I! if - m :/JT 68- Jaargang. Zaterdag 18 Maart 1916. No 15093 Tweede Blad Uit de Tweede Kamer. ;il I '-«tl t K fi li m 11 III ïff.-I :1 "■éi! I" Deze courant verschijnt d a g e I ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per Kwartaal: Yoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25, franco per post fl. 1.65. Prigs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan hot Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regal nraer 15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats-die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. "Intercommunale Telefoon No. 103. De Tweede Kamer heeft in de afgeioo- pen week buitengewoon handig gemanoeu vreerd, en wel door de Leening van 125 millioen en de Schepen-wet zoo goed als zonder discussié en zonder hoofdelijke stem ming aan te nemen. Daardoor heeft zij ge toond, dat, zoodra het gaat om wetsont werpen, welker spoedige aanneming door den oorlogstoestand noodzakelijk is, zij zich weet te beperken, en dat zij. er dan niet aan denkt zich te bezondigen aan cenveel- praterij als waaraan zij zich bij het eeds- ontwerp te buiten is gegaan. Zij deed daar goed aan, omdat zij in dezen tijd zelfs do schijn heeft te vermijden, dat zij een belem mering zon zijn voor snel handelen, waar al wat conservatief is in den lande gaarne zou zien, dat de uit den aard der zaak door den oorlogstoestand verminderde in vloed van de volksvertegenwoordiging tot iets blijvends zou wonden gemaakt. De Tweede Kamer kan dan ook tegenwoordig niet genoeg op haar qui-vïve zijn. Achter de loening van 125 millioen staat juist als indertijd echter de leening van 275 millioen de §tok der gedwongen lee ning; als er voor "minder dan 100 millioen wordt ingeschreven, dan zal men de bezit ters van vermogens, te beginnen met hen, die f75.000 hebben, aanpakken. Wij ver trouwen, dat die stok onnoodig wapen zal blijken, al kan men het natuurlijk in den Minister van Financiën niet anders dan loven, dat hij voorzichtig is. Maar, als wij bedenken, dat op de leening van 275 millioen voor meer dan 400 millioen werd ingeschreven, en dat er sinds dien tijd Oen oorlogswinst is gemaakt, zóó groot, dat men geen belegging kan vinden» voor het gewon nen geld, en dat de bankiers er volstrekt niet opgesteld zijn deposito's te aanvaar den, dan vertrouwen wij dat dit zaakje nog wel 'zal losloopen. Bij art. 1 uitte de heer Juten denwensch, dat de coupons van deze leening niet al leen betaalbaar1 zouden wezen bij de Ne- derlandsche Bank, maar ook bij haar agent schappen en correspondentschappen, als mede bij de betaalmeesters en ontvangers. Er valt zeker iets voor het denkbeeld to zeggen, als men het enkel bekijkt uit het oogpunt van het gemak van de houders der schuldbrieven. Maar, de Minister wees er terecht op, dat het niet goed zou zijn door- dezen maatregel de bankiers en de kassiers uit te schakelen, die 1 per mille aan het innen der coupons zullen verdie nen, Zullen dezen, die toch de adviseurs zijn van het grootste gedeelte der geldbe leggers, in hun uitschakeling geen aanlei ding vinden hun clientèle buitcnlandsche fondsen te recommandeeren. Het is waar, 1 per mille is niet veel, maar het is voor bankier of kassier veel waard een groot aantal menschen te hebben, die gewoon zijn aan zijn kantoor hun 'coupons te ver zilveren; als die dan een zaak of zaakje hebben, is ^a.1. ook voor het kantoor. Enfin, de Minister zou de zaak nog eens overwegen, en onze lezers zullen wel weten wat deze toezegging, uit den parlementai ren in gewoon Hollandschen stijl overge zet, wil zeggen. De heer de Geer deed een good werk met een amendement in te dienen, waar door de wezenlijke belegger, d. i. de man, die de stukken houdt, en die ze niet direct naar de Nederlandsche Bank brengt om ze te beleenon, ook verzekerd is, dat. hij zal krijgen het bedrag waarvoor hij in schreef. Wie toch tot f 10.000 toe voorrang voor zijn inschrijving vraagt, zal die beko men, en dat is voldoende, .waar de wezen lijke 'beleggers in den regel kleine kapita listen zijn. De Minister noemde het amen dement een gelukkige vondst, waarmede hij den afgevaardigde voor Schiedam feli citeerde, en nam het over. Zijne taak was bij dit Leenings-ontwerp zeker niet moeilijk, en kan dus niet als maatstaf dienen van hetgeen wij aan dezen Minister kullen hebben, maar zijn entree de chambre was zeker goed en dat Is veel waard, omdat zijne-groote bekwaamheid bui ten geding is. We kunïien hem dan ook de 'eer geven, dat hij na Trcub, en fdat jz'egt wat, een goéd! figuur heeft gemaakt. Die Kamer werd dcnzelfden dag weer vol tallig, doordat het nieuwe lid voor Apel doorn, de heer Snoecfc Henkemans werd be- ©edigd. Hij werd niet alleen door zijne poli tieke geestverwanten en coalitie-genooten hartelijk verwelkomd; wij zagen ook ver scheiden leden van Links, die hem de hand drukten, en dat is, geen wonder, waar de opvolger van den Graaf van Belandt ook diens opvolger in de vriendelijkheid zal zijn. Toch is die verkiezing iu Apeldoorn geen goed voorteeken voor de Concentratie. Waar Zoo populair pian.ais de heer .van Bylandi, die in 1913 reeds 30 jaar voor het district kitting had, toen slechts met eehe meerder heid van 88 stemmen gekozen werd, en dan nog wel eerst hij herstemming, staat daar thans tegenover, dat de heer Snoeck Hen kemans hij eerste stemming het reeds haalde en dat met de belangrijke meerderheid van 1200 stemmen hoven de gezamenlijke stem men door Links uitgebracht. Nu weten wij' wel dat meer dan één factor, die de ver kiezing van 1913 beheersohto, thans geen invloed meer heeft geoefend. Toen was er de Vrees voor het Tarief en toen deed de toenemende macht der Roomsohen, die on der Heemskerk alles te zeggen hadden, als mede do achteruitzetting der Ned. Herv. Kerk op elk gebied, de Protestantsche, juis ter gezegd, de Ned. Herv. Kiezers in Apel doorn met een eigen candidaat uitkomen, en hen bij de herstemming voor het meeren- deel de zijde van de Coalitie-candidaat kie zen. AI die factoren hebben thans niet mee gewerkt, en Apeldoorn is wel nooit een district geweest, waarop de vrijzinnigen voel hoop gehad hebben het te veroveren, maar in de laatste stemming aldaar meenen Wij toch ook vel iets te' hespeuren van onte vredenheid van maatregelen, die de Re geering, gedwongen door den oorlogstoe stand wel heeft moeten nemen. Het zal wel geen betoog behoeven, dat, waar dergelijke maatregelen altijd, of aan den eenen kant, of aan den anderen kant, onbillijk werken, Zulk eene ontevredenheid niet kan uitblijven. Hoe dit alles zij, de Apeldoornsche verkie zing, 'kan niet anders dan Links tot waak zaamheid stemmen Ook de Schepenwet, in officieden term „Maatregelen, die waarborgen dat Neder land in voldoende mate de beschikking blijft behouden over s'chepen" is om zoo te zeggen zonder discussie onder den ha mer doorgegaan, iets wat het VoorJoopig Verslag, niet minder dan 8 blz folie groot allerminst had doen verwachten. Men kent het doel van deze wet; er is op dit oogenblik een levendige vraag naar zeeschepen, in het bijzonder zeeschepen voor de koopvaardij1, en dit heeft gemaakt, dat er tal van Nederlandsche schepen naar het buitenland verkocht werden. En prach tige prijzen werden er gemaakt; ei* is dik- jvijls voor bijna afgedankte vaartuigen meer gegeven dan wat ze nieuw hebben gekust. Zoolang dit meer in beperkte mate ge schiedde bestond daartegen geen bezwaar, maar nu de Regeering vond dat die ver koop naar het buitenland grootere afne mingen gaat aannemen, dan met het oog zoowel op onze defensie als op onzen han del toelaatbaar is, trad zij terecht tusschen beiden. En ze diende een wet in, waarin strafbaar wordt gesteld de vervreemding van schepen aan niet-Nederlander of naar Ijet buitenland, tenzij' met toestemming van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, en oveneens is dit om ontdui king der wet te voorkomen het in gebruik geven of verharen aan dezulken strafbaar. Op het eerste staat gevangenis straf van ten hoogste twee jaar, op liet laatste gevangenisstraf van ten hoogste óén jaar. Het is zeker niet te verwonderen ge weest, dat een dergelijk wetsontwerp, dat verbiedt wat in normale tijden geheel ge oorloofd is tot veel schriftelijke kritiek aan leiding gaf, en dat er heel lang over ge praat zou kunnen worden of de maatrege len zoo en niet anders moesten genomen worden, maar de Kamer zag in, Idat er haast hij het werk was, en heeft die betracht. De heeren Spiekman en Nierstrasz maakten elk een korte opmerking, maar daar bleef hot dan ook bij. De Kamer is toen weer teruggedoken in de afdeelingen om de belastingvoorstellen te behandelen, waaruit .Minister v. Gijn de thans benoodigde 30 millioen wal halen, en zo zal ook nog, vóór dat ze aan liet onderzoeken der Grondwetsvoorstellen gaat. de wetsontwerpen „Oorlogsbclasting" cn „Suikerbelasting voor Indië" in behande ling nemen. Men 'ziet dus, dat er met de financieele zaak zóó hard voortgemaakt wordt als or maar kan, en als de lieer Treub daar nog zat, zoo ook hij tevreden kunnen zijn. Wij hopen dat doze beide belastingen, goed wat zullen opbrengen. In deze benarde tijden, nu het voor- arbeider en kleinen burger bij' de liooge prijzen der levens middelen het schier ondoenlijk wordt het budget te doen sluiten, en dat is ook wel het geval bij' velen, did allerminst tot de kleine bprgors worden gerekend, is het niet meer dan billijk, dat het leeuwen deel in de kosten door den oorlogstoestand veroorzaakt betaald zal worden door hen, die door deze wereldramp groote winsten hebben kunnen maken. En ook de suiker is zoo in prijs gerezen, dat onze suiker ondernemingen in Indië, die in de laatste jaren toch al niet te klagen hadden, een gouden tijdperk zagen aanbreken. Na de belastingvqorstellcn kómen de Grondwetsvoorstellen, en wrj1 stellen ons voor, dat de discussies daarover heel kalm kunnen zijn, nu de zekerheid is verkregen, dat de Pacificatiecommissie voor het on derwijs niet alleen met haar taak gereed is, maar er in geslaagd is de zoo bij uitstek moeilijke opdracht te vervullen die haar werd gegeven. Wat de denkbeelden toch betrekkelijk spoedig kenteren! In 1878 gaf Kappeyne zijn wet, die, al heeft zo het peil van het onderwijs zeer verhoogd, toch tevens deed verwachten, dat de bijzondere school thans ten doode zou zijn opgeschreven; reeds elf jaar later werd subsidie uit de Staats kas aan het bijzonder onderwijs gegeven, en dit met medewerking van een deel der liberalen, en in 191G kwam een Com missie, waarin alle staatspartijen zitting hackten, tot overeenstemming over de vraag op welken voet openbaar en bijzonder on derwijs zullen moeten worden geregeld om vrede te krijgen, om te maken' dat ieder ouder vrij zal zijn in de keuze van ,het onderwijs voor zijn kinderen, vrij ook uit een financieel oogpunt. Waarlijk, men kan zeggen, les idéés marchent De overeen stemming is zoo goed als algeheel, offi cieel is toch bekend gemaakt, dat het Grondwetsartikel en het Rapport met 13 van de 14 stemmen zijn aangenomen, en de „Nieuwe Courant" heeft verklapt, dat die cone tegenstemmer de laatste der Mohi- canen de heer Tydema is. Het Rapport, dat weldra zal verschijnen, zal zeker in wijde kringen met groote belangstelling worden verwacht. Dinsdag 28 Maart hoopt de Kamer weer bijeen te komen in openbare zitting voor do behandeling van de Ouderdomsvoorziening, en dan zal het groote politieke spel begin nen. De Rechterzijde, die 'altijd zeer matig met Ta'ma's Wetgeving 'ingenomen is ge weest, toen hij nog minister was, heeft hem na zijn ministerieelen dood tot het puikje van alle sociale wetgevers verklaard, én wie ook maar één van de vele gebreken, die in de practijk zijn wetten bleek te hebben, poogt weg Je nemen, wordt een barsch Hands offtoegeroepen. Kunst en Wetenschap. Thet Oera Linda Bok. De heer Jac. C. Meyerink Jr., ce Haar lem, schrijft aan de „Tel."; Het is nu ongeveer vijftig jaar geleden, n.l. in 1867, dat dr. Eelco Verwijls er kennis van kreeg, dat de eerste meester knecht bij 's Rijks Marinewerf, in Den Hel der, C. over de Linden, in het bezit Was van een merkwaardig handschrift, bestaan de uit 96 bladen, beschreven met karakters, ontleend aan een nog niet bekend oud- Friesch alfabeth. Volgens de mededelin gen van Over de Linden was dit handschrift sedert onheuglijke jaren in het bezit zijner familie.' De toenmalige eigenaar had hot, naar hij altijd heeft volgehouden, gekre gen volgens beschikking van zijn groot vader, den heer Andries over de Linden, wonende te Enkhuizen en daar in 1820 overleden. Van dit jaar tót in Augustus 1848 moet de schriftuur in het bezit geweest zijn van mej. Aafje MeylhoffOver de Linden, even eens uit Enkhuizen afkomstig, die het onder haar berusting had genomen voor haar jon gen neef, den toekomstigen eigenaar, omdat deze hij het overlijden van zijn grootvader nog maar tien jaar oud was. De inhoud van het geschrift jvekt een ongemeene belangstelling. Geen wonder ook: het bevatte niet meer of minder dan liet verhaal zij hef a! fragmentarisch van gebeurtenissen, die in Europa sedert den Cimhrischen vloed, welke vooral door geschiedkundigen op 2193 jaar vóór Chris tus is gesteld, plaats hadden gegrepen. Dr. Eelco Verwijs maakte er een afschrift van voor het Fricsch Genootschap te Leeuwar den en bij de ontcijfering bleek, dat de ge schiedverhalen zeer merkwaardige mede- deelingen bevatten, die een totdusvor onbe kende lezing gaven ,oan verschillende ge beurtenissen in de oudheid. Over de echtheid van liet schriftuur is een hevige strijd ontstaan Men heeft eerst gemeend, dat Cornells over de Linden zelf het geschrift heeft vervaardigd; maar la ter heeft men aanwijzingen meenen te vin den om't merkwaardige hoekte houden voor oen mystificatie van Raversehmidt, den be kenden Piet Paaltjes. Niet allen hebben^ de meening gedeeld, dat „Thet Oera Linda Bok" een verval- sching was. Hier te lande als in Duitsch- land en Engeland ontstond een partij', die vasthield aan de echtheid van het boek. Zelfs zoozeer, dat een Engolscbman aan de familie Over de Linden, die tot nu toe de aantijging van een vervalsching ver van zich heeft afgeworpen duizend pond sterling voor het handschrift bood, voor welke som de toenmalige eigenaar het boek echter niet heeft willen afstaan. Ook in Duitschland hechtte men bijzondere waar de aan het stuk. Een der Duitsche schrij vers merkte op, dat, al werd de yalscn- heid er van onomstoofelijk vastgesteld, men toch in elk geval te maken had met een verdichting, die, wegens haar hoog ethisch gehalte en haar oorspronkelijken vorm, voor geruimen tijd waarde zal blijven bezitten. In Nederland is het voornamelijk dr. J. C. Ottema geweest, die zich veel moeite en tijd heeft getroost, tot staring vin zijn meaning, dat „Thet Oera Linda Bok" in derdaad eeii echt schriftuur was. Hij was van oordeel, dat het handschrift al langen tijd vóór het jaar 1600 had bestaan en dat het bestaande exemplaar een afschrift was; een afschrift was van een afschrift, daar het oorspronkelijke stuk in den loop der eeuwen verscheiden malen was overge schreven. De taalgeleerde grondde zijn mee ning o; a. op de wijze van pagineering, die er in de zestiende eeuw moet op zijn aangebracht, en op de papier- en inktsoort, voor 't geschrift gebruikt, die z. i. dagtee- kenen uit de 13de eeuw, waartegenover door de hêeren F. Muller en P. Smidt van OeWor, te Amsterdam, is betoogd, dat hel papier van het schriftuur dateert uit het derde kwart van de 19de eeuw en zou zijn- machinaal papier Vergé, afkomstig uit de fabriek van de heeren Tielens en Schrommens, te Maastricht. De laatste, die van nabij in dezen strijd gemengd is geweest, de heer Johan Wink ler, die Zaterdag te Haarlem is overt eden, behoorde tot degenen, die in „Thet Oera Linda Bok" een mystificatie zagen. Toen ik hem eenige jaren geleden over het mysterieuse boek sprak, vertelde hij mij het volgende: Ik ben de eenige, die het weten kaai en ik heb ook de geheele zaak meegemaakt, want ik was destijds, toen ik als medicus te Leeuwarden gevestigd was, bibliothe caris van het Friesch Genootschap lk had nu eigenlijk maar liever, dat er over die zaak verder werd gezwegen tot m'n dood, want ik heb al zooveel onaangenaamhe den over die kwestie gehad, dat ik er mij maar liever niet meer mee bemoei. In 1909 heb ik alles, wat ik over deze zaak onder mijn berusting had, bijeengepakt en aan het Friesch Genootschap te Leeu warden gezonden met de bepaling, dat dit niet mocht geopend worden vóór mij'n dood. Ik stelde die voorwaarde ook, omdat die bescheiden minder aangenaam moeten zijn voor de nog levende nakomelingen van den geen, die do mystificatie gepleegd hoeft Want het „Oera Linda Bok"-is een valsch geschrift, gemaakt door Haverschmidt Hij heeft daarmee geen kwaad bedoeld. Oor spronkelijk is hij van plan geweest, om iemand, een richting, eens een poets tie bakken. Maar dengeen, dien hij' er tusschen wilde nemen, is er nie' ingeloopen, maar wel dr. Ottema, die het geschrift voor echt heeft uitgegeven. Het stuk was Wel geschre ven in oud-Friesche teekens, dochde Sleutel tot die taal lag or bij1. Dan is er do naantKwestic „Oera Lin da", de Friesche geslachtsnaam van de fimilie Over de Linde bcteekenl overde linde dns óf iemand die tegenover het Friesche riviertje de Li rule of tegenover den lindeboom Woonde. Maar daar de ge slachtsnamen dagteekenen uit het begin der 19de eeuw, is het niet waarschijn lijk, dat de geslachtsnaam Over de Linden reeds bestond. De ori waarschi jnijkheid ligt er ook dik op, want er Komt een modedeeling .in voor, dat het eiland Kreta dien naam zou heb ben ontvangen, omdat de bewoners.zul ke woeste kreten slaakten, toen de Frie zen daar voorbijvoeren. Tot zoover do mcdedeelingfen, die de heer Winkler mij doed. Hij wilde zich nietuit- laten, wien, naar mijn mecning', Haver schmidt er dan eigenlijk hoeft willen la ten inloopen. Wacht u nog maar een poosje tot dat ik dood ben, zei de lieer Winkler mij na eenige aarzeling. Uit zijn modedcelingen volgt, dat de openbaarmaking van de bescheiden door het Friesch Genootschap, waarvoor nude tijd aangebroken is, waarschijnlijk niet an ders zal ophelderen, dan wie Haverschmidt heeft willen beetnemen en misschien Waar om hij dit wilde doen. Nu deze zaak er een van actueclen aard is geworden, kan het zijn nut Lobben, er aan te herinne ren, dat nog niet lang geleden het was in 1912 de tegenwoordige eigenaar van het handschrift, de heer L. F. Overde Linden, in een brochure brieven van fla- vcrschmidt heeft doen afdrukken, waar in in tegenspraak mot do meening van den heer Winkler, uitdrukkelijk wordt ver klaard, dat hij, Haverschmidt, ontkent het Oera Lindai Plok gelezen o£ geschreven te hebben. OjoK dr, Eelco Venvijs dien men ook voor den vervaardiger heeft gehouden, ontkent daaraan schuldig te zijn. Zelfs heeft de oud-zee-officier Wi. M. Vis ser verklaard, reeds in 1854 van C. Over de Linden gelieerd te hebben over het handschrift en van'nog vroeger n.ï. tusschen 1848 en 1850 moeten vier ingezetenen van Den Helder, de heeren E. van B|erK, P. Uurbanus, A- J. Meyer en T. (Mooy naar zij in een schrifte lijke verklaring hebben meegedeeld ai geweten hebben van het bestaan van „Thet Oera Linda- Bjok". Deze jaarcijfers zijn o.a -daarom van belang, omdat in het geschrift een beschrijving gegeven wordt van de Zwitsersohe paalwoningen, die eerst in Ihet jaar 1853 ontdekt zijn. Bevatte in derdaad hot handschrift, waarvan de vier Heidersche inwoners in 1848 reeds ken nis droegen, een. beschrijving van die wo ningen, dan zou daaruit blijken, dat men hier wel stellig te doen heeft met een belangrijk historisch document Evenwel dient er de aandacht op geves tigd, "dat het mogelijk is, dat de familie O-ver de Linden inderdaad in 1848 reeds zulk een schriftuur heeft bezeten, maar dat dit niet hetzelfde is geweest, alsdtat, liotwelk1 dr. Eelco Venvijs in 1867 ;n han den kreeg. Do heer Winkler zei nog bij ons ge sprek iets, dat hierop kan bedoeltd héb ben. Hij zei mij woordelijk„De familie Over de Linden heeft wel een handschrift gehad, maar dat is overgeschreven." Is dit zoo, dan kan het zijn, dat het oorspronkelijke geschrift voor den vervaar diger van het later geplubliceerde Oera Linda-Bjok gediend heeft als aanleiding voor de mystificatie en dat hij er toen o.m. de geschiedenis van de paalwoningen bij neeft gevoegd. Wie er in slaagt een exemplaar van het boek onder de oogen te krijgen, vraagt zich echter bij de lezing af, of iemand voor het in-clkaar-zetten van een grap zulk' een ontzaglijken arbeid over zqu hebben. Dr. Ottema had voor 't maken van een afschrift niet minder dan drie-honderd uur werk. Hieruit kan men afleiden hoe ont zaglijk veel tijd hot moet gekost hebben, om het manuscript te ontwerpen en in een niet gangbaar letterschrift te teekenen. De 34 karakters van het alphabeth, waar in Thet Oera Linda Bok gesteld is, zijn evenals de cijfers, afgeleid uit een wiel- vorm, zinnebeeld van het zonnewiel, waar mede de Friesche tijdgod Kroder (kruier) langs den hemel reed. Volgens 'tbock zou den we dan ook ons letter- en cijferschrift niet te danken hebben aan de Pheniciërs en Arabieren, maar aan de Friezen, wier taal de stamtaal zou zijn van do Europee- sche talen, ook van het Sanskriet, in welk woord men het Friesche Sonskrift (zonne- sckrift, dus schrift, ontleend aan het zon newiel), zou herkennen. Een gedicht, als do bekende „Ramayan", zou zoo al niet een oorspronkelijk Friesch epos, dan toch een onder Frieschen invloed ontstaan epos zijn. Zoo is het boek vol van zeer merkwaar dige herinneringen. De Ariërs uit Voor-In- die, die later Europa hebben bevolkt, zou den eigenlijk Friezen zijn geweest, die na eeuwen uit Voor-Indië naar hun landstre ken, zijn teruggekeerd. Athene van Athe- mannen, d. w.z. vrienden-mannen,zou ge sticht zijn door de Friesche priesteres Ne- hellenia, dio op Walcheren haar heiligdom had en aan haar zouden de Grieken den naam van Hellenen te danken hebben. Men vindt ook in het boek een verhaal, waarin verteld wordt, dat de zwervende Ulysses op zijn tochten bij Nehelkuia op Walcheren vertoefd moet hebben. Minos, do wetgever van Kreta, was oen Fries. Jlct merkwaardige schriftuur opent met het hoek van Adelo, de schrijfster van het eerste der twee zeer van elkaar verschil- lende doelen, waaruit het manuscript be staat. Deze Friesche priesteres begint haar verhaal met den Cimhrischen vloed, waar bij, volgens het boek, het oude Aüand of Aldland dat de Grieken Atlantis genoemd hebben in de golven verdwenen is. Het geschrift verhaalt, dat dit uitgestrekt land was ten Westen van Jutland en dat daar van nog Helgoland en de Nooid-Friesehe eilanden overblijfselen zijn. Het vergaan van Aldland 2193 vóór Chr. moet de oorzaak zijn geweest van de overstrooming der Friesche stammen. De' priesteres zou, volgens Dr.. Ottema, do gebeurtenissen op- geteekend hébben in het jaar 558 vóór onze jaartelling. Adebrost en Appolonia, haar kinderen, vertellen verder van den inval van de vreemde volkeren, die de Friezen uit een groot "deel van hun woonstreken verdron gen. Met hei schriftuur van Appolinia be gint het tweede deel van het manuscript. Frethorik Oera Linda verhaalt de verdrij ving van do barbaren door een nieuwen stormvloed, omstreeks 305 jaar vóór Chr. Zijn weduwe Wiljow, hun zoon Konereed en diens zoon Beoden. zetten do: gesdhiedtö- nisbeschrijvÏEg voort. Dan ontbreken pag. 193 en 194', waan- mede waarschijnlijk het laatste hoofdstuk van het handschrift is aangevangen!. Djooïdat M Is m m J fl i| Uj« K v I "J P til "siM vf - i ^6 'MpS i C' lïkttrM 1 Si 1®^ gfj tellf *ÈÊfcêiti$M Bi V -*f u ■'^«WIJI» •«n h •Ata SCHIEDAMSCHE COURANT. Mi) ■<W w 6'h 5k 13 f' s r.i i*. CM; .'i%; jjjfj HE $1 '1 Pi 1 aCS.Ï V'rif ijAJ Sfsï f4 ïSk- v$i Ai sew 13ÈsCSS hip' i v c.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1916 | | pagina 1