Schiedamsche Courant. De werkelijkheidssteea. Mo@de?schap< Uit het Indische leven, „Waarom dl Hollander maar niks zeg". TWEEDE BLAD (Zaterdag 30 Augustus 1919, No. 16146). Zoolang er nog verschil zal zijn tu&sohfea praktijk en theorie, zoolang men onder de onbesoliaafden en jongen maar ook onder 'de meer ontwikkelden en ouderen cn zelfs onder de oudsten, goniaalsten èax ge- voeb'gsten, menschen zal hebben dio 'dit verschil niet inderdaad, kennen, die to vrijer teugel aan hun critiek 'op het bestaande laten naarmate zij minder beseffen hoe moeilijk het is hun plannen, die in theorie beter schijnen, in de practijfc ook beter te doen zijn, zoolang zullen er wereld- hervormers zijn, die mot onvoldoende be sef van de ingewikkeldheid en van de on overzichtelijkheid van liet maatschappelijk teven methodetjes gaan zitten bedenken om dat maatschappelijk leven te hervormen en te verbeteren. En zoodra men aldus aan liet ineenzetten van nieuwe systemen gaat, is elke aanra king met de werkelijkheid overbodig. Men gaat niet uit den weg voor meres ettelijke, kwalen en fouten, men construeert zich' een een eigen, nieuwen paton t-toekomst-inensch', die men in deze toekomst-wereld z'ic-h laat bewegen naar een nieuwe zedelijkheidsleer, apart ook alweer geconstrueerd voor dezen menscli. Ja langzamerhand 'zelfs richt men met alleen deze nieuwe maatschap pij in naar de wijsheid, die men aan de critiek op de bestaande maatschappij ont leent, doch omgekecid vervormt men ook' zijn critiek naar "den toekomst-staat, die men zich hoog in de wolken gebouwd heeft. En als er nuchtere bedillers komen, die u willen duidelijk maken, dat uw'toe komst-staat wel mooi is, doch rd'et past op de gewone hienschelijke eigenschappen, dan ligt de weerlegging dadelijk voor de liand: de ilucht'Van de toekomst-staat is zóó ge zond, (dat mijn menschen op slag heel veel anders len heter zullen worden dan nu. la Ide allernieuwste toekomststaat is nu zelfs teen in twee trappen. De eerste trap is zoo afschuwelijk mogelijk: tyrannic, ver nietiging van elke vrijheid, doodslag, bur geroorlog, hongersnood, enz. Doch' achter die perste trap komt een tweede, welkte de meuschlieid eerst zal kunnen bereiken na de loutering, van 'die bel. Maar die twee de toekomststaat, die zal dan .ook zoo heerlijk blauw, rose en goud zijn.. liet (zou ontzaglijk bespottelijk zijn, als het niet zoo de werkelijke waarheid was, als niet nog dagelijks honderdduizenden en millioencn de dupe waren van dergelijke dwaasheid; dia bijna 2500 jaar geleden de groote Aristophanes al heeft op de kaak gesteld tevergeefs. Het ©enige wat men kan doen 'tegen 'die ziekte, die thans weer woedt als nooit te voren, is naar de waarheid trachten, ;aan (btetrdkkelipqa ikieinigbe(.len, die door de menigte beter kunnen worden waargeno- jmen, to demons hoeren, dat hét niet wijze len maar dammaren zijn, die aldus proplre- teei'eu. Ilct gemakkelijkste gaat dat betrekkelijk nog met do dagbladpers. De meeste her- vormers zitten eigenlijk met liaa.r ia dem' taaag. De bewonderaars van het trekkdn van de geheel© productie aan diein staat, weten er al geen wieg prlee. En Hu, geven zij dat natuurlijk niet toe, makten er allerlei mooie theorietjes omheen. Doch' do nuch tere waarheid blijft, dat, nis .do staat al macht gaat krijgen, hij hoe graag hij dat wellicht ook zoo willen van de pers niet kan afblijven. Do pers wordt staatspiers. De ciritiek verdwijnt. Ifet recht op het hebben van een eigen mteening wordt volstrekt illusoir, aangezien mep. die meeaing toch biet kan uiten. De absoluut verdwaasden, die laatstelijk den getrapten toekoms telnat heblxto uitge vonden, zullen ons natuurlijk Verzekeren, Naar- het Engelsdhi van FLORA ANNE STIEEL. Door T. de R. Nadruk verboden „Een man kan nooit geheel staan op het standpunt vair een Vrouw, eVemnin als een vrouw ooit dat van een man werkelijk kan begrijpen; ik wil jullie, collega's, eens iets ver-tellen wat ik gedurende mijn cam pagne in Vlaanderen heb ondervonden, iets, wat wij vakmensohen op bet eerste gezicht misschien zouden betitelen met nerveus, hysterisch en wat toch' eigenlijk ten slotte niets anders is dan heel mewootn menschelijk." De dokter'deed een paar trekjes aan zijn pijp ten Vervolgde: „Ik zag haar voor 't eerst huiten een verwoest dorp, waar de Duitschers op hun gewone manier aan den gang Waren geweest. Ilct was voor wie haar 'zag hleusch niet noodig te vragen, wat haar- overkomen was. Het is onmo gelijk de uitdrukking op 't gelaat van teen vrouw, die 't allerergste heeft moeten on dergaan, mis te verstaan. Er is éénvoudig •geen^ uitdrukking meer op zoirin gezicht. Het is absoluutfJecg, als dood. Ze kroop rond op een hoop verbrokkelde steenen, die eens het hoogaltaar van een dorpskerk hadden gevormd, ten ik lileriinner me. dat bot rrfij opviel hoe de g^Jcruisigde Ohiristus, die nog op een sfeeneu kruis hing1 boven haar hoofd, nog niet zoo'm uitdrukking van ontzettende ellende droeg, als de figupr, die aan «ija Voeten lag geknield. Op het een© gelaat was 'de bevrediging, die olkfe zelf opoffering geeft; pp het andere niets dan leen hopelooste leegte. Z© was nu niet precies een jong mteisje. Meer se,en groote, flinkie, jong© Ylaamscfae dat de pers, rtadat zij een mtenscfienlevenl is afgeknepen gewéést, pl-otsoling weer In nieuwen bloei zal herrijzen,dat dan weer ineens uit het conflict der meerlingen die waarheid zal verrijzen, dio men eerst een jaar of 40 achter tra.lies heeft gezel la- wille van de tyrannen, die dan ineens lammeren gelijk zullen worden. Doch ieder ander zal begrijpen, wat een ramp. het zal zijn als iedere vrije meeningsuiting, iedere critiek, zelfs de meest opbouwende, met geweld zal worden gesmoord. "Wil men trouwens eens zien, hoe die verhouding in de toekomst zal zijn, dan heeft men maar naar de landen te kijken, waar in de laatste tijden revoluties geweest zijn. Het eerste wat de mannen van het nieuwe licht, de algcmoeue beschaving, de triomf der demooratie doen, blijkt te- zijn het uitdraaien van lfet licht der pers. Rij de relletjes in Duitschland was <Jal d© eerste daad der bevrijding. In Hongai-ijej hetzelfde. En zooals gewoonlijk in de zen tijd .spant Rusland hier de kroon. Zoo radicaal de mannen van Len in daar dit licht hebben uitgedraaid Weliswaar is dat niet van den beginne af aan geschiod. (Wij ontleeuen de Jrier volgende 'gegevens aan een artikel vim Alfred Stroiszlor in de Köln. Z.j Eerst pro beerde men het met preventieve censuur. Toen met het verbieden van het opnemen van advertenties, wat' ten slotte -ook' weer niet hielp: Het abonnement werd eenvou dig duurder. Toen ging men aan het ver bic den van bepaalde oppositiebladen. Doch dat ging ook niet. Wat als Utro Rössiji (De Morgen van 'RuslandJ gisteren verbo den word, verscheen heden als Sarja Rössi ji. (Het Morgenrood van Rusland.} En als oók' deze courant weer verboden weid, ver scheen des anderen daags de Ranneje Utro (De Vroege Morgen). Toen ging men aan het vernielen en aan hét bedreigen van dé personen. En Zoo had men bét in Juni of Juli 1918 zoover, dat de laatste vrije courant verdwenen, was. Het licht was uit Er zijn nu alleen nog Sovjet-couranten. Dagbladen in duodecimo, maar dan toch dagbladen. Daarin komen allereerst de vele afkondigingen der Sovjets. Dan een artikel ter bewondering van de Sovjet, ter be strijding van de „contra revolutie" of ter aankondiging van do algemeen© wereldrè- voiutie. Verder nog enkele bolsjewistische berichten, soms ook tendentieus buiten- landsch' nieuws. Eefn tbeatercritiak over een bolsjewistisch' stuk en klaar is Kees. D. i. t. z. "hét blad "der blad-en, de Iswjestija, beter: Üe Iswjestija Sowjeta ïa- botsch-'ch' i soldatskich deputatow (De Be richten van do Sovjet der Arbeiders- en Sol- datenvertegenwooT'digersj "bestaat nog en heeft zelfs nog oan rubriek: „Kleine "Ge breken". Die rubriek is de veUighéidaklep voor lied Sovjet-Rusland. Daar mag men "dan in klagen, wanneer men als bolsjewiek ergens te lang lreeft moeten wachten, hét water niet voldoende was of het huis wat koud. Doch reeds ove'r zulke zaken te kla gen is niemand geraden, die niet vast in het bolsjewistische zadel zit. *Eernstiger critiek wordt niet geduld. De rubriek heet niet voor niets: „Kleine Gebreken". In Februari. 1919 beeft men een oogen- blik kunnen hopen, dat de toestand beter zou worden. Do regcoring liet konten tijd een. orgaan van de mtenschawikt (sociaal democraten) toe. Doch al heel gauw wordt dit weer vorbodeu, als afschuwelijke steun voor de coufcra-reivolutie. En sedert is het licht voor goed weer uit. Het is niet oninteressant te weten, dat in den tijd, toetn men met hét vernieleri der dagbladpers begon, de letberzètbei-s de groote kracht waren, die Zich met hand en tand tegen deze onderdrukking verzet ten. Tevergeefs. "Mien wilde ook vair deze intellectuelen (de bchiaudersle werklieden natuurlijk) niets hooren. En nu is bét in Rusland goed donker. Dat is nu do duisternis, waarnaar de propbeten van toHtomststuten streven! vrouw met een langen, rechten neus en dikke vlechten van geel baar. Uit de over blijfselen van wat eens haar toilet bad uitgemaakt, meende 'ik te moeten besluiten, dat ze' vroegen fi<ovice was geweest ia het verwoeste Mooster, dicht iu de buurt. We konden daar- natuurlijk niet "blijven om notitie van haar te nomen. Er zat dus niets anders op dan door te rijden. We haddon hfet druk die week en ik zag niets meer van de vrouw en zo was ook eigen lijk hoelemaal uit mijn gedachten wegge gleden, totdat ik op «jon avond er op uittrok, hopend iets to vinden van den ar men - luitenant, dien we nriste-n. Ilij was gevaarlijk gewond drie dagen géloden, maar, alhoewel er eiken avond oen troep uitging om hem te zoeken, hadden ze hém toch niet kunnen vinden. Ilij was oen gioot vriend van me geweest ea ik deel "dus al wat in mijn vermogen was om hem tö vin den. Hot .was een van dio half-donkfcrc nachten, waarin je toch "genoeg leunt zien cn bovendien had ik' mijn olectrische lan taarn. liet slagveld rvas bezaaid mét lijken, hoofdzakelijk van Duitschers, maar 'hier cn daar lag er toch ook een van onze jon gens tusschen. Toen ik oven voor me uit keek, zag ik oen lichtje, dat telkens ver scheen en dan weer verdween en. "dichter bij komend, zag ik, hoe Lot do gedaante van een vrouw was, die zich over eiken dooden soldaat heen boog en hem recht in 't gezicht keek, al maai- door, van den een naar den ander. Zo was zoo itr beslag genomten hierdoor, dat zie 'niet eens be merkte, 'dat ik achter haar stond, Lot ik mijn hand op haar arm legde en bij liet schijnsel van het eleotriscli lampje her kende 5k hot gezicht van do jonge vrouw, die ik, als met een versteende uitdrukking op haar gezicht, bij! hét criculx had ge vonden. Ze scheen verschrikt en maakte ee(n af werend gebaar. „Ik doe geen kwaad," zei Ze in gebroken Fransch, „ik kijk alleen Hl. Het verhandelde omtrent de overplaat singen brengt me ahp van zelf op de hotels. En nu begin ik met ie verklaren, dat er weinig zaken zijn, waarin men de snelle verandering in de Europeesch- Indische samenleving duidelijker heeft kun nen waarnemen dan ia het hotelwezen. Om het maar met één woord te zeg gen: Zoo slecht als de Indische hotels een dertig jaar geleden waren, zoo goed zijn ze. althans op de voornaamste plaat sen, tegenwoordig. Laat ik trachten de beide toestanden tegenover elkander te plaatsen cn ik zal daartoe weer gebruik maken van eigen ervaring. Den 6en Juli 1889 zette ik voet aan. wal te Tandjong Priok en op aanraden van kenners nam ik een kamer in het Hotel der Nederlanden, toen het eerste Hotel van Weltevreden. Het Hotel, als 't u- belieft. Jk kreeg een kamer, waarin oud en gebrekkig meubilair, een waschstel met barsten en scheuren, en niets op den vloer dan een matje voor het ledikant. Is het wonder, dat mijn vrouw en ik elkander vreemd aankeken? Een Holland- sche keuken was beter gemeubileerd. De rijsttafel was goed. Des middags deden we ons eerste In dische middagdutje men "went daar prachtig aan en daarna zaten we thee te drinken in de galerij voor de kamer. Het uitzicht op een soort park. Dat was heM. Maai- o, wat een gezicht! Ei riks van ons lag in een luierstoel een logeergast ook zijn thee te slurpen. Zijn kabaja open, liet een behaarde borst zien en voor hem hing aan een lijn een nat flanelletje. Rechts van ons zat een echtpaar. Ook daar aan een lijn een flanel, een corset en andere kleedingstukken. liet was geen gezicht. Toen vroegen we ons toch af: Waar zijn we nu"eigenlijk beland? Maar het zou erger worden. Den 15 Juli gingen we aan boord van do Karang om over te steken naar Borneo. Van die merkwaardige reis, die ik nooit vergeten zal, vertel ik later wel eens. I-Iet is nu om de hotels te doen. Den 19en Juli lagen we aan de steigers te Pontianak en namen we onzen Intrek ia het eenige hotel. Het eenige hotel, d. w. z. als hel den reiziger niet bevalt, mag hij heengaan. Vrijheid, blijheid. Maar dan staat hij ook op de keien. Het moet er hem dus wel bevallen. De hotelhouder was een Kuster, d. w. z. iemand, die zijn leven lang daar op Borneo's westkust had doorgebracht cn behept was met de eigenwijze genoegzaam heid van hen, Qie niet anders kennen dan hun eigen omgeving. De tafel was niet zoo bijzonder, de kamer gelijk aan die in het llolel dei- Nederlanden. Maar o die zindelijkheid, of liever die onzindelijkheid! Toen ik 's middags thee zou- drinken, zag ik in het drabbige vocht, dat thee werd genoemd, iets onbekends drijven. Ik wist niet, wat het was en daar de hotelhouder juist eens kwam ken nis maken, op Indische wijze: Mag ik me eens voorstellen?, vroeg ik het hem. Tiet lakonieke antwoord luidde: Dat, o, dat is ooir kakkerlak. Visrh u clie er- maar even nfit. Als men nu weet, dat een kakkerlak hij voorkeur op de W.C. huist, kan men zich wel voorstellen hoe heerlijk we het daar in dat eenige liolel ronden. En dan die W.C. Ja, als ik daar aan denk! Onr de waar heid te zeggen, ik hen er heen geweest, echter zonder zaken te doen, om een "han delsterm te gébruiken. Naast het hotel woonde de heer S., ambtenaar voor Cliineesch© Zaken en die was zoo beleefd onr ons zijn gelegenheid aan te bieden, wat, dankbaar werd aan genomen. Dat was al het begin van onze ervaring over de Indische hulpvaardigheid. maar naar hem." En dit herhaalde ze doelloos, teenige nralen achtereen. Er was toentertijd lied weinig toe noo- dig om to zien, dat zo krankzinnig was. Ik bracht 'haar terug naar 't hospitaal, gaf haar ban do hoede van een 'pleegzuster over én raadde haai- aan, een verband om haar hoofd te leggen én haar voorloopig rustig te houden. Ik zag haar toen voor eerst niet meer; er was zooveel te doen. Maar ben week of twee later, toan ik in 't hospitaal terugkwam, was ao bezig met verhandrolletjes te maken. „Kirstsn in.aa.kt zich erg nuttig," prees de Zuster, toen We langs de jonge vrouw kwamen. „Haar vingers zijn wonderbaarlijk. Ze schijnt een van de beste kantklopsters te zijn geweest en nu was zo juist in 't kloos ter gegaan als novice, omdat zé non wilde \vohten. Ze schijnt een tamelijk goede opvoeding te hebben gohad." En ze was merkwaardig handig. IJanx fijne, slanke vingers gingen tusschen die warreling van draadjes door, zonder ooitt in zo verward te raken. En omdat zo zoo' fijné, handige vingers had, mocht zo ons, dokters, wel eens een-enkele maal1 helpen bij het verbinden. Ze had maar één ge brek. Ze was to nieuwsgierig. Eiken avond brachten we een menigte gewonde Duit schers binnen en ze was niet tevreden, vóór zie elk van ben roclrt In zijn gezicht had gekeken. En de zuster vertelde, dat zfó in haar vrijen 'tijd boel zelden sliep, maar altijd rondzwierf buiten, zeggende, dat do frissche lucht haar goed zou doen. Ik geloof niet, dat ze ooit .hei-lcmaal goed bij haar versland was, maa,r ïn elk'geval was zé buitengewoon bruikbaar. Het was de 15de van de maand. Nie mand van ons zal ooit dien dag vergeten, die ais een hel op aarde was. Omstreeks middernacht stond ik bij een gewonden Duitscher, die juist in hét hospitaal was binnengebracht. Het was oen lenappe, jonge vent nipt een lichte schram over zija ge- Ze is ons veel waard geweest in die paar- sombere hoteldagen te Pontianak. Ruim een jaar later zaten we in het Hotel des hides te Soerabaia. "Wc waren weer Bataria gepasseerd en nu vonden we het Hotel der Nederlanden prachtig. De vergelijking met dat op Borneo's west kust kan het dan ook schitterend verdragen. De hotelhouder van het Hotel des In- des, ook Marinehotel genoemd, zat 's avonds met zijn vrouw aan het hoofd van de tafel. Onder het diner werd de post gebraqht. Alles kwam bij den baas, die aan het sortceren ging en dan met luide stem distribueerde. Een commando Mem, alsof hij nog hij stormweer op den brug stond. De brave was oud-gezagvoerder. Alzoo Kammar Nommero tiga poeloe tiga (Ka mer no. 33) en verder: Kamer 15, Kamer 22, Kamer 37, enz. Wie een van de genoemde kamers be woonde stond op en ging zijn brieven in ontvangst nemen. Dat was nog zoo onaardig niet, al was het wat ruw. Toch was er veel goeds in dien tijd. Menig oud officier of ambtenaar herin nen; zich met groote dankbaarheid het Javaholel en de eigenares daarvan, Moe der Spaanderman, zooals ze genoemd werd. Ze was een ouderwetsche goedmoedige ma trone. Als daar zoo'n jonge man met of zonder echtgenoote was komen aandrijven uit Hol land cn den eersten dag vrij platzak zat te kijken, als iemand, die zijn oortje ver snoept had, had moeder Spaanderman hem gauw in de gaten. Dan kwam ze bij hem zitten en de ratel kwam los: „Wel jongen, dat bevalt je hier nog niets hé'Wat een soesah ook! Heb "je dit al, moet je dat nog hebben? Scheelt er wat aan? Zoo hen je hang, dat het hotel te duur is. Maak je niet ongerust hoor, dat komt later wel terecht. Maar laat je nu niet afzetten- hier. Weet je wat, je moet nog een bed en klamboe en dit en dat hebben. Ik zal er wel voor zorgen. En kom nu stx-aks eens een beetje bij me zitten, dan praten we eens over je familie en over andere dingen." Die goede vrouw heeft menig ambte naar en officier door de moeilijke eerste dagen heen geholpen. En als-het Indische hotelleven tegen woordig up to dato is, dan moeten we toch ook wel zeggen, dat zoo iets tegen woordig toch niet meer voorkomt. Men komt nu in een moderne omge ving. Alles is prima. Ilct hotel nieuw modisch, schitterend. Komt men avonds buiten de deur en wandelt men wat langs Noordwijk en Rijswijk of door de Fransche buurt, dan voelt men zich als in een lichtstad, met prachtwinkels. De panloffei- parnde is ür vollen gang en bij Versteeg of Stam en Weins zitten gezellig honderden menschen. Zeker, dit is een omgeving voor p'eizier-reizigers en die vinden het er best. Maar de/ jonge man, die zijn carrière moet beginnen, natuurlijk nog een groo- tcn afstand heeft door te leven voor hij zijn maximum salaris te pakken heefL, vraagt zich af, hoe dat nu moet "met zijn betrekkelijk armzalig inkomen. Ilij voelt zich al heel weinig op zijn gemak. En als hij dan dezen en genen eens spreekt en prijzen hoort, verneemt, hoe een Euro peaan zijn leven zoowat inricht, als hij zijn eerste inkoopen gaat doen in de toko's, ja, dan wordt hij weemoedig, noen eigen lijk zwaarmoedig en hij zon zuchtenLeef de Moeder Sj) a a n d o r m a n nog maar. Hij zon dat zuchten, als hij van de goede vrouw gehoord had, wat natuurlijk niet het geval is. Er was, om kort te gaan, vroeger iels gemoedelijks in de Indische samenleving en dat vindt men thans in de groote plaatsen niet meer. Daarvoor moet' men verder reizen naai- de binnenlanden. Maar dat is nu juist de groote font van vele jongelieden, dat"ze dat heel mo derne zoo verkiezen. Ze voelen zich er door aangetrokken als de mug door de kaarsvlam. Zc mcenen, dat het in die binnenlanden zoo slecht is err vraaen om zicht. Een hom had hém vroeselijk toege takeld, een diepe, levensgevaarlijke horst- wond veroorzaakt. Ik had niet Vee! lijd om hom te verbinden; ik deed dus wal 5k kon, begon het verhand te leggen en liet de rest aan Kirsten over. „Zal hij blijven leven, dokter," vroeg ze. Er was iets in haar stem1, dat mij deed opkijken, toen ik haastig antwoordde: „Dat hangt er van af. Als er 'nog eens zoa'n bloeding komt, zal hij zeker sterven. Nooit eerder in mijn Iraalo leven heb ik zoo'n uitdrukking van vreugde gezien op het gezicht vair een vrouw; er was bijna Iets angstigs in. Maar 'ik had geen tijd onr langer daar over na te donken. Ik moeM weg naar anderen, die iu dien racht wa -cn binnen gebracht en mijn Hulp noodig hadden Maar het vrees©!ij'kste gedeelte van dien nacht volgde nog. Een bom was gesprongen in do bovenzaal; do zuster en verschillende patiënten waren gedood; het was alweer klaarlichte 'dag, vóór ik tijd had gevon den, haar den gewonden Drntschcr te gaan kijken. Ik vond hem met Kirsten naast liem geknield; zij zag er uit, alsof ze zelve gestorven was. .liet verband was ér af en haar heide handen had ze letterlijk in zijn Idicpe borstwond gestopt. Ik lean u niet zeggen vrat die fijne, slank© vingers van haar eigenlijk hadden bewerkt. Ze had den jman liet loven gérod, hbnr bewaard voor Doodbloeden. Hij was nog buiten ken nis en feitelijk was zij dat ook. Haar vin gers 'waren geheel verstijfd, nadat zie uren lang 'dczélfd© plaats hadden gedrukt. Toch', toen men haai- wegdroeg, draaide ze flauw tjes jhaar hoofd om cn vroeg: „Zal hij blijven leven, dokter?" En weer kwam die rdtdrukking van bijna onheilige vreugde op haar gelaat, toen ik weifelend mijn hoofd schudde. Maai- ik had ongelijk. Hij was leen raspaard fijn, maar sterk car hij bleef leven. Toen !zag ik Kirsten niet mieer gedu- piaatsing op de hoofdsteden. Maar ze ve ten nief, wat ze doen. Laat het op die binnenplaatsen wat min der zijn, laten de hotels nog maar ouder- welsch wezen zindelijk zijn ze tegen woordig wel, heter dan vroeger maar het is er voor haren (nieuwelingen in Indië) beter om het Indische leven te beginnen. Over het moderne hotelwezen een vól gend maal. A. v. Vv. Uit di Hollandse dagbladen lees ons, dat de Belgire regeering een stuk van di Hol lander zijn land wil afneem. Hulle* raas machtig en wonder ons een beetje di Hol lander maar niks zeg. Di Hollander laat maar aldoor hulle stee nen huis door di helgise dagbladen (met klip pen bombardeer, al is di huis sterk, als dit een beetje lang duur, gaat toch di vensters en deuren kapot. Waarom bombardeer di Hollander, dL glazen huis waarin di Bel- gise regeering woon, ook niet een beetje met klrppcn? In een land, waarin een klom pje mensen (die Firma Van der Grootbekke Co., wat in di oorlog naar Holland, England en de Riviera gevlucht het en zich daar dikpens geëet het, en dag voor- dag, onder een lekkere zoopje dnizende Duitser het afgemaakt), 5 millioen Vlanr- se mensen ah slaven behandel, wat goed genoeg is geweest 4 jaren in di modder te vecht, wat geen scholen het en geen mooie job kan krij, is nog banje wat te verbeter. Het lijkt voor ons dat di Hollander di mensen van di Nederlandse stam maar een beetje moet steun en help en hulle vertel dat hulle niet alleen di plicht 'het voor di vaderland te sterf, doch 'hulle ook rech ten heb en hulle niet moet bank wees voor mensen wat het als hulle plicht be schouw voor di vaderland te blijven leef en daarom gevlucht het en zich dikpens geeet. Anders k-m di dag dat di Firma Vair der Grootbekke en Co., di vlarnso mensen met di Hollander laat vecht, is dan 2 vliegen ur één klap. Dat is in do N. R. CL een brief van Pa, van een bekenden Afr.kaalaséhen ,,Pa", aan zijn zoon in Nederland. De vraag van Pa, waarom „di Hollander maar nlfcs zeg", is inderdaad gemotiveerd. Waarom houden wij ons zoo bovemnensclie- lijk kalm. Waarom oogsten wij deswege be wondering in Danschlan.d. verwondering in Zuid-Afrika? Er is op deze vraag niet één antwoord te geven. Er zijn er, dunkt ons, verscheidene Doch het loont de moe.te die vcr-cliillendc verklaringen eens voor ons zelf te genen. Want wat is de kwestie? België wil ons in vollen vrede groo'e stukken land afhandig maken on d iust daarbij niet terug voorde moesl ongehoorde middelen tegenover ons, die toch op zijn minst altijd goede huren geweest zijn. Wij laten dat alles begaan, schrijven daarover wel eens kalme dagbladar k.l n. Do heirokken landstreken winden zich met reden erger op, zanden rekesten en tele grammen. Doch het overige Nederland zwijgt. Wat is daarvan <le verklaring? Allereerst, naar iiet ons voorkomt, dat wij ons niet voor buitenlandsche pol'tiek interesseeren en daarover gein oordeel heb ben. "zelfs als die politiek' ons ongerept volksbestaan zoo iraakt als deze. Da.n, oradat wij over het geheel nogal onaandoenlijk', weinig opgewonden zijn. Vervolgens, omdat wij weinig gevoelen voor mise en soêne, voor de noodzakelijk heid onr tegenover do Belgische beweging ©en eigen beweging te stellen. Dan omdat wij zoo ijs el ijk objectief zijn, dat ur nog mensohm ten onzmt. gevonden worden, die wel meenen. dat <te Belgen niet zoo heelemaal ongelijk hébben, die niets weten van alles, wat d© Belgen ons in het verleden al hebben aangedaan, van rende langen tijd; want den volgenden morgen was zie spoorloos verdwenen en niemand irist waarheen. Het was zieker bijna, ruim ©en jaar later, dat ik in een van dio landelijke plaatsjes kwam zoo dicht irr do vhuriuiie .gcüegan, die zoo ongeloof dijk liggen daar, waar de menschen alle mogelijke dingen bedanken op Gods aarde pn onder zijn hemel en op zijn zee Om elkaar ta dooden. ik zag een appelboomgaard; dicht beplant met hreede boo men; een oude man" met witten haard zat daar en in do schaduw van een der boomou zat een .groep vrou wen kant te kloppen,, kindoren speelden om haar heen meL. splinters van bom men bil loog© hulzen van kogels. Toen 5k langs kwam, stond een vnji do vrouwen plotseling met onr .gilletje op, holde naar me toe on hield rn© iels voor, dat in haar armen Had gelogen. Ilot was oen kind van oon maand of drie, viar. Een prachtig kind. Ik keek naar do vrouw. „Kirsten, hen jij hot?" vroog ik twijfe lend want haar gezicht was zoo le vendig nu. Zo gaf geen reclitstrcoksch' antwoord, maar mij boel diclit naderend," fluister de zc „Ilij, de man - leeft lrij nog, of is Hij gestorven?" „Hij leeft," ad ik kort. Zei stond een oogcnblik roerloos in het licht van do zon, onzeker wat te doem, alleen haar kindje nog inniger tegen zich aandrukkend. Toen zei zo langzaam: „Ik geloof dat ik blij ben. Illij was de vader van mijn kind." „Daarmee, mijne lioncn," eindigde de dokter rijn verhaal, „zullen we iu 'de toe komst rekening hebben te houden. Ze had aBes vergeten door en iu Haar kind, zelfs 'den vader." DEB

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1919 | | pagina 5