64"° Jaargang. Zondag 24 December 1911. No. 13799 Tweede Blad. Uit de Tweede Kamer. De inbreker. „Wel ja] Meent u dat $r buiten tm, SCHIEDAMSCI !E COURAN Deze courant verach^nt d a g e 1 rj k s, met uitzondering van Zon- an Feestdagen. Prg's per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl.1.25 franco per post fl.1.65. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen, Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een pur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl.0.92iedere fegel meet 15 cents. Reclames 30 cent per ïegol. Grooto letters naar de plaats die z§ innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden, Tari»ven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prjjs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intercommunale Telefoon No. 103. Wat zou Minister Heemskerk toch prach tig op zijne plaats zijn als leider van een cabinet d'affaires, en wat is het toch een zonderling spel des toevals, dat hij het juist is, dio geroepen is om een anti-these-mi- nisferie ie leiden, een ministère, dat zijne grooto meenlerhed verkreeg in 1909 door den oproep van de van God gegeven Loider min „on3 Christenvolk" om die anti-these scherper dan ooit te voren op den voor grond te brengen. Want, do heer Heemskerk houdt niet van anti-thesen, en vooral niet van scherpe anti-these, hij zou nieta lie ver willen dan in pais en vree met iedereen lc\en, en daar kan soms hij het nanhooren van een spreker, die het hem „lasfig" mankt ie's op dat beweeglijk gelaat te lezen staan, dit zoo duidelijk zegtWaarom maakt men mij toch het leven zuur? dat men er mede lijden mee zou krijgen. Als wij spreken van mensehen, dio hem het ministerieele leven veronaangenamen, dan hebben wij zeker niet in de eerste plaats hst oog op de mannen van de oppositie. Wij voo' ons zouden denken, dat het niet over hen is, dat onze premier, als hij z.ijn haat vrij kon uitstorten, zich het eerst zou bekla gen. maar wij bedoelen de eigen partijgenoo- tcn van Rechts, de ultra's, die den Minister zijn dolce farniënte op onderwijsgebied maar nie» kunnen vergeven; die zich afvragen wat h.'t baat zoo groote meerderheid in de Eer ste en in de Tweede Kamer te heblxm, als men nu zich tevreden moet stellen met de ■subsidiewet-Kuyper, van 1903 die oplos sing van de schoolkwestie willen in, den zin van het gewijzigd Unie-Rapport, al brengt do heer Heemskerk hun telkens onder het oog, dat zulks zonder Grondwetsherziening niet mogelijk is; en die er tevens op nan- diingen, dat wijziging van de Lager Onder wijswet de gemeentekassen zal openstellen voor het bijzonder onderwijs. - Do Minister wuift dat alles van zich af, en wij zouden hem onrecht doen, ais wij niet erkenden, dat hij in de kunst van meesterlijk afwuiven virtuoos is. Maar al moeten de coulitiegcnoüten in liet algemeen en do eigen pnrtijgenootcn in het bijzonder, om begrijpe lijke redenen met dat afwuiven genoegen ne men, aangenaam stemt het hen niet, en dat te meer omdat hij, zelfs op dat gebied van ons onderwijs, dat vrijwel verschoond is van politieke voetangels en klemmen, ook zoo goed nis niets doet, waarover 13r. De Visser niit weinig ontstemd was. Maar. zoo is de heer Heemskerk nu eenmaalhij heeft het land aan het verdedigen van groote wets ontwerpen, cn vandaar zijn strijd met do Kamer om aan elk groot werk te ontkomen. Hij zou dan ook geknipt zijn geweest voor directeur van het bekende Circum-Locutie- kantoor, waarvan Dickens in zijn Little Dorrit spreekt. Eene instelling, waarmee de beioemde Engeisehe romanschrijver, de meest i meedoogenlooze persiflage leverde op de En- gelsehe bureaucratie, en die \olgens liem in het leven was geroepen om klagen over on gerechte handelingen van de Rc&reriiuï zóó O O O lang aan den praat te houden en zóó af to matten, dat hun weldra alle lust tot klagen vergaan wasen dat zo, anderen tot leering, liever aile ongerechtigheden verdroegen, dan dat zo hunne bezwaren daarover officieel te berde brachten. Do lieer Ter Laan heeft het j bij het Hoofdstuk Onderwijs zoo snerpend jtiisl gezegd, toen hij er op wees, dat aile «prekera van het vorige jaar eigenlijk thans geroepen waren om hetzelfde, zoo mogelijk in andere woorden, nog eens over te zeggen, omdat de Minister in het tifgeloopen jaar j aan geen enkele uitgesproken wensch had voldaan, en hot trok orizo aandacht, dat we bij dit gezegde op menig gelaat van Rechts itirtemming daarmee konden lezen. Als men ons dan ook afvraagt, of wij mennen, dat minister Heemskerk nog veel populariteit geniet in anti-revolutionaire kringen, dan zouden wij 'daarop beslist ont kennend antwoorden, gesteld dat hij ze ooi.t in groote mate gehad heeft. Wat hij geheel mist is het „monumentale", waarmee Dr. Kuyper zoo de harten wist te veroveren; trouwens deze veldheer heeft altijd bij uit nemendheid de kunst verstaan, het klavier der volksconscientie zóó te bespelen, dat het diepen naklank had. Hoe verzorgde Dr. Kuyper als minister altijd zijn peroratie, hoo wist hij aan zijn toch reeds door wel sprekendheid boeiende redevoeringen steeds een slot te geven, dat als een gevleugeld ™oord door heel den lande ging, terwijl hij nooit ging zitten, zonder dat de partij- gonooten alle aanleiding hadden, het slot woord met bravo's te onderstreopen. We herinneren ons nog zijn eerste groote rede voering als Minister, waarin hij het goed recht der antithese verdedigde met dat pakkende slotwoord: „Welnu, linker- en rechterzijde zullen, meen ik, hierin samen gaan, dat wij hij alle wetgeving in toepas sing zoeken te brengen de ordinantie: Gij zult uw naaste liefhebhen als U zeiven. Maar hierin zal de Rechterzijde zich dan toch van de linkerzijde onderscheiden, dat wij van Hem, die- dit woord sprak, vooraf dit andere woord hebben ontvangen„Gij zult liefhebben den lieer uwen God met al uw krachtenDit is het eerste en het grooto gebod"." Welnu, bij het aanhoo ren van die woorden buigt elk lid van de ■achterzijde, en ik voeg er bij: elk lid van het kabinet, zich diep eerbiedig neder. Wc laten nu het onware van deze uit spraak daar, maai' het is te begrijpen, hoe veel weerklank dit woord vond onder de getrouwen, die hier onder woorden zagen gebracht wat zo zeiven wel gevoelden, maar niet konden uitspreken, wien thans in heldere kleuren het scherp omlijnd beeld van de anti-these voor oogen werd gesteld. Dora ging overeind zitten in het bed ou stiet haar slapenden echtgenoot aan. „Mannin schattio wordt wakker! Er is iemand beneden Herman Mengelbier (makelaar in huizen en bouwondernemer en gros) snurkte even en draaide zich om. Maaï het jonge vrouwtje '"""mie duirtc- lijk, dat do douxen van do brandkast ge opend worden. De brandkast! De ziel van haar jong huwelijk van welker rijken inhoud haar vader eens toevallig kennis genomen had bij een vluchtig zakenbezook. Papa was er niet over uitgepraat., en het gevolg was geweest, dat ca- bij haai* een innig gevoel van liefde voor den bezit ter wakker geworden was! Nu pakto 2as het voorwerp van deze teJiigo liefde krachtig hij den schouder -n schud.de hem heen en weer. „Herman. 1 ddevcn inbrekers." Eindelijk werd hij wakker en zag dom rn°l% in het flikkerende licht van de kaarn. „Wat inbrekers? Jo droomt kind." Op dit oogenblik hoorde hij ook duide lijk do deur vair do brandkast, die reeds inng had moeten worden gesmeerd, gieren. „Waarachtig! Kind jou brill anten Do brillonten waren de huwelijksgift van sijn schoonvader, die diamanten veel ver Dat was een woord zoo verklaarde ons een van de vele verrukte antirevolutionai ren van dien tijd waar je iets aan hebt voor heel je leven, daar zit houvast aan. Erm u wil het ons voorkomen, dat dit juist de toenemende grief is Legen den heer Heems kerk, dat er aan hem heelomaal geen hou vast is. De geestige Rraakensiek heeft on zen premier eens voorgesteld als een glad den zeehond, dien de politieke tegenstan ders maar' niet te pakken konden krijgen, wat door do politieke medestanders met grinnekend welbehagen werd aangezien. Welnu, het wil ons voorkomen, dat dit wel behagen erg getemperd, om niet te zeggen geheel verdwenen is, nu dat gladde zee hondje zijn gladhoidskunsten ook te baat neemt om aan alle aansporingen en verzoe ken van Rechts te ontkomen; nu daarnaast meer en meer want dit wordt zeker iede- ren dag erger do argumentatie, als het dien naam verdient, van den premier, niet veel meer- is dan een geestig impromptu, maar allesbehalve een ministerieele rede voering. Trouwens, dat zal wel door nie mand ontkend worden, dat er niemand is in do Kamer, die zijn redevoeringen minde:) verzorgt dan de premier. Het maakt op ons wel eens den indruk, dat, als hij opstaat om de verschillende sprekers te beantwoor den, hij dan - nog absoluut niet weet, wat hij zeggen zal, een weelde, waartoe een man van zijn gaven, van zijn buitenge wone vlugheid Vvan denken en van zijn gemakkelijkheid van spreken, natuurlijk spoediger komt dnn eonig ander, maar een, die tevens niet is vol te houden, en die zich op den duur wreekt. Daar was nu de Loidsche quaestie. Wo danken den heer Heemskerk cr voor en wij hadden van dezen homme du monde, oud-lid indien wij ons niet vergissen oud- loctor zelfs, van het Loidsche Studenten corps niet anders verwacht dat hij uit dezen mispas van dat corps geene politieke munt heeft geslagen, al zal hij daarmee zeker weinig naar het hart hebben gehan deld van de ultra's als do lieer Scheurcr, die dit alles het noodzakelijk gevolg vonden vin die „heiilooze Openbare Universiteit, die met God hoeft afgerekend". Maar was het daarom noodig over deze zaak, waarover toch ook zeker van achter de Minister-Tafel een ernstig woord had mogen gehoord wor den, eene gemoedelijke causerie te houden waarbij het nieces over oonige grapjes hem u»r leidde tot allerlei uitweidingen, die eigen lijk met de zaak zelve niets te maken had den. die de zaak, waarom het ging, eigen lijk geheel deden verdrinken in allerlei bijza ken, en die, en dat i« uit een politiek oog punt het bedcnkelijkste, de Rechterzijde in (moge mate ontstemde? We zijn overtuigd dat of op den duur deze houding van den premier tot een of ander ooniliet aanleiding zal geven, dnt hem de overtuiging zal geven dut hij zich reeds hing ten eenenmale ver gist heeft ton opzichte van do verwachting, die der Regeeringspartii heeft over de hou- ding van haren leider, achter de Ministers- tafel. Enfin, de tijd zal het loeven. De be groeting van Binnenlandse]ie Zaken geeft ons geene aanleiding venier dan tot d»>?e opmerkingmen kan zoo merken, dat de Linkerzijde, nl moge hare per-ooniijke ver houding tot dozen Minister niets re wen-ehrn overlaten, ernstig opge/et debat met hem zoo cel mogelijk vermijdt. En dal wel in de overtuiging, dat zij dit tijdpeik van con-er- votieve stagnatie op Ieder gebied moet dool zieken, in welk tijdperk de heer Heemskerk zco bij uitstek goed past. De heer Talma, zeker naast Minister Heemskerk de belangrijkste politiek»' liguur uil dit Kabinet, is geheel de antipode van den premier. Bij hem geene sprake vnn luchthartigheid of lichtvaardigheid of zelfs eenige spielerei. Hij is een stoer werker, wat zelfs door zijn ergsten politieken tegenstan der zal moeien worden toegegeven, en hij preekt nooit, of hij zit er zeer behoorlijk n. II5j moet, al is ook hij een man van onmiskenbare gaven, de laatste vier jaar ont zettend duchtig poot aan gespeeld hebben, om de zaken, waarmee zijn Departement belast is, zco onder de knie te krijgen. En wo hebben hierbij nu niet zoozeer op het oog do sociale verzekeringen en de regeling van den Arbeid, waaraan deze Minister bij voor keur zijne liefde heeft verpand, en waarvan hij reeds lang vóór hij aan het bewind kwam, ene bijzondere studie heeft gemaakt, maar wel op de duizend en óén andere zaken, dre onder zijn departement resworteeren, en d'c zeer verre liggen van de studie van een predikant. Of men den heer Tnlnni in de Ka mer over de zuiveleonsu lonten of over het mijnwezen, over de varkensvlekziokte of over 't visscherij wezen hoort, telkens dwingt hij eerbied af door de wijze, waarop hij zich inde zaken heeft ingewerkt. Wel blijft de wensch over. dat de Minister dit ééiie van zijn col lega Heemskerk overnam, dat hij de Kamer wat vriendelijker tegemoet tradde hautaine manier waarop hij de spreker-, beantwoordt mei dat geforccoidc Ilaagsche accent, blijkt bijzonder irriteorend op sommige Kamerleden te werken. Muur misschim re hier aard cn spreekwijze incer schuld Jan eigen bedoelen. De begrooting van den heer Talma ging dezen keer, men. kan vrijwel zeggen, zonder eonig pakkend moment, onder den hamer door. Wat niemand verwonderen kan, nu de Minister Juni 1.1. bij de behandeling van do vraagpunten over do Ziekteverzekering fiat van de Kamer heeft gekregen op zijn werkplan, en waar daarnaast bij de Alge- meene Beschouwingen uitvoerig mol delle- geering van gedachten is gewisseld over de vraag of zij zich al of niet aan dat eenmaal getraceerde werkplan zal honden. De behandeling van dozen Minister is daar- mnbovcn niet weinig bekort daar de heer Duys, geplaatst voor de keuze om öf zijn jaarlijkschc philippica over de gruwelen (minder dan „gruwelen" is nu eenmaal in het Dnysiatuisehe woordenboek niet tc vin den) aan de Rijksveizokeringsbank to hou liger bezit vond dan papieren. „En jou papieren, mannier fluisterde do jonge vrouw bezorgd. „Ik zal zo wol! Maar voorzichtig ik moet naar do telefoon, om de politie te waarschuwen!" Hij kleedde zich snel aan en sloop, den geladen revolver in de hand, floor de wootn- en eetkamer, naar zijn eigen ver trek. Daar lag oen man geknield voor het onderste vak van de mishandelde brand kast, bekeek bij het licht van een dieven lantaarn hot byoutcrie-kislje. Naast hem stond een der geslepen rijnwijnglazen, ge- mild met den goudgelen wijn de flesch stond op oen schrijfbureau. „Schurk," brulde Herman Mengel bier. Hij pakte den kerel van achter aan beide ar men heet en drukte hem ineen, zoodat deze zich niet verroeren kou. „Een. touw, D oortje, gauw, gauw!" 1 Zij trok snel een ochtendjapon aan en holde naar do kouken, do waschlijn ha lende, waarmede de inbreker vlug gobon- don werd. Toen draaide do huisheer het licht op cm beiden kijken, deels met angst, deels mot trots, naar den grijsaard, die hen nieuwsgierig aanzeg. „Zeg tnu eens, kerel," aldus begon Her man Mongelbicr, vervuld van zijn dap perheid on zijn waardigheid van overwin naar, „hoe je zoo onbeschaamd „Och wat onbeschaamd," bromde de an der. „Spreek alstubelieft niet vaai onbe schaamd Wat tytht u Vmacht eagttdijk in uw huis te maken, u, die een uitnoo diging ontving voor liet groote feest 'hij den bankier, die die villa zoo duur van ti hoeft gekocht?" Herman Mengelbior zette groote oogen op. Inderdaad, hij was uitgenoodigd, maar hij had op hot laatste oogenblik nog af gezegd er zijn zaken, welker totstand koniiing men liever niet feestelijk vieren helpt. „Wat weet jij daarvan? Hoor me dien kerel eens. Door, dat is toch wel het top punt van brutaliteit!" „Zoo? Ik zou wol' eens weten wie hier het bmtaalst is," antwoordde de geboeide. „Hoe noemt U het, wanneer men oen wo ning heeft van veertien honderd gulden huur on 'n brandkast, waarin plaats is voor drio millioen on men bezit nie mendal, niemand, versta je?" „Jou vlerk!" „Toe maar! Hot tafelzilver valsch. Zulke rommel noem ik niet oons meo." „Onbeschaamde! Mijn mooi zilver!" riep Dora boos. „Zilver? Prachtig! Breng het eens naar Oomo Jan, die zal je 't wol vertellen! En dan dio zwendel met de brandkast! Zich een solied stuk werk aanschaffen, waarop ik een dozijn loopcrs en boren verknoeid heb, en waarbij ik toch nog do zuurstofvlam heb moeten gebruiken cn dan niks oritil" „,Jou, jou," do heiden konden geen woorden vinden, ijDacht U aju werkelijk, mijnheer, dat den, óf wel de zitting van den Zaanschon gemeenteraad bij te wonen, hot laatste koos. Wat een enorme tijdsbesparing ople verde, waar dozen spreker altijd minsten." drie uren neemt als hij spreekt, het ee» sle. om op gang te komen, het tweede om met vollen stoom to werken, het dorde om het rustpunt weer te bereiken. Ook dezen keer is den Minister h'et zelo- tistne van eigen geestverwanten niet. go- spnmd. Ite heer üuymaer van Twist heeft zich wasuempel alweer tot tolk gemaakt van de Zomlagheiliigera a oufrance in de zen lande ,en i» net als verleden jaar weer Irogoiinwi Ie mieren over het feit, dat de groote Landbouwtentoonstelling, in 1913 io 's Hage te houden, op Zondag geopend zal zijn. De Minister sloeg den aanval terug met de op ietwat verdrietigen toon 'uitge sproken opmerking, dat men bij hem aan hot verkeerde adres is; dat de toepassing van de Zondagswet niet is opgedragen aan den Minister van Landbouw, Nijverheid on Han del, maar aan het Civiel Gezag. Waarlijk, de heer Talma heeft recht zich in deze bitter over zijn partijgenooten te beklagen. De heer Duymaer van Twist weet toch, als zijn inzicht ten minste zoo ver reiki, rlat do Minister, ook al wilde hij, onmogelijk aan dezen uitgesproken wensch kan voldoen. Een tentoonstelling, die in den volsten zin des woords internatio naal zal zijn, op Zondag to sluiten, zou ons in het buitenland met recht tot do Chineezen van Europa doen verklarenzou maken, dat men zich daar afvroeg of do gever van dat bevel niet eerder in een dol huis dan in een ministerie, thuis behooï'de. De afgevaardigde voor Steenwijk weet aan den anderen kant, dat niets onaangenamer is en kan zijn voor iemand, met het verleden van don heer Talma, dan dat in Calvinis tische kringen het geroep gaat, dat broeder Talma niet sneer vast is in de leer. Do weigering, die de Minister verleden jaar aan den heer Duymaer van Twist gaf in deze, is hem reeds te staan gekomen 'op zuurzoete moties van afdeelingen van Pa trimonium, die broeder Talma toebaden, dat hij ook als bewindsman het vierde gebod hoog zou houden. En toch gaat do heer Duymaer van Twist voort het den heer Talma op deze wijze lastig te maken, die dan ook wel lust zal krijgen om te bid den: lieer, bewaar mij voor mijne vrien den; met mijn vijanden zal ik het zelf wol klaar spelen. Waarlijk, als voor Steenwijk's afgevaardigde in deze niet als verzachtende omstandigheid kan golden, dat hem alle po litiek inricht ontbreekt, dan is er alle aan leiding om hem te beschuldigen, dat do zucht om met zijn orthodoxie tc pralen, het bij hem wint van alle consideraties met den eigen minister. I t Do begrooting van Financiën heeft door gaans een kalm verloop. Dan treden onze financiers in het krijt met hun wetenschap pelijke beschouwingen over de beste geld belegging voor de Rijkspostspaarbank, over ik geen nagemaakte obligaties van echte kon onderscheiden? Kom. ik lion niet to vergeefs in het vak vergrijsd! Bah waardelooze prollen, goed om ei de kachel mee aan te steken!" „Wat bazelt, die man?" riep hol jonge vrouwtje verwonderd. „Ik bazel niet, mevrouwtje. Helitu. dal zoodje voor echt gehouden, 't Rpijt me voor u, maar het. is nel zoo ruin iets waard als dio col 1 cciie brill,tulen, zoo kostbaar als kiezelsteentjes en warempel ook nog maar met zilver gemonteerd. En dat noemt zich nette menschen!" Dora weid puiperrood, Herman doods bleek. Do inbreker keek hen verachtelijk aan: „Bah! 'n duro woning en wat. er in is, is nagemaakt! Zelfs geen baar geld in huis! Waarvan loven jullie eigenlijk? Het geheime vakje in het schrijfbureau is ook leeg,Alleen de ijskast is gevuld. Goe de wijn is er, dat geef ik toe zeker nog niet betaald, wèl?" Herman Mengelbior sprong naar dc te lefoon. „Do politie zal je brutalen mond wel stoppen"j „Vooruit maar. Wat zullen jullie schuld- eischers en vrindjes blij zijn, als zo van jullie rijkdommen hoeren!" Hij grijnsde van pleizier. Boortje legde do hand op Herman's armen. „O, mannie!" fluisterde ze. H\- lxrot zich op do lippen, „Wat moet ik doen,?"1 „Laat hem loopen.i i „Maar" „Bedenk, als de menschcn hooren, dat"s ,ll.i .„Dat jou briljanten. .„Dat jou papieren. Hun blikken zochten het. tapijt, ze ma den elkaar, vnn schuld bewust. De inbreker zei niets, maar k'eek. Aarzelend Irad Herman Mengolbier op, hem' toe en maakte de waschlijn los. „Ik wil je laten loopen. Je bent door jo tevorgeefschon arbeid genoeg gestraft. Ik ik heb uit principe nooit iets van de waarde in do kast alles ligt op de bank'1 .■..„Zoo... zoo? Het repu zeker ook en hel tafelzilver? Nee, laat u gerust hot touw vastzitten. Ik ga met pleizier naar do gevangenis, ik heb vannacht niets ver diend waar moet ik van leven? „Maak dat je weg komtl" riep Herman, Mengelbior, de revolver in do hand. „Ik denk or niet aan, holt u maar ge nist do politie op!" zeide de man en ging gemakkelijk in den bureaustoel zit ten. itHet. zal aardig zijn voor de rechtbank van deze inbraak te vertellen."' „Ga dan tochl" zei Dora, on vulde zijn ghus nog eens in. „Fijn 1 'n Paar van die langhalzen zou den me aanstaan." „Ik geef jo d'r zes, als jo je dadelijk verwijdert." i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1911 | | pagina 5