69"* Jaargang, Zaterdag 15 April 1916. No. 15117 Tweede Blad Uit de Tweede Kamer. - courant verschijnt d a g e 1 ij k s, mot uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs pear kwartaal: Yoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25, franco per post fl. 1.65. Prjjs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent AJxmnemenlen worden dagelijks aangenomen. Advertentien voor het eerstvolgend nummer moeten des' middag3 vóór een uur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentien: Van 16 regels fl. 0.92, iedere regel meer 20 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen, Advertentien bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. Dagelijks worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den pry's van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Deze advertentien worden, mits voor 3 achtereenvolgende nummers opge geven, slechts 2 maal berekend. Intercommunale Telefoon Xe. 103. Men zou de redevoeringen bij de alge- meene beschouwingen over net Uuderdoms- ontwerp gevoegelijk in twee categorie» kun nen verdeelen, de zaakrijke en de politieke of meetingachtige. Onder de eerste baooorcn die van de heeren Limburg, Tydeman en Be Meester. Wij hebben over de rede van den afgevaardigde voor Groningen, reeds verleden week een woord gezegd, maar er evenmin mee afgedaan als hij; net voor naamste deel van zijn rede hield nij toch Dinsdag d.l. De heer Rutgers beleefde niet veel pleizier van zijne beschuldiging aan het adres van de Regeering, dat zij met de behandeling van dit ontwerp door te zetten, niet eigen neiging volgde, maar zwichtte voor de macht der Linksdne meerderheid, die haar gevangen hield, zooals de prae- torianen aan de Romeinsche keizers hunne bevelen voorschreven. Hoe is het mogelijk, zoo vroeg de heer Limburg, hoe dit over de lippen kan komen van een democratisch lid der Rechterzijde, die toch de vólle waarde moet hechten aan de uitspraak der kiezers bij verkiezingen. (Misschien had spreker minder verbaasd ge staan, als hij onze denkbeelden over de „democratie" van den heer Rutgers had). Be hoer Limburg toonde verder aan, dat men geen voorstander van Staatspensio- neering behoefde te wezen om te beweren, dat door losmaking van art. 369 uit de wet, en door overname van het amendemeat- Duys om dat artikel dadelijk van kracht to doen zijn, Talma den aard van zijn ontwerp geheel had veranderd, want daar op was direct door den heer van Ldsinga gewezen. En, zoo vroeg hij terecht, begrijpt men dan niet, dat liet volk het ais leene groote onbillijkheid zal gevoelen als ge durende 3 jaar een deel van de 70-jarigen een gratis-uitkeering krijgt en dat daarna slechts die 70-jarigen een rente krijgen, die daarvoor premie hebben betaald De uiting van den heer Van Vliet, dat do arbeiders thans bedrogen worden, omdat de wet- Talma hen veel meer zou geven, zeer gelief koosd thema van Rechts, werd gelukkig recht gezet, <Lw. z. gelukkig voor do voor standers van het Staatspensioen, maar niet voor den heer Van Vliet, die door zijne uiting blijk gaf van de door hom verheer lijkte 'wet-Talma al heel weinig studie te hebben gemaakt. Als de wet-Talma toch in 1916 zou gaan werken, zou het 25 jaar duren eer de ouden van dagen kwamen bo ven de f2, die hun bij dit ontwerp .wor den toegekend; en datna 25 jaren van premie betalen. Waarlijk, men had van den voorzitter van Patrimonium toch be hoorlijke studie van het wetsontwerp-Talma mogen verwachten. En als men zegt, dat dit ontwerp armen zorg is, met welke qualificatie Rechts ook beproeft dit ontwerp in kwaden reuk te brengen, dan wilde spreker er toch op wij zen, dat men daarmee,zich schuldig maakt aan woordenspel. Zeker, in een wetenschap pelijke verhandeling zal iemand onder ar menzorg plaatsen een ouderdomsvoorzie ning zonder premiebetaling. Trouwens, in het Voorloopig Verslag was reeds zeer juistgezegdVan een reactie tegen de nieuwe Armenwet is ook daarom geen sprake, omdat dit wetsontwerp enkel be treft een bepaalde categorie van personen, de zeventigjarigen. Maar al ware hier sprake van Staatspensionneering, dan zou het verleenen der uitkeeringen toch alles zins verdedigbaar zijn. Openbare armen zorg is. waarlijk geen nieuwe zaak; sedert eeuwen bestaan hier te lande burgerlijke armbesturen. Langs den weg der armen zorg worden de ouden van dagen echter niet voldoende geholpen. Ook de kerke lijke bedeeling is daartoe niet toereikend. Juist op het platteland, waar over het al gemeen de bevolking meer dan in de ste den aan de kerk gehecht is, is de verzor ging der ouden van dagen vaak hoogst onvoldoende. Het belangrijkste moment in de rede van den afgevaardigde voor Groningen was zijn aandringen op een compromis tusschen Links en Rechts, zijn vraag aan de Rechter zijde: Is naast deze ouderdomsvoorziening de wet-Talma te handhaven? Wil de Rech terzijde meewerken tot een ingrijpende ver eenvoudiging van Talma's stelsel: de af schaffing van de Radenwet, het plakstelsel enz. Kan naast deze Staatspensionneering de wet-Talma vereenvoudigd blijven be staan? Spreker deed deze vraag naar aan leiding van wat in de wet zelf staat. De wet-Talma voorziet reeds in het geval, dat' de Talma-trekkiog samenloopt met pensioe nen van provincie, gemeente of publiek rechtelijk lichaam. Als we nu een samen voeging hadden van deze ouderdomsuitkee- ring met de invaliditeitsuitkeeringen volgens de wet-Talma en men maakt dan een re geling omtrent de gevolgen, die deze sa menvoeging heeft op het bedrag der premie, enz., dan kan het goede beginsel van de Invaliditeitswet-Tahna behouden blijven naast de ouderdomsvoorziening, zooals deze thans wordt voorgesteld. Dan zou dat de Rechterzijde de gelegenheid geven om rus tig met ons van gedachten te wisselen over de objectieve momenten in de wet- Talma Dit was do belangrijke vraag, en de vraag op tijd. Want men moet niet vergoten dat Minister Lely heel anders voor de zaak-staat dan. Minister Treub stond. Treub had een geheel nieuw stelsel van so ciale verzekeringen, dat hij tegenover dat van Talma stelde, Lely wil alleen uit de erfenis van Treub het staatspensioen ge ven, en dus heeft hij de rest van Talma's wetgeving, die èn in de Tweede én in de Eerste Kamer is aangenomen en met de Koninklijke handteekening bekrachtigd is, uit te voeren; hij zou zelfs strafschuldig worden, als hij het niet deed. Om dit ont werp aan Talma's Invaliditeitsverzekering te doen aanpassen is trouwens niet zoo heel veel noodig. In dit opzicht is het eigenlijk jammer, dat de werkwijze van de Kamer niet toeliet, dat de Minister het eerst het w.oord kreeg om een exposé te geven van hetgeen hij verder mot de wet- geving-Talma van plan was; en de heer Rutgers voelde dit ook, toen hij zich be klaagde, dat het moeilijk was algemeene beschouwingen over de wet te houden vóór men wist, we'ken weg de heer Lely met de wetgeving-Talma op Vólde. Hij zou, als wij hem goed begrepen hebben wel te vin den zijn voor een staatspensioneering voor de niet-arbeiders; als men dan maar daar naast de verplichte verzekering-Talrna voor de arbeiders liet bestaan. Wat natuur1 ijk voor de L'nkerzijde onaannemelijk zou we zen; dit zou geheel in strijd zijn niet alleen met wat bij de verkiezing van 1913 is beloofd, maar daardoor zou ook het be ginscl worden prijsgegeven, dat wil men de inval.diteitsverzekcring n'et bederven, z© geheel los moet staan van-de ouder domsvoorziening, wat indertijd door LloyJ George zoo ui'nemend is uiteengezet. En de Minister heeft dat zelf ook zeer goed be grepen, zooals wij straks zullen zien, als wij aan diens rede toekomen. De heer Tydeman verwierp de oppositie tegen het ontwerp, die gegrond was op de hooggeroemde continuïteit in de wetgeving; men mag dus zaken verbreken als men daarvoor voldoende moicvcn kan aanvoe ren, en z. i. was de motiveering daarvan door Minister Treub zeer sterk. Ook deze spreker wees er op, dat het zeer noodig zal zijn, dat de Kamer precies weet wat de Minister met de overige wetgeving van Talma van plan is. Men moet niet verge ten, dat het zoogenaamde apparaat-Treuh 'n geheel gewijzigd s te Lel van herzieningen was, dat op zichzelf één geheel vormde. Hij vóór zich meende, dat de heer Cort van der Linden door zijn bekende uiting in de Eerste Kamer de Ouderdomswet van de overige sociale verzekeringen had los gemaakt. Op de aantijgingen van den heer Rutgers, dat de vrijzinnigen om politiek voordeel tot de Staatspensioneering zouden bekeerd zijn, gaf hij een even waardig als afdoend bescheid. De jieer De Meester sloot zich vrijwel bij de heeren Limburg en Tydeman aan, en gaf gelukkig tevens uiting aan de ver ontwaardiging, die Links, en we hopen ook velen van Rechts, sinds lang vervult over de strijdwijze van den heer Rutgers. Het leelijke van die strijdwijze bestaat hierin, dat de afgevaardigde voor Hilversum nooit ruiterlijk met een beschuldiging voor den dag komt. Hij zegt niet ronduit: Gij, vrij zinnigen, zijt om het behoud of om het verowren van Kamerzetels bekeerd tot de Staatspensionneering, o,- neendan zou hij trouwens met den hamer van den voorzitter kennis maken. Maar hij insinueert het, en hij zet een stel zinnen in elkaar, waaruit men tasten cn proeven kan wat hij be doelt. Dit gaf den heer De Meester aan leiding om te zeggen, dat de heer Rutgers net te werk ging als sommige schendblaad jes, die zorgen hun beschuldigingen steeds zoo te uiten, dat ze niet met den straf rechter in aanraking komen. Dit was ge ducht raak, en te erger, waar de heer De Meester niet alleen een zeer geacht man. is bij alle partijen, maar tevens bekend door zijn buitengewone gematigdheid. En hij verklaarde, dat hij deze qualificatie van de strijdwijze van den heer Rutgers alleen dan zou terug nemen, als deze openlijk verklaarde, dat hij niets van dienaard bedoeld had. Men had toen mogen verwach ten, dat de heer. Rutgers, die, om zoo te zeggen de interrumpeerzjekte heeft, thans bij interruptie nader toegelicht zou hebben wal hij eigenlijk had bedoeld, maar dat deed hij niet. Bleek van woede, vroeg hij het woord voor een persoonlijk feit, niet om iets op te helderen, want dat bleef tot later bewaard, maar om den voorzitter een standje te schoppen, dat hij de uitdrukking had laten passeeren. Wat er natuurlijk fa liekant naast was, want de heer De Mees ter had niet den persoon van den heer Rutgers gequalificeerd, maar diens strijd wijze. Als we nog yermclden de redevoe ring van den heer Teenstra, waarin deze warme voorstander van staatspensionnee ring nog _eens zeer kalm de gronden daar voor uiteenzette, en dat gedeelte van de rede van den heer Sannes, waarin deze opkwam tegen verwezenlijking van het denkheeld-Rutgers, om het Staatspensioen alleen aan met-arbeiders te geven, endaar- naast de verplichte verzekering-Talma voor de arbeiders te behouden, hebben wij met de zakelijke redevoeringen afgerekend. Onder de meer politieke redevoeringen verdient die van den hoer Duys in de /eerste plaats genoemd te worden. De afgevaardigde voor Zaandam was "bijzonder op dreef, en bracht do Kamer telkens m sdiauerlack door de voorlezing van wat Dir. Kuyper in den loop der jaren al zoo gezegd iioeft en ge schreven, om zijne partij er op te wijzen, hoe zeer dwangverzekering in sinjd was met de antirevolutionaire beginselen.; dit om de Rechterzijde te wijzen op liet gevaar lijke voor haar om anderen hard te vallen, over veranderde zienswijze op het gebied der sociale verzekering. Hier deed ook goed dienst, de herinnering, dat de heer Lobman, toen hij nog fel tegenstander was van de dwangverzetering-'Jfalma, gezegd' had, dat hij madelijden hal met de anti revolutionaire propagandisten, die .rich in allerlei bochten zouden moeten wringen om voor de dwangverzekering een rech-sgrond te construeercn. Waar de Rechterzijde ner- haaldehjk had verklaard, dqt ze verlossing van de wet hoopte van de Eerste Kamer, herinnerde de heer Days er zeer ter snede aan, dat dr. Kuyper eens geschreven had, dat deze Kamer of een mets óf een ramp was, een college van het rustend of roestend kapitaal, waarin men het conservatisme moast zoeken; dat de Eerste Kamer wel mocht hebben een temperendein invloed, maar nooit mocht toon aangeven; wel slag boom zijn, maar nooit rem. Waar de uitslag van de verkiezing in Apeldoorn was uitgespeeld ais bewijs, dat de Nederiandsche bevolking niet zoo heel veel voor do Staatspensioneering voelde, toonde de heer Duys aan, hoe daar door Rechts dal vraagstuk geheel was weggemoffeld, en hoe of men daar aen oorlog en den .waters nood had misbruikt, om de menschen toch op het jhart te drukken, niet in tijden waarin Gods straffende hand zoo zwaar op ons volk drukt geen Kamerlid naar het Binnen hof te zenden, dat „met God in het staats leven had afgerekend." En daar waren de Rechtsclhe kiezers ingeloopen. Hóe onwaar dig men daar was opgetreden kan wel blij ken uit het feit, dat in het blad („Koningin en Vaderland" de beer de Savornin Lob man de heer Snoeck Henkemans had aan bevolen op grond van hetgeen deze voor de afschaffing van den nachtarbeid voor bak kers had gedaan, terwijl deze als Kamer lid tegen do Bakkerswet had gesteund. Li heteediiie blad hadspreker het vol gende versje gelezen Ja, Oompje, ik zal wel weten Wat ik te doen heb thans, Ik zal mijn stem gaan geven Aan Snoeck llenkemans. Maar, do heer Duys was overtuigd dat do bedrogen Rechtschc kiezers daar bin- mkort zouden zeggen: Ja, Oompje, ik wil wet weten, Ik was een domme gans, Toen ik onlangs ging stemmen Op Snoeckie Henkemans. We moeten, om den afgevaardigde voor Zaandam geen onrecht te doen, niet onver meld laten, dat telkens, als hij het zake lijk gebied betrad, hij blrjk gaf daarop volko men thuis te zijn. Deze rede gaf den heer Duymaer van Twist aanleiding om een citatenregen over de Kamer neer te gieten, om te bewijzen(l) dat vroeger de vrijzinnige, partijen niet vóór Staatspensionneering waren. Een rechte ob- structierede, zooals hij trouwens ook ob structie voerde door een voorstel in te dienen om de behandeling van het Ouder domsrente-ontwerp te schorsen, zoodra het Duurtetoealag-ontwerp, dat alle liefde van dien afgevaardigde heet te hebben, voor openbare behandeling gereed zal zijn, en dat vóór te doen gaan: Links doorzag den truc en stemde bet voorstel af, en na de zeer juiste opmerking van den Voorzitter, dat het Duurtetoeslag-ontwerp te eerder in behandeling zou komen, naarmate men over het Ouderdomsrente-ontwerp minder praat, ging de afgevaardigde voor Steenwijk zijn groote liefde voor het Duurtetoeslag-ont- werp bewijzen door vijf kwartier lang een absoluut overbodige rede to houden. Zijn beschuldiging aan het adres van den heer Sannes, dat deze bij de verkiezingen van 1913 f 10 pensioen zou beloofd hebben, bracht dezen in het geweer, zoodat, tot vreugde van den heer Duymaer van Twist hot debat alweer gerekt werd. Ook de heer Beumer hield, als v ij f d e spreker van de anti-rovolutionnairen, een zuivere obstruc tierede; hij bracht toch geen syllabe nieuws te berde. Meer apart 'stonden de redevoeringen van de heeren de Savornin Lohman en van ldsinga. De eerste betoogde, dat zijn eigen bekeering van heftig tegenstander van de dwangverzekering tol warm voorstander daarvan, de meest logische en natuurlijke zaak van de wereld was, en nu zou men gedacht hebben, dat dit voor den afge vaardigde voor Goes aanleiding zou zijn geweest om wat mild te denken over de bekeering van de vrijzinnigen tot het staatspensioen, maar neen, de heer Tydc man kreeg zelfs te hooren, dat hij daar door ijj het Marxistische kamp was terecht gekomen. En de lieer van ldsinga hield een kort betoogje om aan te toonen, dat het staatspensioen dok dwang was, n.l. dwang voor de belastingschuldigen om het te betalen. Dat lijkt nu wel heel scherp zinnig, maar heeft toch eigenlijk niemen dal om het lijf. Toen kwam eindelijk de heer Cort van der Linden aan het woord, daar de aan sprakelijkheid van de geheele Regeering voor het ontwerp ook onderwerp van debat was geweest. Hij begon met een goede les aan den heer Rutgers te geven voor diens verzekerdheid van verwerping van het ont werp door de Eerste Kamer. Hij noemde dit volkomen inconstitutoniccl/een misken ning van de onbevangenheid van dit Staats college, waardoor de politieke beteekenis daarvan wordt ondermijnd, en een belee- diging tevens, waar die verzekerdheid van de veronderstelling uitging, dat de Eerste Kanvr reeds vóór de schriftelijke en mon delinge gedachtenwisseling met de Regee ring over hel ontwerp besloten zou heb ben daartegen te stemmen. Trouwens, zoo vroeg de premier onder groot gelach, als de heer Rutgers van die verwerping dooi de Eerste Kamer zoo zeker was, waarom hield hij dan zoo'n lange rede tegen het ontwerp? Met den meesten nadruk ver klaarde hij, dat het absoluut onjuist was, wat de heer Ruglcrs beweerd had, n.l. dat de Regeering niet uit eigen beweging de politieke wetten had ingediend, maar dat zij daarbij gezwicht was voor aandrang uit d© Linkerzijde. Onder groote instem ming van geheel de Linkerzijde protes teerde hij er tegen, dat zoo zware beschul diging door den heer Rutgers was geuit, enkel gebaseerd op vermoedens, gedistil leerd uit een gekunstelde interpretatie van een ministerieel© redevoering. De heei Rut gers, aldus eindigde de premier dit deel van zijn rede, vestigde meermalen de aan dacht op de vriendelijkheid en minzaamheid der Regeering. Spreker hoopt, dat hij zich vergist, maar hij had don indruk gekregen dat de heer Rutgers ook daar politiek ach ter zocht; voor hem toch is naar zijn eigen verklaring minzaamheid slechts een vorm. Voor spreker was die echter meer; de er kenning van. de verdiensten van den tegen stander; de waardeering van zijn politieke drijfveeren r Lehoorcn tot die eischen van objectiviteit en waarheid, die men ook te midden van den pohtieken strijd niet mag vergeten. Van alle kanten werd don heer Rutgers „aanpakken" toegeroepen, en voor het eerst zoover wij weten, zat hij in stilte naar de afstraffing te luisteren, zonder eer, woord in liet midden lo brengen. Verder verdedigde de premier de poli tiek van de Regeering, en bewees, dat deze dezelfde was gebleven, al meent, ze anders dan de heer Treub indertijd, dat op de Ouderdomsverzekering na, thans met de uitvoering van de wetten-Talma een be gin moet gemaakt worden. De wet zelf werd verdedigd door Lely, en de gedachte kwam bij ons op, hoe, nu eenmaal de zaken geloopcn zijn, zooals ze zijn, deze winst voor de Regeering is. Treub toch zoa x als hij daar gestaan, had zijn tegenstander hebben vermorzeld; Lely trachtte voorstanders en tegenstanders van de wet tot elkaar te brengen. Met allen eerbied voor Talma wees hij er op, hoe door de losmaking van art. 369 van de wel, en vooral door de uitvoering van dat artikel in de practijk, het Staatspensioen* reeds uit een billijkheidsoogpunt onmis baar was geworden. Dat de Rijksverze keringsbank niet royaal met den boel had geleefd werd met cijfers bewezen, dat aan het adres van den heer Kooien, en de klacht van denzelfden afgevaardigde, dat Minister Treub aan die Bank geen leidraad voor haar beoordeelingen had voorgeschre ven, werd beantwoord mot de opmerking, dat er juist bij de Ongevallenwet angst vallig voor was gewaakt, dat de Regee ring over uitspraken van de Rijksverzeke ringsbank niets zou hebben vóór te schrij ven. Men had, nu de zaak zoo tegen viel. met de rentetrekkers, tegen viel uit een financieel oogpunt, tweeëerlei hebben kun nen doen. Men had den behoeft gen ouden hun rente van f2 weer kunnen afnemen, door het artikel in te trekken, maar de Minister vroeg of er ééne Regeering, van welke kleur ook, zou te vinden geweest zijn, die zulk een barbaarschheïd zou heb ben aangedurfd. Men had ook de werking van het artikel stop kunnen zetten, maar, zoo vroeg de Minister terecht, zou dit minder barbaarsch zijn geweest'' Dan had men die 70-jarige slakkers, die in blijd schap hun geboortedag vierden, omdat die tevens was do aanvang van hun rente- trekking, al te diep teleurgesteld, te die per, waar zij om zich heen hadden zoo vele 71- en 72-jarigen, die de rento wel trokken. Spreker gaf eindelijk deze concessie aan de Rechterzijde en dat was een zeer groote, want Treub wilde daarvan abso luut niet weten dat hij, als hij zijn Pen- sioenswet in de beide Kamers zou zien aan genomen, hij deze zou aanpassen aan Tal ma's Invaliditeitswet, en spoed maken met de voorbereiding van do uitvoering van Talma's overige wetten. De Minister ver klaarde ten slotte, dat hij geen bezwaar had tegen het opnemen va'n de bedoelden in de wet, en dat hij hoopte dat zrjn collega van Financiën daartegen ook geen beden king zou maken. De brug is alzoo gelegd, of de heeren, van Rechts, althans oen deel daarvan, be reid zullen zijn daarover heen te wandelen? Voorshands bleek daarvan ailcen dit, dat men in die rnedodeelingen aanleiding vond om nieuwe obstructie te maken. Nadat Dr. de Visser een even keurige als gebpnden redevoering had gehouden, juist ook naar aanleiding van het compromis dat Minister Lely had ontwikkeld, kwam de heer Snoeck Henkemans met de verklaring, dat hij niet kon spreken vóór dat bij 's Ministers denk beelden nog eens behoorlijk is de Hande lingen vóór zich had gezien en bestudeerd, en deed hij daarom het voorstel de verga dering te verdagen. Do heer Schaper, die ii> dien avond den voorzittersstoel innam, maakto den spreker er opmerkzaam op, dat* hij nog zeer lang tijd had, n.l. tot de oindr steinnung, om zijn houding te bepalen, maar toen hij zag dat de afgevaardigde voor Apel doorn bij zijn voorstel bleef, en dat er geen 51 man moer in de vergadering was, verdaagde hij die tot den volgenden mor gen. Toen was d© Linkerzijde au grand complet en werd het voorstel-Henkemans met Links tegen Rechts verworpen. En toen hield de voorsteller, zoker om te bewijzen, dat hij niet kon spreken vóór hij de Han delingen had, een rode van twee uur; zoo dat de obstructie er weer duimen dik boven op lag. De heer Van der Voort van Zijp en de heer do Geer ihebben echter bakten het compromis beslist onaannemelijk verklaard, maar boe staat bet met de Roomsclicn, dat is de vraag. Men zal toch moeten toegeven, dat zoowel van Antirevolutionaire als van, Christolijk-Hislorische zijde de -Staatspensio neering als zoo immoreel is afgeschilderd, dat zij vrijwel hunne schepen achter zich hebben verbrand. En al hebben wij omtrent de Roomschen gean optimistische' verwach tingen na de houding die hunne pers in de laatst» weken unaniem beeft aangeno men, er staat tegenover, dat eene uitlating van den heer Nolens eonig recht geeft om in deze niet alle hoop te laten varen. Dat was bij de regeling van werkzaamheden, na Paschen zal' men de behandeling van de Ouderdomswet in de dagzittingen voortzet ten, om in de avondzittingen andere ur gente wetsontwerpen, in de eerste plaats den duurtetoeslag te behandelen, zooals met Links tegen Rechts werd aangenomen. Do heer Lohman verzette zich daartegen, met buitengewone heftigheid; hij zou niet meer komen, als hij zoo werd afgehaald,, den afgevaardigde voor Goes is blijkbaar geheel vergeten wat hij en zijne meerder heid dn. de vorige parlementaire periode aan do minderheid oplegde en de heer Nolens, die hem steunde, verzocht de Lin kerzijde dit voorstel niet aan te nemen!, omdat het de kansen op het tot stand komen van een compromis niet verhoogde. Men zou zoo zeggen, dat zoo niet gesproken' zou worden door iemand, die por se elk compromis onaannemelijk acht. Enfin, de tijd zal het leeren. De heer Aalberse, hoe wel uitdrukkelijk stipuleerende, dat hij voot; SCHIEDAMSCHE COURANT i i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1916 | | pagina 5