67"" Jaargang Zaterdag 20 Maart 1915. No 14787 Tweede Blad. Uit de Tweede Kamer. Deze courant verschijnt dagelgks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25, franco per post fl. 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten de» middags vóór een uur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer 16 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bjj abonnement op voordeelïge voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intercommunale Telefoon No. 103- Het is in den jare 1915 al niet anders dan het in 1901 wJasj, ais het in de Kamer gaat over vraagstukken waar het dogma bij betrokken is, dan merkt men niets meer van den „geineenschappelijken wortel de© geloofs", en zoo was de coalitie dan ook bij de behandeling van de Voorwaardelijke Strafopschorting hopeloos verdeeldde Cal vinisten over het algemeen mordicus tegen; ue Katholieken vóór. Om te weten wat er zoo in Calvinistische kringen omgaat en gedacht wordt ten aan zien van dergelijke materie, moet men niet in de eerst» plaats luisteren naar iemand als den heer de Savernin Lokman, ovei wiens belangrijke rede liier heneden door ons zal worden gesproken. Want hij hem is do scherpzinnige jurist telkens tegelijk met den Calvinist aan het woord, zoodat het den hoorder niet altijd duidelijk voor oogen staat of zijn juridische bezwaren aan zijn Calvinistische beginselen zijn, ont leend, dan wel of zijn Calvinistische be zwaren onder juridische vlag worden voor gebracht. Maar dan moet men gaan luisteren naar het lanaticusje mr. Rutgers of nog liever naar de niebjuristen Scheurd en 'B.rummelkamp'. De afgevaardigde voor Hilversum Wa- anders openhartig genoeg. Voor hem twas de vraag of de voorwaardelijk© veroordec- ling. straf is Wij zullen dien geijkton term nu maar blijven gebruiken de hoofd vraag, omdat voor hot strafrecht geen andere rechtsgrond bestaat dan de ver gelding, zooals de openbaring dat leest, maar die vergelding is volgens dezelfde openbaring plicht van de overheid, die waar ze recht spreekt en straft, optreedt als plaatsvervanger van God. Volgens Calvijn hebben de rechters dan ook last en bevel van God, zijn zij met goddelijke autoriteit voorzien, en nemen zij Gods plaats in oj) aarde. Spreker herinnerde hierbij aan Jc- sephat's woorden tot den rechter: Ziet wa' gij doet, want gij houdt het gericht ni« den mensch maar den Heere. En waar nu de voorwaardelijke straf geen straf is in dien zin dat ze leed brengt over den ver oordeelde, het lcod dat de overheid hem moet opleggen als vergelding voor het be gane misdrijf, kan de heer Rutgers met di ontwerp niet meegaan. En als hem van alle zijden er op gewezen wordt, dat di veroordeeling op zichzelf een leed is voo. wie ze treft, en dat zeer zeker ook h; t toezicht, waaronder de voorwaardelijk ver oordeelde komt te staan, een leed voor hen kan worden genoemd, dan schrijft de hooi Ilutgers dat met breed gebaar van zich ;il en zegt: Het moge leed veroorzaken, mam het is niet met die bedoeling dat de over head het instelde, en dus het is geen vei gelding. Eu de heer Saheurer Zei hetzelfde a was het nrit ein bischen andren Worten Hij beriep zich op de woorden van „On Program"„De Gerechtigheid Gods moe voor zoover zij in de landswetten tot uiting komt, onvoorwaardelijk haar eer 'hebber. Niemand mag haar aanranden en wi haar aanrandt, moet op do aileron verb j'- delijkste wijze den weekenden arm der ge rechtigheid voelen. Misdaad en ptraf, over treding en vergelding zijn onverbrekelijk. En of de straf nu verbetert, laat „Ons Pro gram" vrij koud, is daarin althans bijkom stige omstandigheid. Voor dat nadeel moe' de Overheid niet uit den weg gaan, ham taak is slechts de vergelding te "doen u t komen, en de verbetering van den gestraft kan zij, als de man zijn straf ondergaan heeft, aaiivv par tiouliere genootschappen en aan de Kerk overlaten. Wij zouden hier de opmerking willen ma ken, dat èn die particuliere genootschappen èn de Kerk te laat zullen komen met hun liefdewerk, als de misdadiger eerst een straf heeft ondergaan, die Jxetin ten gronde ■richt. En waar nu de deskundigen op on-- ge vangen! sgebied het er over eens zijn, da reeds na één jaar celstraf het stoerste ka rakter is gebroken, dat naar zucht om bc ter leven te beginnen, onuitroeibare mok tegen de maatschappij en doffe onverschii ligheid het gemoed binnendringen, is hel goed, dat er toch nog andere menschen zijn dan de Calvanisten, die met deze daadzaak geen rekening willen houden. Ook d© heer Brummelkamp niet, want volgens hem en wij ontkennen niet dat hij daarin ©enigs zins gelijk heeft is de toepassing van de voorwaardelijke veroordeeling "een soort gra tie, en het verleenen daarvan behoort niet tot het gebied van den rechter. God is alleen in hoogste instantie bevoegd om gratie te gewen, omdat Hij het recht niet alleen handhaaft, maar ook het recht stelt, en als een mensch dus gratie verleent, kan hij dit recht alleen ontleenen aan een gixl del ijk praerogatief, en dat praerogatief heeft de Kroon. En ais wij nu ondeugend wilden zijn, zouden wij zeggen, dat uit al die Calvinisti sche oppositie tegen het voor opbrengen va den eisch, dat de straf den tmislapger tevens zal verbeteren, ons 'duidelijk is ge worden, waarom men aan dien kant zoo vurig bewonderaar is van de dool straf, door de toepassing daarvan wordt toch de kwestie, waarom het in deze gaat, ga ooupeerd in den dubbelen gin des voord t, want den kerel, wiens kop men heeft afge hakt, kan men onmogelijk meer verbete ren. Een geheel andere klank werd uit den Katholieken hoek vernomen, waaruit de heer de Wijkerslooth als eerste spreker op trad. Hij aanvaardde 't instituut, maar zeth uitvoerig uiteen, dat hij daardoor niet geacht wilde worden de klassieke theorie op straf rechtgebied los te laten en de moderne te aanvaarden. Zooals men weel, gaat dc klassieke theorie van de praemisso uit, da ieder persoon, als hij daartoe maar zijn best doet, de kracht heeft om den drang te weerstaan, die hem tot het begaan van een strafbaar feit wil leiden. Daartegen over staat de moderne leer, die aanneemt, dat in vele gevallen de dader niet vrij is, of gedeeltelijk niet vrij in het weerstaan van den booze, en vandaar de stroom o; strafrechtgehied van geheele of gedeeltelijke ontoerekenbaarheidsverklaringen. En de af afgevaardigde voor Wijk-bij-Duurstede had hierin schoon gelijk. Bij de-voorwaardelijke veroordeeling zit niet anders voor dan de overweging, dat de gevangenis de menschen niet heter maakt, en dat het daarom wen scbelijk is, dat de rechter het middel in de hand heeft om menschen, die zich door een samenloop van omstandigheden aar. een misdrijf schuldig maakten, een samen loop van zoo bijzonderen aard, dat hei niet aan te nemen is, dat zonder dien het pad der deugd zou zijn verlaten, uit de gevangenis te houden. En nu kan het ziji, dat de dwepers met de ontoerekenbaar heid, die eigenlijk alle straf zouden willen zien vervallen, zich aangenaam aangedaan voelen door de onvoorwaardelijke veroor deeling, omdat die feitelijk op een vermin dering van gestrengheid neerkomt; di' neemt niet weg, dat voorwaardelijke veroordeeling zelve uit heel andere begin sel voortkomende dan de moderne crimi nologie leeraart, daarmee niets heeft uit te staan. Gelukkig niet, zouden wij haast zeggen want de tegenwoordige ontoerckenbuai heidstheorie heeft ons nooit kunnen boko ren. Wij zullen de laatste zijn om te ont kennen, dat er vroeger wel eens ongeluk kigen, die zeer positief in een kiankzinm gengesticht thuis behoorden in het tucht huis zijn opgesloten, en wij betreuren zwik ten zeerste, maar daarom behoeft men thans de zaak niet om te keeren, en ieder mis Jadiger voor een krankzinnige te verkla ren. En toch gaat het daar aardig nan toe. Zoo jong kan de advocaat niet zijn die niets ten voordeele van zijn misdadige: cliënt weet aan te voeren, of hij meen zijn uitweg gevonden te hebben door d, Rechtbank te verzoeken een onderzoek in t< stellen naar de geestvermogens van den bt klaagde, hoewel hij het Openbaar Ministe rie al heel onvriendelijk zou aankijken al deze, na gehoord verzoek, een onderzoek naar de geestvermogens van den verdedig© zou aanbevelen. En het dunkt ons bij uitstek gevaarlijk het toerekenbaarheidsgovoel onder de na tie te verzwakken. Een grootvader, die aai den drank was en een vader, die met hei zelfde euvel was behept, moeten den zoo. geen vrijbrief zijn voor drankzucht en ii dronkenschap begane misdaden, maar mix ten hem leiden tot de ernstige begeerti dit atavistische bederf uit zijn geslacht wet te nemen; op zoo iemand rust de plicht du. geheelonthouder te zijn. En wc hebben m al een aparte gevangenis voor dc gedeelte lijk ontoerekenbaren, de zoogenaamde psy chopathen, en de wetenschap der psyehia trie verbeeldt zich zeker in allen ernst dat er een thermometer bestaal, waaruj men kan aflezen, hoeveel graden iemand eigenlijk toerekenbaar is. Nu, wat wij i> de Papendrechtsche zaak gezien hchbet van de wijze, waarop de hoeren psyehia ter-s te werk gaan cn daar waren di eerste mannen van het vak aan het werk om iemands geheele of gedeeltelijke toe rekenbanrheid vast te stellen,, o. a. dooi de vraag, of God een mat, of eene vrouw was, is onze ingenomenheid, zoo die er al ooit was, met het ontoerekenbaarheids- systeem tot het vriespunt gedaald. Of wij toerekenbaar zijn of niet, laat dat een strijd vraag blijven voor theologen en wijsgee- ren, maar laten v ij daarnaast niet vergeten, dat een mensch verloren is, die meent geen verantwoording voor welke veikeerde daad ook te behoeven diagen, omdat hij niet vrij zou zijn in zijn wil. En zoo willen wij maar zeggen, dat we opperbest konden begrijpen, dat een zoo bezadigd en ernstig man als de heer De Wijekersloolh er prijs op stelde zijn liefde voor de voorwaardelijke veroordeeling los te maken van de ontoerekenbaarheidsleer, van de modernecrirniriol og*eHij verdedigde die dan ook principieel met het betoog, dat de voorwaardelijke veroordeeling wel een straf is; het is de veroordeeling, ver meerderd met de onzekciheid van een proef tijd, waarin een toevallige overtreding kan leiden tot het opleggen van de oorspronke lijk opgelegde straf; zoodat de gevolgen van ieder strafbaar feit voor den voorwaar delijk veroordeelde veel zwaarder worden dan voor een ander. De heer Janssen uit Maastricht, stelde zich in een gelukkig geslaagde rede vrijwel op hetzelfde standpunt, wees op de prac- tische voordec-len van dit instituut, dat reeds in tal van landen is ingevoerd wij komen nu achter Bulaiije en Japan en maakte leukweg de opmerking, dat men locli met moet schreeuwen over een geheel nieuw stelsel, dat er wordt inge voerd, want dat wij reeds kennen de voor waardelijke invrijheidstelling, zelfs voor misdadigers, die tot zeer langdurige ge vangenschap werden veroordeeld, en dat de voorwaardelijke veroordeeling reeds be staat voor kinderen, volgens art. 39 80. van de Kinderwetten. En de heer Van Wijnbergen, wellicht wat ongedurig geworden onder al die Calvi nistische betoogingen over de vergeldings theorie, kwam uiteenzetten) dat juist vooi de aanhanger- van die theorie de bezwaren tegen de voorwaardelijke vei oordeeling on gegrond bleken., De voorstanders van de vergeldingstheorie en zelfs de meest ab solute voorstanders daarvan, hebben toch nooit geèischt, dat alle kwaad gestraft of vergolden moet worden. Zeer zeker, al dus de afgevaardigde voor*E,!st, zal dat .nooit worden geëischt door hen, die gelooven in een goddelijke gerechtigheid; dat het ten slotte is God, die het goede loont en het kwade straft, en dat alleen de al-wijze God kan vergelden in den waren zin des •'woords. Alleen van iemand, die staat op het meest staire t ergeldingsstaiidpunt en ^tegelijk is atheïst, zou men de uitspraak kunnen verwachten, dal het jus talionis (het veigeldingsrecht) steed-- moet worden toegepast. Dit w-a- olies zeer zeker met heel aan genaam voor den heer Dutgeis en zijn p;u tijgenooten. maar de pil, hun toegediend, werd verguld met de opmerking, dat de rede van den afgevaardigde voor Hilver sum ..voortieflelijk", geweest was. Aan het eind van het cer-te deel van zijn rede kwam de lieer v. Wijnbergen toch vnjwel in het liberale schuitje, toen hij het recht van de Overheid om te straffen er kende, maar daarnaast volhield, dat de vraag of een bepaald feit met straf moet worden bedreigd en vergolden, hiervan af hangt of de Overheid dit ncoFg heeft ter vervulling van de taak, die haar in deze is opgelegd. Maar, zooals wij reed« zeiden, de hoofd oppositie kwam van den heer de Savornin Lobman, en wat ook de principieel© onder grond van zijn bezwaren mogen geweest zijn, ze waren in hoofdzaak daaraan ont leend, dat hij vreesde, ïiat door de invoe ring van hel nieuw© instituut onze recht spraak op losse schroeven zou komen te Staan. Toch bleef dc beginsel vraag niet onbesproken. Als, aldus de heer Lohman, het doel van de straf i- 'den burger te doen loopen in het sociale gareel;-als er tusschen het kloppen van matton op een verboden uur en het bedrijven van een moord in het strafrecht geen principieel maar slechts een gradueel verschil is, ja, als er twijfel is, of er wel objectief recht is, dan heeft men niet te onderzooken, hoe de uitwerking van de straf is, maar heeft men in de straf alleen een middel, dat men kan loslaten, zoodra het middel niet meer bevalt. .Maar als men van meening is, dat degene, die de door God geschapen rechtsorde schendt, een leed luoet onder gaan, evenredig aan het gepleegde misdrijf, om het geschonden recht te wreken, terwjjl frien alleen or op moet letten, dat de straf den gestrafte niet demoraliseert, dan moet allereerst worden onderzocht, of het nieuw- ontworpen instituut met die beginselen in overeenstemming is. Men ziet het, ook de heer de Savornin Lohman aanvaardt de vergeldingstheorie, al maakt hij dan ook de restrkMe, dat d:e vergelding niet de moral tieren t werken moet. Eens zijn wij het met hem, dat die vergeldingstheorie aangehangen wordt door de meerderheid van het NeJcrlandschc volk, maar vrij zouden willen vragen: Is ze daar beter om? Wat zou er van recht en niet van rechtvaardigheid te spreken terecht komen, als men dat volk de vergelding van de misdrijven overliet? Wie meer van nabij kennis heeft genomen van wat er alzoo bij het lynchen gebeurt, zal met -het antwoord op die vraag niet verlegen zijn. Heeft de heer Lohman dus eerst, zijn principieel standpunt vastgezet, weldra zou blijken, dat hij met het nieuwe instituut niet kon medegaan, omdat hij daarin eene ontwrichting van ons recht ziet. Aan de hand van het lijvig werk .waarin prof. Fabius op politiek anders heelernaal geen autoriteit voor den afgevaardigde uit Goes de voorwaardelijke veroordeeling- schap heeft veroordeeld, ontwikkelde hij zijn bezwaar. Hij vreest dat de rechter daar door in een tweestrijd zal -komen, die de voor hem zoo onmisbare olympische kalmte zal verstoren, want hij zal Izich telkens moeten afvragen of hij zal moeten straffen dan wel verbeteren, terwijl dat'tot nog toe geen© vraag voor hem is, vaar het orij twijfelbaar is, dat de hooSdsttekking van ons Strafwetboek is den misdadiger te straffen. Er zal daarenboven groote ongelijkheid ko men in onze rechtspleging, waar de rechter», die principieel tegenover het nieuwe msti tuut staan, daarvan geen gebruik zullen maken, terwijl de voorstanders daarvan hel a tort et travers zullen toepassen, zooals in het buitenland geschiedde, ongeacht het gevaar dat het over de gegoede klasse van delinquenten heel wat meer zal toegepast worden dan voor de volksklasse, niet omdat de rechter partijdig is, maar iomdat hij rekening moet houden met de '.vraag of de kans op nogmaals plegen van 'hetzelfde delict groot is. Als hier een mevrouw Caillaux haar misdaad begaat, zoo merkte spreker sarcastisch op, zal de Hechter als de voorwaardelijke veroordeeling hier bestaat, die op haar moeten toepassen, de kans is er toch om zoo te -zeggen niet, dat zij nog maals eenzelfde misdrijf zou begaan. Als wij dan moeten komen tot het nieuwe instituut, schrijf dan tenminste in uwe wet precies neer wanneer het moet worden toegepast, maar laat dit niet over aan het goeddunken van den reelater, aldus rie conclusie van den heer Lobman.' 1 Het is de moeite waard Lohman zoo eens hij te wonen, als hij geheel vrij van politieke banden zichzelf kan zijn en blijven en kan opkomen tegen wat hij verkeerd acht. Dan is het jeugdig vuur van dezen bijna achl-en-zeventigjarigo inderdaad be nijdenswaardig, en dat spatte bij de re pliek haast nog helderder op dan bij» de redevoering zelve. "Want de voorstanders van Links van de wet, de heeren van Hamel, Rink, v.'Raalte, I imhurg en HugenhoJtz en ook de Minister hebben in hoofdzaak hun tegenweer gericht op de oppositie van den heer Loliman, wel begrijpende, dat het dc moeite w.iard was een man van zijn standing voor het nieuwe instituut te winnen. Maar het is hun niet gelukt. Voor onzen grooton kenner en beoefenaar van het Strafrecht, den oud-professor van Hamel was het een blijde dag. dat nu dc eerste stap gezet werd op den weg, die tot de invoering van de voorwaardelijke ver- oordeóiing in Nederland leidt, hij noemde het dan ook met recht een evenement. 'E11 hij herdacht hoe in 1890 op de vergadering van de Juristcnvereeniging, te Zutphen ge houden, de voorstanders van de voorwaar delijke veroordeeling daar nog in de min derheid waren, waarvan hij toen maai dat zei hij er niet hij de leider en de woordvoerder was, cn hoe ze thans een meerderheid in den lande vormen. Zijn eer ste kennismaking met het instituut was in 1882 tc Londen aan hel Police Couit, waar iemand terecht stond, die een lastig con current een pak slaag had" toegediend en een deel van diens inboedel had kort er. klein geslagen. De rechter verooi deelde don man tot een boete, doch stelde hem van de betaling daarvan vrij, indien hij 6 maan den lang „den vrede van de Koningin" zou bewaren. En ook de aanklager was daarmede tevreden; de proeftijd was toch niet alleen een rust voor hem, maar vrijwel een waarborg, dat de man zich in dien tijd zoo in kalmte zou hebben getraind, dat hij die voortdurend zou bewaren. Had de spreker ongelijk, toen hij er op wees, dat wij ons het pracfische Engeland ten voorbeeld moesten stellen, waar men nooit ellenlange hetoogen hoort over de theorie van het recht, maai- waar men de zaak practised en toch principieel aanpakt. Hij noemde de voorwaardelijke veroordee ling in de eerste plaats een zaak van het gezond verstand. Ieder huisvader, ieder onderwijzer legt straf op; maar voert die niet uit als de gestrafte zich goed gedragen wil, on nu men dit beginsel wil loepassen op de staatepajedagogie wordt het uitge kreten voor het meest moderne denkbeeld. Met de onverzoenlijken uit godsdienstig oog punt zou hij natuurlijk niet praten, dat gaf toch niet, maar ook het getheoriseer over d© vraag of voorwaardelijke verooideeling al of niet straf is, liet hem vrij koud. In dit verband herinnerde hij er aan, hoe hij in Londen den grooten straf ree h tienn e r Liszt aantrof in een redetwist met een ander rechtsgeleerde over dit punt, en hoe hij toetn inviel met ©en: Of de DuiSetic dog matici het straf willen noemen of niet is ons en zeker ook de Engelsche juristen on verschillig. Spreker zou dan ook het in stituut aannemen in eiken vorm Waarin, bet werd aangeboden, ©n acht zich gelukkig, dat als Wij daarmee gchteraankomen, dit ten minste dit voordeel heeft, dat wij ons pio- fijt kunnen doen met de ervaring in het buitenland opgedaan, 0111 gebleken fouten, in do (toepassing te vermijden. Tegenover prof. Fabius, die een waren kruistocht tegen de voorwaardelijke veroordeeling heeft ge predikt stelde hij het feit, dat de heer Poliema, leerling der Vrije Universiteit (als wij goed ingelicht zijn is deze heer een zoon van het voormalig Kamerlid voor Goreum), met prof. Diepenliorst ah promotor -een dis sertatie heeft geschreven, waarin de voor- waai delijke veroordeeling werd verdedigd. E11 aan den heer de Savornin Lohman. werd de zeker niet makkelijk te beantwoorden vraag gesteld, hoe het toch mogelijk was, dat juristen ah Cort van der Linden, Loeff, Retro ut en Ort de voorwaardelijke veroor deeling in ons Strafwetboek wilden opne men, terwijl hij de stelling had verdedigd, dat het daarin niet paste. Alles, zoo eindigde spreker zijn belang wekkende en geestdriftige rede (ook op dezen 73-jarige heeft de tand des tijds naar het schijnt geen vat), hangt af van de toe passing. In Engeland is die volgens d© eischen van het gezond verstand. Maar iu België het groote wapen voor de tegen standers is de wet een tijdlang verkeerd toegepast. De vader van de wet in België, de groote staatsman Lejeune, heeft'zelf tot spreker gezegd, dat inen er misbruik van maakte. In Frankrijk is de oorspronkelijk slechte toepassing van de wel-Bérenger thans reeds gestuit, en als de Duitscho wet leemten vertoont, dan zit het hem daarin, dat daar het onmisbar© toezicht op den voorwaardelijk veroordeelde ont breekt, dat in dit wetsontwerp wel is op genomen. Laat men, zoo besloot spreker, nu niet te hang zijn om dat toezicht op to dragen aan particulieren en vereenigin- gen. Men heeft dezelfde vrees gekoesterd bij de invoering van de Kinderwetten, en hoé is die vrees niet beschaamd. Men heeft zich verbaasd, dat er in de Tweede Kamer nog zooveel over het ont werp gezegd is, waar Prof, van Hamei zoo terecht had opgemerkt, dat nieuwe ge zichtspunten daarover niet meer waren te openen, waar de zaak sinds jaren van alle kanten bekeken was. ATs dat wel ge schied is, dan is dat zeker gekomen door den feilen aanval van don heer Lohman, die men te eerder getracht heeft over to halen, waar hij in eersten termijn zich zijn stem nog bad voorbehoudenbij de repliek bleek het echter, dat daarop geen kans was. En de Minister heeft het den tegenstan ders gemakkelijk gemaakt en den mei geest- ünltiuen voorstanders tevens, door elke ver ruiming van het aangebodene af te snijden. Dc amendementen, die dal beoogden, wer den dan ook alle ingetrokken, op één na, wat de voorwaardelijke invrijheidstelling be trof. Deze kan, volgens de bestaande wet eerst gegeven worden, als 3 jaar van den straftijd is uitgezeten en tevens daar in» volbracht. Ze is dus alleen van toe- pussing op sliaffen van minstens 4 jaren, fn het oorspronkelijk ontwerp werd dit 12 maandenin het gewijzigd ontwerp is de 3'i tot -i'i geworden, zoodat het instituut alleen slaat op vonnissen van minstens 13:2 maand, daar tenminste 9 maanden van den straftijd moeten zijn volbracht. En nu was cr eon socfaal democratisch amendement om de oorspronkelijke mildere redactie to her- SCHIEDAMSCHE COURANT. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1915 | | pagina 1