Uit de Tweede Kamer. Het begon alweer met een stukje van- Groenendael, en er was nog al belangstel-I ling voor de zaak, want bet was een pu bliek geheim, dat deze, bet tegendeel van populaire, afgevaardigde thans zou mede deel© n met wien hij te Brussel zijn inte ressant, maar desniettemin zeer ongepast gesprek over de Liinburgsche quaestie had gehouden. En doodleuk, alsof hij sprak van een knus bezoek aau een van zijn tantes, vertelde de heer van Groenendael, dat hij met den Franschen gezant te Brus sel, de beer de Margerie, dit gesprek had gevoerd, hij wien hij „toevallig" moest wezen, omdat het Fransche consulaat to Luik hem hel pasvisum voor zijn voorge nomen reis naar Frankrijk niet mocht geven, maar hem daarvoor naar het gezantschap te Brussel had venvozsn. Hoe het daar kwam, dat hij door den gezant zelf werd ontvangen, terwijl de passenzaken bij elk gezantschap door een daarvoor aangewe zen ambtenaar worden behandeld, hield de spreker voor zich. En toen was de gezant, die bijzonder veel tijd scheen te hebben, over koetjes en kalfjes gaan rede neeren, en ook over ons land. en zoo kwamen de heeren vanzelf op de vraag van het zelfbeschikkingsrecht van Lim burg, en deelde do heer van Groenendael ïnee, dat een plebesciet niet ton gunste van Belgie zou uitvallen, en dit al'es was zoo onschuldig mogelijk, en zijn pas was gevisc-erd, en wat men hem ten laste legde gefantaiseerd. De heer Konten kwam echter in zijn kwaliteit van waarnemend voorzitter dei- Katholieke Kamerclub, deze idylle versto ren; met snijdende stem deelde deze mede, dat niet zijn gesprek met den Franschen gezant de oorzaak was van zijn uitban ning uit de Katholieke Kamerciub, maar dat met een andere autoriteit, die hem op het ongepaste van zijn démarches ge wezen had, waarop onze frissche vriend had geantwoord „dan zal ik mg tot andere personen van invloed wenden", wat hij dan ook, blijkens zijn mededeeling over zijn gesprek met den Franschen gezant, heeft gedaan. -De heer Groenendael werd hierop iets bleeker, dan hij reeds was, en bracht het slechts tot het stamelen van een: Ik ont ken, dat ik te Brussel bij eenige andere autoriteit geweest, ben. Gold dat alleen Brussel?, interrumpeerde de heer Scha per gevat, wetende met welken gladjanus hij te doen had, maar hot antwoord bleef hierop uit. En op de vraag van den lieer Schaper aan don lieer Kooien, bij welke autoriteit de heer van Groenendael dan geweest was. kwam ook geen bescheid; het was de&m onmogelijk dien naam te noemen, daar Sio hem onder absolute geheimhouding was medegedeeld. De heeren Schokking en Schaper vonden dat de zaak iliet zoo kou blijven, en de laatste riep daarvoor zelfs de hulp van de Regeering in, die meer schijnt te welen, maar de heer Ruijs de Beerenbrouck de heer Karnebeek was ook nu weer (bijvoor- dacht?) afwezig kou niets zeggen, zon der overleg met zijn collega van Buiten* landscbe Zaken. Hij verwees naar zijn tailing in de Memorie van Antwoord, dat „nog niet gebleken is" dat de heer van Groenendael in strafrechterlijken zin schuldig staat. Wij zouden Lescheidenlijk de Tv.--ee.ie Ka- mor in overweging willen geven deze dik huid, zoolang dat niet blijkt, maar te la ten voor wat hij is; ze heeft hem Inn genoegzaam laten voelen, hoe zij over hem denkt, en geene macht ter wereld is in na honden. Het kon. best zijn, dat dit gevoel biji haai' blijvend werd en dat ze zachtjes aam zich innerlijk van hem zou verwijderen. Deze gedachten, gingea door zijn hoofd gedurende hun conversatie, een conversatie, die bestond uit vragen, die zonder enthou siasme een antwoord, verwachtten en een antwoord in gelijke stemming gegevenHij begon werkelgk ongerust te worden Eens had hij Ruth noodig gehad, haar hederuaal noodig gehad, lichaam en ziel. En hij wilde haar houden. Ze was hem dierbaar geweest tot op 1 oogenbük, dat hij haar terugzag, een uur geleden. Met en bij haar to zijn ■was het groote verlangen van zijn hart geweest .Hij herinnerde zich hoe gelukkig ze altijd samen waren geweest en hij wenschte die gelukkige uren terug. Hij wenschte alles weer terug zooals he't ge weest was en dat kon nooit, Zoolang Ruth zoo koel tegen h'em, bleef, piet tgdelijjk, maar voor goed. Stone stond op en ging naast haar zitten en legde zijn arm om haar schouders. Ze weerde hem niet af, maar kwam hem toch ook niet tegemoet. Het was alsof ze hem niet in zijn oogen kon kijken, niet wilde kijken. Vóór hij wegging, hadden ze zoo dikwijls samen zoo gezeten, zwijgend soms, uren lang. Het was zoo heerlijk geweest en zoo goed. En nu trachtte hij haar dich ter naar zich toe to trekken. Maar zij be antwoordde het niet. Het irriteerde Stone. Hij kon het niet begrijpen. Wat was er toch? Kon ze na een afwezigheid van ne gentien maanden niet anders tegen hem zijn? En toen ineens, heersch, barstte hij uit: „Mijaar mijn hemel, Ruth, wat heb je toch? Wat is er toch?" „Niets, Stone, werkelijk niets. Ik weet het zelf niet. Let er maar niet op. Ik ben zeker zenuwachtig van 't lange verlangen. Heb maar een beetje geduld met me." „Arm vrouwtje 1" antwoordde hij teer. „Het is ook zoo hard geweest, is 't niet, staat hem, als hg niet wil, vóór 1922 te doen opstaan van een zetel, die toch zeker niet met rozen bestrooid is. Enkele bladen zijn in bun ijver, om de Kamer van dit „achtbaar" lid te zuive ren, zóó ver gegaan, dat zij op Kamerontbin ding aandrongen, maar bier liep het lmrt met het verstand weg, dat zou tonnen gouds kosten, en minstens een half jaar stagnatie in den wetgevenden arbeid veroorzaken, daar dan de kiezerslijsten met de vrouwen zouden moeten worden aangevuld. Wel wat te veel eer voor eeu heer van Groenen dael. j De Algemeen© Beschouwingen, waarbij de heer Rink terecht opmerkte, dat er in het tweede jaar van het parlementaire tijdvak weinig aanleiding is voor politieke beschouwingen, liepen in hoofdzaak over de financieele quaestie, de defensiequaes- tie en de socialisatie, dit laatste in verband met het feit, dat tegelijk met die Alge- meene Beschouwingen de motie-Maichant in behandeling kwam, om eene Staats commissie te benoemen om het socialisatie- vraagstuk te onderzoeken. Aan de motie van Ravestera, waarin excraez du peu, onmiddellijke nationalisatie van den grond en van alle hypothecaire vorderingen door confiscatie gevraagd werd, ric-1 niet meer eer te beurt dan zulk een nonsene- motre verdient. Dat de defensie en de financiën hoofd schotels waren is waarlijk niet te verwon deren, wat in de hoofden van die drie departementen, en in dezen tijd buitenge woon gewichtige departementen, hebben wij wel de allerzwakste leden aan het Kabi net. Daar is Alting van Geusau, die ver leden jaar zoo fnsch geluid liet hoeren, die toen ook overtuigd was, dat de we reld tusschen de keus staat: ontwapening o£ zelfmoord, en die thans met een mis moedig: Ik zou wel willen, maar ik kan nietop de proppen kwam, en met een goedigen glimlach in zijn Memorie van Toelichting komt vertellen, dat Nedeiland welvarend genoeg is, om 200.000 man op de been te houden, en dat zelfs niet voor tijdelijk maar voor goed. Welvarend geioeg! Viaag dat eens aan di.e tal van middenstanders, de meest be klagenswaardige lieden van de/en tijd, die de duurte op niemand kunnen ver halen, en de geen machtige organisatie achter zidi hebben, om steeds honger salaris te bedingen, d^o, als zij w'at over gespaard hadden vóór den ooiiog, dit wel dra ingeteerd zuilen hebben, en die zich met schrik afvragen, hoe of ze aan de telkens hoogere eischeu van den fiscus op, den duur zu'len voldoen. W el varema'genoog' Vraag dat eens aan zoovele gemeen.ten. waar de hoofdelijke "omslag reels eon percentage heeft b reikt, dat mm voor den oorlog eenvoudig onmo gelijk zou hobbe.i geacht, en die daar door hun crediet zóó zien geschokt, dat het plaatsen van een leren.ng, die nooit de laatste zal kunnen, wezen, de grootste moeilijkheden oplevert. Welvarend genoeg! Vraag dat aan den Minister van Financiën, die steeds op nieu we hel as tnigeu. zit to broeden, al mist hij dan ook alls vastheid 'Van lijn, zoodat hij zich aan den politieken hemel beweegt al> Phaetons kar. En dan 2 0 0.0 0 0 manOm leger, dat sleelits zijn neutral rei tspl icht kan vervui/cn, zal eve1', groot moeten zijn als liet Duit- sche, en dat, nu door de Duitsche ontwa pening de kans, om ooit weer tusschen twe-a oorlogvoerende mogendhelen te l.ggcn, tot eeu minimum is gereduceerd, zoo met voor jaren en jaien verdwenen. Waarlijk, dat Alting ven Geusau zoo iets neerschieef is niet bet ergste, hij, do oud overste vau den Genera len Staf, was een al te gemakkelijke prooi voor de militaire kaste, die met hand en tand de ontwape ning tracht tegen te houden, maar dat het ministerie ia zijn geheel, dat zoo goed den polsslag van dezen tijd bleek te ver staan, ïniet begrepen heeft, dat het met zoo'n Ooriogsbe-grooting niet kon komen aan-' zetten, is ons een raadsel, al is het dan aan do dramatische kunst, daarin gevolgd' ook helaas niet zeldzaam, dat de niet- doör zijn partijgenoot Scheurer. militaire ministers, als leeken op leger-1 I en vlootgobied de zaak der defense aan A d VM1 Financiën Iibeft hun colleges van Oorlog en Manne ptegen »d h vja IJzondoom eenige on- over te - laten. Wat thans voor Mm me aangenamo 0,Jgenlyi;uXI1 b3Zürgd, dIo ecI1. heelenmal geen zin heeft,tiaar de heer t alleszins verdiend waren Do sprekor Bijieve t op dat gebied, nmider dan kek bTOS toch dat Miinis;er de Vr.es met ge- is. V at to- ueaehl het mnusteiic bewogen d hoogte was van den Jinancieelen tam hebben dezen oud-associé van 0(,^bnk z Em noamt austoi De \iies m zijn molden op te ne-aaancie Ion to-stancl van ons land in men 13 even onvei&Luubanr. aJ5 waarom 9„>nnn*. hij de pouefemlk heeft aanvaard. |de hoo^t& mat® zor=Tnf?' **2^ J,, r i daarom een gcdwaaLen. Lening van 4oü Hg moest nu allang weten welken weg mioen aaa. Uitvoong zoo uitvo-rlg, dat (bij met onze Marine uit wil, en dat is hem in het Voorloopig Verslag van zgn begrooting zoo kras mogelijk gezegd. Maar het gaat nu in do eerste plaats om do wij er tot onzen spij niets uil kunnen over nemen, want men kan ia hot be.oog geen schakel missen, zetia de hoogleeraar uit een, dnt wij er niet zoo slecht Vóór staan, Oodogsbegrooting, welker verschijning een dat zou alleen het geval zijn, als do ge- storm heeit doen ontstaan, en zeer bepaal dehjk om te beginnen jn een groot deel der katholieke pers, waar ,m-en maar ai te goed begreep, wat indruk het zou maken, dat een katholiek minister vau Oorlog de wone uitgaven niet door de gewone ont- vang-,ten ged kt werden; do bui ongewone uitgaven loopen toch hoe lang zoo moer af. En nu is het wel waar, dat voor 1920 op de gewone ui'gaven een tekort van 39 jninteen is gemamd, maar daarbij moe- defensieparagraaf m het katholieke program twee- dingm niet vergoten worden;, i geheel verloochende, en dat hg de aanga-j de eer te plaa's da' de ontvangsten alyl nomen motie van den katholiek Bomans, ie 11 ag worden geraamd, in de tweede 1 waarin de Kamer zich voor onmiddcl- plaats dat er op Oorlog en Marine aan- dat lange weg-zijn van elkaar. Maar nu is 't alles immers voorbij? En we zullen weer gelukkig zijn, zooals vóór den oorlog. Toen waren we toch gelukkig, is 't niet?" „Ja, gelukkig," fluisterde ze terug. „Maar nu moet ik je kamer in orde gaan makrem Ik wist niet, wanneer je komen zou." Hij zag haar weggaan, de trap op. Hij s-zag haar verschrikte oogen in haar bleeke gezicht. Ze wag bang voor hem. Bang voor hem? Hg ging terug naar zijn stool en ging zitten, lusteloos en moe Van dal ocgenblik af vermeed ze hem zooveel mogelijk, ontweek ze elke gelegen heid om met hem alleen te zijn. En gedu rende den maaltijd, dien Ze beiden zwij gend gebruikten, zagen zij met vrees den langen avond tegemoet. Den volgenden dag bemerkte hij wel, hoe Ruth haar best deed gewoon te zijn, haar oude zelf te hervinden. Ze was vriendelijk, zelfs vroolijk, als hij naar haar keek, maar als ze dacht, dat hij niet op haar lette, zag hij haar strakke oogen, haar vreemden blik. En hij zag hoe hij haar weerzinwekkend geworden was. Het feit, dat hij teruggekomen was als haar echtge noot, scheen als een muur tusschen hen te staan. En zoo ging het eenige dagen door. Stone trok zich hoe langer hoe meer terug. Hij trachtte haar te ontwijken en haar op geenerlei wijze aan te raken, zooaljs -zjj dit wenschte. Ruth zelf liep met behuilde oogen door het huis en voor beiden waren 't da gen van de diepste, innerlijke ellende. Twee menschen, die elkaar liefhadden en elkaar toch niet konden bereikten. - En omdat ze, angst hadden samen alleen te worden gelaten, gingen ze beiden met graagte in op het plan van Stone, om zijn oude grootmoeder een tijdje te loges- ren te vragen. Ze beschouwden haar een beetje als een reddingsboei, waaraan ze lgke ontwapening had uitgesproken, naast zich neerlegde. En het js nu zoover ge komen, dat het hoofd van het kabinet, ver gezeld van zijn collega van Oorlog, zich naar de katholieke Kamerclub heeft be geven, om met haar over het geval te contereeren, en dat doet ons genoegen, want daaruit blijkt, dat ze den ernst van de zaak mzien. En om de vraag, of de katholieke Kamerciub in deze zal blijven staan, gaat het; zij .heeft de beslissing in de hand, ai waaideeren wij natuurlijk, dat bg Links van alle kanten de aandrang kwam tot bezuiniging, zelfs van den Vnj-Libe ralen leider, den heer Visser van IJzen- doom, van wien men tot nog toe gewoon was gansch ander geluid te vernemen. Gelukkig kwam ook een gezaghebbende stem van Rechts, en wel die van den hoer Kolkman, de oppositie tegen de Oorlogs- begrooting versterken, daar hij zich teleur gesteld voelde in zijn Loop, dat de minister de man zou zijn, die den ouden sleur door een nieuiv stelsel zou vervangen, waarbij hij terecht opmerkte, dat niet zoozeer hin derpalen van buiten te vreezen waren, dan de tegenwerking van hen, die in het oude zijn vastgeroest. Met groo te klem drong hij aan op besnoeiing van de Oorlogsbegiootmg, vat voor ons bet ben ijs is, dat in de katholieke Kamerciub de groep-Bomans een glansrijke |Overwin- ning heeft behaald, en het zal wel zoo loopen, dat bij de Memorie van Antwoord op de Qorlogsbegrootmg man den wensch van de Kamer zal worden voldaan. Niet aan den wensch van de geheele Kamer De heer Rutgers, opvolger van den heer Van der Voort van Zijp, als voorzit ter van de anti-revolutionnaire Kamerclub (wij weten met of de laatste vrijwillig dan wel gedwongen afstand van de regeering der club heeft gedaan), bleef de Kuype- liaansclie leer getrouw, om nooit van ont wapening te willen weten. Nu niet en nooit met; onze Lieve Heer hoeft rare kostgan gers enchristenen. .Men snoet de vindingrijkheid bewonderen, waarmede do hoor Rutgers wist to oonclu- deeren, da.t loet edndcrjijar lager is dan vroeger, en dat do ooriogsuitgaven per centsgewijs grander de.l van-de to- taa.hu(gaven zijn dan vroege% maar do heer Kolkman liield hem met die vondst terecht veer bet lapje, en zoi dat men den Neder- lamdselien buiger nooit aan het verst mdi zou kunnen biengen, dat 54 millioejn - „>n- der is dan 40. De heer Rutgers mierde verder nog wat over de lijkverbranding en die subsidie zich wilden vastklampen, om niet te veel te moeten lijden onder elkanders tegen woordigheid. Het was de avond vóór grootmoeders komst. Ruth kwam naar hem toe met bleek gezichtje en bevende lippen. „Stone, het spijt me zoo, dat ik je ver driet doe," zei ze smeekend. „Verdriet doe? Noem je dat verdrieL d-oen, als je een niansch kruisigt?" „Kruisigt, Stone? En boet ik zelf niet?" „Jij, Ruth.?" vroeg hij vriendelijker. Dat ontdooide haar cn ze zei dingen, zooals alleen een vrouw, die lijdt en lief heeft, ze zeggen kan. Mannen zijn zelfs in oogenbhkken van droefheid vee] geslotener en terughoudender; er zijn dingen, die de diepste emotie zelfs niet over him lippen zal krijgen. Vrouwen, van nature verfijn der van ziel, met diepten, die lang voor anderen onbekend blijven, breken alle ban den, wanneer zij eenmaal op het toppunt van haar emotie zijn gekomen en zeggen alles, spreken niet uit haai hersens, maar uit haar hart en durven die dingen ba uiten, die een man zou vreezea te zeggen. „Het is verschrikkelijk," zei-ze. „Maar ik geloof, dat ik niet meer van je houd. Ik wou, dat je niet bij me was terugge komen. Niet dat je daór moast zijn ge bleven, maar dat je niet bij mjj was terug gekomen. Ik weet niet hoe hei komt. Ik weet alleen, dat het zóó is." „Is er soms een ander?" vro^g hij aar zelend. „Een ander?" Ze was verbaasd. „Absoluut niet,"- zei ze eerlgk; dat was een nieuwe gedachte voer haar. „Hoe kom je daaraan?" 1 „Och, zoo maar. Eigenlijk omdat _ik niets van ie begrijp." „Niemand kan dit begrijpen. Al dien tijd, dat je weg was, heb ik a.an je gedacht, naar jè verlangt, en gehoopt, (eiken dag, meikelük kan en dus moet worden, be zuinigd. En de emclusie was, in dezen tijd nu de belas'ingb© aiarioèerendag meer op een uitgoknep in o troon gaat gelijken, verblijdend spreker zag gren raden tot onmiddellijke belasting verlioogmg En hij waar-chundo teg-n eon to grooe ruimbo va.n geld voor den Minister van Financiën, hetgeen on^ lis inn-rde aan Ivotkman's be kende: Houd dia mott~chen kra.p, m ge ven toch tot de laatste cent ui'; m hij vonjl dat te meer- noodig nu da lijd voorbij was, dat de Kamer scherp con troleerde, of de voerges'e'de uigaven wel noodig waren Do heer Rink gat daarbij nog den goeden raad wat zuiniger huis te houden, maar dat is en blijft altijd een van de vrome Wen- sclien in de woestijn, er werd met geld gesmeien, er wordt mot geld gesmeten, en er zal met geld gesmeten worden. Het is goed riemen snijden van andermans leer, en dat wordt aan de Departementen vrij wel tot lijfspreuk genomen. Men schept er daar behagen in, zooals de heer .Rink het sarcastisch -uitdrukte, alles te schrijven op de allergrootste vellen papier en 3/t daarvan ongebruikt te laten. En zoo het met het papier gaat, gaat hot met alles; de Slaat is dubbel zoo duur uit als Ide particulier. De felle redo van den Christen democraat Staalman over hot gemis van Christelijk karakter van het ministerie, dat. zich nergens in openbaart, deed ons vra gen of deze forsche bestrijder van Dr. Kuyper, die zoo'n groot doel had in den val van dien .Minister, op zijn ouden dag weer in diens schuitje komt. Ook deze spre ker kraakte geducht af over het liooge cijfer der Oorlogsbegrooting. De heer Fles- kens hield eene zeer interessante- rede ovetr den nood der gemeenten. En de heer van de Laar, dle> meer en meer van die weëe soeiaJerigheid blijk geeft, die er op uit is steeds te toonen, dat men de arbeiders nog meer liefheeft dan dat de sori aal democratie ze jiemint, kwam met de ver klaring dat de sociale wetten van dit Ka binet al heel weinig waarde hadden, en dat was volgens hem niet te verwonderen, om dat dc Roomseh-Katholieken als staatspar tij nooit iets groots tot stand zullen kun nen brengen, omdat zij een kerkelijke partij zijn, en dus aan bandon Kggen, en toen kregen wij daar tegenover eene ver heerlijking van het Protestantisme, die in de Kamer niet op hare plaats is. Deze spreker, die -lang niet van welsprekendheid is ontbloot, offert telkens weer aan de phrasecologie, waardoor zijn invloed zien der oogen vermindert. De lezer oor-deele zelf. Do heer van de Laar eindigde zijn rede als volgt: „Er moet zijn een kosmisch Christendom. Het is als een vuur, een geweldige kracht, als nieuwe wijn, die niet uitgestort kan in oude zakken. Fiat jusfi- tia percat ïmmdusl Die van Qmoj-i belijdenis voegen er aan toe: Sob l8 gloria. i **0 Een vriend van ons zou zeccen -a.,, uitroepingsteekens. v':5' Tau heel wat meer belang was'fl» d-evoering van den democrntLscben revolutionair, den heer Schouten die zeer gedocumenteerd betoog hield ri de socialisatien, om to bewK/en Hol mand, ook da S. D. A. p. ró&t zoo 5 als hare partijgenoot©!! eldera, weten "f| daaronder verstaan moet worden Tr j zeer verschillende opvattingen daarvan als de social .salie zoo opgevat wordt'»)! dat je komen zoudt. Hemel, Stone, zóó was het. Ik heb nooit aan een ander ge dacht, alleen naar jou verlangd. Ik dacht, dat ik je nog liefhad, zooals ik je altijd heb liefgehad en ik was zoo gelukkig. Eu toen ik dicht bij je was en je me kuste, had ik wel willen schreeuwen en wegloopen. Het ,was alsof ik jo niet kende, alsof ik je nooit eerder had gezien, alsof je heelemaal een vreemdeling voor me was. Ik kan het niet verklaren. Ik ka.n het je alleen eer lijk vertellen. Ik had iemand lief, die maan den geleden was weggegaan en een totaal vreemde kwam terug, een vreemde man, aan wien ik gebonden was, gebonden 1 En die vreemde man, die was teruggekomen, was mijn .echtgenoot! Stone, je zult het niet kunnen begrijpen, maar het was vree- selijk. Ik schrok er van, dat ik je vrouw was. Ik was bang voor je," „Maar mijn hemel, Ruth, waarom?" „Ik weet het niet. Tenzjj het was, dat je weg was. Of misschien heb ik je nooit liefgehad en me dat alleen maar verheeld en heeft je afwezigheid me dat getoond. Misschien is ook dat wel heelemaal niet zóó. Ik zou ergens willen zijn waar ik jou nooit moer zou kunnen zien. Niet om dat je iets hebt gedaan, Stone. Je bent altijd good en lief en zorgzaam voor mie geweest. Daarom is 't zoo slecht en wreed van me, En ik weet dat wel. Ik zooi veel liever je nog liefhebben. Maar ik kan niet. Het is de verschrikkelijke waarheid, ik kan het niet. En ik kan je niet in mijn nabijheid velen." „Arm kindje, wat ben je overstuur. Wat wil je dat ik doen zal? Zal ik weggaan voor goed. Zullen we scheiding aanvra gen? Wil je dat?" Verschrikt keek ze h'em aan. „Een schei ding?" „Ja, als je zoo tegenover mie staat, lijkt ine dat d© eenige oplossing. Maar ja door den heer Van der \Vaerle wou! daan, rnf. als een middel om de artól, verspilling van het systeem der \rihcm currenti-e tegen te gaan of te doen 7' llwgnen, "dan behoeft men, koo nicA do heer Schouten terecht op, geen socite democraat te zijn, om daan-a,a voorstal', te wezen. Verder kwam hij met den aZ sten nadruk op tegen het prikkelen 1' den arbeider, waaruit niet dan ellenio» verbittering voortkomt, terwijl wij'do» samenwerking tot opvoering der prolnZ moeten komen. Met deze rede heeft de h®ar Schouten getoond, dat hij* inderdaad een aroo'o aanwinst is voor da miti-revoiulioim-fl Kamerfractie. Maar het groote evenement was de recV van Mr. T.o als Ira; op 12 November ïgjg was hij op dezelfde plaats aan het woei! om propaganda te maken voor de mó hitte, op 12 November 1919 stond hij d^r' wij zouden haast zeggen, als een parienW tan- lam, dat uit do hand eet Geen on vertogen woord kwam, uit een wok tionair oogpunt bezien, uit zijn mond. ze!|3 neemt hrj de positie aan van vei-jruia door te klagen pver „ophitsing tegen ih S. D. A. P.", en geeft hij als zijn opinie te kennen, dat de ook o. i. wel wat te vtl ijverige revoluliebesbijler, de Limburgsclu kapitein Graafland, in *s Lands 'belang moest worden opgeborgen. Maar van eenig ex cuus over hetgeen, hij dezen lande°ml3- deed geen spoor, en een booge toon ova wat er verzuimd was door de Ro»e?- ring, en iets minder hoog over de sociabsi- tien, waarbij hij wed den heer Schoutei trachtte te weerspreken, maar ten slottj toch ook moest erkennen, dat bij no" m/t precies wist, hoe die socialisatie r? zon uitzien en zou moeten uitzien. Het ware, daargelaten dat het nobeler zou geweest zijn, ook handiger van dei heer Troelslra geweest, als hij ook maat met een 'enkel woord, ja, zelfs met een enkele toespeling, zijn spijt had te ken nen gegeven over het gebeurde van ter- leden jaar. Dan ware hem wellicht de on- aangenamo opmerking van den heer Rut gors gespaard, dat dc heer Troelstra niet meer die positie heeft in dit Parlement om Hp zoo hoovaardige wijze te sloffen over hetgeen zijn partij gedaan heeft." En dan ware hij nief; int üb handen gevallen van den heer Merchant, wiens dag nu eenmaal niet goed is, als hij geen sociaal democraat heeft verslonden, en voor wien do leider van de S. D. A. P. een konings maal jifs. Hij gaf den heer Troelstra go- lijk, waar deze het niet goed noemde, ook niet voor de Roomsch Katholieke Staats partij zelf, wanneer zij munt 'blijft slaan uit hot gebeuide in 1918. Maar dat hel juist Mr. Troelstra was, die deze oprr. t- -king maakte, was volgens spreker het re wijs, dat deze leed aan atnnaesle. En toen klonk het snijdend: Het komt meer voor, dat beklaagden, die wegens een ot ander misdrijf, terecht staan, lijden aan arrrnac- sie; zij herinneren zich van het verleden niets meer. In hun jeugd zijn zij dan in het ruim van een schip gevallen, en heb ben zij de hersens gelaedeerd, en zijn dan aan die ziekte onderhevig. Soms is do her innering van het geheel© verleden afge sneden, sioras zijn er op de film van hel 't is waar, we hebben eigenlijk geen van beiden een geldige reden voor een schei- „Misschien kon ik weggaan?" Bevend, schuchter zei ze het. Tranen liepen langs haar wangen en Stone had haar wei zóó in z'n armen willen nemen. Zo was zoo. jong en zoo bedroefd. Maar hij durfdeniet. Laten we nu in elk geval nog niets beslissen." Stone herinnerde zich hun wederzijdsclie liefde, hun wederzijdsch geluk ook in elkaar. '„Laten we nog wat wachten, tot we ec beiden zeker van zijn," zei hij zacht. „Goe den nacht, Ruth," zei hij toen ernstig en liet haar alleen. Er zat niets anders op. Negentien maro den van scheiding hadden hen van g®jic den vreemden gemaakt. Niemand h;i schuld. Ze hadden dat geen van bsioen gewild. Wat anders zat er op dan af to wachten en te trachten of or voor ten beiden nog iets van geluk viel to redden. Grootmoeder Jowett kwam en bleef c' 'j tijd. Zij was Stone's grootste steun g®^5 vóór hij Ruth kende en ook nu merk-- ze al heel gauw wat er haperde, al ware man en vrouw in haar bijzijn veol na nr lijker dau wanneer ze samen waren. 2e a een lang en^ intiem gesprek met Stone e raadde hem'aan voor eenïgen tijd van te gaan. Ruth zou zich zeker daar opgelucht voelen en zichzelf zijn. En toen hij na een dag of twaalf e 8 kwam, bespeurde Ruth ©en verschil in zj manier van doen. Hij had haar geen gegeven, alleen een hand en gedroeg 21 als gast in eigen huis. Een groote rozen had hg meegebracht. Verder was den heelen dag uit en ze zag hem een paar avonden in de ypeek ®n te- droeg bij zich beleefd en vriendelijk, w,£«i'^s3>Q3xiM*r^r*r-aov*^ia^ dna;rnnfl?vr VArafnnn mnraf "&t flnnr h*wr Van \\t~ ding'" 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1919 | | pagina 6