69"* Jaargang,
Zaterdag 15 April 1916.
No. 15117
Tweede Blad
Uit de Tweede Kamer.
- courant verschijnt d a g e 1 ij k s, mot uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs pear kwartaal: Yoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25, franco
per post fl. 1.65.
Prjjs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent
AJxmnemenlen worden dagelijks aangenomen.
Advertentien voor het eerstvolgend nummer moeten des' middag3 vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentien: Van 16 regels fl. 0.92, iedere regel meer
20 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen,
Advertentien bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
Dagelijks worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den pry's
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Deze advertentien worden, mits voor 3 achtereenvolgende nummers opge
geven, slechts 2 maal berekend.
Intercommunale Telefoon Xe. 103.
Men zou de redevoeringen bij de alge-
meene beschouwingen over net Uuderdoms-
ontwerp gevoegelijk in twee categorie» kun
nen verdeelen, de zaakrijke en de politieke
of meetingachtige. Onder de eerste baooorcn
die van de heeren Limburg, Tydeman en
Be Meester. Wij hebben over de rede van
den afgevaardigde voor Groningen, reeds
verleden week een woord gezegd, maar er
evenmin mee afgedaan als hij; net voor
naamste deel van zijn rede hield nij toch
Dinsdag d.l. De heer Rutgers beleefde niet
veel pleizier van zijne beschuldiging aan
het adres van de Regeering, dat zij met de
behandeling van dit ontwerp door te zetten,
niet eigen neiging volgde, maar zwichtte
voor de macht der Linksdne meerderheid,
die haar gevangen hield, zooals de prae-
torianen aan de Romeinsche keizers hunne
bevelen voorschreven.
Hoe is het mogelijk, zoo vroeg de heer
Limburg, hoe dit over de lippen kan komen
van een democratisch lid der Rechterzijde,
die toch de vólle waarde moet hechten aan
de uitspraak der kiezers bij verkiezingen.
(Misschien had spreker minder verbaasd ge
staan, als hij onze denkbeelden over de
„democratie" van den heer Rutgers had).
Be hoer Limburg toonde verder aan, dat
men geen voorstander van Staatspensio-
neering behoefde te wezen om te beweren,
dat door losmaking van art. 369 uit de wet,
en door overname van het amendemeat-
Duys om dat artikel dadelijk van kracht
to doen zijn, Talma den aard van zijn
ontwerp geheel had veranderd, want daar
op was direct door den heer van Ldsinga
gewezen. En, zoo vroeg hij terecht, begrijpt
men dan niet, dat liet volk het ais leene
groote onbillijkheid zal gevoelen als ge
durende 3 jaar een deel van de 70-jarigen
een gratis-uitkeering krijgt en dat daarna
slechts die 70-jarigen een rente krijgen, die
daarvoor premie hebben betaald De uiting
van den heer Van Vliet, dat do arbeiders
thans bedrogen worden, omdat de wet-
Talma hen veel meer zou geven, zeer gelief
koosd thema van Rechts, werd gelukkig
recht gezet, <Lw. z. gelukkig voor do voor
standers van het Staatspensioen, maar niet
voor den heer Van Vliet, die door zijne
uiting blijk gaf van de door hom verheer
lijkte 'wet-Talma al heel weinig studie te
hebben gemaakt. Als de wet-Talma toch in
1916 zou gaan werken, zou het 25 jaar
duren eer de ouden van dagen kwamen bo
ven de f2, die hun bij dit ontwerp .wor
den toegekend; en datna 25 jaren
van premie betalen. Waarlijk, men had van
den voorzitter van Patrimonium toch be
hoorlijke studie van het wetsontwerp-Talma
mogen verwachten.
En als men zegt, dat dit ontwerp armen
zorg is, met welke qualificatie Rechts ook
beproeft dit ontwerp in kwaden reuk te
brengen, dan wilde spreker er toch op wij
zen, dat men daarmee,zich schuldig maakt
aan woordenspel. Zeker, in een wetenschap
pelijke verhandeling zal iemand onder ar
menzorg plaatsen een ouderdomsvoorzie
ning zonder premiebetaling. Trouwens, in
het Voorloopig Verslag was reeds zeer
juistgezegdVan een reactie tegen de
nieuwe Armenwet is ook daarom geen
sprake, omdat dit wetsontwerp enkel be
treft een bepaalde categorie van personen,
de zeventigjarigen. Maar al ware hier
sprake van Staatspensionneering, dan zou
het verleenen der uitkeeringen toch alles
zins verdedigbaar zijn. Openbare armen
zorg is. waarlijk geen nieuwe zaak; sedert
eeuwen bestaan hier te lande burgerlijke
armbesturen. Langs den weg der armen
zorg worden de ouden van dagen echter
niet voldoende geholpen. Ook de kerke
lijke bedeeling is daartoe niet toereikend.
Juist op het platteland, waar over het al
gemeen de bevolking meer dan in de ste
den aan de kerk gehecht is, is de verzor
ging der ouden van dagen vaak hoogst
onvoldoende.
Het belangrijkste moment in de rede van
den afgevaardigde voor Groningen was zijn
aandringen op een compromis tusschen
Links en Rechts, zijn vraag aan de Rechter
zijde: Is naast deze ouderdomsvoorziening
de wet-Talma te handhaven? Wil de Rech
terzijde meewerken tot een ingrijpende ver
eenvoudiging van Talma's stelsel: de af
schaffing van de Radenwet, het plakstelsel
enz. Kan naast deze Staatspensionneering
de wet-Talma vereenvoudigd blijven be
staan? Spreker deed deze vraag naar aan
leiding van wat in de wet zelf staat. De
wet-Talma voorziet reeds in het geval, dat'
de Talma-trekkiog samenloopt met pensioe
nen van provincie, gemeente of publiek
rechtelijk lichaam. Als we nu een samen
voeging hadden van deze ouderdomsuitkee-
ring met de invaliditeitsuitkeeringen volgens
de wet-Talma en men maakt dan een re
geling omtrent de gevolgen, die deze sa
menvoeging heeft op het bedrag der premie,
enz., dan kan het goede beginsel van de
Invaliditeitswet-Tahna behouden blijven
naast de ouderdomsvoorziening, zooals deze
thans wordt voorgesteld. Dan zou dat de
Rechterzijde de gelegenheid geven om rus
tig met ons van gedachten te wisselen
over de objectieve momenten in de wet-
Talma
Dit was do belangrijke vraag, en de vraag
op tijd. Want men moet niet vergoten
dat Minister Lely heel anders voor de
zaak-staat dan. Minister Treub stond. Treub
had een geheel nieuw stelsel van so
ciale verzekeringen, dat hij tegenover dat
van Talma stelde, Lely wil alleen uit de
erfenis van Treub het staatspensioen ge
ven, en dus heeft hij de rest van Talma's
wetgeving, die èn in de Tweede én in de
Eerste Kamer is aangenomen en met de
Koninklijke handteekening bekrachtigd is,
uit te voeren; hij zou zelfs strafschuldig
worden, als hij het niet deed. Om dit ont
werp aan Talma's Invaliditeitsverzekering
te doen aanpassen is trouwens niet zoo
heel veel noodig. In dit opzicht is het
eigenlijk jammer, dat de werkwijze van
de Kamer niet toeliet, dat de Minister het
eerst het w.oord kreeg om een exposé te
geven van hetgeen hij verder mot de wet-
geving-Talma van plan was; en de heer
Rutgers voelde dit ook, toen hij zich be
klaagde, dat het moeilijk was algemeene
beschouwingen over de wet te houden vóór
men wist, we'ken weg de heer Lely met
de wetgeving-Talma op Vólde. Hij zou, als
wij hem goed begrepen hebben wel te vin
den zijn voor een staatspensioneering voor
de niet-arbeiders; als men dan maar daar
naast de verplichte verzekering-Talrna voor
de arbeiders liet bestaan. Wat natuur1 ijk
voor de L'nkerzijde onaannemelijk zou we
zen; dit zou geheel in strijd zijn niet alleen
met wat bij de verkiezing van 1913 is
beloofd, maar daardoor zou ook het be
ginscl worden prijsgegeven, dat wil men
de inval.diteitsverzekcring n'et bederven,
z© geheel los moet staan van-de ouder
domsvoorziening, wat indertijd door LloyJ
George zoo ui'nemend is uiteengezet. En de
Minister heeft dat zelf ook zeer goed be
grepen, zooals wij straks zullen zien, als
wij aan diens rede toekomen.
De heer Tydeman verwierp de oppositie
tegen het ontwerp, die gegrond was op de
hooggeroemde continuïteit in de wetgeving;
men mag dus zaken verbreken als men
daarvoor voldoende moicvcn kan aanvoe
ren, en z. i. was de motiveering daarvan
door Minister Treub zeer sterk. Ook deze
spreker wees er op, dat het zeer noodig
zal zijn, dat de Kamer precies weet wat de
Minister met de overige wetgeving van
Talma van plan is. Men moet niet verge
ten, dat het zoogenaamde apparaat-Treuh
'n geheel gewijzigd s te Lel van herzieningen
was, dat op zichzelf één geheel vormde.
Hij vóór zich meende, dat de heer Cort
van der Linden door zijn bekende uiting
in de Eerste Kamer de Ouderdomswet van
de overige sociale verzekeringen had los
gemaakt. Op de aantijgingen van den heer
Rutgers, dat de vrijzinnigen om politiek
voordeel tot de Staatspensioneering zouden
bekeerd zijn, gaf hij een even waardig als
afdoend bescheid.
De jieer De Meester sloot zich vrijwel
bij de heeren Limburg en Tydeman aan,
en gaf gelukkig tevens uiting aan de ver
ontwaardiging, die Links, en we hopen ook
velen van Rechts, sinds lang vervult over
de strijdwijze van den heer Rutgers. Het
leelijke van die strijdwijze bestaat hierin,
dat de afgevaardigde voor Hilversum nooit
ruiterlijk met een beschuldiging voor den
dag komt. Hij zegt niet ronduit: Gij, vrij
zinnigen, zijt om het behoud of om het
verowren van Kamerzetels bekeerd tot de
Staatspensionneering, o,- neendan zou hij
trouwens met den hamer van den voorzitter
kennis maken. Maar hij insinueert het, en
hij zet een stel zinnen in elkaar, waaruit
men tasten cn proeven kan wat hij be
doelt. Dit gaf den heer De Meester aan
leiding om te zeggen, dat de heer Rutgers
net te werk ging als sommige schendblaad
jes, die zorgen hun beschuldigingen steeds
zoo te uiten, dat ze niet met den straf
rechter in aanraking komen. Dit was ge
ducht raak, en te erger, waar de heer De
Meester niet alleen een zeer geacht man.
is bij alle partijen, maar tevens bekend
door zijn buitengewone gematigdheid. En
hij verklaarde, dat hij deze qualificatie van
de strijdwijze van den heer Rutgers alleen
dan zou terug nemen, als deze openlijk
verklaarde, dat hij niets van dienaard
bedoeld had. Men had toen mogen verwach
ten, dat de heer. Rutgers, die, om zoo te
zeggen de interrumpeerzjekte heeft, thans
bij interruptie nader toegelicht zou hebben
wal hij eigenlijk had bedoeld, maar dat deed
hij niet. Bleek van woede, vroeg hij het
woord voor een persoonlijk feit, niet om
iets op te helderen, want dat bleef tot
later bewaard, maar om den voorzitter een
standje te schoppen, dat hij de uitdrukking
had laten passeeren. Wat er natuurlijk fa
liekant naast was, want de heer De Mees
ter had niet den persoon van den heer
Rutgers gequalificeerd, maar diens strijd
wijze. Als we nog yermclden de redevoe
ring van den heer Teenstra, waarin deze
warme voorstander van staatspensionnee
ring nog _eens zeer kalm de gronden daar
voor uiteenzette, en dat gedeelte van de
rede van den heer Sannes, waarin deze
opkwam tegen verwezenlijking van het
denkheeld-Rutgers, om het Staatspensioen
alleen aan met-arbeiders te geven, endaar-
naast de verplichte verzekering-Talma voor
de arbeiders te behouden, hebben wij met
de zakelijke redevoeringen afgerekend.
Onder de meer politieke redevoeringen
verdient die van den hoer Duys in de /eerste
plaats genoemd te worden. De afgevaardigde
voor Zaandam was "bijzonder op dreef, en
bracht do Kamer telkens m sdiauerlack door
de voorlezing van wat Dir. Kuyper in den
loop der jaren al zoo gezegd iioeft en ge
schreven, om zijne partij er op te wijzen,
hoe zeer dwangverzekering in sinjd was
met de antirevolutionaire beginselen.; dit
om de Rechterzijde te wijzen op liet gevaar
lijke voor haar om anderen hard te vallen,
over veranderde zienswijze op het gebied
der sociale verzekering. Hier deed ook
goed dienst, de herinnering, dat de heer
Lobman, toen hij nog fel tegenstander was
van de dwangverzetering-'Jfalma, gezegd'
had, dat hij madelijden hal met de anti
revolutionaire propagandisten, die .rich in
allerlei bochten zouden moeten wringen om
voor de dwangverzekering een rech-sgrond
te construeercn. Waar de Rechterzijde ner-
haaldehjk had verklaard, dqt ze verlossing
van de wet hoopte van de Eerste Kamer,
herinnerde de heer Days er zeer ter snede
aan, dat dr. Kuyper eens geschreven had,
dat deze Kamer of een mets óf een ramp
was, een college van het rustend of roestend
kapitaal, waarin men het conservatisme
moast zoeken; dat de Eerste Kamer wel
mocht hebben een temperendein invloed,
maar nooit mocht toon aangeven; wel slag
boom zijn, maar nooit rem.
Waar de uitslag van de verkiezing in
Apeldoorn was uitgespeeld ais bewijs, dat de
Nederiandsche bevolking niet zoo heel veel
voor do Staatspensioneering voelde, toonde
de heer Duys aan, hoe daar door Rechts
dal vraagstuk geheel was weggemoffeld, en
hoe of men daar aen oorlog en den .waters
nood had misbruikt, om de menschen toch
op het jhart te drukken, niet in tijden waarin
Gods straffende hand zoo zwaar op ons
volk drukt geen Kamerlid naar het Binnen
hof te zenden, dat „met God in het staats
leven had afgerekend." En daar waren de
Rechtsclhe kiezers ingeloopen. Hóe onwaar
dig men daar was opgetreden kan wel blij
ken uit het feit, dat in het blad („Koningin
en Vaderland" de beer de Savornin Lob
man de heer Snoeck Henkemans had aan
bevolen op grond van hetgeen deze voor de
afschaffing van den nachtarbeid voor bak
kers had gedaan, terwijl deze als Kamer
lid tegen do Bakkerswet had gesteund.
Li heteediiie blad hadspreker het vol
gende versje gelezen
Ja, Oompje, ik zal wel weten
Wat ik te doen heb thans,
Ik zal mijn stem gaan geven
Aan Snoeck llenkemans.
Maar, do heer Duys was overtuigd dat
do bedrogen Rechtschc kiezers daar bin-
mkort zouden zeggen:
Ja, Oompje, ik wil wet weten,
Ik was een domme gans,
Toen ik onlangs ging stemmen
Op Snoeckie Henkemans.
We moeten, om den afgevaardigde voor
Zaandam geen onrecht te doen, niet onver
meld laten, dat telkens, als hij het zake
lijk gebied betrad, hij blrjk gaf daarop volko
men thuis te zijn.
Deze rede gaf den heer Duymaer van
Twist aanleiding om een citatenregen over
de Kamer neer te gieten, om te bewijzen(l)
dat vroeger de vrijzinnige, partijen niet vóór
Staatspensionneering waren. Een rechte ob-
structierede, zooals hij trouwens ook ob
structie voerde door een voorstel in te
dienen om de behandeling van het Ouder
domsrente-ontwerp te schorsen, zoodra het
Duurtetoealag-ontwerp, dat alle liefde van
dien afgevaardigde heet te hebben, voor
openbare behandeling gereed zal zijn, en
dat vóór te doen gaan: Links doorzag den
truc en stemde bet voorstel af, en na de
zeer juiste opmerking van den Voorzitter,
dat het Duurtetoeslag-ontwerp te eerder in
behandeling zou komen, naarmate men over
het Ouderdomsrente-ontwerp minder praat,
ging de afgevaardigde voor Steenwijk zijn
groote liefde voor het Duurtetoeslag-ont-
werp bewijzen door vijf kwartier lang een
absoluut overbodige rede to houden. Zijn
beschuldiging aan het adres van den heer
Sannes, dat deze bij de verkiezingen van
1913 f 10 pensioen zou beloofd hebben,
bracht dezen in het geweer, zoodat, tot
vreugde van den heer Duymaer van Twist
hot debat alweer gerekt werd. Ook de heer
Beumer hield, als v ij f d e spreker van de
anti-rovolutionnairen, een zuivere obstruc
tierede; hij bracht toch geen syllabe nieuws
te berde.
Meer apart 'stonden de redevoeringen van
de heeren de Savornin Lohman en van
ldsinga. De eerste betoogde, dat zijn eigen
bekeering van heftig tegenstander van de
dwangverzekering tol warm voorstander
daarvan, de meest logische en natuurlijke
zaak van de wereld was, en nu zou men
gedacht hebben, dat dit voor den afge
vaardigde voor Goes aanleiding zou zijn
geweest om wat mild te denken over de
bekeering van de vrijzinnigen tot het
staatspensioen, maar neen, de heer Tydc
man kreeg zelfs te hooren, dat hij daar
door ijj het Marxistische kamp was terecht
gekomen. En de lieer van ldsinga hield
een kort betoogje om aan te toonen, dat
het staatspensioen dok dwang was, n.l.
dwang voor de belastingschuldigen om het
te betalen. Dat lijkt nu wel heel scherp
zinnig, maar heeft toch eigenlijk niemen
dal om het lijf.
Toen kwam eindelijk de heer Cort van
der Linden aan het woord, daar de aan
sprakelijkheid van de geheele Regeering
voor het ontwerp ook onderwerp van debat
was geweest. Hij begon met een goede les
aan den heer Rutgers te geven voor diens
verzekerdheid van verwerping van het ont
werp door de Eerste Kamer. Hij noemde
dit volkomen inconstitutoniccl/een misken
ning van de onbevangenheid van dit Staats
college, waardoor de politieke beteekenis
daarvan wordt ondermijnd, en een belee-
diging tevens, waar die verzekerdheid van
de veronderstelling uitging, dat de Eerste
Kanvr reeds vóór de schriftelijke en mon
delinge gedachtenwisseling met de Regee
ring over hel ontwerp besloten zou heb
ben daartegen te stemmen. Trouwens, zoo
vroeg de premier onder groot gelach, als
de heer Rutgers van die verwerping dooi
de Eerste Kamer zoo zeker was, waarom
hield hij dan zoo'n lange rede tegen het
ontwerp? Met den meesten nadruk ver
klaarde hij, dat het absoluut onjuist was,
wat de heer Ruglcrs beweerd had, n.l.
dat de Regeering niet uit eigen beweging
de politieke wetten had ingediend, maar
dat zij daarbij gezwicht was voor aandrang
uit d© Linkerzijde. Onder groote instem
ming van geheel de Linkerzijde protes
teerde hij er tegen, dat zoo zware beschul
diging door den heer Rutgers was geuit,
enkel gebaseerd op vermoedens, gedistil
leerd uit een gekunstelde interpretatie van
een ministerieel© redevoering. De heei Rut
gers, aldus eindigde de premier dit deel
van zijn rede, vestigde meermalen de aan
dacht op de vriendelijkheid en minzaamheid
der Regeering. Spreker hoopt, dat hij zich
vergist, maar hij had don indruk gekregen
dat de heer Rutgers ook daar politiek ach
ter zocht; voor hem toch is naar zijn eigen
verklaring minzaamheid slechts een vorm.
Voor spreker was die echter meer; de er
kenning van. de verdiensten van den tegen
stander; de waardeering van zijn politieke
drijfveeren r Lehoorcn tot die eischen van
objectiviteit en waarheid, die men ook te
midden van den pohtieken strijd niet mag
vergeten. Van alle kanten werd don heer
Rutgers „aanpakken" toegeroepen, en voor
het eerst zoover wij weten, zat hij
in stilte naar de afstraffing te luisteren,
zonder eer, woord in liet midden lo brengen.
Verder verdedigde de premier de poli
tiek van de Regeering, en bewees, dat deze
dezelfde was gebleven, al meent, ze anders
dan de heer Treub indertijd, dat op de
Ouderdomsverzekering na, thans met de
uitvoering van de wetten-Talma een be
gin moet gemaakt worden.
De wet zelf werd verdedigd door Lely,
en de gedachte kwam bij ons op, hoe, nu
eenmaal de zaken geloopcn zijn, zooals ze
zijn, deze winst voor de Regeering is.
Treub toch zoa x als hij daar gestaan, had
zijn tegenstander hebben vermorzeld; Lely
trachtte voorstanders en tegenstanders van
de wet tot elkaar te brengen. Met allen
eerbied voor Talma wees hij er op, hoe
door de losmaking van art. 369 van de
wel, en vooral door de uitvoering van dat
artikel in de practijk, het Staatspensioen*
reeds uit een billijkheidsoogpunt onmis
baar was geworden. Dat de Rijksverze
keringsbank niet royaal met den boel had
geleefd werd met cijfers bewezen, dat aan
het adres van den heer Kooien, en de
klacht van denzelfden afgevaardigde, dat
Minister Treub aan die Bank geen leidraad
voor haar beoordeelingen had voorgeschre
ven, werd beantwoord mot de opmerking,
dat er juist bij de Ongevallenwet angst
vallig voor was gewaakt, dat de Regee
ring over uitspraken van de Rijksverzeke
ringsbank niets zou hebben vóór te schrij
ven. Men had, nu de zaak zoo tegen viel.
met de rentetrekkers, tegen viel uit een
financieel oogpunt, tweeëerlei hebben kun
nen doen. Men had den behoeft gen ouden
hun rente van f2 weer kunnen afnemen,
door het artikel in te trekken, maar de
Minister vroeg of er ééne Regeering, van
welke kleur ook, zou te vinden geweest
zijn, die zulk een barbaarschheïd zou heb
ben aangedurfd. Men had ook de werking
van het artikel stop kunnen zetten, maar,
zoo vroeg de Minister terecht, zou dit
minder barbaarsch zijn geweest'' Dan had
men die 70-jarige slakkers, die in blijd
schap hun geboortedag vierden, omdat die
tevens was do aanvang van hun rente-
trekking, al te diep teleurgesteld, te die
per, waar zij om zich heen hadden zoo
vele 71- en 72-jarigen, die de rento wel
trokken.
Spreker gaf eindelijk deze concessie aan
de Rechterzijde en dat was een zeer
groote, want Treub wilde daarvan abso
luut niet weten dat hij, als hij zijn Pen-
sioenswet in de beide Kamers zou zien aan
genomen, hij deze zou aanpassen aan Tal
ma's Invaliditeitswet, en spoed maken met
de voorbereiding van do uitvoering van
Talma's overige wetten. De Minister ver
klaarde ten slotte, dat hij geen bezwaar had
tegen het opnemen va'n de bedoelden in de
wet, en dat hij hoopte dat zrjn collega
van Financiën daartegen ook geen beden
king zou maken.
De brug is alzoo gelegd, of de heeren,
van Rechts, althans oen deel daarvan, be
reid zullen zijn daarover heen te wandelen?
Voorshands bleek daarvan ailcen dit, dat
men in die rnedodeelingen aanleiding vond
om nieuwe obstructie te maken. Nadat Dr.
de Visser een even keurige als gebpnden
redevoering had gehouden, juist ook naar
aanleiding van het compromis dat Minister
Lely had ontwikkeld, kwam de heer Snoeck
Henkemans met de verklaring, dat hij niet
kon spreken vóór dat bij 's Ministers denk
beelden nog eens behoorlijk is de Hande
lingen vóór zich had gezien en bestudeerd,
en deed hij daarom het voorstel de verga
dering te verdagen. Do heer Schaper, die ii>
dien avond den voorzittersstoel innam,
maakto den spreker er opmerkzaam op, dat*
hij nog zeer lang tijd had, n.l. tot de oindr
steinnung, om zijn houding te bepalen, maar
toen hij zag dat de afgevaardigde voor Apel
doorn bij zijn voorstel bleef, en dat er
geen 51 man moer in de vergadering was,
verdaagde hij die tot den volgenden mor
gen. Toen was d© Linkerzijde au grand
complet en werd het voorstel-Henkemans
met Links tegen Rechts verworpen. En toen
hield de voorsteller, zoker om te bewijzen,
dat hij niet kon spreken vóór hij de Han
delingen had, een rode van twee uur; zoo
dat de obstructie er weer duimen dik boven
op lag.
De heer Van der Voort van Zijp en de
heer do Geer ihebben echter bakten het
compromis beslist onaannemelijk verklaard,
maar boe staat bet met de Roomsclicn, dat
is de vraag. Men zal toch moeten toegeven,
dat zoowel van Antirevolutionaire als van,
Christolijk-Hislorische zijde de -Staatspensio
neering als zoo immoreel is afgeschilderd,
dat zij vrijwel hunne schepen achter zich
hebben verbrand. En al hebben wij omtrent
de Roomschen gean optimistische' verwach
tingen na de houding die hunne pers in
de laatst» weken unaniem beeft aangeno
men, er staat tegenover, dat eene uitlating
van den heer Nolens eonig recht geeft om
in deze niet alle hoop te laten varen. Dat
was bij de regeling van werkzaamheden,
na Paschen zal' men de behandeling van de
Ouderdomswet in de dagzittingen voortzet
ten, om in de avondzittingen andere ur
gente wetsontwerpen, in de eerste plaats
den duurtetoeslag te behandelen, zooals
met Links tegen Rechts werd aangenomen.
Do heer Lohman verzette zich daartegen,
met buitengewone heftigheid; hij zou niet
meer komen, als hij zoo werd afgehaald,,
den afgevaardigde voor Goes is blijkbaar
geheel vergeten wat hij en zijne meerder
heid dn. de vorige parlementaire periode
aan do minderheid oplegde en de heer
Nolens, die hem steunde, verzocht de Lin
kerzijde dit voorstel niet aan te nemen!,
omdat het de kansen op het tot stand
komen van een compromis niet verhoogde.
Men zou zoo zeggen, dat zoo niet gesproken'
zou worden door iemand, die por se elk
compromis onaannemelijk acht. Enfin, de
tijd zal het leeren. De heer Aalberse, hoe
wel uitdrukkelijk stipuleerende, dat hij voot;
SCHIEDAMSCHE COURANT
i i