64*" jaargang Zondag 5 November 1911 No. 13757 Berde Blad, Ongewenschte snelheid. VRIJ. Prijs der Advertentie n. Van 16 regels fl.0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cent per reg°h Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentien bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen, In de nummers., die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertcntiön opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intercommunale Telefoon No. 103. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en VI a ar din gen f 1.1.25 franco per post fl. 1.G5. Prijs per weck: Voor Schiedam en VI aar dingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertcntiön voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een Our aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). De langzame gang van onze rechtspraak is in den laatsten tijd herhaaldelijk onder werp van discussie geweest. En van de vole crltieken, die daarover gehoord zijn, zijn er niet weinig gemotiveerd. Ër is ove rigcris in een en ander wel verbetering ge bracht. Doch het zal zeker nog lang duren vprdat die zoover is, dat partijen, welke een spoedige uitspraak wenschen, die ook zullen krijgen. Onze rechtsbedoeling loopt nog met clo snelheid, 'die wellicht in het begin van do 19e eeuw normaal was, doch die niet meer beantwoordt aan de snel heid, waarmee wij thans gewend zijn za keu te doen. Wij gclooven, dat het drin gend noodig is dat tempo te versnellen, wij gclooven dat liet publiek op dit ■gebied het recht heeft ontevreden te blijven, zoo lang een tien- of twintigmaal groolere snel beid niet verkregen is. Doch wij moeten hiel toch weer waarschuwen voor over haaste veroordecling van een bepaalde ca tegorie van personen, hetzij rechters of procureurs. De 1'out zit hem in de methode, in de wet, in do gewoonte, en wie de zaak definitief verbeteren wil, zoeke dan ook niet zondebokken, doch taste het* kwaad in zijn wortel aan. Intusschen wachto men zich hier voor overijling en houde men het beroemde Ita- liaanscbo spreekwoord in het oog, dat op het meer huiselijke Hollandsche „Haastige spoed is zelden goed" past. Ju den laatsten tijd begint men namelijk te verlangen dat de rechter a la minute vonnist en wat erger is de rccbtei geeft aan dat dringen toe, en zoo zien wij, dat bijv. de Rottcrdamsche rechtbank in den laalstcn lijd ook in belangrijke zaken soms onmiddellijk vonnis wijst, Daai tegen is natuurlijk verzet gekomen, doch ook heeft men van een zijde, waai men niet altijd „van de laatste opinie" is. deze methode toegejuicht. Dat schijnt ons uitermate bedenkelijk Want hoezeer wij in elk opzicht versnelling van do rechtspraak zouden willen, juist hier zou o. i. do snelheid de wijsheid be driegen, Niofc bij allo uitspraken. Er zijn onbetee kenende zaken, die zoo helder als de dag zijn, cn waar do „beraadslaging van dc rechters", die de wel voorschrijft, niet moei dan een founaliteit is. Kon men dergelijke zaken scherp omschrijven en de grens niet te wijd trekken, dan zou er zeer zckci geen bezwaar zijn, in deze zaken wat snel Ier vonnis te geven. Niet anders is het in vele kinderzaken. Ook daar zal het veelal wenschclijk zijn de straf zoo snel mogelijk op de „misdaad" te doen volgen en dus *oo mogelijk verhoor, uitspraak en exe cutie in één adem te doen plaats hebben. Doch zoodra het ook maar eenigszins gecompliceerde zaken betreft, zouden wij de tijdsbesparing overal willen zoeken, be halve juist daar. D. i. tj. z. De gebruikelijke termijnen voor het uitspreken van een straf vonnis van een week of veertien dagen zijn ongetwijfeld in den regel onnoodig lang. Docli dat er tenminste één dag voor over denking en beraadslaging ligt tusschen den dag van het openbare onderzoek én die van do uitspraak, iijkt ons onvermijdelijk en ook zeer wenschclijk. üm velerlei re denen. Wij willen ons nu niet in de eerste plaats beroepen op de wet, die beslist beraad slaging eisclit. Het schijnt dat men te Rot terdam in enkele gevallen zelfs niet voor den vorm in raadkamer is gegaan, doch eenvoudig maar staande de zitting beraad slaagd" heeft en een vonnis heeft uitge sproken. Doch ook al ware men wel voor den vorm in raadkamer gegaan, dan zou ons deze methode niet bevredigd hebben, liet zijn geweldig ernstige beslissingen, die de rechtbank te nemen heeft. En opdat men zulke beslissingen naar billijkheid neme, moet het onmogelijk zijn, dat men zóó warm uit de zitting komend, zóó oor deelt. Dat is geheel in strijd met de menschc- lijko natuur. Een verstandig mcnsch, die een gewichtige beslissing heeft te nemen, zal ook tegenover zichzelf den tijd nemen. Hij "beslaapt er zich eens op gelijk het triviaal heet. Waarom? Zeker, omdat bij op een inge ving wil wachten, omdat hij hot mogelijk acht, dat hij nieuwe gezichtspunten vindt. Docli ook omdat hij den invloed van om geving, van het pas geziene, van den ge moedstoestand op een bepaalden dag wil corrigeeren, omdat hij streeft naar de grootst mogelijko objectiviteit en dus zich- zelt nog eens onder geheel andere omstan digheden over hetzelfde wil laten denken. Doch als do particulier blijkens eeuwen oude ervaring, in veel spreekwoorden cn gezegden neergelegd, zulk een termijn van beraad noodig heeft, zou dan de rechter, dio zulke buitengewoon zwaarwichtige be slissingen heeft te nemen, datzelfde kun nen ontberen? Neon immers. En to minder omdat hij hiervoor nog twee bijzondere motieven heeft. In de eerste plaats omdat de ern stige beraadslaging niet tot zijn recht kan koinen, als dio zoo in een vloek c.-i een zucht aan het eind van een zitting moet geschieden. De rechter kan niet alleen zelf nieuwe gezichtspunten vinden, hij kan die ook van zijn collega's vernomen, moet daar over nadenken, daarnaar zjjn opvatting ver anderen of daartegen zijn opvatting verde digen. Dat kan niet als do uitspraak nog gauw na een zitting bekend gemaakt moet wordon. Een tweede, misschien nog ernstiger mo tief om die termijn van beraadslaging vooral voor den rechter niet korLer te nomen dan tweemaal vierentwintig uur, ligt in het ge vaar voor sleur. De man, die geregeld elke week zooveel gevallen te beoordcelen heeft, moet licht geneigd worden meer te vertrou wen op zijn fijnen neus dan wenschclijk is, moet al gauw machinaal gaan oordee- len, naar een tarief werken, afgaan op de vluchtige indrukken van een korte persoon lijke aanraking met den beklaagde op de zitting. Werkt men nu nog dit machinale in de hand, neemt men alle voorwaarden, dio dit zouden kunnen tegenhouden, weg, dan verlaagt men den rechter tot een von- nis-automaat, "dan ontneemt men hem de mogelijkheid om tegen den sleur te rea- geeren, dan geeft men een prae aan den minst conscicntieuson rechter. En hierbij komt nu nog, dat ook het groote publiek zoo'n snelle beslissing in zulke ernstige gevallen niet zal begrijpen en (laardoor zal komen tot mindere appre ciatie van het werk van den rechter. Ge wichtige beslissingen neemt men altijd na rijp nadenken waarvoor zou alleen de rechter dat nadenken niet noodig hebben? aldus zal met reden gevraagd worden. Wij hopen dan ook van harte, dat het Rottcrdamsche voorbeeld geen navolging zal vinden en dat men "do snelheid in de rechtsbedoeling. niet luist daar zal willen zoeken, waar zij in elk geva' niet op haar plaats is. AI li ERLEL BIJ DEN HINDOE AAM TAFEL. Het woord „tafel" is Ine" eigenlijk wel wat misplaatst, want do Hindoe zit niet aan tafel als hij eet, en. nog veci minder als hij niet eet. De goed geloovige Hin doe neemt, zooals de Veda het voorschrijft, twee maaltijden per dag, den eenen 's mor gens om elf, den anderen 's avonds om 8 uur. Do spijzen worden door de huis vrouwen zelf toebereid; zij bedienen ook haai man, als ex tenminste geen Euro peaan tegenwoordig is. Eerst als de man nen gegeten hebben, komen de vrouwen aan de beurt. De gerechten, bepalen zich tot melkspij zen en plantaardig voedsel, want de Hin doe is vegetariër, en vleeseh, visch en eieren zijn voor hem verboden waar. Ook is hij zóó sterk anti-alcoholist, dat hij slechts melk en water drinkt, want zelfs thee en limonade zijn volgens hun oordeel geestrijke dranken. Stoelen en tafels worden niet gebruikt. In een luchtige hal van het huis wordt door eiken gast een vierkante plank neer gelegd, niet ongelijk aan de ons bekende teekenborden, waarvoor de gast, nadat een liediende hem do handen met frisch water overgoten heeft, zich op de hurken met gekruiste boenen neerlaat. De spijzen wor den in kleine napjes voorgediend en het aantal der gerechten varieert van twaalf tot twintig. Zij bestaan deels uit sterk ge kruide groenten, melkspijzen, rijst, vruch ten, deels uit zoetigheden. Brood is er niet, maar voor iederen gast staat een boni met iets, dat op kleine pannekoekjes lijkt; deze doen ook dienst als lepel voor de melkspijzen. Hessen en vorken kent men er niet; men eet met de rechterhand en grijpt daarmee in alle gerechten. De restjes worden aan Mohammedanen gege ven. Alles wat gegeten wordt, is denzelfden dag toebereid. Daar de grondstoffen, waaruit het maal bestaat, zeer goedkoop zijn, kan men voor ongeveer 12 centen een zeer goeden maal tijd hebben. Aan het einde worden de handen weer met water overgoten en dan wordt, de tambulon gereikt. Dit is oen betelblad, waarin kleine stukjes azelianoot en andere kruiderijen gewikkeld zijn. Sommige Hin does kauwen den geheelen dag betel, om de spijsvertering te bevorderen. De smaak is pikant, en niet onaangenaam. Het ver vangt de sigaar van den Indiër in loet binnenhuid. De meeste Hindoes rookenniet, omdat do Veda het niet toelaat, en de genen, die rooken, beroepen er zich op, dat de Veda het ook niet verbiedt. EEN POSTKANTOOR IN DE ONDER WERELD. In Oostenrijk is onlangs een postkantoor geopend, dat zeker wel het vreemdste op de gchcele wereld zijn zal. Het bevindt zich namelijk in de beroemde „Adelsberger grot", de belangrijkste van het Karstpla- teau tusschen Laibach en Triest. De Adels- berger grot is bizonder uitgestrekt en be staat uit vijf aidoelingcn. De sprookjesachtige schoonheid van dit feeënpaleis, dat govoimd wordt door ijsholen en den onderaardse hen loop van dePnchri- vier tot op 7200 M. in afwisseling met prach tige grotvoimingon en verbazende dont uchtige gewelven, beeft een groote aan trekkingskracht voor de reizigers, die do Karstluuden bezoeken. Vooral de „Calva- riënhorg" met zijn groote bal, die 20-1 motor lang, 19(1 meter bteed en 57 meter hoog is, vormt een groot attructiepunt dom het aantal zuilen van reusachl.igen om vang en door .de kleurenpracht, die in alle schakecringen van wit tol rood afwis selt. Op deze plaats bevindt zich het post kantoor der onderwereld, dat uitsluitend is ingericht voor den verkoop van prent briefkaarten. Er is alleen voor dit doel een afzonderlijk poststempel, dat er op wijst, dat do kaart in dit zeldzaam post kan, toox afgegeven is. Er gaat hier natuur- 'I Was een lawaai, dat hooren cn zier, verging; do kogels floten, de vlammor knetterden op do rieten daken. De tam boer van de republikeinen sloeg op zijn trom, om don zijnen nieuwen moed te geven. Onder het vuur dor Vendccërs en de kolfstooton lammer geweren, sloegen vrouwen en kinderen en loeiende minderen vol scli,rik op de vlucht; het was een ovoi winning, oen volkomen overwinning. Vader Tobim, do aanvoerder der Ven- doeürs, Jeun.de moe en afgemat na ecu gevecht, dat zes uur geduurd had, tegen den muur van hot kerkhof om wat op adem te komen, •lelfretIon, zijn vriend, kwam op hem tioa, met oen kruik, wijn in de hand, zeg gende; „Zij zijn bezig de vnfen leeg te maken, hier is ons deel. Drink eens, kapitein, dal zal je goed doen. Do wijn is niet slecht. Het dorp is ia onze handen. De blauwen vluchten naar a.lle kanten, alleen dal duivelskind, die kleine tamboer, blijft maar steeds doortrommelen. liet is dan ook zijn schuld, dat ze daar ginds, op den hook van de straat, weer met vechten begonnen zijn." „Dan zal ik er mijn jongen heen zen den, om m uiteen Ie jagen. Zet de kruik maar neer, straks zal ik wel drinken." Tobin floot. Een blonde jongen met jachendo oogon, scheidde zich van de ove rigen af cn kwam naar hem toe. „Zeg eens, Joël, ze zijn daar ginds weer aan Trochlea; ga er met de jongens heen, cn jaag den vijand op de vlucht." Vertrouwend op zijn kracht, riep Joël zijn kameraden hij elkaar, en vol moed en opgewekt, als gingen ze naar een brui loftsfeest, snelden zij naar den hoek van do straat: „Leve do Koning 1" Do kleine tamboer roffelde niet. meer. Jeff red on schudde het hoofd. „Als ik zoo'n knappen, dapperen jongen had, zou ik hem niet aan liet gevaar blool stellen. Eén kogel in zijn breede borst, en 't is voor goed, met hem gedaan." De vader antwoordde met trots: „De jongen heeft te veel levensvreugd in zich, daarvoor deinst zelfs de dood terug." JoiXredon was op den kerkhofmuur ge klommen en koek in de richting, waar ge vochten word. „ik, als kapitein," zei Tobin,, „kan niet op den muur klimmen; maar roop jij mo maar toe, wat er gebeurt. „De jongen slaat flink op den vijand in een kranige kerel; hoor." Tobin lachte. „Ik weet, boe hij dat doel, ik heb het heni voorgedaan." En hij wilde juist zelf over den muur kijken, toen een zijner soldaten hem lij zijn mouw trok. De man sleepte con ha- veloozcn jongen, wiens handen waren go- bonden, mot zich mee. Door wijn on kruitdamp half beneveld, stotterde dc krijgsman: „Dat is dc tamboer, kaptcin, de kleine tamboer van do blauwen I Ik heb hem gegrepen, toen hij zich achter een haag ver-school en weer begon te trommelen, om ons daardoor in het onzekere te bren gen omtrent liet aantal zijner kameraden. Ik breng hem hier heen, daar ik niet weet, wal ik met hem aan moot vangen." „Zoo, lxsn jij die dolle tamboer," raasde Tobin. „Ik ken dat getrommel van jon 1 Hei maakt de monschen zoo in do war, dat zo niet weten, wat zo doen moeten. Men zal je als een nun behandelen en terecht stellen." Bij dozo woorden vertrok er geen spier op het gelaat van den knaap. Hij zag do kruik op don grond staan en sprak: „ik zou graag eerst nog een slok drinken, ik versmacht van de dorst." Jeffrodon riep van don muur: „De blau wen houden zich dapper. Dat is de schuld van den tamboer." Vader Tobin zei echter op ruwen toon logen den knaap: „Je hooft niet meer te drinken; want je moet sterven, 't Zou zondo zijn van don wijn." Do man op den muur jammerde: „Vcnvenschtc blauwen. Gudio is gesneu veld." En met gefronst voorhoofd voegde To bin er bij: „Tamboer, jij zal don dood van Gudie met je leven betalen." „Ue onzen lijken wel behekst," riep Jef frodon, „nu is .hunbu ook gevallen." En Tobin zoi op heesc-hen toon: „Je zult ook voor Jambu's leven met het jouwe boeten." Jcfrtedon zweeg cn de kapitein beval: „Vóóulat hij doodgeschoten wordt, zul hij een pak ransel hebben, llij is de schuld Van alios." j Jeffredon sprong plotseling van don muur. Hij was doodsbleek. „Er is nog een ander gevallen." „Een ander? Wie dan? Preb-ois?" „Neen, Prebois is het niet." „Dan is het Prieux?" „Neen, °°k die niet." „Zeg mij de waarheid," kreet do oude man, „je martelt me." „Ik ka,n niet, mijn keel is als dicht geschroefd." Tobin word doodsbleek, toen hij uit kreet: „.Te hebt gelijk, spreek den naam niet uit. Ik wil het niet.Als dat waar is"I Tobin wankelde, maar Jeffredon fluis- terdo hem toe „Houd je goed, daar komen zo met je zoon." Men mankte eerbiedig plaats, om vier mannen door te laten, die een draagbnat droegen. Zij zetten deze- voor Tobin neer. Midden in de breede borst zat dc kogel; uit een kleine, roiule opening sijpelde hel bloed. De oude aanvoerder ontblootte het hoofd, en stamelde op hart verscheurend en toon: „Mijn jongen, ach, mijn arme, groote jongen."' Heel zijn lichaam trilde als in koorts, llij wierp zich naast de baar neer, en bedekte do koude handen met tranen en kussen. Jei'freden, die zich slechts met moeite kon goed houden, gaf den mannen een tcekon, de baar weg te dragen, en lang zaam sloegen zij den weg naar de kerk |n, Tobin wilde dear stoel volgen, toen de man, die den tamboer nog steeds stevig vast hield, hem vroeg: lijk verbazend veel om, omdat de beziens waardigheden van de omgeving zoo tal rijk zijn als nergens anders ter wereld. De prentbriefkaarten kunnen dus in dui zenderlei variaties gemaakt worden. De in richting van liet postkantoor is in den stijl der omgeving. Het heeft een eigenaardige bekoring, hier, beneden in deze toover- achtige onderwereld op het moderne post kantoor de ambtenaren aan het werk te zien. De arbeid is niet gering. Er wor den hier dagelijks gemiddeld van 61.0 duizend prentbriefkaarten geschreven en verzon/ten.. Op buitengewone dagen stijgt het aantal tot 50.000 en bij feesten in de grot worden niet minder dan 75.000 prent briefkaarten door bemiddeling van dittoo- verslot verzonden. Alleen voor het afstem pelen der kaarten had men op zoo'n feest dag 8 uur noodig. 't Gewicht v.mdeopdien dag verzonden kaarten bedroeg 494 K.G., dus bijna 1000 pond. Hieruit kan men afleiden, dat dit postkantoor in de onder wereld in alle geval goede winsten af werpt, daar de opbrengst van den poslze- gclverkoop op dezen enkelen dag 3750 kro nen bedroeg. De verkoop van prentbriefkaarten was tot oen lied rag van 10.000 kronen, zoodat de verdieiisten voor het postkantoor voor dien eencn dag ongeveer 15.000 kronen bedio-cgen. TEN TIJDE VAN NAPOLEON. Toen op zekeren dag de soldaten van Napoleon erg klaagden over liet slechte voedsel, dat ze ontvingen, wilde hij door een voorbeeld een einde aan dat gemor maken. Ongewapend begaf hij zich naar eender voorposten, waar een soldaat met 't geweer op wacht stond, 't Was juist etenstijd,dus zette do soldaat zijn geweer neer en deecl zijn bost iets van het slechte eten naar binnen te krijgen; maar het wilde |ici niet gelukken, cn toen hij Napoleon zag begon hij weer zijn nood te klagen over het eten en het te verachten. „Wat?" zei Napoleon, „hen jij een goed soldaat? Eet op, zeg ik je!" En het geweer van den soldaat nemende, dreigde hij op hem te zullen schieten, als hij niet dadelijk alles op at. Met heel veel moeite en vol angst slaagde de soldaat er eindelijk in de helft van zijn portie op te eten. Toen kreeg Napoleon medelijden en zei: ...Het is genoeg, hier is je geweer, en laat ik nu geen klacht meer hooren." „Sire," sprak toen de soldaat, „nu ver lang ik, dat u de andere helft zult op eten, doet ge het niet, dan schiet ik." Dit, zeggende, richtte hij het geladen geweer op Napoleon. Zeer tegen zijn zin moest de keizer nu de andere helft opeten en kon niet eer vertrekken. Zeer boos en met veel bedreigingen, ging hij ten slotte heen, maar „Tobin. wat moet ik doen? Ik kan dit kind toch niet overal meeslepen? Maak korte metten met hem en laat hem dadelijk doodschieten." Tobin, uit zijn verdriet opgewekt, keek den jongen met woesten blik aan. Deze scheen evenwel in 't minst niet bevreesd. „Dat is waar ook. Ik was hem ver gelen. Wacht maar, het zal niet lang du ren. Kom hier, jongen." De kleine tamboer trad op don ouden man toe, die hem langen tijd aanzag. Toen wees hij op de kruik met wijn en zei tot den man, die den jongen vast hield „Ik herinner mij, dat hij zooeven om drinken gevraagd heeft. Maak zijn handen los en geef hem wat wijn." Hel kind dronk met volle teugen van het vocht, en Tobin vroeg: „Is de dorst nu over?" „Ja zeker, de wijn beeft me weer heolo- maal op do been gebracht." „Als do wijn je weer op de been ge» bracht heeft, waar wacht je dan op? Waarom maak je nictr dat je weg komt?" En toen de jongen, niet wetend, wat hij denken moest, nog bleef staan, zei Tobin op doffen, maar goedigen toon: „Ga nu heen, mijn jongn. Er zijn vandaag genoeg dooden gevallen. Je bent vrijt" En langzaam wendde bij zich om, cn liep als een gebroken man, met gebogen hoofd naar de kerk, waar men de. baar met het. lijk van zijn kind had neergezet. COURANT SCHIEDAMSCHIi nananga

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1911 | | pagina 9