ver" is t" vomnle
ren naarmate hel verkeer gmmikkoljk u en
goodkooper wordt. Ging men vrneg'-i nam
Zwitserland niet, alleen omdat lm' lm tg
maar ook omdat het ver was, than- b"
glut die laatste reden haar beteckmii- I
verliezen. Zwitserland is niet ver mc<i'
Vervolgens is in de gewoonte, mu in
de vakantie bergwaarts (e trekken, onbe
twistbaar een mode-moment. Er is geen
enkele reden, waarom niet ook het lage
land eens in de mode zou komen, .la
men zou vorder kunnen gaan en eny> kun
nen wijzen, dal vele latuLchapschildei's
van vele jaren her a! bezig zijn de mem-cb*
heïd to wijzen op het mooie van het
lago land, in elk geval van een ander land
dan het romantische hooggebergte. Alen
donke daarbij aan de Barbizonnem en
onze moderne groote landschapschilders,
lil Duitschland is het zelfs al mode voor
de schilders om niet Ie gaan naar Berclitesi
gaden of Gamiisrli, maar naar AYorpswede
en het Davhauer Soos, 'Waarom zou de
mode van lief publiek niet de mode der
schilders volgen
Mits men in het lage huid maar handig
is, mits men daar maar bedenke, dat
berg, zee of vlak land voor de groote
massa slechts voorwendsel is 0111 er eens
uit te zijn, om anders te doen dan ge
woonlijk en... om elkaar te bekijken. En
mits men iu liet oog limnle. dat zonder
bepaalde reclame aantrekkelijkheden een
cenigszins groot vreemdelingenverkeer niei
denkbaar is.
Vooral dit laaDle is een zaak van ge
wiclit. „Neem de barste streek,, die men
„zich denken kan, den taaisleu, vei velend
>;sten achterhoek, waar na S uur 'savonds
„.alleen nog maar het geblaf van een laten
„hond gehooid kan wonlen en waar nooit
„een vreemdeling geweest is. Breng nn
„kapitaal bijeen voor een iiaamlon/.e ven
„nootschap tot exploitatie der streek, Be
„noem een handig diiecteur. En als uw
„kapitaal maar groot, uw man maar lian-
„dig genoeg is, zult gij spoedig uil uw
„achteibimrl een centrum van vreemdeün-
„genvorkeor gemaakt hebben, waar uw ven
„nootschap even welvarend zal zijn als
„de bewoners."
Ziedaar de half in enist gemeende opinie
van een hekend deskundige over deze zaak.
Zooals deze uitspraak hier is gegeven
is zij ongetwijfeld overdreven en dus on
den uit de duisternis ontspringenden stroom
trok mij aan met onweerstaanbare macht.
Ik aarzelde maar dat was slechts een
oogenblik» Ik hukte onwillekeurig en
dook even onder ofschoon de punt
van den hoog een of twee voet hoven
het water uitstak en zwom de duisteie
onderaaidseiie vertrekken binnen, waar al
les zwart was en koud en nat.
Doch spoedig gewende mijn oog aan de
duisternis, en ik zag dat ik mij onder een
half donker gewelf bevond, dat lol boven
toe mot lichtgroen water- was gevuld.
Van huilen drong een smaragdgroen
schijnsel naar binnen. Onder een luwden
boog door kwam men in een tweede ge-
il|f. Ook hier vond ik nog eenig schijnsel
van licht; liet scheen door nauwelijks zicht
bare spleten en scheuren binnen te dringen.
Ik zwom nog door veiseheideue vertrek
ken. Zij liepen niet allen in dezelfde rich
ting, maar vormden er mooi malen een recht
hoek mee, zoodal ik eindelijk niet meer
wist in welke richting ik mij eigenlijk moest
bewegen.
Nog sloeds bespeurde mijn gezichtszenuw
duidelijk eenig licht, ja liet scheen, dat ik
langzamerhand meer vertrouwd werd met
de duisternis of dat hel er minder donker
was dan in de eerste vertrekken. Ik trachtte
den bodem van het water te zien het
water zal er ongeveer drie meter diep zijn
geweest, de grond besloml nil kiezelsteen...
Maar mijn hemel 1 wat zag ik daar schitte
ren als een hemelsblauwe vlam? Een sa
fier? Neen, het moes! een blauwe diamant
wezen, een edelsteen van onschatbare
waarde indien hel tenminste niet een
glasscherf was ol' een bedriegelijk bezink
sol. Zou ik eens duiken en hel onderzoo
ken? la, dat zou ik doen. Maar eerst even
rusten en adem scheppen, dat was bepaald
noodzakelijk. Ik klemde mij vast aan een
juist. En treil is daarin zooveel waars,
dat zij door de Nederlanders, wier oogen
langzamerhand schijnen open te gaan voor
de economische heteekenis van „vreom-
d' lingenveikeer", wel eens mag worden
ovei wogen.
DE GBOOTK BROEK.
Dat er dikwijls zich in het leven ver-
-.cliijii-eleii vouirinen, die een gewoon mou
se hunkind nii'l kan verklaren, doch die
men toch moet aannemen, N van algenieene
bekendheid. Dal echter een tamboer zulk
groote broek draagt, dat er een he.'j
legimoiit in kan exerceeren. zal men z jo
gemakkelijk maar niet aannemen. En eh
moet liet wel waar zijn, althans in een
regiineiitsorder van tie oude llamburgsclu'
burgerwacht vinden we er melding van ge
maakt. Ongeveer het volgende wordt ver
haald
Ook in Hamburg had men vroeger al
dikwijls regenachtig weer. De mannen vnn
de burgerwacht maakten op deigelijkc da
gen hun broeken niet alleen jammerlijk
vuil, maar zij hadden het er ook bizonder
koud in.
Daarom werd er een bevel uitgevaardigd,
dat er bij slecht weer in donkere laken-
sche broeken inoesl geëxeiceenl worden.
Nu is bij verschillende menscheii het
idee van goed en slecht weer zeer uiteen-
loopeml, en het gevolg was. dat (1e bur
gen wachten met hun broeken aan hij twij
felachtig weer een hout tafereel opleverden
en het regiment dan de Pruisische kleu
ren (zwart en wit), maar niet de ILam-
bui'gsche vertoonde.
Nu kwam men op het volgend idee:
De tamboer, die appèl sloeg, dat wil
zeggen, de manschappen bij elkaar trommel
de, moest tevoren bij een superieur gaan
informeeren, welk weer het was, en dien-
overeenkoni-riig de goede broek aantrekken.
Dat de burgerwachten zich met hun broe
ken te richten hadden naar die van den
tamboer, werd dan bepaald door don vol
genden ivgimcntsorder„Bij slecht weer
exerceert het regiment iu de broek van
den tamboer."
TIET IJS IX DEN ZOMER,
liet ijs, dat tegenwoordig in den zomer
gebruikt wordt, om onze spijzen en dran
ken ecu aangename, koele temperatuur le
geven, is niet, zooals men algemeen schijnt
lo denken, een uitvinding van den la teren
tijd. Bijna drie honderd jaar geleden,
wendde men liet reeds aan om de mensch-
hcid in den zomer te verkwikken. Ook
steen aan den kant en zag dat het volgende
en naar ik meende laatste of achterste ver
trek door een bijzonder sierlijke en oude
deur of ingang werd afgesloten. De reliefs
behoorden tot do zeer oude Indische archi
tectuur, zij stelden een strijd voor tusschen
mensehen en apendo boosaardige uitdruk
king op liet gezicht der apen, de doodsangst
der onverhoeds overvalletn menschcn was
met een meesterhand uitgevoerd en weer
gegeven. Op den achtergrond van liet ver
trek lag op den onduidelijk zichtbaren
hodetn een plompe, zwarte gedaante; waar
schijnlijk een omvergevallen afgodsbeeld.
Maar om dat alles bekommerde ik mij
op dat oogenblik niet; ik liet mij in de
diepte neerzinken en strekte de hand uit
naar don diamant. Terwijl ik hem trachtte
le grijpen, bespeurde ik door liet water iets
dat ml met onuitsprekelijken schrik ver
vulde,
liet voorwerp, dat ik voor een om\ ergo-
vallen afgodsbeeld gehouden had, lag nu
niet op den grond van den onderaardschen
tempel, liet had zich opgericht! Daar stoiul
het in don zwart Lgiocnen nacht als een
gepantserd ridder van ontzettend groote ge
daante. Zijn wapenrusting schitterde als
een donkergrijze kleur; zo hesloiul uit
zware, stalen platen. Zijn hoofd niet een
helm bedekt, bewoog zich dreigend en
fantastisch.
Nu dook het hoofd, mei den metalen
holm bedekt, vanuit, het water op en te
gelijkertijd sprong ik als een viseli aan
den hengel uil het water omhoog. Een
onbeschrijfelijke reuk van modder en slijk
vervulde plotseling het gewelf, liet hoofd
hoog zich een weinig voorover en ver
toonde een paar boosaardige loerende
oogjes toen schoot hij vooruit alsof hij
wilde toehappen.