67"" Jaargang
Zaterdag 20 Maart 1915.
No
14787
Tweede Blad.
Uit de Tweede Kamer.
Deze courant verschijnt dagelgks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25, franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten de» middags vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer
16 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelïge voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Intercommunale Telefoon No. 103-
Het is in den jare 1915 al niet anders
dan het in 1901 wJasj, ais het in de Kamer
gaat over vraagstukken waar het dogma bij
betrokken is, dan merkt men niets meer
van den „geineenschappelijken wortel de©
geloofs", en zoo was de coalitie dan ook
bij de behandeling van de Voorwaardelijke
Strafopschorting hopeloos verdeeldde Cal
vinisten over het algemeen mordicus tegen;
ue Katholieken vóór.
Om te weten wat er zoo in Calvinistische
kringen omgaat en gedacht wordt ten aan
zien van dergelijke materie, moet men niet
in de eerst» plaats luisteren naar iemand
als den heer de Savernin Lokman, ovei
wiens belangrijke rede liier heneden door
ons zal worden gesproken. Want hij hem
is do scherpzinnige jurist telkens
tegelijk met den Calvinist aan het woord,
zoodat het den hoorder niet altijd duidelijk
voor oogen staat of zijn juridische bezwaren
aan zijn Calvinistische beginselen zijn, ont
leend, dan wel of zijn Calvinistische be
zwaren onder juridische vlag worden voor
gebracht. Maar dan moet men gaan
luisteren naar het lanaticusje mr. Rutgers
of nog liever naar de niebjuristen Scheurd
en 'B.rummelkamp'.
De afgevaardigde voor Hilversum Wa-
anders openhartig genoeg. Voor hem twas
de vraag of de voorwaardelijk© veroordec-
ling. straf is Wij zullen dien geijkton term
nu maar blijven gebruiken de hoofd
vraag, omdat voor hot strafrecht geen
andere rechtsgrond bestaat dan de ver
gelding, zooals de openbaring dat leest,
maar die vergelding is volgens dezelfde
openbaring plicht van de overheid, die waar
ze recht spreekt en straft, optreedt als
plaatsvervanger van God. Volgens Calvijn
hebben de rechters dan ook last en bevel
van God, zijn zij met goddelijke autoriteit
voorzien, en nemen zij Gods plaats in oj)
aarde. Spreker herinnerde hierbij aan Jc-
sephat's woorden tot den rechter: Ziet wa'
gij doet, want gij houdt het gericht ni«
den mensch maar den Heere. En waar nu
de voorwaardelijke straf geen straf is in
dien zin dat ze leed brengt over den ver
oordeelde, het lcod dat de overheid hem
moet opleggen als vergelding voor het be
gane misdrijf, kan de heer Rutgers met di
ontwerp niet meegaan. En als hem van
alle zijden er op gewezen wordt, dat di
veroordeeling op zichzelf een leed is voo.
wie ze treft, en dat zeer zeker ook h; t
toezicht, waaronder de voorwaardelijk ver
oordeelde komt te staan, een leed voor hen
kan worden genoemd, dan schrijft de hooi
Ilutgers dat met breed gebaar van zich ;il
en zegt: Het moge leed veroorzaken, mam
het is niet met die bedoeling dat de over
head het instelde, en dus het is geen vei
gelding.
Eu de heer Saheurer Zei hetzelfde a
was het nrit ein bischen andren Worten
Hij beriep zich op de woorden van „On
Program"„De Gerechtigheid Gods moe
voor zoover zij in de landswetten tot uiting
komt, onvoorwaardelijk haar eer 'hebber.
Niemand mag haar aanranden en wi
haar aanrandt, moet op do aileron verb j'-
delijkste wijze den weekenden arm der ge
rechtigheid voelen. Misdaad en ptraf, over
treding en vergelding zijn onverbrekelijk.
En of de straf nu verbetert, laat „Ons Pro
gram" vrij koud, is daarin althans bijkom
stige omstandigheid. Voor dat nadeel moe'
de Overheid niet uit den weg gaan, ham
taak is slechts de vergelding te "doen u t
komen, en de verbetering van den gestraft
kan zij, als de man zijn straf ondergaan
heeft, aaiivv par tiouliere genootschappen en
aan de Kerk overlaten.
Wij zouden hier de opmerking willen ma
ken, dat èn die particuliere genootschappen
èn de Kerk te laat zullen komen met hun
liefdewerk, als de misdadiger eerst een
straf heeft ondergaan, die Jxetin ten gronde
■richt. En waar nu de deskundigen op on--
ge vangen! sgebied het er over eens zijn, da
reeds na één jaar celstraf het stoerste ka
rakter is gebroken, dat naar zucht om bc
ter leven te beginnen, onuitroeibare mok
tegen de maatschappij en doffe onverschii
ligheid het gemoed binnendringen, is hel
goed, dat er toch nog andere menschen zijn
dan de Calvanisten, die met deze daadzaak
geen rekening willen houden. Ook d© heer
Brummelkamp niet, want volgens hem
en wij ontkennen niet dat hij daarin ©enigs
zins gelijk heeft is de toepassing van de
voorwaardelijke veroordeeling "een soort gra
tie, en het verleenen daarvan behoort niet
tot het gebied van den rechter. God is
alleen in hoogste instantie bevoegd om
gratie te gewen, omdat Hij het recht niet
alleen handhaaft, maar ook het recht stelt,
en als een mensch dus gratie verleent, kan
hij dit recht alleen ontleenen aan een gixl
del ijk praerogatief, en dat praerogatief heeft
de Kroon.
En ais wij nu ondeugend wilden zijn,
zouden wij zeggen, dat uit al die Calvinisti
sche oppositie tegen het voor opbrengen va
den eisch, dat de straf den tmislapger
tevens zal verbeteren, ons 'duidelijk is ge
worden, waarom men aan dien kant zoo
vurig bewonderaar is van de dool straf,
door de toepassing daarvan wordt toch
de kwestie, waarom het in deze gaat, ga
ooupeerd in den dubbelen gin des voord t,
want den kerel, wiens kop men heeft afge
hakt, kan men onmogelijk meer verbete
ren.
Een geheel andere klank werd uit den
Katholieken hoek vernomen, waaruit de
heer de Wijkerslooth als eerste spreker op
trad. Hij aanvaardde 't instituut, maar zeth
uitvoerig uiteen, dat hij daardoor niet geacht
wilde worden de klassieke theorie op straf
rechtgebied los te laten en de moderne
te aanvaarden. Zooals men weel, gaat dc
klassieke theorie van de praemisso uit, da
ieder persoon, als hij daartoe maar zijn
best doet, de kracht heeft om den drang
te weerstaan, die hem tot het begaan van
een strafbaar feit wil leiden. Daartegen
over staat de moderne leer, die aanneemt,
dat in vele gevallen de dader niet vrij
is, of gedeeltelijk niet vrij in het weerstaan
van den booze, en vandaar de stroom o;
strafrechtgehied van geheele of gedeeltelijke
ontoerekenbaarheidsverklaringen. En de af
afgevaardigde voor Wijk-bij-Duurstede had
hierin schoon gelijk. Bij de-voorwaardelijke
veroordeeling zit niet anders voor dan de
overweging, dat de gevangenis de menschen
niet heter maakt, en dat het daarom wen
scbelijk is, dat de rechter het middel in
de hand heeft om menschen, die zich door
een samenloop van omstandigheden aar.
een misdrijf schuldig maakten, een samen
loop van zoo bijzonderen aard, dat hei
niet aan te nemen is, dat zonder dien
het pad der deugd zou zijn verlaten, uit de
gevangenis te houden. En nu kan het ziji,
dat de dwepers met de ontoerekenbaar
heid, die eigenlijk alle straf zouden willen
zien vervallen, zich aangenaam aangedaan
voelen door de onvoorwaardelijke veroor
deeling, omdat die feitelijk op een vermin
dering van gestrengheid neerkomt; di'
neemt niet weg, dat voorwaardelijke
veroordeeling zelve uit heel andere begin
sel voortkomende dan de moderne crimi
nologie leeraart, daarmee niets heeft uit
te staan.
Gelukkig niet, zouden wij haast zeggen
want de tegenwoordige ontoerckenbuai
heidstheorie heeft ons nooit kunnen boko
ren. Wij zullen de laatste zijn om te ont
kennen, dat er vroeger wel eens ongeluk
kigen, die zeer positief in een kiankzinm
gengesticht thuis behoorden in het tucht
huis zijn opgesloten, en wij betreuren zwik
ten zeerste, maar daarom behoeft men thans
de zaak niet om te keeren, en ieder mis
Jadiger voor een krankzinnige te verkla
ren. En toch gaat het daar aardig nan
toe. Zoo jong kan de advocaat niet zijn
die niets ten voordeele van zijn misdadige:
cliënt weet aan te voeren, of hij meen
zijn uitweg gevonden te hebben door d,
Rechtbank te verzoeken een onderzoek in t<
stellen naar de geestvermogens van den bt
klaagde, hoewel hij het Openbaar Ministe
rie al heel onvriendelijk zou aankijken al
deze, na gehoord verzoek, een onderzoek
naar de geestvermogens van den verdedig©
zou aanbevelen.
En het dunkt ons bij uitstek gevaarlijk
het toerekenbaarheidsgovoel onder de na
tie te verzwakken. Een grootvader, die aai
den drank was en een vader, die met hei
zelfde euvel was behept, moeten den zoo.
geen vrijbrief zijn voor drankzucht en ii
dronkenschap begane misdaden, maar mix
ten hem leiden tot de ernstige begeerti
dit atavistische bederf uit zijn geslacht wet
te nemen; op zoo iemand rust de plicht du.
geheelonthouder te zijn. En wc hebben m
al een aparte gevangenis voor dc gedeelte
lijk ontoerekenbaren, de zoogenaamde psy
chopathen, en de wetenschap der psyehia
trie verbeeldt zich zeker in allen ernst
dat er een thermometer bestaal, waaruj
men kan aflezen, hoeveel graden iemand
eigenlijk toerekenbaar is. Nu, wat wij i>
de Papendrechtsche zaak gezien hchbet
van de wijze, waarop de hoeren psyehia
ter-s te werk gaan cn daar waren di
eerste mannen van het vak aan het werk
om iemands geheele of gedeeltelijke toe
rekenbanrheid vast te stellen,, o. a. dooi
de vraag, of God een mat, of eene vrouw
was, is onze ingenomenheid, zoo die er
al ooit was, met het ontoerekenbaarheids-
systeem tot het vriespunt gedaald. Of wij
toerekenbaar zijn of niet, laat dat een strijd
vraag blijven voor theologen en wijsgee-
ren, maar laten v ij daarnaast niet vergeten,
dat een mensch verloren is, die meent
geen verantwoording voor welke veikeerde
daad ook te behoeven diagen, omdat hij
niet vrij zou zijn in zijn wil.
En zoo willen wij maar zeggen, dat we
opperbest konden begrijpen, dat een zoo
bezadigd en ernstig man als de heer De
Wijekersloolh er prijs op stelde zijn liefde
voor de voorwaardelijke veroordeeling los
te maken van de ontoerekenbaarheidsleer,
van de modernecrirniriol og*eHij verdedigde
die dan ook principieel met het betoog,
dat de voorwaardelijke veroordeeling wel
een straf is; het is de veroordeeling, ver
meerderd met de onzekciheid van een proef
tijd, waarin een toevallige overtreding kan
leiden tot het opleggen van de oorspronke
lijk opgelegde straf; zoodat de gevolgen
van ieder strafbaar feit voor den voorwaar
delijk veroordeelde veel zwaarder worden
dan voor een ander.
De heer Janssen uit Maastricht, stelde
zich in een gelukkig geslaagde rede vrijwel
op hetzelfde standpunt, wees op de prac-
tische voordec-len van dit instituut, dat reeds
in tal van landen is ingevoerd wij komen
nu achter Bulaiije en Japan en
maakte leukweg de opmerking, dat
men locli met moet schreeuwen over een
geheel nieuw stelsel, dat er wordt inge
voerd, want dat wij reeds kennen de voor
waardelijke invrijheidstelling, zelfs voor
misdadigers, die tot zeer langdurige ge
vangenschap werden veroordeeld, en dat
de voorwaardelijke veroordeeling reeds be
staat voor kinderen, volgens art. 39 80. van
de Kinderwetten.
En de heer Van Wijnbergen, wellicht wat
ongedurig geworden onder al die Calvi
nistische betoogingen over de vergeldings
theorie, kwam uiteenzetten) dat juist vooi
de aanhanger- van die theorie de bezwaren
tegen de voorwaardelijke vei oordeeling on
gegrond bleken., De voorstanders van de
vergeldingstheorie en zelfs de meest ab
solute voorstanders daarvan, hebben toch
nooit geèischt, dat alle kwaad gestraft
of vergolden moet worden. Zeer zeker, al
dus de afgevaardigde voor*E,!st, zal dat .nooit
worden geëischt door hen, die gelooven
in een goddelijke gerechtigheid; dat het
ten slotte is God, die het goede loont en
het kwade straft, en dat alleen de al-wijze
God kan vergelden in den waren zin des
•'woords. Alleen van iemand, die staat op
het meest staire t ergeldingsstaiidpunt en
^tegelijk is atheïst, zou men de uitspraak
kunnen verwachten, dal het jus talionis
(het veigeldingsrecht) steed-- moet worden
toegepast.
Dit w-a- olies zeer zeker met heel aan
genaam voor den heer Dutgeis en zijn p;u
tijgenooten. maar de pil, hun toegediend,
werd verguld met de opmerking, dat de
rede van den afgevaardigde voor Hilver
sum ..voortieflelijk", geweest was.
Aan het eind van het cer-te deel van
zijn rede kwam de lieer v. Wijnbergen toch
vnjwel in het liberale schuitje, toen hij het
recht van de Overheid om te straffen er
kende, maar daarnaast volhield, dat de
vraag of een bepaald feit met straf moet
worden bedreigd en vergolden, hiervan af
hangt of de Overheid dit ncoFg heeft ter
vervulling van de taak, die haar in deze
is opgelegd.
Maar, zooals wij reed« zeiden, de hoofd
oppositie kwam van den heer de Savornin
Lobman, en wat ook de principieel© onder
grond van zijn bezwaren mogen geweest
zijn, ze waren in hoofdzaak daaraan ont
leend, dat hij vreesde, ïiat door de invoe
ring van hel nieuw© instituut onze recht
spraak op losse schroeven zou komen te
Staan. Toch bleef dc beginsel vraag niet
onbesproken. Als, aldus de heer Lohman,
het doel van de straf i- 'den burger te
doen loopen in het sociale gareel;-als er
tusschen het kloppen van matton op een
verboden uur en het bedrijven van een
moord in het strafrecht geen principieel
maar slechts een gradueel verschil is, ja,
als er twijfel is, of er wel objectief recht
is, dan heeft men niet te onderzooken, hoe
de uitwerking van de straf is, maar heeft
men in de straf alleen een middel, dat
men kan loslaten, zoodra het middel niet
meer bevalt. .Maar als men van meening
is, dat degene, die de door God geschapen
rechtsorde schendt, een leed luoet onder
gaan, evenredig aan het gepleegde misdrijf,
om het geschonden recht te wreken, terwjjl
frien alleen or op moet letten, dat de straf
den gestrafte niet demoraliseert, dan moet
allereerst worden onderzocht, of het nieuw-
ontworpen instituut met die beginselen in
overeenstemming is.
Men ziet het, ook de heer de Savornin
Lohman aanvaardt de vergeldingstheorie,
al maakt hij dan ook de restrkMe, dat d:e
vergelding niet de moral tieren t werken
moet. Eens zijn wij het met hem, dat die
vergeldingstheorie aangehangen wordt door
de meerderheid van het NeJcrlandschc volk,
maar vrij zouden willen vragen: Is ze daar
beter om? Wat zou er van recht en niet
van rechtvaardigheid te spreken terecht
komen, als men dat volk de vergelding van
de misdrijven overliet? Wie meer van nabij
kennis heeft genomen van wat er alzoo bij
het lynchen gebeurt, zal met -het antwoord
op die vraag niet verlegen zijn.
Heeft de heer Lohman dus eerst, zijn
principieel standpunt vastgezet, weldra zou
blijken, dat hij met het nieuwe instituut
niet kon medegaan, omdat hij daarin eene
ontwrichting van ons recht ziet. Aan de
hand van het lijvig werk .waarin prof.
Fabius op politiek anders heelernaal
geen autoriteit voor den afgevaardigde uit
Goes de voorwaardelijke veroordeeling-
schap heeft veroordeeld, ontwikkelde hij
zijn bezwaar. Hij vreest dat de rechter daar
door in een tweestrijd zal -komen, die de
voor hem zoo onmisbare olympische kalmte
zal verstoren, want hij zal Izich telkens
moeten afvragen of hij zal moeten straffen
dan wel verbeteren, terwijl dat'tot nog toe
geen© vraag voor hem is, vaar het orij
twijfelbaar is, dat de hooSdsttekking van ons
Strafwetboek is den misdadiger te straffen.
Er zal daarenboven groote ongelijkheid ko
men in onze rechtspleging, waar de rechter»,
die principieel tegenover het nieuwe msti
tuut staan, daarvan geen gebruik zullen
maken, terwijl de voorstanders daarvan hel
a tort et travers zullen toepassen, zooals
in het buitenland geschiedde, ongeacht het
gevaar dat het over de gegoede klasse van
delinquenten heel wat meer zal toegepast
worden dan voor de volksklasse, niet omdat
de rechter partijdig is, maar iomdat hij
rekening moet houden met de '.vraag of de
kans op nogmaals plegen van 'hetzelfde
delict groot is. Als hier een mevrouw
Caillaux haar misdaad begaat, zoo merkte
spreker sarcastisch op, zal de Hechter als de
voorwaardelijke veroordeeling hier bestaat,
die op haar moeten toepassen, de kans is
er toch om zoo te -zeggen niet, dat zij nog
maals eenzelfde misdrijf zou begaan.
Als wij dan moeten komen tot het nieuwe
instituut, schrijf dan tenminste in uwe wet
precies neer wanneer het moet worden
toegepast, maar laat dit niet over aan het
goeddunken van den reelater, aldus rie
conclusie van den heer Lobman.' 1
Het is de moeite waard Lohman zoo
eens hij te wonen, als hij geheel vrij van
politieke banden zichzelf kan zijn en blijven
en kan opkomen tegen wat hij verkeerd
acht. Dan is het jeugdig vuur van dezen
bijna achl-en-zeventigjarigo inderdaad be
nijdenswaardig, en dat spatte bij de re
pliek haast nog helderder op dan bij» de
redevoering zelve.
"Want de voorstanders van Links van de
wet, de heeren van Hamel, Rink, v.'Raalte,
I imhurg en HugenhoJtz en ook de Minister
hebben in hoofdzaak hun tegenweer gericht
op de oppositie van den heer Loliman,
wel begrijpende, dat het dc moeite w.iard
was een man van zijn standing voor het
nieuwe instituut te winnen. Maar het is
hun niet gelukt.
Voor onzen grooton kenner en beoefenaar
van het Strafrecht, den oud-professor van
Hamel was het een blijde dag. dat nu dc
eerste stap gezet werd op den weg, die tot
de invoering van de voorwaardelijke ver-
oordeóiing in Nederland leidt, hij noemde
het dan ook met recht een evenement. 'E11
hij herdacht hoe in 1890 op de vergadering
van de Juristcnvereeniging, te Zutphen ge
houden, de voorstanders van de voorwaar
delijke veroordeeling daar nog in de min
derheid waren, waarvan hij toen maai
dat zei hij er niet hij de leider en de
woordvoerder was, cn hoe ze thans een
meerderheid in den lande vormen. Zijn eer
ste kennismaking met het instituut was in
1882 tc Londen aan hel Police Couit, waar
iemand terecht stond, die een lastig con
current een pak slaag had" toegediend en
een deel van diens inboedel had kort er.
klein geslagen. De rechter verooi deelde don
man tot een boete, doch stelde hem van de
betaling daarvan vrij, indien hij 6 maan
den lang „den vrede van de Koningin"
zou bewaren. En ook de aanklager was
daarmede tevreden; de proeftijd was toch
niet alleen een rust voor hem, maar vrijwel
een waarborg, dat de man zich in dien
tijd zoo in kalmte zou hebben getraind,
dat hij die voortdurend zou bewaren. Had
de spreker ongelijk, toen hij er op wees,
dat wij ons het pracfische Engeland ten
voorbeeld moesten stellen, waar men nooit
ellenlange hetoogen hoort over de theorie
van het recht, maai- waar men de zaak
practised en toch principieel aanpakt.
Hij noemde de voorwaardelijke veroordee
ling in de eerste plaats een zaak van het
gezond verstand. Ieder huisvader, ieder
onderwijzer legt straf op; maar voert die
niet uit als de gestrafte zich goed gedragen
wil, on nu men dit beginsel wil loepassen
op de staatepajedagogie wordt het uitge
kreten voor het meest moderne denkbeeld.
Met de onverzoenlijken uit godsdienstig oog
punt zou hij natuurlijk niet praten, dat gaf
toch niet, maar ook het getheoriseer over d©
vraag of voorwaardelijke verooideeling al
of niet straf is, liet hem vrij koud. In dit
verband herinnerde hij er aan, hoe hij in
Londen den grooten straf ree h tienn e r Liszt
aantrof in een redetwist met een ander
rechtsgeleerde over dit punt, en hoe hij
toetn inviel met ©en: Of de DuiSetic dog
matici het straf willen noemen of niet is
ons en zeker ook de Engelsche juristen on
verschillig. Spreker zou dan ook het in
stituut aannemen in eiken vorm Waarin, bet
werd aangeboden, ©n acht zich gelukkig, dat
als Wij daarmee gchteraankomen, dit ten
minste dit voordeel heeft, dat wij ons pio-
fijt kunnen doen met de ervaring in het
buitenland opgedaan, 0111 gebleken fouten,
in do (toepassing te vermijden. Tegenover
prof. Fabius, die een waren kruistocht tegen
de voorwaardelijke veroordeeling heeft ge
predikt stelde hij het feit, dat de heer
Poliema, leerling der Vrije Universiteit (als
wij goed ingelicht zijn is deze heer een zoon
van het voormalig Kamerlid voor Goreum),
met prof. Diepenliorst ah promotor -een dis
sertatie heeft geschreven, waarin de voor-
waai delijke veroordeeling werd verdedigd.
E11 aan den heer de Savornin Lohman. werd
de zeker niet makkelijk te beantwoorden
vraag gesteld, hoe het toch mogelijk was,
dat juristen ah Cort van der Linden, Loeff,
Retro ut en Ort de voorwaardelijke veroor
deeling in ons Strafwetboek wilden opne
men, terwijl hij de stelling had verdedigd,
dat het daarin niet paste.
Alles, zoo eindigde spreker zijn belang
wekkende en geestdriftige rede (ook op
dezen 73-jarige heeft de tand des tijds naar
het schijnt geen vat), hangt af van de toe
passing. In Engeland is die volgens d©
eischen van het gezond verstand. Maar iu
België het groote wapen voor de tegen
standers is de wet een tijdlang verkeerd
toegepast. De vader van de wet in België,
de groote staatsman Lejeune, heeft'zelf tot
spreker gezegd, dat inen er misbruik van
maakte. In Frankrijk is de oorspronkelijk
slechte toepassing van de wel-Bérenger
thans reeds gestuit, en als de Duitscho
wet leemten vertoont, dan zit het hem
daarin, dat daar het onmisbar© toezicht
op den voorwaardelijk veroordeelde ont
breekt, dat in dit wetsontwerp wel is op
genomen. Laat men, zoo besloot spreker,
nu niet te hang zijn om dat toezicht op
to dragen aan particulieren en vereenigin-
gen. Men heeft dezelfde vrees gekoesterd
bij de invoering van de Kinderwetten, en
hoé is die vrees niet beschaamd.
Men heeft zich verbaasd, dat er in de
Tweede Kamer nog zooveel over het ont
werp gezegd is, waar Prof, van Hamei
zoo terecht had opgemerkt, dat nieuwe ge
zichtspunten daarover niet meer waren te
openen, waar de zaak sinds jaren van
alle kanten bekeken was. ATs dat wel ge
schied is, dan is dat zeker gekomen door
den feilen aanval van don heer Lohman,
die men te eerder getracht heeft over to
halen, waar hij in eersten termijn zich
zijn stem nog bad voorbehoudenbij de
repliek bleek het echter, dat daarop geen
kans was.
En de Minister heeft het den tegenstan
ders gemakkelijk gemaakt en den mei geest-
ünltiuen voorstanders tevens, door elke ver
ruiming van het aangebodene af te snijden.
Dc amendementen, die dal beoogden, wer
den dan ook alle ingetrokken, op één na,
wat de voorwaardelijke invrijheidstelling be
trof. Deze kan, volgens de bestaande wet
eerst gegeven worden, als 3 jaar van den
straftijd is uitgezeten en tevens daar
in» volbracht. Ze is dus alleen van toe-
pussing op sliaffen van minstens 4 jaren,
fn het oorspronkelijk ontwerp werd dit 12
maandenin het gewijzigd ontwerp is de
3'i tot -i'i geworden, zoodat het instituut
alleen slaat op vonnissen van minstens 13:2
maand, daar tenminste 9 maanden van den
straftijd moeten zijn volbracht. En nu was
cr eon socfaal democratisch amendement om
de oorspronkelijke mildere redactie to her-
SCHIEDAMSCHE COURANT.
1