69"* Jaargang
Zaterdag 16 September 191©
No. 15245
Tweede Blad.
„Iets over de Yereeniging voor
armenzorg en tegen bedelarij
te Schiedam".
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Rrijs per kwartaal: Voor Schiedam en V laar dingen £L 1.25, franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentién voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs dei Advertentién: Van 16 regels fL 0.02; iedere regel meer
20 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zjj
innemen.
Advertentién bij abonnement op voordeelige voerwaarden. Tarieven
hiervan zija gratis aan het Bureau te bekomen.
Dagelijks worden zoogenaamde kleine advertentién opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Deze advertentién worden, mits voor 3 achtereenvolgende nummers opge
geven, slechts 2 maal berekend.
Intercommunale Telefoon No. 103.
In de jongste jaarvergadering van boven
genoemde vereenigïng weid de opmerking
gemaakt, dat het aantal barer leden voor
een geraeénte als Schiedam te klein was
en dat niettegenstaande de zeer velen die
zich in de laatste jaren hier vestigden, het
ledental uit dezen weinig versterking ver
kreeg.
Bij de daarop gevolgde besprekingen
bleek, dat de Vereenigïng in haar geschie
denis en werking hij de nieuwe inwoners
der gemeente te weinig of geheel niet he
kend was.
Om de vereenigïng meer algemeen be
kend en daardoor meer algemeen bemind
te maken, werd ons verzocht in ons blad
een plaats, in le ruimen voor een voor
dracht, door den Voorzitter der vereeni-
ging, gehouden in 1914 in een vergade
ring van den in dit jaar opgeheven Ar
menraad te Schiedam.
In het belang vaat bet doel fier Ver-
eeniging, hebben wij ons bereid verklaard
aan dit verzoek te voldoen. Wij laten hier
die voordracht volgen. i
Onlangs veroorloofde ik mij in den raad
de uitspraak te doen, dat ook hier onder
linge bekendheid alleen, de zoo geprezen
samenwerking kan mogelijk maken en zij
leidde van zelf tol het voorstel, dat in
deze vergadering omtrent doel en werk
wijze van verschillende instellingen van
weldadigheid eens wat zou worden ver
teld. N
Niet uit hoffelijkheid alleen noemde ik
o. a. de „Vincentius-Verceniging", maar
welbewust, bekend als ik uit geschrifte ben
met het verhevene en edele, dat d\
onder de Roomsch-Katholieken der meeste
landen werkende Voreeniging, zich voor
stelt en met de begeerte, dat omtrent haar
ideaal en haar werk hier ter stede, wij
mochten worden voorgelicht.
Het sprak als vanzelf, dat ik mij be
schikbaar stelde om te dezer plaatse een
en ander mede te deelen omtrent de
„Vereeniging voor Armenzorg en tegen
Bedelarij", van welke ik de eer heb voor
zitter te zijn.
Twee zaken' bedacht ik daarbij aan-
- stondsik dacht, dat onze vereeniging,
spijt 'haar 22-jarig bestaan en haar tim
meren aan den weg, nog voor te velen
een onbekende schijnt te zijn ik hoop
uit nader aan te toonen, mijnheer de voor
zitter en dat ik dus een nuttig werk
zou verrichten, geheel in den' geest yan
de Armenwet en in de lijn van den Armen
raad; maar tevens dat dit werk misschien
mijn kracht wat zou te boven gaan, want
ik ben niet spreker van aanleg.
Nu ik tot het houden dezer eerste voor
bracht wij verwachten immers, mijn
heer de voorzitter, dat zij straks door an
dere zal worden gevolgd do vereerende
uitnoodiging ontving, ben ik eenerzijds daar
voor erkentelijk, maar doe anderzijds een
beroep op de welwillendheid van mijn ge
hoor.
Reeds heb ik aangestipt, dat onze Ver
eeniging 22 jaar bestaat en toen ik mij
zette om over haar geschiedenis wat op
te stellen en terug ging naar vervloget)
jaren, schrok ik even op. Menige naam,
aan haar geschiedenis verbonden, was uit
het boek der levenden geschrapt, ik zag
mij zelf van jong tot over den middel
baren leeftijd gekomen, en intusschen had
onder mijn. handen dit werk maar schaars
gedijd. Met eenigen huiver vroeg ik mij
af, of ik, de dagen der jaren mijns levens,
om met den Prediker te spreken, alle en
tot alles zoo weinig voldoende had kun
nen besteden.
Gelukkig behoef ik die vraag niet hier
te beantwoorden. Wel mag ik in verband
met het onderwerp even over mijzelf spre-
ken.
Nauwelijks 21 jaar, wel jong dus, werd
ik geroepen tot het ambt van Diaken bij
de Evang .Luthersche gemeente te dezer
stede. Men is dan met te weinig menschen-
kennis en wereldwijsheid toegerust. Niet
minder was men destijds te weinig ge
schoold en oefende men het ambt van ann-
verzorger uit, alleen door ervaring leerend,
wat tot schade moest zijn voor den arme
en de armverzorging beide. Tot theoreti
sche vorming bestond toen echter weinig
gelegenheid. De tegenwoordige tijd biedt
gelegenheid, ja, stelt welhaast als eisch,
dat men nader kennis neme van de onder
werpen, het vraagstuk der armenzorg be
treffende. Scholen, cursussen en geschrif
ten bedoelen hierover meer klaarheid te
verspreiden en willen de beoefenaars vor
men.
Enoch, ik mis de jongelingschap, of zie
ik verkeerd? Moet de ijver der jeugdigen
worden beteugeld bij den stormloop op de
eere-betrekkingen in de armenzorg?
Wel kan de jeugd wat onbezonnen zijn,
wat hard van stal loopen, maar bij haar
is toch de frischheid, de geestdrift en de
duif.
Wat zouden talrijke instellingen gebaat
zijn met jonge krachten; wat zou in menig
bestuur een andere wind waaien, uit oude
reglementen nieuw leven bloeien. Want re
glementen zijn dood, papier en. wat druk
inkt, maar de geest van hen, die er voor
hun gedragingen de leiddraad in vinden,
die geest moet er boven uit leven.
ITet was in* het jaar 1885, dat onze Dia
conie een merkwaardig stuk ontving, een
soort proclamatie, welie in opdracht van
het op 18 Januari 1883 te Uti echt ge
houden congres, met het doel orn de be
langen van onze nationale armenzorg te
behandeïen, was opgesteld. Het bc^.usel
werd aldus omschreven:
„De particuliere armenzorg moet zich
„beperken tot personen, die zoodanige
„voorzorgsmaatregelen hebben genomen,
„als men met inachtneming van hun ont
wikkeling en-van den kring, waarin zij
„zich bewegen, van hen mag cischen."
Schoon dus meer in het bijzonder be
doelende de particuliere liefdadigheid in
betere banen te leiden, troffen mij, de
diaken, de frissche en gezonde denkbeel
den daarin, verkondigd, en meer bewust
weid mij, hoe verkeerd de sleurbedeeling
was, welke ook ik meehielp uitoefenen en
niet zonder invloed bleef de strekking er
van op het werk onzer Djaconie, al kon
niet aanstonds alles wordpn gewijzigd, ai
schoot tot veel onze kracht en onze wijs
heid tekort.
Mrjn en anderer belangstelling voor een
gezonde armenzorg was gewekt en de ge
schriften der RotteTdamsche „Vereeniging
van Armenzorg", aan welker hoofd nog de
zelfde man staat,1 die haar in 't aanzijn
riep en wiens naam onafscheidelijk zal ver
bonden blijven aan de verbetering van
armenzorg In Nederland,* wekten ten slotte
enkelen 'op om ook hier de particuliere
liefdadigheid in nieuwe en betere banen te
leiden. En zoo kon het gebeuren dat in
November 1891 na veel voorbereidend
werk, Boor een tiental ingezetenen een cir
culaire „Aan onze stadgenooten" werd ge
richt, met het voorstel tot oprichting eener
„Vereeniging tégen Bedelarij".
Als de dag van gisteren herinner ik mij
die bijeenkomst op 7 Januari 1892 in 'de
groote zaal van Musis Sacrum. De cir
culaire was ruim verspreid en in de cou
ranten waren alle belangstellenden opge
roepen. De zaal was eivol. En daar zaten
ze 'op de eerste rijen, bekende typen van
de straat, bedeelden van alle kerkgenoot
schappen. Zóó was het niet bedoeld ge
weest, we hadden ons vergist. Maar er
waren ook anderen die uit belangsetlling
waren 'opgekomen en onder deze waren
krachtige bestrijders van het beperkt ar
beidsveld en enkelen hadden veel bezwaar
tegen 'den naam. Waarom zoo vroeg
men „tegen Bedelarij" en waarom niet
„vóór Armenzorg"
Nu stond één zaak bij mij vast en hier
van "had ik mijn medewerkers mogen over
tuigen: wij moesten niet oprich.en een
„neutrale diaconie". De armenzorg toch,
voor zoover zij niet zaak van de Bur
gerlijke overheid was, behoorde naar haar
aard tot de kerken en kerkgenootschappen.
Een toeslag op hun bedeelingen te geven,
was 'niet het noodigste; wél propaganda
voor betere denkbeelden omtrent armen
zorg, 'gelegenheid tot het verkrijgen van in
lichtingen, bestrijding van bedelarij.'Beper-
king en nauwe omlijning van onze taak,
leek ons eisch van goed beleid en voor
waarde xot slagen.
De naam „Armenzorg" zou dus licht mis
verstand hebben gewekt en gezocht was
naar een meer juiste, welk© tegelijkertijd
de Diaconiën minder onheilspellend in d©
ooren zou klinken, en* niet a priori ons
hun medewerking zou doen missen, want
samenwerking met de bestaande instellin
gen van weldadigheid was één der arti
kelen van het program.
De bedelarij was in die dagen als het
ware een plaag; bij drommen kwamen de
bedelaars met tram en trein van elders,
in sommige straten, ik noem het Broers-
veld, zag men er soms drie aan denzelfden
kant en zij hadden'a Is het ware hun vaste
klanten. Buitendien leverde de stad toen
getalen stakkers op, vrouwen en mannen,
die naar 't scheen op.geen andere manier
dan door bedelen aan den kost konden
komen. De ouderen onder ons zullen
zich nog herinneren de naman van Koos
'de Mier, de Schuddebol, Mich iel Sonius; 't
echtpaar Hompes en andere.
De voorgestelde naam leek ons daarom
als 't ware uitgezocht en een kernspreuk
tevens.
De tegenwerpingen van sommigen ver
hinderden niet dat tot oprichting der Ver
eeniging werd besloten, overeenkomstig het
voorste! de ontwerp-statuten werden aan
genomen en een voorloopig bestuur van
3 leden werd benoemd, dat opdracht kreeg
h(;t werk te beginnen.
Die eerste bestuursleden ledenJ. C. II.
Kramers, voorzitter; W. J. van Wagten-
donk, penningmeester; J. Leehner, secre
taris.
Zij vonden een armbezoeker van veel
talent in den heer F. Bijlandt, oud-Diaken
van de Ned. Herv. Kerk hier, en 200 leden
traden toe.
In de eerste algemeene vergadering op
2 Maart 1893 gehouden, werd het regle
ment vastgesteld. In de Volgende hoofd
punten werd het beginsel en werkplan der
vereeniging vastgelegd
a. het voorbeeld der leden om te geven
niet dan na onderzoek;
b. het vestigen eener openbare meening
d;it geven zonder voorafgaand onderzoek
schadelijk is;
c. het instellen van onderzoek naar liulp-
vragenden, en zoo noodig openbaarmaking
van den uitslag;
d. het bevorderen van afdoende hulp
aan die het verdienen;
e. het verschaffen van raad, aanbeve
ling ryi zoo mogelijk van werk;
f. het bevestigen van bordjes;
g. het streven naar samenwerking met
andere instellingen van weldadigheid;
h. beperking der werkzaamheid tot stad
genooten
en zij gelden nog.
't Voorloopig bestuur werd hevea >gd en
o. m. kon worden gezegd, dat do »r be
middeling van 't bestuur Hompes e i zijn
zijn vrouw, Moezeline Kee, die voora, mik
punt voor de onbarmhartige straatje gd
was, in een gesticht waren onder gehrach'
Dat het niet alleen de nieuwe bezems
waren die schoon veegden, mag blijken uit
het feit, dat allengs heel wat straattypen
en ongelukkigen werden bezorgd. Een heele
schoonmaak werd gehouden, wat ons de
sympathie van velen deed verwerven Het
Best rui* opende een lijst en veizamelde
daarop de toezeggingen tot bijdragen van
hen die gewoon waren in aalmoes-vorm
te geven aan den stakker wïen deze be
moeiing betrof, van de milden die nooit
en nergens ontbraken waar viel wel te
doen, van bet kerkelijk en burgerlijk arm
bestuur, en klaar was Kees.
Onze vereeniging was in zulke gevallen
slechts middelaar en streefde er naar zoo
danige hulp te bevorderen, dat behoeftigen
niet behoefden te bedelen. Dus geen bedee
ling, geen toeslag op bedeeling van anderen.
De openbare meening bewerken, o. a.
door verspreiding van geschriften, die ge
zonde denkbeelden over armenzorg kon
den wekken, ziedaar een ander punt van
het program. In het tweede jaar van haar
bestaan verspreidden wij een geschriftje, ge
titeld „Armenzorg", van de band van Dr.
later professor II. U. Meyboom. Het
bedoelde o. m. te loeren, dat geven nog
geen weldoen is en in de harten der
menschen te griffen de spreuk uit, oude
dagen: „Uw aalmoes zwcete in uwe hand
totdat gif weet, aan wien ge zer geeft".
Het waren de slotwoorden van oen oud
christelijk geschrift, vermoedelijk uit de
tweede eeuw, vóór weinige jaren onder het
stof eener kloosterbibliotheek terug gevon
den en aan de vergetelheid ontrukt, waarin
gewaarschuwd werd tegen de valsche ar
men.
Er ~i? niets nieuws onder de zonnu
in de twintigste eeuw geldt deze waar
schuwing nog; zonder toepassing van het
beginsel: „ondersteuning niet dan na on
derzoek", is geen goede armenzorg denk
baar.
De jonge vereeniging, die dit voorstond,
moest dus de gelegenheid tot onderzoek
openen en voor het inrichten van haar
inlichtingen-dienst vond zij den steun van
een oud man met een jong hart en jeug
digen ijver. Men kan den naam van den
schranderen, hulpvaardigen F. Bijlandt niet
losmaken van dien onzer Vereeniging. Als
diaken der Ned. Herv. kerk, bekend met de
praktijk der armenzorg, haar deugden en
gebreken, bekend tevens met armen, hun
verzwegen en voorgewende behoeften, man
niet kennis van menschen dus en met men-
schenkennis tevens, was hij der Vereeni
ging, die hij belangeloos zijn diensten bood.
van onschatbaar nut. Hel informatie-bureau
is tot op dezen dag een der belangrijkste
werkzaamheden gebleven. Elenige cijfers mo
gen dit aantoonen.
In 1892, het jaar der oprichting dus,
werden 39 information genomen, welk ge
tal in 1894 tot 101 klom, om miet schom
melingen to dalen tot 47 in. 1903. Plotseling
stijgt het dan weer in 1904 tot 110, om
deels door de seiert 1905 tot ons gerichte
aanvragen der „Commissie later Veree
niging tot vérstrekken van warm voedsel
aan behoeftige schoolkinderen", nog te klim
men tot 675 in 1911. In 1912 waren het
664, in 1913 602 information.
Reeds in het eerste jaar onzer werkzaam
heid werden de bekende bordjes aangeschaft
mlet den naam der Vereeniging en het rand
schrift, dat ons devies mag hoeten: maar
aanv'aiiMjjW kofnldejn. we er slechts 80
plaatsen. Vooral de winkelstand scheen des
tijds bezwaar te hebben en te vreezen, dat
hieruit zou worden opgemaakt ©en gemis
aan barmhartigheid.
Allengs scheen deze vrees te wijken en
werden do bordjes gevraag!, doch tegen
woordig zijn ze vrijwel in onbruik. De oude
zijn nog aUerwego bevestigd, dikwijls aan
huizen vroeger door leden der Vereeniging
bewoond, maar nieuwe worden niet meer
gevraagd, nu de bedelarij zieniior oogen is
vennindéncL Deze propaganda heeft stellig
haar nut gehad.
Zooeven noemde ik u het geschrift van
Dr. Moyboomi dat door ons was verspreid;
daarbij lieten wij het niet Van denzelfSden
geleerde verschoen een kort geschrift over
het „Verzekeringswezen", dat in 1896 wterd
verspreid, terwijl wij in 1904 alle armver-
zorgers en bij armenzorg belanghebbend©
personen toezonden een exemplaar van het
als vlugschrift uitgegeven artikel „Posi
tieve en negatieve armenzorg" van Me
vrouw MullerLulofs.
Maar ook hadden wij in 1893 aangeschaft
en gratis Ier beschikking van 4© leden ge
steld „Paris qui mendio", „het bedelend
Pai-ijs", in 't oorspronkelijk en in de IIol-
landsche vertaling. Dit boek van den Sena
tor Louis Paulian (een goed bekende van
onzen stadgenoot den heer E Bitter, die
.neermalen met den hoer Paulian in gezel
schap is geweest), was juist verschenen en
Imd groeten opgang gemaakt. De schrijver
die als bedelaar gekleed en gegrimeerd, liet
leven der Parijsche beroeps-bedelaars eenigc
maanden heeft meegeleefd, toekent even
göestig als treffend het bedrog in al zijn
vormten en schakeeringen en wijst met cmst
op het euvel, ivaaraan de milddadigheid der
gulle en rijke wereld hoofdstad mank' gaat.
Tientallen millioenen offert het miKddadi^
Parijs tot leniging van den nood van armen
en ongelukkigen; Paulian loont aan hoe er
een lek is in de buis, waardoor deze miLLi-
oenen vloeien uit de beurzen der gegoeden
naar de hand der behoeftigen. Aau'ilat lek
zoo zegt hij slurpen de „faux pau-
vres", de valsche \armen, zij'die armoede
voorwenden, maar niet arm zijn; en liet
is do plicht Van allo weldenkendem, dit lek
te stoppen. En zooals ik u zoide, Paülian
sprak uit ervaring, hij had als bedelaar ver
momd ondier hen geleefd, hun taal gespro
ken, hun nachtverblijf gedeeld, cm ze be
spied in al hun laagheid en in al' hun;
vernuft
En wat in Parijs waar is in het groot,
is hier waar in het klein. Ook" in ons
land hebben enkelen het gevaar en do wal
ging getrotseerd om het publiek de 'oogen
te openen en de verslagen onzer Vereeni
ging geven voorbeelden, hoe 't zelfs hier in
deze kleine stad toeging-
Maar op do exemplaren van dit merk
waardige boek is toch geen storm geloo-
pen, o neen, en allerlei boeken en tijdschrif
ten, in opvolgende jaarverslagen ter lo
zing den leden aangeboden, werden met
rust gelaten.
Het meeste nut hebben mogelijk gehad
do kleine stukjes, welke wiij aan de plaat
selijke bladen mochten inzenden. Het aan
wijzen van een bedrieger heeft menigmaal
geleid tot zijn smadelijken aftocht en on-
mogelijk gemaakt zijn-meermalen z.g. col
lecten voor armen van alle gezindten, die
toen nog niet door de plaatselijke over
heid konden worden gestuit.
Trouw aan het reglement is het publiek
voorgelicht, de openbare meening voor het
beginsel bewerkt. 1
Reeds dn 1894 werd de behoefte gevoeld
aan oprichting eener vaste „commissie van
bijstand", waartoe het reglement de gele>-
genheid bood. Het was namelijk al spoedig
gebleken, dat een groot deel der gezinnen
naar welke navraag werd gedaan, niet het
meest of in het geheel niet waren te hel
pen met stoffelijken onderstand, maar door
terugkeer tot reinheid, matigheid en ar
beidzaamheid. Ongunstige rapporten, welke
de handen voor deze minderwaardige ar
men deden 'gesloten blijven, verscherpten
vaak hun list, verhardden hen in 't kwaad,
maar verbeterden hen zelden. Zulk werk
kon op den duur geen voldoening geven.
Wel verre van te gelooven, dat allen zou
den zijn te helpen, behoorde het toch te
worden beproefd, met die waar ©enig uit
zicht was op slagen.
Maar ook in andere gevallen, waar het
rapport gunstig luidde, in 't bizonder die,
waar armoede nog was te voorkomen of
bestaande armoede grondig was op 1e hef
fen^ bracht dit weinig of soms niets bij
tot duurzame verbetering. Het bestuur ineen-
de dit werk van tact en geduld, van moed
en overleg, aan geen betere handen te kun
nen toevertrouweh dan aan die van de
vrouw. De nieuwe neven-instel ling werd
het „Damescomité tegen armoede" ge
noemd. Haar werd groot zelfbestuur gege
ven en vermeden zou worden alweer het
terrein der kerkelijke armenzorg te betre
den door 't geven van bedeeling of toeslag
op bodeeling en steeds zou worden gehan
deld in overleg met de bestaande instellin
gen van weldadigheid. In die dagen werd
veel gesproken over het Elberfelder stelsel,
dat ik in zijn hoofdpunten bij u bekend
veronderstel. De verdeeling van een stad in
wijken en het vormen van wijk-vereenigin-
gen, het beperken van 't aantal gezinnen
door éénzelfde lid te bezoeken, waren pun
ten ervan, welke wij in toepassing brachten.
De oprichting zou echter niet mogelijk
zijn geweest, hoe groot de behoefte er
aan bleek te zijn. ware het niet, dat veel
vrouwen en meisjes aan onzen roepstem
gehoor hadden gegeven.
Geen der tegenwoordige of vroegere leden
van' dit Comité zal zich tekort gedaan
achten, wanneer ik in dit verband in het
bijzonder twee namen noemmevrouw Vis
serSonpeveld en mevrouw Van derWieerd
Van Gerrevink. Was de laatste de ijverig©
secretaresse, die de oprichting, mee bevor
derde en het moeilijke beginwerk dapper
aanpakte, de eerste was de presidente, die
door haar tact en zedelijk overwicht het
verband wist te bewaren en door haar
helder inzicht het Comité aan ajn bestem
ming wist te doen beantwoorden tot do
dood haar ontrukte aan haar gezin, en
aan de maatschappij.
Want dit is juist het mooie: zich te
geven voor de gemeenschap, maar niet te
verzaken de plichten thuis.
Onze tijd mag roemen als geen tijd te
voren op de persoonlijke toewijding van
mannen en vrouwen uit alle kringen der sa
menleving, werkzaam in het belang der
publieke zaak, inaar zooals elke zogen tot
een vloek kan worden, is ook hier te ivroe-
zen dat velen daarbij voorbijzien de plich
ten in huis en dat men eerst een goed
huisvader moet wezen en dan een goed
staatsburger.
Maar komen wij op ons Damescomité
terug. Voor de jonge krachten, die zichjiad-
den aangemeld, was het aanvankelijk een
heele teleurstelling, dat zij maar niet voor
het vaderland weg konden geven en gift
ten uitdeelen in gezinnen, waar dezeoogen-
schijnlijk goed gebruikt konden worden. Met
zekere gestrengheid moest aan de beginse
len do hand worden gehouden en vele
van de jongeren zagen zich teleurgesteld
en hun geestdrift bekoelde liierdoor alras.
Verscheidenen verlieten het vaandel1, maar
vast omlijnd bleef het doel: voorkoming
van, opheffing uit armoedeen ook de mid
delen waren aangewezen; op den voorgrond
zedelijke steun en eerst stoffelijke hulp hij
strikte noodzakelijkheid. Elk der werkend©
leden kreeg een reglement met verklarenden
tekst bij elk artikel' en zóó heette het hier,
dat werd uitgegaan van de gedachte, dat
het meerendeel der arm© gezinnen niet al
lereerst waren te helpen met geld, doch 4
door aankweeking van die detigden en ge
zindheden, welker gemis de oorzaak dar
armoede en ellende was.
schiedamsche courant