64"° Jaargang.
Zondag 24 December 1911.
No. 13799
Tweede Blad.
Uit de Tweede Kamer.
De inbreker.
„Wel ja] Meent u dat $r buiten tm,
SCHIEDAMSCI !E COURAN
Deze courant verach^nt d a g e 1 rj k s, met uitzondering van Zon- an Feestdagen.
Prg's per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl.1.25 franco
per post fl.1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen,
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
pur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl.0.92iedere fegel meet
15 cents. Reclames 30 cent per ïegol. Grooto letters naar de plaats die z§
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden, Tari»ven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prjjs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Intercommunale Telefoon No. 103.
Wat zou Minister Heemskerk toch prach
tig op zijne plaats zijn als leider van een
cabinet d'affaires, en wat is het toch een
zonderling spel des toevals, dat hij het juist
is, dio geroepen is om een anti-these-mi-
nisferie ie leiden, een ministère, dat zijne
grooto meenlerhed verkreeg in 1909 door
den oproep van de van God gegeven Loider
min „on3 Christenvolk" om die anti-these
scherper dan ooit te voren op den voor
grond te brengen. Want, do heer Heemskerk
houdt niet van anti-thesen, en vooral niet
van scherpe anti-these, hij zou nieta lie
ver willen dan in pais en vree met iedereen
lc\en, en daar kan soms hij het nanhooren
van een spreker, die het hem „lasfig" mankt
ie's op dat beweeglijk gelaat te lezen staan,
dit zoo duidelijk zegtWaarom maakt men
mij toch het leven zuur? dat men er mede
lijden mee zou krijgen.
Als wij spreken van mensehen, dio hem
het ministerieele leven veronaangenamen,
dan hebben wij zeker niet in de eerste plaats
hst oog op de mannen van de oppositie. Wij
voo' ons zouden denken, dat het niet over
hen is, dat onze premier, als hij z.ijn haat
vrij kon uitstorten, zich het eerst zou bekla
gen. maar wij bedoelen de eigen partijgenoo-
tcn van Rechts, de ultra's, die den Minister
zijn dolce farniënte op onderwijsgebied maar
nie» kunnen vergeven; die zich afvragen wat
h.'t baat zoo groote meerderheid in de Eer
ste en in de Tweede Kamer te heblxm, als
men nu zich tevreden moet stellen met de
■subsidiewet-Kuyper, van 1903 die oplos
sing van de schoolkwestie willen in, den zin
van het gewijzigd Unie-Rapport, al brengt
do heer Heemskerk hun telkens onder het
oog, dat zulks zonder Grondwetsherziening
niet mogelijk is; en die er tevens op nan-
diingen, dat wijziging van de Lager Onder
wijswet de gemeentekassen zal openstellen
voor het bijzonder onderwijs.
-
Do Minister wuift dat alles van zich af,
en wij zouden hem onrecht doen, ais wij niet
erkenden, dat hij in de kunst van meesterlijk
afwuiven virtuoos is. Maar al moeten de
coulitiegcnoüten in liet algemeen en do eigen
pnrtijgenootcn in het bijzonder, om begrijpe
lijke redenen met dat afwuiven genoegen ne
men, aangenaam stemt het hen niet, en dat
te meer omdat hij, zelfs op dat gebied van
ons onderwijs, dat vrijwel verschoond is van
politieke voetangels en klemmen, ook zoo
goed nis niets doet, waarover 13r. De Visser
niit weinig ontstemd was. Maar. zoo is de
heer Heemskerk nu eenmaalhij heeft het
land aan het verdedigen van groote wets
ontwerpen, cn vandaar zijn strijd met do
Kamer om aan elk groot werk te ontkomen.
Hij zou dan ook geknipt zijn geweest voor
directeur van het bekende Circum-Locutie-
kantoor, waarvan Dickens in zijn Little
Dorrit spreekt. Eene instelling, waarmee de
beioemde Engeisehe romanschrijver, de meest i
meedoogenlooze persiflage leverde op de En-
gelsehe bureaucratie, en die \olgens liem in
het leven was geroepen om klagen over on
gerechte handelingen van de Rc&reriiuï zóó
O O O
lang aan den praat te houden en zóó af to
matten, dat hun weldra alle lust tot klagen
vergaan wasen dat zo, anderen tot leering,
liever aile ongerechtigheden verdroegen, dan
dat zo hunne bezwaren daarover officieel te
berde brachten. Do lieer Ter Laan heeft het j
bij het Hoofdstuk Onderwijs zoo snerpend
jtiisl gezegd, toen hij er op wees, dat aile
«prekera van het vorige jaar eigenlijk thans
geroepen waren om hetzelfde, zoo mogelijk
in andere woorden, nog eens over te zeggen,
omdat de Minister in het tifgeloopen jaar j
aan geen enkele uitgesproken wensch had
voldaan, en hot trok orizo aandacht, dat we
bij dit gezegde op menig gelaat van Rechts
itirtemming daarmee konden lezen.
Als men ons dan ook afvraagt, of wij
mennen, dat minister Heemskerk nog veel
populariteit geniet in anti-revolutionaire
kringen, dan zouden wij 'daarop beslist ont
kennend antwoorden, gesteld dat hij ze ooi.t
in groote mate gehad heeft. Wat hij geheel
mist is het „monumentale", waarmee Dr.
Kuyper zoo de harten wist te veroveren;
trouwens deze veldheer heeft altijd bij uit
nemendheid de kunst verstaan, het klavier
der volksconscientie zóó te bespelen, dat
het diepen naklank had. Hoe verzorgde Dr.
Kuyper als minister altijd zijn peroratie,
hoo wist hij aan zijn toch reeds door wel
sprekendheid boeiende redevoeringen steeds
een slot te geven, dat als een gevleugeld
™oord door heel den lande ging, terwijl
hij nooit ging zitten, zonder dat de partij-
gonooten alle aanleiding hadden, het slot
woord met bravo's te onderstreopen. We
herinneren ons nog zijn eerste groote rede
voering als Minister, waarin hij het goed
recht der antithese verdedigde met dat
pakkende slotwoord: „Welnu, linker- en
rechterzijde zullen, meen ik, hierin samen
gaan, dat wij hij alle wetgeving in toepas
sing zoeken te brengen de ordinantie: Gij
zult uw naaste liefhebhen als U zeiven.
Maar hierin zal de Rechterzijde zich dan
toch van de linkerzijde onderscheiden, dat
wij van Hem, die- dit woord sprak, vooraf
dit andere woord hebben ontvangen„Gij
zult liefhebben den lieer uwen God met
al uw krachtenDit is het eerste en het
grooto gebod"." Welnu, bij het aanhoo
ren van die woorden buigt elk lid van de
■achterzijde, en ik voeg er bij: elk lid van
het kabinet, zich diep eerbiedig neder.
Wc laten nu het onware van deze uit
spraak daar, maai' het is te begrijpen, hoe
veel weerklank dit woord vond onder de
getrouwen, die hier onder woorden zagen
gebracht wat zo zeiven wel gevoelden,
maar niet konden uitspreken, wien thans
in heldere kleuren het scherp omlijnd beeld
van de anti-these voor oogen werd gesteld.
Dora ging overeind zitten in het bed
ou stiet haar slapenden echtgenoot aan.
„Mannin schattio wordt wakker!
Er is iemand beneden
Herman Mengelbier (makelaar in huizen
en bouwondernemer en gros) snurkte
even en draaide zich om.
Maaï het jonge vrouwtje '"""mie duirtc-
lijk, dat do douxen van do brandkast ge
opend worden. De brandkast! De ziel van
haar jong huwelijk van welker rijken
inhoud haar vader eens toevallig kennis
genomen had bij een vluchtig zakenbezook.
Papa was er niet over uitgepraat., en het
gevolg was geweest, dat ca- bij haai* een
innig gevoel van liefde voor den bezit
ter wakker geworden was!
Nu pakto 2as het voorwerp van deze
teJiigo liefde krachtig hij den schouder
-n schud.de hem heen en weer.
„Herman. 1 ddevcn inbrekers."
Eindelijk werd hij wakker en zag dom
rn°l% in het flikkerende licht van de
kaarn.
„Wat inbrekers? Jo droomt kind."
Op dit oogenblik hoorde hij ook duide
lijk do deur vair do brandkast, die reeds
inng had moeten worden gesmeerd, gieren.
„Waarachtig! Kind jou brill anten
Do brillonten waren de huwelijksgift van
sijn schoonvader, die diamanten veel ver
Dat was een woord zoo verklaarde ons
een van de vele verrukte antirevolutionai
ren van dien tijd waar je iets aan hebt
voor heel je leven, daar zit houvast aan.
Erm u wil het ons voorkomen, dat dit juist de
toenemende grief is Legen den heer Heems
kerk, dat er aan hem heelomaal geen hou
vast is. De geestige Rraakensiek heeft on
zen premier eens voorgesteld als een glad
den zeehond, dien de politieke tegenstan
ders maar' niet te pakken konden krijgen,
wat door do politieke medestanders met
grinnekend welbehagen werd aangezien.
Welnu, het wil ons voorkomen, dat dit wel
behagen erg getemperd, om niet te zeggen
geheel verdwenen is, nu dat gladde zee
hondje zijn gladhoidskunsten ook te baat
neemt om aan alle aansporingen en verzoe
ken van Rechts te ontkomen; nu daarnaast
meer en meer want dit wordt zeker iede-
ren dag erger do argumentatie, als het
dien naam verdient, van den premier, niet
veel meer- is dan een geestig impromptu,
maar allesbehalve een ministerieele rede
voering. Trouwens, dat zal wel door nie
mand ontkend worden, dat er niemand is
in do Kamer, die zijn redevoeringen minde:)
verzorgt dan de premier. Het maakt op ons
wel eens den indruk, dat, als hij opstaat
om de verschillende sprekers te beantwoor
den, hij dan - nog absoluut niet weet,
wat hij zeggen zal, een weelde, waartoe
een man van zijn gaven, van zijn buitenge
wone vlugheid Vvan denken en van zijn
gemakkelijkheid van spreken, natuurlijk
spoediger komt dnn eonig ander, maar een,
die tevens niet is vol te houden, en die
zich op den duur wreekt.
Daar was nu de Loidsche quaestie. Wo
danken den heer Heemskerk cr voor en
wij hadden van dezen homme du monde,
oud-lid indien wij ons niet vergissen oud-
loctor zelfs, van het Loidsche Studenten
corps niet anders verwacht dat hij uit
dezen mispas van dat corps geene politieke
munt heeft geslagen, al zal hij daarmee
zeker weinig naar het hart hebben gehan
deld van de ultra's als do lieer Scheurcr, die
dit alles het noodzakelijk gevolg vonden
vin die „heiilooze Openbare Universiteit, die
met God hoeft afgerekend". Maar was het
daarom noodig over deze zaak, waarover
toch ook zeker van achter de Minister-Tafel
een ernstig woord had mogen gehoord wor
den, eene gemoedelijke causerie te houden
waarbij het nieces over oonige grapjes hem
u»r leidde tot allerlei uitweidingen, die eigen
lijk met de zaak zelve niets te maken had
den. die de zaak, waarom het ging, eigen
lijk geheel deden verdrinken in allerlei bijza
ken, en die, en dat i« uit een politiek oog
punt het bedcnkelijkste, de Rechterzijde in
(moge mate ontstemde? We zijn overtuigd
dat of op den duur deze houding van den
premier tot een of ander ooniliet aanleiding
zal geven, dnt hem de overtuiging zal geven
dut hij zich reeds hing ten eenenmale ver
gist heeft ton opzichte van do verwachting,
die der Regeeringspartii heeft over de hou-
ding van haren leider, achter de Ministers-
tafel. Enfin, de tijd zal het loeven. De be
groeting van Binnenlandse]ie Zaken geeft
ons geene aanleiding venier dan tot d»>?e
opmerkingmen kan zoo merken, dat de
Linkerzijde, nl moge hare per-ooniijke ver
houding tot dozen Minister niets re wen-ehrn
overlaten, ernstig opge/et debat met hem zoo
cel mogelijk vermijdt. En dal wel in de
overtuiging, dat zij dit tijdpeik van con-er-
votieve stagnatie op Ieder gebied moet dool
zieken, in welk tijdperk de heer Heemskerk
zco bij uitstek goed past.
De heer Talma, zeker naast Minister
Heemskerk de belangrijkste politiek»' liguur
uil dit Kabinet, is geheel de antipode van
den premier. Bij hem geene sprake vnn
luchthartigheid of lichtvaardigheid of zelfs
eenige spielerei. Hij is een stoer werker, wat
zelfs door zijn ergsten politieken tegenstan
der zal moeien worden toegegeven, en hij
preekt nooit, of hij zit er zeer behoorlijk
n. II5j moet, al is ook hij een man van
onmiskenbare gaven, de laatste vier jaar ont
zettend duchtig poot aan gespeeld hebben,
om de zaken, waarmee zijn Departement
belast is, zco onder de knie te krijgen. En
wo hebben hierbij nu niet zoozeer op het oog
do sociale verzekeringen en de regeling van
den Arbeid, waaraan deze Minister bij voor
keur zijne liefde heeft verpand, en waarvan
hij reeds lang vóór hij aan het bewind kwam,
ene bijzondere studie heeft gemaakt, maar
wel op de duizend en óén andere zaken,
dre onder zijn departement resworteeren, en
d'c zeer verre liggen van de studie van een
predikant. Of men den heer Tnlnni in de Ka
mer over de zuiveleonsu lonten of over het
mijnwezen, over de varkensvlekziokte of over
't visscherij wezen hoort, telkens dwingt hij
eerbied af door de wijze, waarop hij zich inde
zaken heeft ingewerkt. Wel blijft de wensch
over. dat de Minister dit ééiie van zijn col
lega Heemskerk overnam, dat hij de Kamer
wat vriendelijker tegemoet tradde hautaine
manier waarop hij de spreker-, beantwoordt
mei dat geforccoidc Ilaagsche accent, blijkt
bijzonder irriteorend op sommige Kamerleden
te werken. Muur misschim re hier aard cn
spreekwijze incer schuld Jan eigen bedoelen.
De begrooting van den heer Talma ging
dezen keer, men. kan vrijwel zeggen, zonder
eonig pakkend moment, onder den hamer
door. Wat niemand verwonderen kan, nu
de Minister Juni 1.1. bij de behandeling van
do vraagpunten over do Ziekteverzekering
fiat van de Kamer heeft gekregen op zijn
werkplan, en waar daarnaast bij de Alge-
meene Beschouwingen uitvoerig mol delle-
geering van gedachten is gewisseld over
de vraag of zij zich al of niet aan dat
eenmaal getraceerde werkplan zal honden.
De behandeling van dozen Minister is daar-
mnbovcn niet weinig bekort daar de heer
Duys, geplaatst voor de keuze om öf zijn
jaarlijkschc philippica over de gruwelen
(minder dan „gruwelen" is nu eenmaal in
het Dnysiatuisehe woordenboek niet tc vin
den) aan de Rijksveizokeringsbank to hou
liger bezit vond dan papieren.
„En jou papieren, mannier fluisterde
do jonge vrouw bezorgd.
„Ik zal zo wol! Maar voorzichtig ik
moet naar do telefoon, om de politie te
waarschuwen!"
Hij kleedde zich snel aan en sloop, den
geladen revolver in de hand, floor de
wootn- en eetkamer, naar zijn eigen ver
trek. Daar lag oen man geknield voor het
onderste vak van de mishandelde brand
kast, bekeek bij het licht van een dieven
lantaarn hot byoutcrie-kislje. Naast hem
stond een der geslepen rijnwijnglazen, ge-
mild met den goudgelen wijn de flesch
stond op oen schrijfbureau.
„Schurk," brulde Herman Mengel bier. Hij
pakte den kerel van achter aan beide ar
men heet en drukte hem ineen, zoodat
deze zich niet verroeren kou.
„Een. touw, D oortje, gauw, gauw!"
1 Zij trok snel een ochtendjapon aan en
holde naar do kouken, do waschlijn ha
lende, waarmede de inbreker vlug gobon-
don werd.
Toen draaide do huisheer het licht op
cm beiden kijken, deels met angst, deels
mot trots, naar den grijsaard, die hen
nieuwsgierig aanzeg.
„Zeg tnu eens, kerel," aldus begon Her
man Mongelbicr, vervuld van zijn dap
perheid on zijn waardigheid van overwin
naar, „hoe je zoo onbeschaamd
„Och wat onbeschaamd," bromde de an
der. „Spreek alstubelieft niet vaai onbe
schaamd Wat tytht u Vmacht eagttdijk
in uw huis te maken, u, die een uitnoo
diging ontving voor liet groote feest 'hij
den bankier, die die villa zoo duur van
ti hoeft gekocht?"
Herman Mengelbior zette groote oogen
op. Inderdaad, hij was uitgenoodigd, maar
hij had op hot laatste oogenblik nog af
gezegd er zijn zaken, welker totstand
koniiing men liever niet feestelijk vieren
helpt.
„Wat weet jij daarvan? Hoor me dien
kerel eens. Door, dat is toch wel het top
punt van brutaliteit!"
„Zoo? Ik zou wol' eens weten wie hier
het bmtaalst is," antwoordde de geboeide.
„Hoe noemt U het, wanneer men oen wo
ning heeft van veertien honderd gulden
huur on 'n brandkast, waarin plaats is
voor drio millioen on men bezit nie
mendal, niemand, versta je?"
„Jou vlerk!"
„Toe maar! Hot tafelzilver valsch.
Zulke rommel noem ik niet oons meo."
„Onbeschaamde! Mijn mooi zilver!" riep
Dora boos.
„Zilver? Prachtig! Breng het eens naar
Oomo Jan, die zal je 't wol vertellen!
En dan dio zwendel met de brandkast!
Zich een solied stuk werk aanschaffen,
waarop ik een dozijn loopcrs en boren
verknoeid heb, en waarbij ik toch nog
do zuurstofvlam heb moeten gebruiken
cn dan niks oritil"
„,Jou, jou," do heiden konden geen
woorden vinden,
ijDacht U aju werkelijk, mijnheer, dat
den, óf wel de zitting van den Zaanschon
gemeenteraad bij te wonen, hot laatste
koos. Wat een enorme tijdsbesparing ople
verde, waar dozen spreker altijd minsten."
drie uren neemt als hij spreekt, het ee»
sle. om op gang te komen, het tweede om
met vollen stoom to werken, het dorde
om het rustpunt weer te bereiken.
Ook dezen keer is den Minister h'et zelo-
tistne van eigen geestverwanten niet. go-
spnmd. Ite heer üuymaer van Twist heeft
zich wasuempel alweer tot tolk gemaakt
van de Zomlagheiliigera a oufrance in de
zen lande ,en i» net als verleden jaar weer
Irogoiinwi Ie mieren over het feit, dat de
groote Landbouwtentoonstelling, in 1913 io
's Hage te houden, op Zondag geopend zal
zijn. De Minister sloeg den aanval terug
met de op ietwat verdrietigen toon 'uitge
sproken opmerking, dat men bij hem aan hot
verkeerde adres is; dat de toepassing van
de Zondagswet niet is opgedragen aan den
Minister van Landbouw, Nijverheid on Han
del, maar aan het Civiel Gezag.
Waarlijk, de heer Talma heeft recht zich
in deze bitter over zijn partijgenooten te
beklagen. De heer Duymaer van Twist weet
toch, als zijn inzicht ten minste zoo ver
reiki, rlat do Minister, ook al wilde hij,
onmogelijk aan dezen uitgesproken wensch
kan voldoen. Een tentoonstelling, die in
den volsten zin des woords internatio
naal zal zijn, op Zondag to sluiten, zou
ons in het buitenland met recht tot do
Chineezen van Europa doen verklarenzou
maken, dat men zich daar afvroeg of do
gever van dat bevel niet eerder in een dol
huis dan in een ministerie, thuis behooï'de.
De afgevaardigde voor Steenwijk weet aan
den anderen kant, dat niets onaangenamer
is en kan zijn voor iemand, met het verleden
van don heer Talma, dan dat in Calvinis
tische kringen het geroep gaat, dat broeder
Talma niet sneer vast is in de leer. Do
weigering, die de Minister verleden jaar
aan den heer Duymaer van Twist gaf in
deze, is hem reeds te staan gekomen 'op
zuurzoete moties van afdeelingen van Pa
trimonium, die broeder Talma toebaden,
dat hij ook als bewindsman het vierde
gebod hoog zou houden. En toch gaat do
heer Duymaer van Twist voort het den
heer Talma op deze wijze lastig te maken,
die dan ook wel lust zal krijgen om te bid
den: lieer, bewaar mij voor mijne vrien
den; met mijn vijanden zal ik het zelf wol
klaar spelen. Waarlijk, als voor Steenwijk's
afgevaardigde in deze niet als verzachtende
omstandigheid kan golden, dat hem alle po
litiek inricht ontbreekt, dan is er alle aan
leiding om hem te beschuldigen, dat do
zucht om met zijn orthodoxie tc pralen,
het bij hem wint van alle consideraties met
den eigen minister. I t
Do begrooting van Financiën heeft door
gaans een kalm verloop. Dan treden onze
financiers in het krijt met hun wetenschap
pelijke beschouwingen over de beste geld
belegging voor de Rijkspostspaarbank, over
ik geen nagemaakte obligaties van echte
kon onderscheiden? Kom. ik lion niet to
vergeefs in het vak vergrijsd!
Bah waardelooze prollen, goed om
ei de kachel mee aan te steken!"
„Wat bazelt, die man?" riep hol jonge
vrouwtje verwonderd.
„Ik bazel niet, mevrouwtje. Helitu. dal
zoodje voor echt gehouden, 't Rpijt me
voor u, maar het. is nel zoo ruin iets waard
als dio col 1 cciie brill,tulen, zoo kostbaar
als kiezelsteentjes en warempel ook nog
maar met zilver gemonteerd. En dat noemt
zich nette menschen!"
Dora weid puiperrood, Herman doods
bleek.
Do inbreker keek hen verachtelijk aan:
„Bah! 'n duro woning en wat. er in
is, is nagemaakt! Zelfs geen baar geld in
huis! Waarvan loven jullie eigenlijk? Het
geheime vakje in het schrijfbureau is ook
leeg,Alleen de ijskast is gevuld. Goe
de wijn is er, dat geef ik toe zeker
nog niet betaald, wèl?"
Herman Mengelbior sprong naar dc te
lefoon.
„Do politie zal je brutalen mond wel
stoppen"j
„Vooruit maar. Wat zullen jullie schuld-
eischers en vrindjes blij zijn, als zo van
jullie rijkdommen hoeren!"
Hij grijnsde van pleizier. Boortje legde
do hand op Herman's armen.
„O, mannie!" fluisterde ze.
H\- lxrot zich op do lippen, „Wat moet
ik doen,?"1
„Laat hem loopen.i i
„Maar"
„Bedenk, als de menschcn hooren,
dat"s ,ll.i
.„Dat jou briljanten.
.„Dat jou papieren.
Hun blikken zochten het. tapijt, ze ma
den elkaar, vnn schuld bewust.
De inbreker zei niets, maar k'eek.
Aarzelend Irad Herman Mengolbier op,
hem' toe en maakte de waschlijn los.
„Ik wil je laten loopen. Je bent door
jo tevorgeefschon arbeid genoeg gestraft.
Ik ik heb uit principe nooit iets van
de waarde in do kast alles ligt op
de bank'1
.■..„Zoo... zoo? Het repu zeker ook en
hel tafelzilver? Nee, laat u gerust hot
touw vastzitten. Ik ga met pleizier naar
do gevangenis, ik heb vannacht niets ver
diend waar moet ik van leven?
„Maak dat je weg komtl" riep Herman,
Mengelbior, de revolver in do hand.
„Ik denk or niet aan, holt u maar ge
nist do politie op!" zeide de man en
ging gemakkelijk in den bureaustoel zit
ten.
itHet. zal aardig zijn voor de rechtbank
van deze inbraak te vertellen."'
„Ga dan tochl" zei Dora, on vulde zijn
ghus nog eens in.
„Fijn 1 'n Paar van die langhalzen zou
den me aanstaan."
„Ik geef jo d'r zes, als jo je dadelijk
verwijdert." i