gj"° Jaargang Zaterdag 19 December 1914 No 14712 Tweede Blad Uit de Tweede Kamer. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per- kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen 1.25, franco per post fl. 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzondei h'-ke nummers 2 cent. Abonnemc worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën hij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan wijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intercommunale Telefoon No. 103. i Het was begrijpelijk, dat bij de alge- meenc beschouwingen over het hoofdstuk Buitenlandsche Zaken het door den oor logstoestand geprangde hart zich lucht zou geven. Ook ons land verlangt vurig naar het einde van den oorlog; ook hij ons wordt, als in zooveel neutrale staten, de vraag overwogen: kan er niet iets wor den gedaan,, om zoo groote ellende, als thans over Europa kwam, voor het ver volg onmogelijk te maken? De heer De Beaufort, eerste spreker bij dit hoofdstuk, ziet zulk een middel in de Bryan-tractaten, waarvan in Europa door onzen Minister van Buitenlandsche Zaken liet eerste is gesloten, en waarbij bepaald wordt, dat bij het voorkomen van inter nationale geschillen een commissie bïnnei. een jaar verslag moet uitbrengen, en waar bij het aan partijen verboden is in dat jaar den oorlog te beginnen. De afgevaardigde voor Amersfoort begon met warme hulde te brengen aan den Mi nister Loudon, voor alles, wat hij in deze moeilijke tijden voor het behoud van onze neutraliteit had gedaan, een hulde, waarbij de Kamer zich met luid applaus aansloot, en stelde toen verder in even uitvoerig als keurig betoog de nuttigheid van be doelde tractaten tegen de z. i. met alle recht spottende militaire opvattingen van „oorlogsnoodzaak", zooals die door den oud-minister Staal an „Het Vaderland" en door den oud-minister Colijn in de „Stem men des Tijds" is verdedigd, al was er dan ook nog eenig verschil in beider op vatting. De heer Staal toch zegt:: Waar ervoor de volken onderling geen recht bestaat, in een wetboek neergeschreven, en waaraan de volken zich hebben te houden, kan men moeilijk het gold hier speciaal de schen ding van de neutraliteit van België door Duitschland ooit van schending van het volkenrecht spreken, en dienen dergelijke daden beschouwd te worden uit het oog punt van oorlogsnoodzaak, zooals de mili tairen zulks noemen. Met andere woorden: Als Duitschland zeker wist, dat het door de neutraliteit van België onaangetast te laten, zichzelf in de onmogelijkheid stelde de overwinning op zijn verbonden vijan den te behalendan moest het wel tot een maatregel overgaan,' die tegen elk ge voel van recht indruischt, en dat nog te eerder, als het overtuigd was, dat, als het België als operatiebasis ongebruikt liet, En geland en Frankrijk zulks niet zouden doen. Maar de heer Colijn ging nog een stap verder en noemde de schending van Bel- gië's neutraliteit onvermijdelijk, omdat er toch in dezen oorlog een beslissing moest vallen, en deze op de Duitsch-Fransche gren zen niet te wachten is. De heer De Beau fort vond deze woorden huiveringwekkend en zette daartegenover, dat, als 'twee lan den, die in oorlog zijn, door hun geographi- sche ligging niet tot een beslissing kun nen komen, dit voor hen geen reden mag zijn om de neutraliteit van een derde, aan het conflict part noch deel hebbende, land, t'e schenden, maar wel om met elkaar geen oorlog te voeren. Wij kunnen niet ontkennen, dat de woor den van den heer Colijn huiveringwekkend rijn en dat ook die van heer Staal weinig geschikt zijn om een vredelievend mentoh gerust te stellen, maar men moet nooit "vergeten, dat al wat met den oorlog sa menhangt van verschrikkelijfcen aard is, de heele instelling zelve een uitvin ding is yan Belzebub. Als wij dan ook boeren wat in den oorlog rechtvaardig of gerecht is, kunnen wij moeilijk een pijn lijken glimlach bedwingen, en de combi natie van de twee woorden oorlog en jrecht is voor ons een 'onmogelijkheid. .Waarom is een mensch onteend 'als hij'jnet voorbedachten rade een ander vermoordt, «n waarom is hij een held als hij, voor den vijand gemaskeerd, van uit een loop graaf aan vele anderen, die -heml nooit' iets misdeden, en die het geluik van hun moe der, hun vrouw of hun verloofde zijn, het «ven beneemt? Waarom schreiden drie werclddeelen toen de „Titanic" verging; raeer dan duizend menschen tot prooi ma kende van de zooveel verslindende zee; waarom hoort men nog altijd, het: „Nader, raijn God, [bij U," niet zonder aandoening ringen, terwijl de kapitein van de „U IX", me meer dan één dergelijke ramp aan de Engelschen bezorgde, zelfs door zijn vijan- ddn geëerbiedigd wiojwlt als een man, die grootsche daden heeft verricht? Wie wordt voor grooter lafaard gehouden, dan hij, die vrouwen en kinderen molesteert; en toch de vliegenier, die boven den rij andelij ken stad een bom weet „uit te laten", heeft een heldenstuk verricht, ook al komen vrouwen en kinderen daardoor aan flarden te worden gescheurd. Waarlijk, men moest oorlog en recht maar liever niet in één adem noemen; als de oorlog woedt komt er een soort waanzin over de menschen, die hen absoluut belet de din gen nog in het ware licht te zien. Van het vaststellen van een oorlogs recht ver wachten wüj dus niets, dat zal tooh altijd met een beroep op de oorlogsnoodzaak mot voeten worden getreden, en van oneindig meer waarde dunkt het pns dan ook te trachten den oorlog te voorkomen. En on zooverre is de poging van den staats man Bryan te waardeeren, en wij begrij pen dan ook ten volle, dat een zoo be kend vredesvxiend als de heer de Beaufort, die naast een naai' de mate van onze krach ten goed uitgerust leger voor onze neu; traliteit altijd heel veel gehecht heeft aam tractaten daaraan bijzondere aandacht heeft gewijd. Toch wagen wij het met den heer van Doorn te betwijfelen of die tractaten nu zoo groote waarborg zullen zijn voor den vrede. De heer de Savornin Lohman, die genoemde tractaten ook ten zeerste heeft aan geprezen, meent in de eerste plaats dat-daar door verkregen zal worden, dat niet zoo als thans in den oorlog geschiedt, over de allerbelangrijkste quaesties in weinige uren moet worden beslist, Wat natuurlijk weinig bevorderlijk is aan ©en discussie, waarvan men kan zeggen dat in alle opzichten snot de belangen van het land, Waarom het ging, is gerekend. En komt dat jaar respijt er, dan is er alle tijd omide parlementen behoor lijk in te lichten waarami het eigenlijk gaat; dan kunnen deze ook nauwgezet overwegen of er reden is den oorlog aan te gaan, en of zo de daarvoor door de Regeering aange vraagde gelden zullen toestaan of niet. Terwijl thans in enkele dagen over vrede of oorlog wordt beslist, en de parlementen, niet op de hoogte van zaken, waar de onder handelingen van de diplomatie voor hen verborgen worden gehouden, zoo uiterst gesmakkelijk misleid kunnen worden, en in den roes des oorlogs als in een wervel wind worden meegesleept. Maar wij zouden dan toch willen vragen, wat moet er gebeuren met de mogendheid, die het Bryan-traotaat mede onderteekend heeft, en die, voelende in het ongelijk te zijn, niets anders doet dan zich met allen spoed zóó wapenen, dat z© heel wat sterker wordt dan de tegenpartij; en deze, nog vóór de beslissing valt en deze onverhoeds op het lijf te vallen? Want dat is en blijft do quae- stiö; in een geordende© staat heeft men politie our aan de uitspraak der justitie kracht bij te zetten, maar waar is hot corps, dat den wederspannigen staat tot rede zal kunnen brengen? Zoo komen wij ook met de Bryan-traataten weer tot het oude plan- V oil en hoven terug, omi oen scheidsgerecht to hebben, dat oorlog voorkomen zal, en dat over een internationaal leger moet be- soliikken, dat zijne uitspraken kracht weet bij te zetten. Maar ook daarbij komt weer de vraag voor den dag, wat moet er ge beuren, als een van de mogendheden zijn manschappen uit dat leger terugroept, om dat hij moer voordeel ziet in de ontplooiing van de macht, dan zich neer leleggen bij wat als „recht" werd geproclameerd. En zoo draait men in oen cirkeltje rond, en men wordt voor cynisch aangezien als men die middelen, tot beëindiging van den oorlogmet oenig ongeloof begroet. We kregen dezer dagen in handen een rondschrijven van den Paus aan de bis schoppen over den oorlog, oen stuk in har ten-verrukkend Latijn geschreven, en waarin wij de uitspraak vonden, dat de hoofd oorzaak van den oorlog is de begeerigheid der menschen, die het grootste van alle kwaad is. Cupiditas omnium malorum mas- cumun, zegt dat rondschrijven. En zoo is hot; wat kunnen tractaten en scheids gerechten baten, zoolang men de mensch- heid niet heeft verbeterd, en de toenemende geldzucht, onafscheidelijk' van de groote woelde, uit d© harten der menschen heeft uitgeroeid? We kunnen de rede van den heer de Beaufort niet de lof toekennen van voor zichtigheid, waardoor gewoonlijk de oraties van dezen afgevaardigde zich kenmciken. Zeker, hij viel den heer Staal en den heer Colijn aan, die als leden van de Eerste Kamer niet in de Tweede Kamer van ic- ipartie konden dienen. Maar, Wat waar borgde hem, dat geen van de leden van de anti-revolutionaire fractie het voor het standpunt van den heer Colijn zou op nemen, of dat de heer Roodhuyzen, hoofd redacteur van „Het Vaderland" zijn mede werker Staal niet te hulp zou schieten. Gelukkig is zulks niet gebeurd, maar ware liet gebeurd, dan zou men in de Tweede Kamer een discussie gekregen bobben over do houding van de Duitschers in België, en dat zulks aller bedenkelijkst zou geweest zijn, behoeft toch zeker geen betoog. Wie echter de voorzichtigheid honderd maal meer uit het oog verloor dan Amers- foort's afgevaardigde was de heer de Sa vornin Lohman, die ook weder bij deze gelegenheid bewees, dat hem nog steeds alle opbruisendheid van de jeugd eigen is. In de beschrijving, die het Kamerlid de heer de Geer van den leider zijner partij (heeft gegeven in het tijdschrift Mannen van Beteekenis", legde hij den er nadruk erop, dat Lohman's heele leven beheerscht is door zijne alles overheerschende liefde voor het recht. En nu ontpopte de heer Lohman zich als de man die buitengewoon geergerd was over de schending van België's neutra liteit, en die er nog meer over (geschokt was, dat zooiets door oud-ministers van oorlog als Staal en Colijn uit oorlogsnoodzaak werd verdedigd. Er is geen volkenrecht vastgesteld, aldus de heer Staal, maar de hoer de 'Savornin Lohman antwoordt daarop schamper: Wordt het recht minder aangetast door machtsgeweld, omdat het niet in boeken is neergeschreven en bezondigt men zich dan niet aan het recht dat er eeuwig was jen js en wezen zal, omdat het is .wan (God zelf? Ongelukkig is ook de door ons hoogge achte afgevaardigde voor Goes nu juist niet de eerst aangewezen man om inüez e tijden over schending yan het recht te gaan praten, daarvoor mist hij de noodige zelf- beheersching en zoo kwam hij dan ook weldra op zeer bedenkelijk terrein, toen hij ging demonstreeren dat het recht toch zoo in alle harten, leefde, dat Duitschland door de schending van België's grondgebied iedereen tegen, zich gekregen had, terwijl Engeland, zeggende, dat het opkwam voor het goed recht der kleine staten natuurlijk iedereen met zich had. i De voorzitter, die reeds eenig© tijd onrus tig op zijn stoel had zitten heen en jweer te draaien, werd het toen t© machtig, cn ide hamer viel om den hollenden heer Lohman tegen te houden. Het is do moeite Iwaard bij zoo'n gelegenheid de houding van den president der Tweede Kamer gade te slaan. Zijn gezicht, ja zijn heele wezen gaf leen bitteren spijt te kennen, dat hij een man van de positie in de Tweede Kamer, als de heer Lohman bekleedt, tot de orde'moest roepen, en in de wijze waarop hij Gat (doet blijft niet geheel onverholen de verzuchting: Och lieve hemel als Lohman zich zoo vei- galoppcert, wat zullen wij dan vandaag of morgen van Duys of Ivleerekoper beleven? Enfin, de voorzittershamer ging en den af gevaardigde van Goes werd minzaam in overweging gegeven zijne demonstratie over het recht met nlgemeene voorbeelden toe te lichten, cn niet met voorbeelden uit den wereldbrand om- ons heen, maardemaaï zulks voor een neutralen staat zeer onge- wcnscht kan genoemd worden. Maar de heer Lohman was niet in eene stemming om kamp te gevenmen had hem dan niet goed begrepen, maar de Kamer bleek van ander oordeel, want de bezwaren, dio de voorzitter tegen zijn optreden aan voerde, werden zoowel van Linkscheals van Rechtsche banken met een „zeer juist" onderstreept. Aan do Ministerstafel was het er onder- lusschen ook niet rustiger op geworden. De heer Cort van der Linden, die anders nooit zijne bedaardheid verliest, werd bleek van ergernis over het uit den hand springen van Z.Exc. Jhr. Mr. de Savornin Lohman, Minister van Staat, en men zag hem druk met zijn ambtgenoot van Buiten- landscho Zaken overleggen. En de gevolgen bleven niet uit, want toen de heer Lohman zijne rede, waaronder het telkens rumoeri ger was geworden, beëindigd had, vroeg Minister Loudon het woord, om zrih geheel aan te sluiten bij het protest van iden (voor zitter tegen de uitingen van den spreker |en er zijne droefenis over uit te spreken, Idat deze in het Ncdcriandschc Parlement waren gehoord. Deze openlijke disquali£calio deed voor den afgevaardigde voor Goes de deur'toe, en dat te meer waar de Minister zijd eigen lijke rede verder geheel onbesproken liet. De heer Lohman trok zichclan ook met een gezicht, waarop allesbehalve zelfvol doening te lezen was in zijn 'bankje tefug, en moest het met den schralen droost doen, dat niemand ec-nige instemmiiiig mot zijn rede betuigde dande heer Ifugenholtz. Of de afgevaardigde voor Westsfcellingwerff daarmee niet in strijd kwam' met 'do hou ding van zijn fractie is een andere vraag. De heer Yan Leeuwen tooh, die bij het Hoofdstuk Buitenlandsche Zaken als woord voerder van de S, D. A. P. optrad, kwam, kort na de rede van tien heer Lohman, verklaren, dat hij zich niet Zou mengen in dc discussie over de middelen om den oorlog in het vervolg te voorkomen, om dat zajn fractie de tijd daarvoor nog met gel omen achtte. Het sprak vanzelf, dat het wetsontwerpje om drie millioen uit te trekken voor het onderhoud der Belgische vluchtelingen heel wat discussie zou uitlokken, een discus sie, die wij achteraf nu niet gaarne zou den missen. De Commissie van Rappor teurs over dit wetsontwerp had getracht discussie daarover te voorkomen, door de mededeeling te doen, dat de Minister later in een uitvoerige Nota de Kamer geheel van deze aangelegenheid op de hoogte zou stellen. Maar de heeren Schaper en Hugenholtz hadden het vluchtelingenkamp bezocht "te Nunspeet, en moesten nu hun hart luch ten, en hebben dat gelukkig met veel eer lijkheid gedaan. Van dezen absoluut on- wraakbaren kaut werd toch getuigd, dat wat ze gezien hadden, ai bleef te wen- schen over, hun de overtuiging gegeven bad dat de Regeering alles gedaan had wat maar in haar vermogen was, om van den eersten dag af, deze. menschen zoo goed mogelijk te helpen. En dat is. te meer waard, waar in het orgaan der S. D. A. P. „Het Volk", altijd bereid om alles neer te halen, aan de lezers was medegedeeld, dat de Regeering in deze haar plicht schro melijk had verzuimd. Daar waren ,de par- tijgenooten Van Kol en Koomans, .die op eigen gelegenheid de vluchtelingenkampen hadden bezocht, en die verontwaardigd wa ren over de onwaarheden, die („Het Volk" aan den man had. gebracht en een stuk hadden ingezonden om daartegen te pro testeeren. Maar, o vrijheid des woords, het orgaan der S. D. A. P. had gepveigerdf dat stuk te plaatsen, en 'niemand 'minder dan zoo krachtig steunpilaar van do partij» als de heer Van Kol kon voor zijn schrij ven slechts onderkomen vinden in een den' groote [bourgeoisbladen, n.l. „de Nieuwe Rotterdamsche Courant" 1 Het is goed, dat de -Minister thans de gelegenheid heeft gehad uitvoerig uiteen te zetten, voor welke reuzentaak de Regee ring werd gezet, toen in -korte spanne tijds meer dan 900.000 Belgische 'vluchte lingen hier een schuilplaats kwamen -zoe ken. Als men thans yan 'nabij1 gehoord heeft wat de Regeeiing allemaal heeft -gedaan, dan moet men wel zeer 'euvelen moed hebben om nog tot de -bedillers te behoo- ren, en zich niet onder do [bewonderaars te schikken. j i i Wij hebben in dit overzicht zeer lang bij Buitenlandsche Zaken stilgestaan, en wel, omdat wij veilig konden aannemen, dat deze thans meer "dan ooit belang inboeze men, zooals ook de zaak van de Belgi sche vluchtelingen, ieder interesseert; wij kunnen dan ook onzen lezers niet genoeg aanbevelen hetzij in het Analytisch Ver slag, hetzij in de Handelingen, in extenso na te lezen, wat de Minister over deze aangelegenheid heeft gezegd. En, door de rest van hetgeen er is be handeld, is de Kamer doorgevlogen. Het wetsontwerpje, waarbij do overbrenging van dc sociale hervorming van Landbouw, Han del en Nijverheid naar Financiën werd over gebracht, dat zeker in gewone lijden tot zeer uitvoerige discussies aanleiding zou hebben gegeven, ging thans tamelijk kalm onder den hamer door. Oï deze zaak eigen lijk wel bij Koninklijk Besluit had mogen zijn geregeld, was een staatsrechtelijke quaestie, waarover dc heer Bcumer natuur lijk zijn licht liet schijnen; van meer be lang was echter hetgeen de heeron Rut gers, Nolens en Albarda in het midden brachten over de gevolgen, die daarvan voor onze sociale hervorming en onze arbeids wetgeving te wachten zouden kunnen zijn. Maar, zooals we zeiden, alles ging in pais en vree. Enschedé's afgevaardigde maakte van deze gelegenheid gebruik om conige in derdaad nuttige wenken te geven, hoe uit den steun, die thans door de Steuncornité's aan de werkloozen wordt verleend, een blij vende regeling te scheppen zou zijn voor hen, die iederen winter door de periodiek terugkeerende werkloosheid steun behoeven. Zijn aandrang, dat het Nationale Steun comité de plaatselijke steuncornité's tehulp zou komen, die niet in staat waren vol doende uitkeeringen aan de werkloozen to doen, werd door den Minister gerescon-. treerd met de opmerking, dat do Staat daarvoor, als de nood aan den man kwam, een millioen beschikbaar wilde stellen; maar hij hoopte, dat dit onnoodig zou zijn, doordat velen het voorbeeld van H. M. de Koningin zouden volgen, die thans, nu de nood klom, een tweede gift aan het Comité deed toekomen, en wel van met min der dan een ton gouds. Inderdaad, dat is een milde gift, waardoor de Konink- lijko Vrouwe opnieuw de harten der Ne derlanders aan zich heeft verhonden. Door de begrooting van Justitie ging do Kamer in galop; hoe of sommige leden nog animo konden vinden om op wettelijke voorzieningen aan te dringen, waarvan in deze tijden toch niet komt, verklaren wij niet te begrijpen. Van meer belang dacht ons dat de wijze, waarop de Justitie tegen de particuliere loterijen optrad, ernstig te sprake kwam. Dat de rechtsingang tegen Lotisico en zoovele na-apers daarvan, wei nig resultaat opleverde, en vooral, dat het vonnis, dai de eene rechtbank in zulk een zaak wees, dikwijls zeer verschilde van hetgeen een andere rechtbank in deze art juist oordeelde, kan niet strekkon om de actie tegen deze loterijen te versterken, en dat is jammer, omdat deze loterijen een groot euvel zijn, waar ze zoo tot spelen, verleiden, oneindig veel meer dan de Staats loterij. Wie toch in de laatste wil spelen, is dat vooruit van plan en gaat bij collecteur of debiteur zijn tientje of twintigje halen, maar Lotisico, Tijdgeest en dergelijken heb ben voor hun briefjes als verkoopers aller lei kleine winkeliertjes, en ook barbiers, die den klant tot koopen uilnoodigen. Af doend middel tegen deze loterijen dunkt ons, dat de Staat haar grondslag onder mijnt, door de Staatsloterij een paar keer te laten trekken op geheel andere bij niemand vooruit bekende nummers. 1 1 Zelfs is het kunststuk vertoond, dat de begrooting van Binnenlandsche Zaken, met welke behandeling anders vaak eenigc we ken gemoeid zijn, bijna in één dag is af gehandeld, en geheel ten einde zou zijn gebracht, als Minister Cort van der Lin den niet gedwongen ware geweest te ver trekken naar den Ministerraad, die ook op Vrijdag Iji December weer vergaderde. Te leurstelling was daarbij, dat niet alleen alle voorstellen tot salarisverhooging, maar ook alle voorstellen tot vefhooging van subsi die voor onderwijs van de begrootïng wa ren geschrapt. Tal van leden sputterden dan ook tegen, maar men moest zich ten slotte neerleggen hij het feit, door den oorlogs toestand noodzakelijk gemaakt. Op een vraag van den heer Roodhuijzon, voorzit ter van de Commissie van Rapporteurs, gaf de Minister de verzekering, dat hij met dit alles weer zou aankomen zoodra meer normale toestanden dit mogelijk maakten, en dat hij onder normale toestanden ver stond niet alleen den vrede, maar ook de demobilisatie voor ons lancf. Ecven flikkerde het debat op, 'toen de heer Brummelkarnp kwam aandringen op oen van Regeeringswege algemeen ui (ge schreven biddag voor den vrede. -Ditbracht den afgevaardigde voor Bridle in -liet ge weer, die den wonsch van 'Loosduinca's afgevaardigde in strijd noemde met onze Grondwet. Waai' geen Staatskerk is 'kan de Overheid bij ons haar 'bemoeiing niet tot zoo iets uitstrekken, volgens onze instel lingen noemde deze spreker onze Slaat noch godsdienstig noch ongodsdienstig maar godsdienstloos, die dus deze zaak 'aan de kerken moet overlaten. ür. De Visser kwam toon 'den vrager te hulp met er op te wijzen, dat in .1820 van Rcgeeringswege oen algemeeno biddag is ingesteld ter herdenking van 'don slag bij Waterloo, en dat dit besluit in 18S6 was gehandhaafd. De aanhaling was dunkt ons geen sterk bewijs, ia 1820 was er in ons land geen godsdienstvrijheid, getuige do opdringing in dc zuidelijke 'Nederlanden aan de Roomschen van een opleiding voor hun geestelijken, waai' men een 'jaar te voren het vijftigjarig herdenkingsfeest van Nap*Aeon's val zoo bijzonder luitemjk 'had gevierd. Dr. Nolens kwam mededeelen, -dat, als de R-agcering den Roomsehen verzocht had een bededag te houden, -het Episco paat daaraan zeker zou hebbeu vol daan, maar daar ging het niet'om; wat de anti revolutionairen wilden want zij "alleen hebben er voor gepleit was' con door de Regeoring verordineerde bid dag. J Ook de heer Schaper mengde 'zich in hot debat, maar het eind cvas toch, el af do Minister, al voelde hij toet voor grond wettelijke bezwaren het niet en 'dee. Maandag voortzetting, en als 't 'zoo door gaat is de kans niet 'uitgesloten, dat alle hoofdstukken van de StaatsbegrooLing vóór Kerstmis zuilen zijne afgehandeld. v<g i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1914 | | pagina 5