64"" Jaargang. Zaterdag 23 Maart 1912. No. 13874 Berde Blad. WEDSTRIJDEN. De juweelen der doode. Beschavingsraadselen. Intercommunale Telefoon No. 103. ALLERLEI. EEN EN ANDER UYER GROENTEN. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- on Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaai-dingen 11.1,25, franco per post fl. 1.G5. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaai* dingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonueinenlon worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). regels fl. 0.92; iedere regel meer letters naar do plaats die zij Prijs der Advertentiën: Van 16 15 cents. Reclames 30 cent per regel, Groots innemen. Advertentiën hij abonnement op yoordeclige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents por z dvertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen, Men heeft eerst met succes het drank euvel kunnen bestrijden, toen men ge bruik en misbruik over één kam is gaan scheren. Halve maatregelen schijnen bij derge lijke propaganda bewegingen geen maat regelen Ie zijn. Redeneert men volmaakt logisch, dat gebruik niet schaadt, doch dat eerst misbruik het gevaar is, dan gaat deze redencerhig voor den enkeiing op, doch voor de menigte schijnt deze logica het summum van gemis aan logica. Dan moet men zeggen: Elke druppel is vergif. En eerst niet dot gelijke absolute redeneoring.m die milt of meer wetenschappelijk kunnen worden gemotiveerd, krijgt men den vijand lot wijken. liet is niet zoo'u groot wonder. Aan eeu apodictisch „elke druppel alcohol is ver gif" heeft de menigte houvast. Men geeft zich natuurlijk geen juiste rekenschap van wat vergif in deze heleekenis is, meu ver gelijkt niet met andere schijnbaar onschul dige dingen, die ook „vergif" bevatten. Alen heeft behoefte aan eenvoudige begrippen en zegt dus: „IVic drinkt, neemt gif in." Wilt gij dus drinken, gij moet het zelf weten, doch elke druppel is gif, niet gif dat dade lijk doodt, doch gif dat uw lichaam ver woest, uw geest aantaal, uw nakomelingen ongelukkig maakt, enz. Wenschl uien dus drankmisbruik te be strijden, dan taste men op de meest apo dictische wijze het drankgebruik aan. Geldt deze wan rijft d nu ook voor an dere misbruiken err met name voor het misbruik van. onzen, tijd: het Avedstrijd- ouvel Het is een vraag, waarop men niet aan stonds een antwoord gereed kan hebben, ook en vooral 'omdat (te wedstrijd op zich zelf zeer zeker geen euvel is. Hij is hot natuurlijke gevolg van een op ontwikke ling van de individualiteit aangelegde be schaving. Ontwikkelt men zijn individuali teit, hetzij dan in wetenschap, kruist, \'oet- ballen, roeien, schieten of voordragen, dan ontstaat vanzelf de behoefte van het mo ten van die ontwikkeling. En dat meten geschiedt met een wedstrijd, tenzij de staal in tie examens 'een officieel meetiverktuig geeft, dat voor een gedeelte in deze meet- behoefte voorziet. Intussehen met die zuivere indivi- dualiteitsnieting komen wij er niet. ,Wij willen ook weten, wie met zijn vieren, zijn achten, zijn meerderen de beste resultaten bereiken en dus krijgen wij naast de in dividualiteitsmeting de meting van sommen van individualiteiten. Tol zoover schijnt ons in den wedstrijd nog weinig kwaad. Ook binnen de boven getrokken grenzen bestaan misbruiken, ook daar kan men het „niets al to zeer" van do Grieken uit het oog verliezen. Doch zoolang de wedstrijd uitsluitend en alleen voorlrcffclijkheidsmeter blijft, staat - zijn goede zijde in het volste licht. Anders wordt het als de publioke be langstelling erbij komt. Naarmate die meer Toon de directeur van de groote ijzerfa- fabrieken te iVrudy, Ktnile Bénéjacq, op zekeren morgen op zijn bureau Icrvam, zag hij op zijn schrijftafel een aan hem zelf gericht, aangeteekend pakje, liggen. Het was een zorgvuldig dichtgebonden, langwerpige doos. Zooals het poststempel aanduidde, was ze afkomstig uit Pe.manibuco. E.mile Bénéjacq begon eerst den brief te lezen die bij het pakket gevoegd was. Hij luidde als A-olgt: „Zeer geachte. Heer. Heden is het juist tien jaar geleden, dat Odette Bénéjacq gestorven is. In dien tijd, mijnheer, >vas ik reeds se dert ettelijke jaren uw vriend. Het avh.s slechts in schijn, want in waarheid haatle ik u. Ik haat u om uw levensopvatting, uw denkwijze, uw levenswijze. Wat mij bovenal tegen u innam, Avas uw groote praalzucht en ijdelheid. Zeker zou die mij van u hebben afgestooten, als uaa* vrouw er niet geweest was. Uw vrouw! Ilobt te voorschijn komt. vermindert het zuivere karakter van den wedstrijd, Avordt liet meer liefhebberij in kansspel. Eerst krijgen wij nog de eerlijk belang stellenden, in hel Engelsch supporteis ge heefen. Zij zijn medeleden van de dub menschen die persoonlijk belangstellen in de strijders. Doch nu gaat de „belangstel ling" al verder. Zij tast de stadgenooten, de landgenooten, ja de rasgenoolon aan. Wat eerst eerlijke belangstelling was, wordt nu opgevijzelde opwinding. Bewust of min der boAVust begint de u-ecLlrijd een zaak te Avoixlen. Men prikkelt de belangstelling men geeft uit den li-euro berichten irvtrr al lerlei kampioenen. En .in plaats v;ui ile gewoon menschelijke, belangstelling in het lot van een vriend komt de ziekelijke ge prikkelde sensatie, de lust om hot- hazard spel hij te wonen, do kansen van liet lol te volgen, le zien wie het winnen zal. Men verheelt zich nog belangstelling voor de kampioenen (e hebben, doch die belang stelling is niet fnecv dan de halstarrigheid waarmee men aan liet rood of het zwart van t zuivere kansspel vasthoudt. De Avedslrijd wordt een roulette, Avaarbij men voor hol halletje of <de „kleine paardjes" toevallig den een of anderen mensch genomen heeft. Het is waar de. overwinning is niet uit sluitend tooA-al, zij komt aan het boste hart, de rapste beenen, het Arlugste lichaam Doch AA'ie dat hart, die beenen, dat lichaam bezitten, doet er Aveinig meer toe. is men hij de spelwedstrijden zoover, dan ontdekt men dus, dat men even j;aetl het hart of de .beenen van een professional kan gebruiken als die van een liefhebber- speler. Het beroepsspol is dus geboren. De beroepsspelers verdrijven meer en meer de liefhebbers, die het èn om den tijd én om de training èn tengevolge van de selectie niet zoo ver meer kunnen brengen als de beroepsspelers. Is men dus in dit stadium van do wed strijdontwikkeling gekomen, dan verdwijnt de lust tot krachtmeting, do beroepsspelers verdringen de liefhebbers, het publiek eisehi steeds meer, zijn belangstelling is die van een hazardspeler. Ziedaar onze toekomst. In Engeland klaagt men er steen en heen over, dat di sport. afneemt naarmate de sport-kijklust toeneemt. En in Amerika schijnt men nog verder op dit pad, dat ten slotte leidt naar de spel-woede uit den vervaltijd der Ro- meinscbe keizers. Hoe nu aan deze slechte vooruitzichten te ontkomen? Kan men de uitwassen van don wedstrijd uitsnijden om alleen het goede te behouden of dient men hier te werk te gaan als hij de drankbe strijding? Wij stolleu de vraag, zonder nog direct een oplossing te kunnen gCA-en. Wij gaan nog al groot op den stand van onze beschaving. We zijn het niet moede elkander to vertellen, dat avo gekomen zijn tot een avoI georganiseerd samenleven, als nooit te voren bestond; dat we beheerscliers geAVorden zijn van de 'natuur en bijvoorbeeld wonderwerken van techniek hebben tol stand gebracht, die hun Avedcrgade niet hebben en waarmede niets uit vroegere eeiiAven te vergelijken is. Ondertusschen zijn de oudheidkundigen zwijgend bezig met in den bodem naar sporen Arnn vroegere menschelijke neder zettingen te zoeken. Vooral het wonder bare Dosten, het land van Nebucadnezar, het. huid der Fjharao's, het land, dat den stichter van het Christendom tol, zijn bur gers itölde, staat in het middelpunt van hun onderzoek. Wij hooren wonderbare dingen. De ruïnen van het oude Dabylou komen mui den dag en het blijkt, dat ze een oppervlak heslaan grooter dan het tegenwoordige Londen met al haar voorsteden daarbij gerekend. Dc* lengte van de in het, daar nog al smaalle, Nijldal gebouwde Memphis, Avas meer dan dertig kilometers gaans. Het honderdpooC- tige Thabo stak in giootta heide genoemde steden naar de kroon. De bevolking van deze reuzensteden moet in de miüioenen geioopen hebben. Deze sleden mi bewijzen op zich zelf al, 'dal. ze een hooge cultuur moeten hebben gekend en een vers (rekken de, goed georganiseerde verdeeling van be drijf cn regeling van verkeer, Avant een op lagen trap slaande, hoofdzakelijk van jacht en visscherij levende bevolking, zou natuurlijk aan zulke overweldigend groote bevolkingscentra niet de minste behoefte hebben gehad. Alle overige leekeneu wijze,n er echter ook al op, dat de cultuur jn den bloeitijd dier reuzensteden inderdaad zeer belang rijk heeft moeten zijn. Giet name de techniek moei toen zeer ontwikkeld zijn geweest cn de toenmalige ingenieurs hebben, Aval. on dernemingsgeest betreft, volstrekt niet voor de tegenwoordige behoeven onder te doen. Wanneer Ave bijvoorbeeld hooren, dat do Egyptische Avaterbouwkundigen op last van, koning Menos omstreeks 3200 v. Chr., om het straks genoemde Memphis te bouwen, do goheelc bedding van den Nijl verlegden, een stroom, dio daar ter plaatse 2000 meter breed en 's Avinlers «tien a veertien meter diep is, dan Aveel men niet, rat men meer boAvoiv leven moet: dezen arbeid, of wel het graven van het Suezkanaal door de Loskops, die overigens in een Egyptisc.lum collega A-oor lenige honderd jaren voor 't begin van onze jaartelling reeds een vont gang ra moei hebben gehad. Uit alles blijkt dus, dat de aarde in zeer hooge oudheid reeds ton minste eenmaal draagster van hoogstaande cultuurvolken. gCAveesl is. Niets Ibelol ons naar analogie van dit feit aan te nemen, dat ze het reeds veel vaker is geweest en dat ook de cul tuurvolken uit, Avat avij de oudheid noemen, reeds spuien van nog oudere cultuurvol ken dan zij zelve gevonden kunnen heb ben. Deze ontdekkingen van de oudheidkun digen nu zijn uitmuntend geschikt om mis 'n beelje bescheidener le maken dan Avij zijn; om ons lot Avn.t meer beminnelijke mensdien te maken dus en om eens een grondige» Opruiming te houden onder Tial alleromiit- slnanhaarsle me.nschenslag. dat rondloopt met oen gezicht, Avaarop reeds van verre te lezen is: menials dageivesen noch; kijk wat hebben ayc hel-toch ver gebracht in de Avereld! Deze ontdekkingen der oudheidkundigen u baar gekend? Maar hoe zoudt u haar gekend hebben? Haar teere schoonheid, haar eenvoud, grootmoedigheid, oprecht heid. haar begaafdheid! Hoe hadden al die fijnheden zich een Aveg kunnen banen door uav dikke huid? Ik heb hot reclit u dat te zeggen, want Odelte mi ik luidden elkaar lief. Tol uAA* geruststelling, mijnheer, stel ik I li er voorop, dal uw echlgcnootelijkc oer onaangetast is goblet-en. Wij hadden to veel achting voor ons zeil, om niet te Avaehtcn lot onze tijd gekomen tvas, Int don dag, waarop niets ons meer zou kunnen schei den. Ik Bul nog slechts hvee jaar noodig om dit doel te kunnen bereiken. Dan zou ik mij a oor de geheele wereld de vroiuv ge haald hebben, dio mij toebehoorde naar hot recht der liefde; Avij zouden naai' Rusland gaan, en dan zou ik het. ambt n-im-aarden, dat mij aauis toegezegd. Maar die droom, mijnheer, werd niet A-onvezenlijkt. Op een dag in October ik was juist bij u op bezoek voelde. Odette zich on tvel, De opAvinding in haar trekken, do bijna metaalachtige glans in haar oogen, verontrustten mij' dadelijk. Zoolang ik leef, zal ik niet vergeten, hoe Odette mij aankeek, niet din omiitspreke- doen ons verder onwillekeurig vragen": hé' Avaai'oin is er nu van die cultuur.niets dan een ruïne overgebleven Waarom hebben' de volken der aarde bij hun gaan en komen elkander niet 'de hand mogen reiken, waar- Oin heeft het verdwijnende geslacht niet altijd alles aan het opvolgende geslacht om verder te ontwikkelen kunnen geven. Aval het moeizaam op de natuur veroverd had, Is "t mogelijk soms, dat er een verschui ving A-an klimaat gekomen is, Avaarbij den mensch, hoe groot zijn aanpassingsvermo gen overigens ook is, de verdci e arbeid te 'zwaar viel, Waarbij bet menschdom dus snel Verouderde en krachteloos werd! Die mogelijkheid bestaat in het afgetrok ken natuurlijk, maat' een Avaaiscliijnlijke mogolij! beid ïs hel niet, Menschen, die liet Avoten 'kunnen, zeggen bijvoorbeeld, dat de vlakte, die tusschen Euphrant en Tigris als ecu Avoestenij daarheen ligt, even goud een korenschuur der narde nu zou kunnen zijn, 'als in de zeer hooge oudheid, toen ze 'door een kunstig uitgevoerd kanalen- systeem lot in haar verste hoeken doel matig 'besproeid werd. De reden van die plotselinge inzinking der cultuur moe! dus in 'de deelhebbers aan die cultuur zelf gelegen hebben. Welke dan die reden is? 'I 'Is mogelijk, dat het mousclidum in zijn geheel brieven kan, Aval een mensch in het klein beleeft soms: een plotseling, voor 'goed gebroken zijn naar lichaam en geest, 'doordat lichaam en geest zich over spannen hadden. 't Is mogelijk, dat een zeer oud, eerbied waardig hoek, dal helaas maar Aveinig meer ter 'hand genomen wordt, gelijk hecfi. waar het zegt: gerechtigheid verhoogt een volk, maar zonde is een schandvlek voor de natie. En 'zeer onwaarschijnlijk is dat laatste niet, Avij Aveten immers, dat ons eigen volle in dc 18de eeuw aardig op weg was om een totale inzinking der cultuur te beleven, toen hef verwijfd en ship en werkeloos neer ging zitten hij de rente van het goed, door werkzame, A-an kloeke idealen ver vulde voorouders samen gebracht. Hoe het zij, de geschiedenis der aaide leert liet ons, dat niet de cultuur van lieden do oenige hooge fultniiT geweest is, mam dat er etilluien geiveesl zijn ca en veel omvattend 'als de onze, (lie alleen nog enkele sporen achterlieten eu dat onze eigene 'beschaving dus voLln-kl uiei ge« Avaathorgd is, dal ze niei als alles, Avat haar vnoiging, bijna spoorloos eens zal nmleiga-a.il. Is 'deze les bemoedigend voor de be wonderaars der cullunv van het heden? Neen, erg bemoedigend is ze niet, Avel AvaarscluiAvt ze den leaomvooidtgen mensch om u-at meer iii toepassing ie brengen dan men tegenwoordig doet den raad van den 'glooien Goethe»- Wat 'gij geërfd licht van uw aaderen, venverl het om hot te bezitten. lijk angstige uitdrukking in liet gelaat. Den volgenden dag stelde de dokter ly- plieuse koorts vast. Ik kou, daar u niet thuis was, aan het ziekbed blijven. Zoo is zij voor mijn oogen gestorven, nadat haai' arme glimlach inijYIe Avoiidcrlijksle, de Avanhopig- slo liefdesbekentenis had afgelegd, die ooil fen man gehad heeft. Jk drukte haar do 'oogen toe, kuste haar koude voorhoofd en liep als een Avaauzinnige door de stralen. Ach, als ik haar had kunnen meenemen, wegvoeren uit uav huis en haar brengen 'op een of ander dorpskerkhof, dan -zou ik haar onder bloemen, louter bloemen be graven hebben U liet haar in een pronkerige», smake- toozen grafkelder, op een van die dooden- akkevs, zonder cenige innigheid, bijzetten. Maar n jdeeclt nog meer. Den aA-ond vóél de begrafenis kwam ik in de kapel, Waar U mijn lievo doodc op een haar luult lalen neerzetten. Kenige vrienden mi vriendinnen knielden ontroerd naast het met vele bloemen ver sierde doodonleger. 'LNvoe mannen baden. Onhoerd (rad ik naderbij en zag mijn arme overleden Odette weer. Ach, Aval Avas haar gezichtje bleek!.... Maar zoo zalig glimlachend, als iu den droom, dien ik alleen kende. En ik zag verder iets, dat EEN LESJE AAN DE TEL EU RA 1- 1ST E enige n tijd geleden stapte in e.-n land stadje een reiziger al en begat zich naar het postkantoor, om et-u adres op een brief te schrijven. Hij Avas op het punt het gebouw le verlaten, toen hij een dame zag, du* dienst deed als telegrafiste, en zijn boe»» af nemend, groette hij haar beleefd. Maai de jonge dame scheen een zeer hoogen dunk van zichzelf© te hebben en richtte tot den vertrekkende de volgende* ivoor» den. „Ik moot zeggen, dat ik het nogal bru taal van u vind, om hier op hel kantoor le komen, alleen om even een adres op een brief te krabbelen," De aangesprokene antwoordde beleefd, dat hij meende, dat zoo iets in bijzondere gevallen toegestanu ivas, maar. wanneer er nooit iemand voor dat doel toegelaten werd, hij geen uitzondering wilde ma- kon en beieid u-as een telegram te ver zenden. Hij maakte toen een lelegram up, reikte het de jonge dame over, oil lu*t bleek liet volgende te bevatten: ,.Ue jonge daim*, die bier den dienst als klerk Avaarneeinl. is volstrekt niet op du hoogte van d<- n*gels der beleefdheiiL'' De jonge dame, achrikte zeer, toen zij het lelegram las, dat gerit-hl iva-s aan df»u secretaris-generaal van het postwezen. De heer, die haar groote verwarring bè- murkfee, sprak kalm tot haar: „Als ik er u een dienst mee kan ducu, behoeft u het telegram niet te verzem.U Snaar, ik hoop, dat 'iet voor u een L-; zal zijn, in 't vervolg wat vrien» 1 dijker te wezen." mij een schaamtelooze ontAvijding scheen: aan rlo ooren tivec reusachtige oorhangers, welke zij nooit gedragen hadom haar Avaskleurigcn hals een -moer van paaiden, av,-uil-van zij nieL hield, omdat uw ijdelheid het haar had omgehangen: nui de op het laken uitgestrekte vingers, aan haar ver slijfde koude handen, schitterden ringen Bij do deur herhaalde een bediend-* in livrei voor mij met gedempte slem, den hem door u voor alle bezoekers inggpren- ten zin: „De lieer Bénéjacq ivensclit, dat movrouiv Bénéjaeq begraven Avoixlt met al de jn Aveelcn, waarvan zij hield.*' Dat was te A-eel. Op dit oogenblik bcdoot ik, allo verdere spel van uw ijdelheid met dc doode le verhinderen. Want ik, die Odette Avanrachtig lief lu en mijn loA-en lang beweoneii zal. kon haar niet latum gaan, behangen met uw vreeselijke geschenken. Neen, daarop lnull u geen recht! Van die sporen uav er hand moest ik haar bevrijden, zij moest heel een voutlig. in de witte sluiers, die haar om gaven, heengaan. Mijn besluit avos genomen Ik kocht uav lakei om en liet hem een slaapmiddel mengen in de sterke koffie dol mannen, die de doodcnwacht hielden. En zij sliepen zeer vast, toen ik om 10 uur in Sommige. groenhui /.ijn iu het gebruik zeer anddezer dagen iverden in een Duitse li lijdscbriU eenige inedeileelingou gedaan over een eeuwen-uml gebruik van salade, als slaapJievoniineud middel. Le beroemde (iiieksche avis Galemis (overleden 2(n> jaar na Christus sehifèv daarover naar aanleiding van eigen ondervindingen, het vnlgemle: „Tueii ik av nL ouder Avenl en op m n geregclden -lanp meer prijs ging stSb's,, was bel mij. deels dom' de gewuoilk* nm 's nachts U* naken, deels nuk, Avijl op gevordciden leetlijd de slaap uitblijft, alleen mogelijk lieliourlijk U* slapen na 's avonds een poili-* saki le gegrp-n le hebben." Houwt-! men de schouders op ha,til over nude geschiedenissen, zou liet toch wol ovv(Weging verdienen of een onderzoek, naar evontiiveh- -laapvi-rwekkemle eigen schappen van liet rijke melksap der Lat:- tuca's niet zou bevestigen. Aval de oude aeseiilapeii bcwe-odeii. Intussehen blijkt er uil, dut moesgroen ten reeds m oude lijden bekend Avaieo. Uit andere mededeelingen bleek, dat de volken aan de Middellands-die Zin- reeds 2000 jaar voor Gluistiis peulgeivas-sen. als linzen, envien en boom-u, aten. Kool was ook reeds in de vroege oud heid hekend; Griek-sdie en Romeinscho klassieken spreken van kool en koolsoep het dooden-vertiek kAvam. Ik was alleen; het aa as vreesclijk eu toch heerlijk. Ik be vrijdde Odelie van u, ik nam de juweelen van Iuiar weg, deze in geld uitgedrukte rouAvpOse. Alleen een ring, dien Odette als meisje ge hagen had, liet ik aan haar hand. En ik verwijderde mij kalm, in hel be- Avust/ijn, een goed werk le hebben gedaan, Toen de diefstal den volgenden dag ont dekt Averil, was ik reeds ver Weg, en mijn vlucht gold als heAvijs, dat ik dc dader van deze misdaad avus. Niemand in uav om geving Avord verdacht. De „dief" heeft, zich in een andere we reld, onder een anderen naam, een nieiiAv heslaan venvoi-ven. Ue herinnering aan Odetlc beheersdit hem eu zal hun altijd blijven behcemchen. En lieden, na verloop van 10 jaar-, zend ik u uav sieraden terug, U kunt. daarmee, de tweede inevriniAv Bénéjacq gelukkig ma ken, of ze verknopen. Ongetwijfeld zult u bet laatste doen. Ik toeken niet den naam, Avaamnder u mij voor tien jaar gekend hebt. Georges Avgueil.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1912 | | pagina 9