gj"° Jaargang
Zaterdag 19 December 1914
No 14712
Tweede Blad
Uit de Tweede Kamer.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per- kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen 1.25, franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzondei h'-ke nummers 2 cent.
Abonnemc worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën hij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan wijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Intercommunale Telefoon No. 103.
i
Het was begrijpelijk, dat bij de alge-
meenc beschouwingen over het hoofdstuk
Buitenlandsche Zaken het door den oor
logstoestand geprangde hart zich lucht zou
geven. Ook ons land verlangt vurig naar
het einde van den oorlog; ook hij ons
wordt, als in zooveel neutrale staten, de
vraag overwogen: kan er niet iets wor
den gedaan,, om zoo groote ellende, als
thans over Europa kwam, voor het ver
volg onmogelijk te maken?
De heer De Beaufort, eerste spreker bij
dit hoofdstuk, ziet zulk een middel in de
Bryan-tractaten, waarvan in Europa door
onzen Minister van Buitenlandsche Zaken
liet eerste is gesloten, en waarbij bepaald
wordt, dat bij het voorkomen van inter
nationale geschillen een commissie bïnnei.
een jaar verslag moet uitbrengen, en waar
bij het aan partijen verboden is in dat jaar
den oorlog te beginnen.
De afgevaardigde voor Amersfoort begon
met warme hulde te brengen aan den Mi
nister Loudon, voor alles, wat hij in deze
moeilijke tijden voor het behoud van onze
neutraliteit had gedaan, een hulde, waarbij
de Kamer zich met luid applaus aansloot,
en stelde toen verder in even uitvoerig
als keurig betoog de nuttigheid van be
doelde tractaten tegen de z. i. met alle
recht spottende militaire opvattingen van
„oorlogsnoodzaak", zooals die door den
oud-minister Staal an „Het Vaderland" en
door den oud-minister Colijn in de „Stem
men des Tijds" is verdedigd, al was er
dan ook nog eenig verschil in beider op
vatting.
De heer Staal toch zegt:: Waar ervoor
de volken onderling geen recht bestaat, in
een wetboek neergeschreven, en waaraan
de volken zich hebben te houden, kan men
moeilijk het gold hier speciaal de schen
ding van de neutraliteit van België door
Duitschland ooit van schending van het
volkenrecht spreken, en dienen dergelijke
daden beschouwd te worden uit het oog
punt van oorlogsnoodzaak, zooals de mili
tairen zulks noemen. Met andere woorden:
Als Duitschland zeker wist, dat het door
de neutraliteit van België onaangetast te
laten, zichzelf in de onmogelijkheid stelde
de overwinning op zijn verbonden vijan
den te behalendan moest het wel tot
een maatregel overgaan,' die tegen elk ge
voel van recht indruischt, en dat nog te
eerder, als het overtuigd was, dat, als het
België als operatiebasis ongebruikt liet, En
geland en Frankrijk zulks niet zouden doen.
Maar de heer Colijn ging nog een stap
verder en noemde de schending van Bel-
gië's neutraliteit onvermijdelijk, omdat er
toch in dezen oorlog een beslissing moest
vallen, en deze op de Duitsch-Fransche gren
zen niet te wachten is. De heer De Beau
fort vond deze woorden huiveringwekkend
en zette daartegenover, dat, als 'twee lan
den, die in oorlog zijn, door hun geographi-
sche ligging niet tot een beslissing kun
nen komen, dit voor hen geen reden mag
zijn om de neutraliteit van een derde, aan
het conflict part noch deel hebbende, land,
t'e schenden, maar wel om met elkaar geen
oorlog te voeren.
Wij kunnen niet ontkennen, dat de woor
den van den heer Colijn huiveringwekkend
rijn en dat ook die van heer Staal weinig
geschikt zijn om een vredelievend mentoh
gerust te stellen, maar men moet nooit
"vergeten, dat al wat met den oorlog sa
menhangt van verschrikkelijfcen aard is,
de heele instelling zelve een uitvin
ding is yan Belzebub. Als wij dan ook
boeren wat in den oorlog rechtvaardig of
gerecht is, kunnen wij moeilijk een pijn
lijken glimlach bedwingen, en de combi
natie van de twee woorden oorlog en
jrecht is voor ons een 'onmogelijkheid.
.Waarom is een mensch onteend 'als hij'jnet
voorbedachten rade een ander vermoordt,
«n waarom is hij een held als hij, voor
den vijand gemaskeerd, van uit een loop
graaf aan vele anderen, die -heml nooit' iets
misdeden, en die het geluik van hun moe
der, hun vrouw of hun verloofde zijn, het
«ven beneemt? Waarom schreiden drie
werclddeelen toen de „Titanic" verging;
raeer dan duizend menschen tot prooi ma
kende van de zooveel verslindende zee;
waarom hoort men nog altijd, het: „Nader,
raijn God, [bij U," niet zonder aandoening
ringen, terwijl de kapitein van de „U IX",
me meer dan één dergelijke ramp aan de
Engelschen bezorgde, zelfs door zijn vijan-
ddn geëerbiedigd wiojwlt als een man, die
grootsche daden heeft verricht? Wie wordt
voor grooter lafaard gehouden, dan hij, die
vrouwen en kinderen molesteert; en toch
de vliegenier, die boven den rij andelij ken
stad een bom weet „uit te laten", heeft
een heldenstuk verricht, ook al komen
vrouwen en kinderen daardoor aan
flarden te worden gescheurd. Waarlijk, men
moest oorlog en recht maar liever
niet in één adem noemen; als de oorlog
woedt komt er een soort waanzin over de
menschen, die hen absoluut belet de din
gen nog in het ware licht te zien. Van
het vaststellen van een oorlogs recht ver
wachten wüj dus niets, dat zal tooh altijd
met een beroep op de oorlogsnoodzaak mot
voeten worden getreden, en van oneindig
meer waarde dunkt het pns dan ook te
trachten den oorlog te voorkomen. En
on zooverre is de poging van den staats
man Bryan te waardeeren, en wij begrij
pen dan ook ten volle, dat een zoo be
kend vredesvxiend als de heer de Beaufort,
die naast een naai' de mate van onze krach
ten goed uitgerust leger voor onze neu;
traliteit altijd heel veel gehecht heeft aam
tractaten daaraan bijzondere aandacht
heeft gewijd.
Toch wagen wij het met den heer van
Doorn te betwijfelen of die tractaten nu
zoo groote waarborg zullen zijn voor den
vrede. De heer de Savornin Lohman, die
genoemde tractaten ook ten zeerste heeft aan
geprezen, meent in de eerste plaats dat-daar
door verkregen zal worden, dat niet zoo
als thans in den oorlog geschiedt, over de
allerbelangrijkste quaesties in weinige uren
moet worden beslist, Wat natuurlijk weinig
bevorderlijk is aan ©en discussie, waarvan
men kan zeggen dat in alle opzichten snot
de belangen van het land, Waarom het ging,
is gerekend. En komt dat jaar respijt er,
dan is er alle tijd omide parlementen behoor
lijk in te lichten waarami het eigenlijk gaat;
dan kunnen deze ook nauwgezet overwegen
of er reden is den oorlog aan te gaan, en of
zo de daarvoor door de Regeering aange
vraagde gelden zullen toestaan of niet.
Terwijl thans in enkele dagen over vrede
of oorlog wordt beslist, en de parlementen,
niet op de hoogte van zaken, waar de onder
handelingen van de diplomatie voor hen
verborgen worden gehouden, zoo uiterst
gesmakkelijk misleid kunnen worden, en in
den roes des oorlogs als in een wervel
wind worden meegesleept.
Maar wij zouden dan toch willen vragen,
wat moet er gebeuren met de mogendheid,
die het Bryan-traotaat mede onderteekend
heeft, en die, voelende in het ongelijk te
zijn, niets anders doet dan zich met allen
spoed zóó wapenen, dat z© heel wat sterker
wordt dan de tegenpartij; en deze, nog vóór
de beslissing valt en deze onverhoeds op het
lijf te vallen? Want dat is en blijft do quae-
stiö; in een geordende© staat heeft men
politie our aan de uitspraak der justitie kracht
bij te zetten, maar waar is hot corps, dat
den wederspannigen staat tot rede zal
kunnen brengen? Zoo komen wij ook met
de Bryan-traataten weer tot het oude plan-
V oil en hoven terug, omi oen scheidsgerecht
to hebben, dat oorlog voorkomen zal, en
dat over een internationaal leger moet be-
soliikken, dat zijne uitspraken kracht weet
bij te zetten. Maar ook daarbij komt weer
de vraag voor den dag, wat moet er ge
beuren, als een van de mogendheden zijn
manschappen uit dat leger terugroept, om
dat hij moer voordeel ziet in de ontplooiing
van de macht, dan zich neer leleggen bij wat
als „recht" werd geproclameerd. En zoo
draait men in oen cirkeltje rond, en men
wordt voor cynisch aangezien als men die
middelen, tot beëindiging van den oorlogmet
oenig ongeloof begroet.
We kregen dezer dagen in handen een
rondschrijven van den Paus aan de bis
schoppen over den oorlog, oen stuk in har
ten-verrukkend Latijn geschreven, en waarin
wij de uitspraak vonden, dat de hoofd
oorzaak van den oorlog is de begeerigheid
der menschen, die het grootste van alle
kwaad is. Cupiditas omnium malorum mas-
cumun, zegt dat rondschrijven. En zoo
is hot; wat kunnen tractaten en scheids
gerechten baten, zoolang men de mensch-
heid niet heeft verbeterd, en de toenemende
geldzucht, onafscheidelijk' van de groote
woelde, uit d© harten der menschen heeft
uitgeroeid?
We kunnen de rede van den heer de
Beaufort niet de lof toekennen van voor
zichtigheid, waardoor gewoonlijk de oraties
van dezen afgevaardigde zich kenmciken.
Zeker, hij viel den heer Staal en den heer
Colijn aan, die als leden van de Eerste
Kamer niet in de Tweede Kamer van ic-
ipartie konden dienen. Maar, Wat waar
borgde hem, dat geen van de leden van de
anti-revolutionaire fractie het voor het
standpunt van den heer Colijn zou op
nemen, of dat de heer Roodhuyzen, hoofd
redacteur van „Het Vaderland" zijn mede
werker Staal niet te hulp zou schieten.
Gelukkig is zulks niet gebeurd, maar ware
liet gebeurd, dan zou men in de Tweede
Kamer een discussie gekregen bobben over
do houding van de Duitschers in België,
en dat zulks aller bedenkelijkst zou geweest
zijn, behoeft toch zeker geen betoog.
Wie echter de voorzichtigheid honderd
maal meer uit het oog verloor dan Amers-
foort's afgevaardigde was de heer de Sa
vornin Lohman, die ook weder bij deze
gelegenheid bewees, dat hem nog steeds alle
opbruisendheid van de jeugd eigen is. In
de beschrijving, die het Kamerlid de heer
de Geer van den leider zijner partij (heeft
gegeven in het tijdschrift Mannen van
Beteekenis", legde hij den er nadruk erop,
dat Lohman's heele leven beheerscht is
door zijne alles overheerschende liefde voor
het recht. En nu ontpopte de heer Lohman
zich als de man die buitengewoon geergerd
was over de schending van België's neutra
liteit, en die er nog meer over (geschokt was,
dat zooiets door oud-ministers van oorlog
als Staal en Colijn uit oorlogsnoodzaak werd
verdedigd.
Er is geen volkenrecht vastgesteld, aldus
de heer Staal, maar de hoer de 'Savornin
Lohman antwoordt daarop schamper:
Wordt het recht minder aangetast door
machtsgeweld, omdat het niet in boeken
is neergeschreven en bezondigt men zich
dan niet aan het recht dat er eeuwig was jen
js en wezen zal, omdat het is .wan (God zelf?
Ongelukkig is ook de door ons hoogge
achte afgevaardigde voor Goes nu juist
niet de eerst aangewezen man om inüez e
tijden over schending yan het recht te gaan
praten, daarvoor mist hij de noodige zelf-
beheersching en zoo kwam hij dan ook
weldra op zeer bedenkelijk terrein, toen hij
ging demonstreeren dat het recht toch zoo
in alle harten, leefde, dat Duitschland door
de schending van België's grondgebied
iedereen tegen, zich gekregen had, terwijl
Engeland, zeggende, dat het opkwam voor
het goed recht der kleine staten natuurlijk
iedereen met zich had. i
De voorzitter, die reeds eenig© tijd onrus
tig op zijn stoel had zitten heen en jweer te
draaien, werd het toen t© machtig, cn ide
hamer viel om den hollenden heer Lohman
tegen te houden. Het is do moeite Iwaard
bij zoo'n gelegenheid de houding van den
president der Tweede Kamer gade te slaan.
Zijn gezicht, ja zijn heele wezen gaf leen
bitteren spijt te kennen, dat hij een man
van de positie in de Tweede Kamer, als
de heer Lohman bekleedt, tot de orde'moest
roepen, en in de wijze waarop hij Gat (doet
blijft niet geheel onverholen de verzuchting:
Och lieve hemel als Lohman zich zoo vei-
galoppcert, wat zullen wij dan vandaag of
morgen van Duys of Ivleerekoper beleven?
Enfin, de voorzittershamer ging en den af
gevaardigde van Goes werd minzaam in
overweging gegeven zijne demonstratie over
het recht met nlgemeene voorbeelden toe te
lichten, cn niet met voorbeelden uit den
wereldbrand om- ons heen, maardemaaï
zulks voor een neutralen staat zeer onge-
wcnscht kan genoemd worden.
Maar de heer Lohman was niet in eene
stemming om kamp te gevenmen had hem
dan niet goed begrepen, maar de Kamer
bleek van ander oordeel, want de bezwaren,
dio de voorzitter tegen zijn optreden aan
voerde, werden zoowel van Linkscheals van
Rechtsche banken met een „zeer juist"
onderstreept.
Aan do Ministerstafel was het er onder-
lusschen ook niet rustiger op geworden.
De heer Cort van der Linden, die anders
nooit zijne bedaardheid verliest, werd
bleek van ergernis over het uit den hand
springen van Z.Exc. Jhr. Mr. de Savornin
Lohman, Minister van Staat, en men zag
hem druk met zijn ambtgenoot van Buiten-
landscho Zaken overleggen. En de gevolgen
bleven niet uit, want toen de heer Lohman
zijne rede, waaronder het telkens rumoeri
ger was geworden, beëindigd had, vroeg
Minister Loudon het woord, om zrih geheel
aan te sluiten bij het protest van iden (voor
zitter tegen de uitingen van den spreker |en
er zijne droefenis over uit te spreken, Idat
deze in het Ncdcriandschc Parlement waren
gehoord.
Deze openlijke disquali£calio deed voor
den afgevaardigde voor Goes de deur'toe,
en dat te meer waar de Minister zijd eigen
lijke rede verder geheel onbesproken liet.
De heer Lohman trok zichclan ook met
een gezicht, waarop allesbehalve zelfvol
doening te lezen was in zijn 'bankje tefug,
en moest het met den schralen droost doen,
dat niemand ec-nige instemmiiiig mot zijn
rede betuigde dande heer Ifugenholtz.
Of de afgevaardigde voor Westsfcellingwerff
daarmee niet in strijd kwam' met 'do hou
ding van zijn fractie is een andere vraag.
De heer Yan Leeuwen tooh, die bij het
Hoofdstuk Buitenlandsche Zaken als woord
voerder van de S, D. A. P. optrad, kwam,
kort na de rede van tien heer Lohman,
verklaren, dat hij zich niet Zou mengen
in dc discussie over de middelen om den
oorlog in het vervolg te voorkomen, om
dat zajn fractie de tijd daarvoor nog met
gel omen achtte.
Het sprak vanzelf, dat het wetsontwerpje
om drie millioen uit te trekken voor het
onderhoud der Belgische vluchtelingen heel
wat discussie zou uitlokken, een discus
sie, die wij achteraf nu niet gaarne zou
den missen. De Commissie van Rappor
teurs over dit wetsontwerp had getracht
discussie daarover te voorkomen, door de
mededeeling te doen, dat de Minister later
in een uitvoerige Nota de Kamer geheel
van deze aangelegenheid op de hoogte zou
stellen.
Maar de heeren Schaper en Hugenholtz
hadden het vluchtelingenkamp bezocht "te
Nunspeet, en moesten nu hun hart luch
ten, en hebben dat gelukkig met veel eer
lijkheid gedaan. Van dezen absoluut on-
wraakbaren kaut werd toch getuigd, dat
wat ze gezien hadden, ai bleef te wen-
schen over, hun de overtuiging gegeven bad
dat de Regeering alles gedaan had wat
maar in haar vermogen was, om van den
eersten dag af, deze. menschen zoo goed
mogelijk te helpen. En dat is. te meer
waard, waar in het orgaan der S. D. A.
P. „Het Volk", altijd bereid om alles neer
te halen, aan de lezers was medegedeeld,
dat de Regeering in deze haar plicht schro
melijk had verzuimd. Daar waren ,de par-
tijgenooten Van Kol en Koomans, .die op
eigen gelegenheid de vluchtelingenkampen
hadden bezocht, en die verontwaardigd wa
ren over de onwaarheden, die („Het Volk"
aan den man had. gebracht en een stuk
hadden ingezonden om daartegen te pro
testeeren. Maar, o vrijheid des woords, het
orgaan der S. D. A. P. had gepveigerdf
dat stuk te plaatsen, en 'niemand 'minder
dan zoo krachtig steunpilaar van do partij»
als de heer Van Kol kon voor zijn schrij
ven slechts onderkomen vinden in een den'
groote [bourgeoisbladen, n.l. „de Nieuwe
Rotterdamsche Courant" 1
Het is goed, dat de -Minister thans de
gelegenheid heeft gehad uitvoerig uiteen
te zetten, voor welke reuzentaak de Regee
ring werd gezet, toen in -korte spanne
tijds meer dan 900.000 Belgische 'vluchte
lingen hier een schuilplaats kwamen -zoe
ken. Als men thans yan 'nabij1 gehoord heeft
wat de Regeeiing allemaal heeft -gedaan,
dan moet men wel zeer 'euvelen moed
hebben om nog tot de -bedillers te behoo-
ren, en zich niet onder do [bewonderaars te
schikken. j i
i
Wij hebben in dit overzicht zeer lang bij
Buitenlandsche Zaken stilgestaan, en wel,
omdat wij veilig konden aannemen, dat
deze thans meer "dan ooit belang inboeze
men, zooals ook de zaak van de Belgi
sche vluchtelingen, ieder interesseert; wij
kunnen dan ook onzen lezers niet genoeg
aanbevelen hetzij in het Analytisch Ver
slag, hetzij in de Handelingen, in extenso
na te lezen, wat de Minister over deze
aangelegenheid heeft gezegd.
En, door de rest van hetgeen er is be
handeld, is de Kamer doorgevlogen. Het
wetsontwerpje, waarbij do overbrenging van
dc sociale hervorming van Landbouw, Han
del en Nijverheid naar Financiën werd over
gebracht, dat zeker in gewone lijden tot
zeer uitvoerige discussies aanleiding zou
hebben gegeven, ging thans tamelijk kalm
onder den hamer door. Oï deze zaak eigen
lijk wel bij Koninklijk Besluit had mogen
zijn geregeld, was een staatsrechtelijke
quaestie, waarover dc heer Bcumer natuur
lijk zijn licht liet schijnen; van meer be
lang was echter hetgeen de heeron Rut
gers, Nolens en Albarda in het midden
brachten over de gevolgen, die daarvan voor
onze sociale hervorming en onze arbeids
wetgeving te wachten zouden kunnen zijn.
Maar, zooals we zeiden, alles ging in pais
en vree. Enschedé's afgevaardigde maakte
van deze gelegenheid gebruik om conige in
derdaad nuttige wenken te geven, hoe uit
den steun, die thans door de Steuncornité's
aan de werkloozen wordt verleend, een blij
vende regeling te scheppen zou zijn voor
hen, die iederen winter door de periodiek
terugkeerende werkloosheid steun behoeven.
Zijn aandrang, dat het Nationale Steun
comité de plaatselijke steuncornité's tehulp
zou komen, die niet in staat waren vol
doende uitkeeringen aan de werkloozen to
doen, werd door den Minister gerescon-.
treerd met de opmerking, dat do Staat
daarvoor, als de nood aan den man kwam,
een millioen beschikbaar wilde stellen;
maar hij hoopte, dat dit onnoodig zou zijn,
doordat velen het voorbeeld van H. M.
de Koningin zouden volgen, die thans, nu
de nood klom, een tweede gift aan het
Comité deed toekomen, en wel van met min
der dan een ton gouds. Inderdaad, dat is
een milde gift, waardoor de Konink-
lijko Vrouwe opnieuw de harten der Ne
derlanders aan zich heeft verhonden.
Door de begrooting van Justitie ging do
Kamer in galop; hoe of sommige leden
nog animo konden vinden om op wettelijke
voorzieningen aan te dringen, waarvan in
deze tijden toch niet komt, verklaren wij
niet te begrijpen. Van meer belang dacht
ons dat de wijze, waarop de Justitie tegen
de particuliere loterijen optrad, ernstig te
sprake kwam. Dat de rechtsingang tegen
Lotisico en zoovele na-apers daarvan, wei
nig resultaat opleverde, en vooral, dat het
vonnis, dai de eene rechtbank in zulk een
zaak wees, dikwijls zeer verschilde van
hetgeen een andere rechtbank in deze art
juist oordeelde, kan niet strekkon om de
actie tegen deze loterijen te versterken, en
dat is jammer, omdat deze loterijen een
groot euvel zijn, waar ze zoo tot spelen,
verleiden, oneindig veel meer dan de Staats
loterij. Wie toch in de laatste wil spelen,
is dat vooruit van plan en gaat bij collecteur
of debiteur zijn tientje of twintigje halen,
maar Lotisico, Tijdgeest en dergelijken heb
ben voor hun briefjes als verkoopers aller
lei kleine winkeliertjes, en ook barbiers,
die den klant tot koopen uilnoodigen. Af
doend middel tegen deze loterijen dunkt
ons, dat de Staat haar grondslag onder
mijnt, door de Staatsloterij een paar keer te
laten trekken op geheel andere bij niemand
vooruit bekende nummers. 1
1
Zelfs is het kunststuk vertoond, dat de
begrooting van Binnenlandsche Zaken, met
welke behandeling anders vaak eenigc we
ken gemoeid zijn, bijna in één dag is af
gehandeld, en geheel ten einde zou zijn
gebracht, als Minister Cort van der Lin
den niet gedwongen ware geweest te ver
trekken naar den Ministerraad, die ook op
Vrijdag Iji December weer vergaderde. Te
leurstelling was daarbij, dat niet alleen alle
voorstellen tot salarisverhooging, maar ook
alle voorstellen tot vefhooging van subsi
die voor onderwijs van de begrootïng wa
ren geschrapt. Tal van leden sputterden dan
ook tegen, maar men moest zich ten slotte
neerleggen hij het feit, door den oorlogs
toestand noodzakelijk gemaakt. Op een
vraag van den heer Roodhuijzon, voorzit
ter van de Commissie van Rapporteurs,
gaf de Minister de verzekering, dat hij met
dit alles weer zou aankomen zoodra meer
normale toestanden dit mogelijk maakten,
en dat hij onder normale toestanden ver
stond niet alleen den vrede, maar ook de
demobilisatie voor ons lancf.
Ecven flikkerde het debat op, 'toen de
heer Brummelkarnp kwam aandringen op
oen van Regeeringswege algemeen ui (ge
schreven biddag voor den vrede. -Ditbracht
den afgevaardigde voor Bridle in -liet ge
weer, die den wonsch van 'Loosduinca's
afgevaardigde in strijd noemde met onze
Grondwet. Waai' geen Staatskerk is 'kan
de Overheid bij ons haar 'bemoeiing niet
tot zoo iets uitstrekken, volgens onze instel
lingen noemde deze spreker onze Slaat
noch godsdienstig noch ongodsdienstig maar
godsdienstloos, die dus deze zaak 'aan de
kerken moet overlaten.
ür. De Visser kwam toon 'den vrager te
hulp met er op te wijzen, dat in .1820
van Rcgeeringswege oen algemeeno biddag
is ingesteld ter herdenking van 'don slag
bij Waterloo, en dat dit besluit in 18S6
was gehandhaafd. De aanhaling was dunkt
ons geen sterk bewijs, ia 1820 was er in
ons land geen godsdienstvrijheid, getuige
do opdringing in dc zuidelijke 'Nederlanden
aan de Roomschen van een opleiding voor
hun geestelijken, waai' men een 'jaar te
voren het vijftigjarig herdenkingsfeest van
Nap*Aeon's val zoo bijzonder luitemjk 'had
gevierd. Dr. Nolens kwam mededeelen, -dat,
als de R-agcering den Roomsehen verzocht
had een bededag te houden, -het Episco
paat daaraan zeker zou hebbeu vol daan,
maar daar ging het niet'om; wat de anti
revolutionairen wilden want zij "alleen
hebben er voor gepleit was' con door
de Regeoring verordineerde bid
dag. J
Ook de heer Schaper mengde 'zich in
hot debat, maar het eind cvas toch, el af
do Minister, al voelde hij toet voor grond
wettelijke bezwaren het niet en 'dee.
Maandag voortzetting, en als 't 'zoo door
gaat is de kans niet 'uitgesloten, dat alle
hoofdstukken van de StaatsbegrooLing vóór
Kerstmis zuilen zijne afgehandeld.
v<g
i