I!
if
- m
:/JT
68- Jaargang.
Zaterdag 18 Maart 1916.
No 15093
Tweede Blad
Uit de Tweede Kamer.
;il
I
'-«tl
t
K
fi
li
m
11
III
ïff.-I
:1
"■éi!
I"
Deze courant verschijnt d a g e I ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per Kwartaal: Yoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25, franco
per post fl. 1.65.
Prigs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan hot Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regal nraer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats-die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
"Intercommunale Telefoon No. 103.
De Tweede Kamer heeft in de afgeioo-
pen week buitengewoon handig gemanoeu
vreerd, en wel door de Leening van 125
millioen en de Schepen-wet zoo goed als
zonder discussié en zonder hoofdelijke stem
ming aan te nemen. Daardoor heeft zij ge
toond, dat, zoodra het gaat om wetsont
werpen, welker spoedige aanneming door
den oorlogstoestand noodzakelijk is, zij zich
weet te beperken, en dat zij. er dan niet
aan denkt zich te bezondigen aan cenveel-
praterij als waaraan zij zich bij het eeds-
ontwerp te buiten is gegaan. Zij deed daar
goed aan, omdat zij in dezen tijd zelfs do
schijn heeft te vermijden, dat zij een belem
mering zon zijn voor snel handelen, waar
al wat conservatief is in den lande gaarne
zou zien, dat de uit den aard der zaak
door den oorlogstoestand verminderde in
vloed van de volksvertegenwoordiging tot
iets blijvends zou wonden gemaakt. De
Tweede Kamer kan dan ook tegenwoordig
niet genoeg op haar qui-vïve zijn.
Achter de loening van 125 millioen staat
juist als indertijd echter de leening van
275 millioen de §tok der gedwongen lee
ning; als er voor "minder dan 100 millioen
wordt ingeschreven, dan zal men de bezit
ters van vermogens, te beginnen met hen,
die f75.000 hebben, aanpakken. Wij ver
trouwen, dat die stok onnoodig wapen zal
blijken, al kan men het natuurlijk in den
Minister van Financiën niet anders dan
loven, dat hij voorzichtig is. Maar, als
wij bedenken, dat op de leening van 275
millioen voor meer dan 400 millioen werd
ingeschreven, en dat er sinds dien tijd Oen
oorlogswinst is gemaakt, zóó groot, dat men
geen belegging kan vinden» voor het gewon
nen geld, en dat de bankiers er volstrekt
niet opgesteld zijn deposito's te aanvaar
den, dan vertrouwen wij dat dit zaakje nog
wel 'zal losloopen.
Bij art. 1 uitte de heer Juten denwensch,
dat de coupons van deze leening niet al
leen betaalbaar1 zouden wezen bij de Ne-
derlandsche Bank, maar ook bij haar agent
schappen en correspondentschappen, als
mede bij de betaalmeesters en ontvangers.
Er valt zeker iets voor het denkbeeld to
zeggen, als men het enkel bekijkt uit het
oogpunt van het gemak van de houders
der schuldbrieven. Maar, de Minister wees
er terecht op, dat het niet goed zou zijn
door- dezen maatregel de bankiers en de
kassiers uit te schakelen, die 1 per mille
aan het innen der coupons zullen verdie
nen, Zullen dezen, die toch de adviseurs
zijn van het grootste gedeelte der geldbe
leggers, in hun uitschakeling geen aanlei
ding vinden hun clientèle buitcnlandsche
fondsen te recommandeeren. Het is waar,
1 per mille is niet veel, maar het is voor
bankier of kassier veel waard een groot
aantal menschen te hebben, die gewoon
zijn aan zijn kantoor hun 'coupons te ver
zilveren; als die dan een zaak of zaakje
hebben, is ^a.1. ook voor het kantoor.
Enfin, de Minister zou de zaak nog eens
overwegen, en onze lezers zullen wel weten
wat deze toezegging, uit den parlementai
ren in gewoon Hollandschen stijl overge
zet, wil zeggen.
De heer de Geer deed een good werk
met een amendement in te dienen, waar
door de wezenlijke belegger, d. i. de man,
die de stukken houdt, en die ze niet direct
naar de Nederlandsche Bank brengt om
ze te beleenon, ook verzekerd is, dat. hij
zal krijgen het bedrag waarvoor hij in
schreef. Wie toch tot f 10.000 toe voorrang
voor zijn inschrijving vraagt, zal die beko
men, en dat is voldoende, .waar de wezen
lijke 'beleggers in den regel kleine kapita
listen zijn. De Minister noemde het amen
dement een gelukkige vondst, waarmede
hij den afgevaardigde voor Schiedam feli
citeerde, en nam het over.
Zijne taak was bij dit Leenings-ontwerp
zeker niet moeilijk, en kan dus niet als
maatstaf dienen van hetgeen wij aan dezen
Minister kullen hebben, maar zijn entree
de chambre was zeker goed en dat Is veel
waard, omdat zijne-groote bekwaamheid bui
ten geding is. We kunïien hem dan ook
de 'eer geven, dat hij na Trcub, en fdat jz'egt
wat, een goéd! figuur heeft gemaakt.
Die Kamer werd dcnzelfden dag weer vol
tallig, doordat het nieuwe lid voor Apel
doorn, de heer Snoecfc Henkemans werd be-
©edigd. Hij werd niet alleen door zijne poli
tieke geestverwanten en coalitie-genooten
hartelijk verwelkomd; wij zagen ook ver
scheiden leden van Links, die hem de hand
drukten, en dat is, geen wonder, waar de
opvolger van den Graaf van Belandt ook
diens opvolger in de vriendelijkheid zal zijn.
Toch is die verkiezing iu Apeldoorn geen
goed voorteeken voor de Concentratie. Waar
Zoo populair pian.ais de heer .van Bylandi,
die in 1913 reeds 30 jaar voor het district
kitting had, toen slechts met eehe meerder
heid van 88 stemmen gekozen werd, en dan
nog wel eerst hij herstemming, staat daar
thans tegenover, dat de heer Snoeck Hen
kemans hij eerste stemming het reeds haalde
en dat met de belangrijke meerderheid van
1200 stemmen hoven de gezamenlijke stem
men door Links uitgebracht. Nu weten wij'
wel dat meer dan één factor, die de ver
kiezing van 1913 beheersohto, thans geen
invloed meer heeft geoefend. Toen was er
de Vrees voor het Tarief en toen deed de
toenemende macht der Roomsohen, die on
der Heemskerk alles te zeggen hadden, als
mede do achteruitzetting der Ned. Herv.
Kerk op elk gebied, de Protestantsche, juis
ter gezegd, de Ned. Herv. Kiezers in Apel
doorn met een eigen candidaat uitkomen,
en hen bij de herstemming voor het meeren-
deel de zijde van de Coalitie-candidaat kie
zen. AI die factoren hebben thans niet mee
gewerkt, en Apeldoorn is wel nooit een
district geweest, waarop de vrijzinnigen voel
hoop gehad hebben het te veroveren, maar
in de laatste stemming aldaar meenen Wij
toch ook vel iets te' hespeuren van onte
vredenheid van maatregelen, die de Re
geering, gedwongen door den oorlogstoe
stand wel heeft moeten nemen. Het zal wel
geen betoog behoeven, dat, waar dergelijke
maatregelen altijd, of aan den eenen kant,
of aan den anderen kant, onbillijk werken,
Zulk eene ontevredenheid niet kan uitblijven.
Hoe dit alles zij, de Apeldoornsche verkie
zing, 'kan niet anders dan Links tot waak
zaamheid stemmen
Ook de Schepenwet, in officieden term
„Maatregelen, die waarborgen dat Neder
land in voldoende mate de beschikking
blijft behouden over s'chepen" is om zoo
te zeggen zonder discussie onder den ha
mer doorgegaan, iets wat het VoorJoopig
Verslag, niet minder dan 8 blz folie groot
allerminst had doen verwachten.
Men kent het doel van deze wet; er is
op dit oogenblik een levendige vraag naar
zeeschepen, in het bijzonder zeeschepen
voor de koopvaardij1, en dit heeft gemaakt,
dat er tal van Nederlandsche schepen naar
het buitenland verkocht werden. En prach
tige prijzen werden er gemaakt; ei* is dik-
jvijls voor bijna afgedankte vaartuigen meer
gegeven dan wat ze nieuw hebben gekust.
Zoolang dit meer in beperkte mate ge
schiedde bestond daartegen geen bezwaar,
maar nu de Regeering vond dat die ver
koop naar het buitenland grootere afne
mingen gaat aannemen, dan met het oog
zoowel op onze defensie als op onzen han
del toelaatbaar is, trad zij terecht tusschen
beiden. En ze diende een wet in, waarin
strafbaar wordt gesteld de vervreemding
van schepen aan niet-Nederlander of naar
Ijet buitenland, tenzij' met toestemming van
den Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel, en oveneens is dit om ontdui
king der wet te voorkomen het in
gebruik geven of verharen aan dezulken
strafbaar. Op het eerste staat gevangenis
straf van ten hoogste twee jaar, op liet
laatste gevangenisstraf van ten hoogste óén
jaar.
Het is zeker niet te verwonderen ge
weest, dat een dergelijk wetsontwerp, dat
verbiedt wat in normale tijden geheel ge
oorloofd is tot veel schriftelijke kritiek aan
leiding gaf, en dat er heel lang over ge
praat zou kunnen worden of de maatrege
len zoo en niet anders moesten genomen
worden, maar de Kamer zag in, Idat er haast
hij het werk was, en heeft die betracht.
De heeren Spiekman en Nierstrasz maakten
elk een korte opmerking, maar daar bleef
hot dan ook bij.
De Kamer is toen weer teruggedoken in
de afdeelingen om de belastingvoorstellen
te behandelen, waaruit .Minister v. Gijn de
thans benoodigde 30 millioen wal halen,
en zo zal ook nog, vóór dat ze aan liet
onderzoeken der Grondwetsvoorstellen gaat.
de wetsontwerpen „Oorlogsbclasting" cn
„Suikerbelasting voor Indië" in behande
ling nemen. Men 'ziet dus, dat er met de
financieele zaak zóó hard voortgemaakt
wordt als or maar kan, en als de lieer
Treub daar nog zat, zoo ook hij tevreden
kunnen zijn.
Wij hopen dat doze beide belastingen,
goed wat zullen opbrengen. In deze benarde
tijden, nu het voor- arbeider en kleinen
burger bij' de liooge prijzen der levens
middelen het schier ondoenlijk wordt het
budget te doen sluiten, en dat is ook wel
het geval bij' velen, did allerminst tot de
kleine bprgors worden gerekend, is het
niet meer dan billijk, dat het leeuwen
deel in de kosten door den oorlogstoestand
veroorzaakt betaald zal worden door hen,
die door deze wereldramp groote winsten
hebben kunnen maken. En ook de suiker
is zoo in prijs gerezen, dat onze suiker
ondernemingen in Indië, die in de laatste
jaren toch al niet te klagen hadden, een
gouden tijdperk zagen aanbreken.
Na de belastingvqorstellcn kómen de
Grondwetsvoorstellen, en wrj1 stellen ons
voor, dat de discussies daarover heel kalm
kunnen zijn, nu de zekerheid is verkregen,
dat de Pacificatiecommissie voor het on
derwijs niet alleen met haar taak gereed
is, maar er in geslaagd is de zoo bij
uitstek moeilijke opdracht te vervullen die
haar werd gegeven.
Wat de denkbeelden toch betrekkelijk
spoedig kenteren! In 1878 gaf Kappeyne
zijn wet, die, al heeft zo het peil van het
onderwijs zeer verhoogd, toch tevens deed
verwachten, dat de bijzondere school thans
ten doode zou zijn opgeschreven; reeds
elf jaar later werd subsidie uit de Staats
kas aan het bijzonder onderwijs gegeven,
en dit met medewerking van een deel
der liberalen, en in 191G kwam een Com
missie, waarin alle staatspartijen zitting
hackten, tot overeenstemming over de vraag
op welken voet openbaar en bijzonder on
derwijs zullen moeten worden geregeld om
vrede te krijgen, om te maken' dat ieder
ouder vrij zal zijn in de keuze van ,het
onderwijs voor zijn kinderen, vrij ook uit
een financieel oogpunt. Waarlijk, men kan
zeggen, les idéés marchent De overeen
stemming is zoo goed als algeheel, offi
cieel is toch bekend gemaakt, dat het
Grondwetsartikel en het Rapport met 13
van de 14 stemmen zijn aangenomen, en
de „Nieuwe Courant" heeft verklapt, dat
die cone tegenstemmer de laatste der Mohi-
canen de heer Tydema is. Het Rapport, dat
weldra zal verschijnen, zal zeker in wijde
kringen met groote belangstelling worden
verwacht.
Dinsdag 28 Maart hoopt de Kamer weer
bijeen te komen in openbare zitting voor do
behandeling van de Ouderdomsvoorziening,
en dan zal het groote politieke spel begin
nen. De Rechterzijde, die 'altijd zeer matig
met Ta'ma's Wetgeving 'ingenomen is ge
weest, toen hij nog minister was, heeft
hem na zijn ministerieelen dood tot het
puikje van alle sociale wetgevers verklaard,
én wie ook maar één van de vele gebreken,
die in de practijk zijn wetten bleek te
hebben, poogt weg Je nemen, wordt een
barsch Hands offtoegeroepen.
Kunst en Wetenschap.
Thet Oera Linda Bok.
De heer Jac. C. Meyerink Jr., ce Haar
lem, schrijft aan de „Tel.";
Het is nu ongeveer vijftig jaar geleden,
n.l. in 1867, dat dr. Eelco Verwijls er
kennis van kreeg, dat de eerste meester
knecht bij 's Rijks Marinewerf, in Den Hel
der, C. over de Linden, in het bezit Was
van een merkwaardig handschrift, bestaan
de uit 96 bladen, beschreven met karakters,
ontleend aan een nog niet bekend oud-
Friesch alfabeth. Volgens de mededelin
gen van Over de Linden was dit handschrift
sedert onheuglijke jaren in het bezit zijner
familie.' De toenmalige eigenaar had hot,
naar hij altijd heeft volgehouden, gekre
gen volgens beschikking van zijn groot
vader, den heer Andries over de Linden,
wonende te Enkhuizen en daar in 1820
overleden.
Van dit jaar tót in Augustus 1848 moet
de schriftuur in het bezit geweest zijn van
mej. Aafje MeylhoffOver de Linden, even
eens uit Enkhuizen afkomstig, die het onder
haar berusting had genomen voor haar jon
gen neef, den toekomstigen eigenaar, omdat
deze hij het overlijden van zijn grootvader
nog maar tien jaar oud was.
De inhoud van het geschrift jvekt een
ongemeene belangstelling. Geen wonder
ook: het bevatte niet meer of minder dan
liet verhaal zij hef a! fragmentarisch
van gebeurtenissen, die in Europa sedert
den Cimhrischen vloed, welke vooral door
geschiedkundigen op 2193 jaar vóór Chris
tus is gesteld, plaats hadden gegrepen. Dr.
Eelco Verwijs maakte er een afschrift van
voor het Fricsch Genootschap te Leeuwar
den en bij de ontcijfering bleek, dat de ge
schiedverhalen zeer merkwaardige mede-
deelingen bevatten, die een totdusvor onbe
kende lezing gaven ,oan verschillende ge
beurtenissen in de oudheid.
Over de echtheid van liet schriftuur is
een hevige strijd ontstaan Men heeft eerst
gemeend, dat Cornells over de Linden zelf
het geschrift heeft vervaardigd; maar la
ter heeft men aanwijzingen meenen te vin
den om't merkwaardige hoekte houden voor
oen mystificatie van Raversehmidt, den be
kenden Piet Paaltjes.
Niet allen hebben^ de meening gedeeld,
dat „Thet Oera Linda Bok" een verval-
sching was. Hier te lande als in Duitsch-
land en Engeland ontstond een partij', die
vasthield aan de echtheid van het boek.
Zelfs zoozeer, dat een Engolscbman aan de
familie Over de Linden, die tot nu toe de
aantijging van een vervalsching ver van
zich heeft afgeworpen duizend pond
sterling voor het handschrift bood, voor
welke som de toenmalige eigenaar het boek
echter niet heeft willen afstaan. Ook in
Duitschland hechtte men bijzondere waar
de aan het stuk. Een der Duitsche schrij
vers merkte op, dat, al werd de yalscn-
heid er van onomstoofelijk vastgesteld, men
toch in elk geval te maken had met een
verdichting, die, wegens haar hoog ethisch
gehalte en haar oorspronkelijken vorm, voor
geruimen tijd waarde zal blijven bezitten.
In Nederland is het voornamelijk dr. J.
C. Ottema geweest, die zich veel moeite
en tijd heeft getroost, tot staring vin zijn
meaning, dat „Thet Oera Linda Bok" in
derdaad eeii echt schriftuur was. Hij was
van oordeel, dat het handschrift al langen
tijd vóór het jaar 1600 had bestaan en dat
het bestaande exemplaar een afschrift was;
een afschrift was van een afschrift, daar
het oorspronkelijke stuk in den loop der
eeuwen verscheiden malen was overge
schreven. De taalgeleerde grondde zijn mee
ning o; a. op de wijze van pagineering,
die er in de zestiende eeuw moet op zijn
aangebracht, en op de papier- en inktsoort,
voor 't geschrift gebruikt, die z. i. dagtee-
kenen uit de 13de eeuw, waartegenover
door de hêeren F. Muller en P. Smidt van
OeWor, te Amsterdam, is betoogd, dat hel
papier van het schriftuur dateert uit het
derde kwart van de 19de eeuw en zou
zijn- machinaal papier Vergé, afkomstig
uit de fabriek van de heeren Tielens en
Schrommens, te Maastricht.
De laatste, die van nabij in dezen strijd
gemengd is geweest, de heer Johan Wink
ler, die Zaterdag te Haarlem is overt eden,
behoorde tot degenen, die in „Thet Oera
Linda Bok" een mystificatie zagen.
Toen ik hem eenige jaren geleden over
het mysterieuse boek sprak, vertelde hij
mij het volgende:
Ik ben de eenige, die het weten kaai
en ik heb ook de geheele zaak meegemaakt,
want ik was destijds, toen ik als medicus
te Leeuwarden gevestigd was, bibliothe
caris van het Friesch Genootschap lk had
nu eigenlijk maar liever, dat er over die
zaak verder werd gezwegen tot m'n dood,
want ik heb al zooveel onaangenaamhe
den over die kwestie gehad, dat ik er mij
maar liever niet meer mee bemoei.
In 1909 heb ik alles, wat ik over deze
zaak onder mijn berusting had, bijeengepakt
en aan het Friesch Genootschap te Leeu
warden gezonden met de bepaling, dat dit
niet mocht geopend worden vóór mij'n dood.
Ik stelde die voorwaarde ook, omdat die
bescheiden minder aangenaam moeten zijn
voor de nog levende nakomelingen van den
geen, die do mystificatie gepleegd hoeft
Want het „Oera Linda Bok"-is een valsch
geschrift, gemaakt door Haverschmidt Hij
heeft daarmee geen kwaad bedoeld. Oor
spronkelijk is hij van plan geweest, om
iemand, een richting, eens een poets tie
bakken. Maar dengeen, dien hij' er tusschen
wilde nemen, is er nie' ingeloopen, maar
wel dr. Ottema, die het geschrift voor echt
heeft uitgegeven. Het stuk was Wel geschre
ven in oud-Friesche teekens, dochde
Sleutel tot die taal lag or bij1.
Dan is er do naantKwestic „Oera Lin
da", de Friesche geslachtsnaam van de
fimilie Over de Linde bcteekenl overde
linde dns óf iemand die tegenover het
Friesche riviertje de Li rule of tegenover
den lindeboom Woonde. Maar daar de ge
slachtsnamen dagteekenen uit het begin
der 19de eeuw, is het niet waarschijn
lijk, dat de geslachtsnaam Over de Linden
reeds bestond.
De ori waarschi jnijkheid ligt er ook dik
op, want er Komt een modedeeling .in voor,
dat het eiland Kreta dien naam zou heb
ben ontvangen, omdat de bewoners.zul
ke woeste kreten slaakten, toen de Frie
zen daar voorbijvoeren.
Tot zoover do mcdedeelingfen, die de heer
Winkler mij doed. Hij wilde zich nietuit-
laten, wien, naar mijn mecning', Haver
schmidt er dan eigenlijk hoeft willen la
ten inloopen.
Wacht u nog maar een poosje tot
dat ik dood ben, zei de lieer Winkler
mij na eenige aarzeling.
Uit zijn modedcelingen volgt, dat de
openbaarmaking van de bescheiden door
het Friesch Genootschap, waarvoor nude
tijd aangebroken is, waarschijnlijk niet an
ders zal ophelderen, dan wie Haverschmidt
heeft willen beetnemen en misschien Waar
om hij dit wilde doen. Nu deze zaak er
een van actueclen aard is geworden, kan
het zijn nut Lobben, er aan te herinne
ren, dat nog niet lang geleden het was
in 1912 de tegenwoordige eigenaar van
het handschrift, de heer L. F. Overde
Linden, in een brochure brieven van fla-
vcrschmidt heeft doen afdrukken, waar
in in tegenspraak mot do meening van
den heer Winkler, uitdrukkelijk wordt ver
klaard, dat hij, Haverschmidt, ontkent het
Oera Lindai Plok gelezen o£ geschreven te
hebben. OjoK dr, Eelco Venvijs dien men
ook voor den vervaardiger heeft gehouden,
ontkent daaraan schuldig te zijn.
Zelfs heeft de oud-zee-officier Wi. M. Vis
ser verklaard, reeds in 1854 van C. Over
de Linden gelieerd te hebben over het
handschrift en van'nog vroeger n.ï.
tusschen 1848 en 1850 moeten vier
ingezetenen van Den Helder, de heeren E.
van B|erK, P. Uurbanus, A- J. Meyer en
T. (Mooy naar zij in een schrifte
lijke verklaring hebben meegedeeld ai
geweten hebben van het bestaan van „Thet
Oera Linda- Bjok". Deze jaarcijfers zijn
o.a -daarom van belang, omdat in het
geschrift een beschrijving gegeven wordt
van de Zwitsersohe paalwoningen, die eerst
in Ihet jaar 1853 ontdekt zijn. Bevatte in
derdaad hot handschrift, waarvan de vier
Heidersche inwoners in 1848 reeds ken
nis droegen, een. beschrijving van die wo
ningen, dan zou daaruit blijken, dat men
hier wel stellig te doen heeft met een
belangrijk historisch document
Evenwel dient er de aandacht op geves
tigd, "dat het mogelijk is, dat de familie
O-ver de Linden inderdaad in 1848 reeds
zulk een schriftuur heeft bezeten, maar
dat dit niet hetzelfde is geweest, alsdtat,
liotwelk1 dr. Eelco Venvijs in 1867 ;n han
den kreeg.
Do heer Winkler zei nog bij ons ge
sprek iets, dat hierop kan bedoeltd héb
ben. Hij zei mij woordelijk„De familie
Over de Linden heeft wel een handschrift
gehad, maar dat is overgeschreven."
Is dit zoo, dan kan het zijn, dat het
oorspronkelijke geschrift voor den vervaar
diger van het later geplubliceerde Oera
Linda-Bjok gediend heeft als aanleiding voor
de mystificatie en dat hij er toen o.m.
de geschiedenis van de paalwoningen bij
neeft gevoegd.
Wie er in slaagt een exemplaar van het
boek onder de oogen te krijgen, vraagt
zich echter bij de lezing af, of iemand
voor het in-clkaar-zetten van een grap zulk'
een ontzaglijken arbeid over zqu hebben.
Dr. Ottema had voor 't maken van een
afschrift niet minder dan drie-honderd uur
werk. Hieruit kan men afleiden hoe ont
zaglijk veel tijd hot moet gekost hebben,
om het manuscript te ontwerpen en in een
niet gangbaar letterschrift te teekenen.
De 34 karakters van het alphabeth, waar
in Thet Oera Linda Bok gesteld is, zijn
evenals de cijfers, afgeleid uit een wiel-
vorm, zinnebeeld van het zonnewiel, waar
mede de Friesche tijdgod Kroder (kruier)
langs den hemel reed. Volgens 'tbock zou
den we dan ook ons letter- en cijferschrift
niet te danken hebben aan de Pheniciërs
en Arabieren, maar aan de Friezen, wier
taal de stamtaal zou zijn van do Europee-
sche talen, ook van het Sanskriet, in welk
woord men het Friesche Sonskrift (zonne-
sckrift, dus schrift, ontleend aan het zon
newiel), zou herkennen. Een gedicht, als
do bekende „Ramayan", zou zoo al niet
een oorspronkelijk Friesch epos, dan toch
een onder Frieschen invloed ontstaan epos
zijn.
Zoo is het boek vol van zeer merkwaar
dige herinneringen. De Ariërs uit Voor-In-
die, die later Europa hebben bevolkt, zou
den eigenlijk Friezen zijn geweest, die na
eeuwen uit Voor-Indië naar hun landstre
ken, zijn teruggekeerd. Athene van Athe-
mannen, d. w.z. vrienden-mannen,zou ge
sticht zijn door de Friesche priesteres Ne-
hellenia, dio op Walcheren haar heiligdom
had en aan haar zouden de Grieken den
naam van Hellenen te danken hebben. Men
vindt ook in het boek een verhaal, waarin
verteld wordt, dat de zwervende Ulysses
op zijn tochten bij Nehelkuia op Walcheren
vertoefd moet hebben. Minos, do wetgever
van Kreta, was oen Fries.
Jlct merkwaardige schriftuur opent met
het hoek van Adelo, de schrijfster van het
eerste der twee zeer van elkaar verschil-
lende doelen, waaruit het manuscript be
staat. Deze Friesche priesteres begint haar
verhaal met den Cimhrischen vloed, waar
bij, volgens het boek, het oude Aüand of
Aldland dat de Grieken Atlantis genoemd
hebben in de golven verdwenen is. Het
geschrift verhaalt, dat dit uitgestrekt land
was ten Westen van Jutland en dat daar
van nog Helgoland en de Nooid-Friesehe
eilanden overblijfselen zijn. Het vergaan
van Aldland 2193 vóór Chr. moet de
oorzaak zijn geweest van de overstrooming
der Friesche stammen. De' priesteres zou,
volgens Dr.. Ottema, do gebeurtenissen op-
geteekend hébben in het jaar 558 vóór
onze jaartelling.
Adebrost en Appolonia, haar kinderen,
vertellen verder van den inval van de
vreemde volkeren, die de Friezen uit een
groot "deel van hun woonstreken verdron
gen. Met hei schriftuur van Appolinia be
gint het tweede deel van het manuscript.
Frethorik Oera Linda verhaalt de verdrij
ving van do barbaren door een nieuwen
stormvloed, omstreeks 305 jaar vóór Chr.
Zijn weduwe Wiljow, hun zoon Konereed
en diens zoon Beoden. zetten do: gesdhiedtö-
nisbeschrijvÏEg voort.
Dan ontbreken pag. 193 en 194', waan-
mede waarschijnlijk het laatste hoofdstuk
van het handschrift is aangevangen!. Djooïdat
M
Is
m
m J
fl
i|
Uj«
K
v
I
"J P
til
"siM
vf
-
i ^6
'MpS
i
C'
lïkttrM
1
Si 1®^
gfj
tellf
*ÈÊfcêiti$M
Bi
V
-*f u
■'^«WIJI»
•«n
h
•Ata
SCHIEDAMSCHE COURANT.
Mi)
■<W
w
6'h
5k
13
f' s
r.i
i*.
CM;
.'i%; jjjfj
HE $1
'1
Pi
1 aCS.Ï
V'rif
ijAJ
Sfsï f4
ïSk-
v$i
Ai
sew
13ÈsCSS
hip'
i v c.