3 Schiedamsche Courant. De jonge boosdoener. iliiiiiyiiyiiiiiiiiiiiiiiitiiiuiiiiiiiii TWEEDE BLAD (Zaterdag 27 December 1919, Ne. 16245) BlMEAljASi) De zeeramp bij Noordivtjk, Uit Noordwijk aan Zee schrijft men ons: Do logger „K. W. 47", schipper J. Ros was in den nacht van 14 Decombler met een lading van 21 last haring op weg naar IJmuiden en koerste eenige uren na mid demacht ongeveer voor Noordwijk. Een sterke bries, welke nu en dan tot oen storm aanwakkerde, stond bijna recht op de kust en deed de zee hol staan, terwijl bet nevelige weer verhinderde de seinlichten der vuurtorens te zien. Door oen en ander schijnt men don koers te zijn kwijtgeraakt en juist toon de bemanning zich-door peilen op dc hoogte wilde stel len, waar het schip zich bevond, gebeurde reeds wat men vreesde en liep het vaar tuig met den voorsteven in den grond. Door bet onmiddellijk kappen der zeilen wisten 'de zeelui hun schip voor omslaan te behoeden, doch toen moesten zij een goed heenkomen zoeken in het want en de masten, want er gingen zulke hooge zeeën over het dek, dat het gevaarlijk was om 'daar te blijven. De volslagen duisternis belette denschip bteukelingen om te zien waar men zich bevond, en dus kon de bemanning niet anders doen dan in het want den morgen af te wachten, die hun misschien redding zou brengen. Daar hebben zij van ongeveer vier uren gezeten, terwijl de koude wind ihun bijna belette zich aan touwen en mas ten 'vast te houden. Een van hen, de ma troos A. Hellenberg, van Katwijk, sloeg van uitputting achterover en bleef met hei hoofd naar beneden in het want hangen! Zoo is hij gestorven, nog voordat redding kwam 'opdagen. Omtrent deze zeeramp, en haar voor de gemeenten Noordwijk en Katwijk droe| vige gevolgen, vernamen wij bij cns bej zoek op de plaats des onheils van eenigé der mannen, die aan de redding derschipf bteukelingen van de K. W. 47 hebben mede! gewerkt, nog een en ander, dat wij hiel weergeven. Het wakend oog van de mannen van het teddingswezen, onder leiding van den kaf pitein van de Noordwijksche reddingboot,? den 49-j.origen Jan van Kan, bespeurde tel kwart over vijven in den morgen ongeveer! dat er een vaartuig in nood was ruim? 2 K.M. van het strand. i Be wakkere mannen hadden spoedig dé Seddingbcot te water gebracht. Zij was be mand met Jan v. Kan, kapitein; Dirk Ad-, jnixaal, bootsman; Jan, Cramer, Hendrik ,Vink, L. Hellenberg, twee zoons van den' kapitein, Jan en Arie van Kan, de gebroe ders Nico en Willem van Beden, Arie Burjndam en C. den Hollander, in het geheel elf personen dus. De wind was bijzonder krachtig en er stoiid een geweldige hooge zee. Do bemanning zag, toen zij even voor zevenen zich door de felle branding heen naar het in nood verkeerend schip bega ven, dat de toestand der opvarenden kri tiek was. Het wrak ging meer en meer naai de diepte en de bemanning bevond zich in den mast, waaraan zij zich met vertwijfeling vastklampte. Nadat de beet door de branding was heengebracht, liet men zich naar hot wrak afdrijven. Van Kan gaf zijn orders, die prompt werden uitgevoerd. Bo bemanning der boot hield zich kra nig. Met verdubbelde inspanning ging men vooruit, men naderde immers meer en meer het doel van den moeilijken tocht; de red ding der manschappen van den zinkenden ïogbef. Aan eigen levensgevaar werd niet gedacht. 1 Van Kan ïiep de bemanning van den logger toe, dat zij zich kalm moest hou den, de lijn zou bun worden toegewor pen, de redding was nabij. 1 Op het moment echter, dat de bootsman Admiraal de dreg uitwierp, kwam midden in een felle windvlaag een hooge grond- zee op en wierp zich tegen de reddingboot, waardoor deze omsloeg. Het uitzicht op redding der schipbreukelingen was wreed verstoord en de ongelukkige manschappen in den mast zagen hun redders angstig .worstelen met de onstuimige golven. Allen lagen onder de boot. Van Kan Sr. kwam het eerst boven en riep den anderen toe moed te houden. Toen kwam er weer leen hooge golfslag, die de boot weer deed Omslaan, zoodat alle manen boven kwa men. De oude Jan riep: „Jongens, allen met den stroom mee zwemmen!" En zij zwommen zwijgend voort. Af en toe sprak de kapitein den mannen moed in, ook al voelde hij zijn krachten afnemen. Deze be gaven hem bijna, en zijn zoon Arie, die het bemerkte, zeido, om den meed te ver sterken: „Ik voel al grondI" wat niet zoo .was, want men was nog wel 200 M. van den wal. Deze uitroep miste echter zijn Uitwerking niet. Eindeljjk kreeg men werkelijk vasten grond onder de voeten en standen do mannen Vermoeid en verkleumd hij elkaar. Er werd appèl gehouden en al spoedig stond men voor de ontzettende waarheid, dat er drie mannen ontbraken. Be namen dezer .verongelukten zijn: L. Hellenberg, gehuwd en vader van 1 kind; SL Cramer, gehuwd en vader van 5 kin deren H. Vink, gehuwd on vader van 1 kind. Men vond er spoedig twee van terug. Het waren Cramer en Hellenberg. die met do drijvende boot kwamen aangespoeld. Alten meenden, dat zij nog leefden, en het eerste werk was de levensgeesten weder op te wekken. Kranige menschen toch, die, na zelf met den dood geworsteld te hebben en doo- delijk vermoeid zijnde, alles nog aanwen den om hun makkers weder tot het leven terug te roepen I Het mocht echter niet baten. Even later vond men ook het lijk van Vink. Men zag onmiddellijk, dat diens levensgeesten wanen geweken. Uit de gezwollenheid van sommige lede maten der dooden meent men te moeten opmaken, dat zij hij het omslaan door de boot getroffen zijn en daardoor eerder dan hun makkers den strijd om bet leven heb ben moeten opgeven. Men mocht echter om de dooden de levenden, die daar ginds in den mast van het wrak met vertwijfeling wachtten, niet vergeten. De zorg voor die dooden werd overge laten aan de menschen, die uit het dorp waren aangekomen, en Jan van. Kan. vroeg om vrijwilligers, ten einde met hem nog maals een kans tot redding te wagen. En er kwamen zich opgeven meer dan er noodig wanen. De mannen, die met hem den tweeden moeilijken tocht aanvaardden, mogen niet onvermeld blijven. Het waren Simon Ver loop, Piet Duijndam, de agent van politie Boon, jhr. Greven, Engel van Rooijen, Ja cob van Dutjn Lz. en J. van Konijnenburg. Het gelukte aan dit moedig zevental do bemanning te redden; één hunner kwam niet uit den mast. Hij bleek reeds bezwe ken te zijn. Deze werd later door deKat- wijksche reddingboot uit don mast gehaald. Onder de bemanning waren ook een paar knapen, die angstig riepen: „Red ons. Wij kunnen niet zwemmen 1" De oude Van Kan vertelde ons, dat bij bet genoegen had gesmaakt, deze joggies te redden en in de boot tusschen zijn knieën vast te hou den. De uitgeputte vis schors werden vrien delijk deer de bevolking ontvangen, van droge Moeren voorzien en onthaald. Maar onder de vreugde over de redding mengde zich droefenis en verslagenheid om den tragischen dood van drie oppas sende huisvaders, die zijn gevallen als slachtoffers van hun moeilijken plicht. Het gèheele dorp is er vol van. Onder de velen, die uit de verte het reddingswerk aanschouwden, was ook de burgemeester, jhr. Van Panhuijs, die met vele anderen de nagelaten betrekkingen met raad en.-daad bijstond. Ook de Raai van Commissarissen van de N.-Z.-Holl. Red ding-maatschappij kwam in den loop van den dag in het dorp. Allen prezen hoogelijk de kranig® hou ding van do bemanning der reddingboot, in het bijzonder yan den ouden Van Kan. En deze zelf deed gistermiddag alsof er niets gebeurd was cn was zoo monter, dat hij ongetwijfeld onmiddellijk weer ter redding zou zijn getogen, als het noodig was gebleken. Voor zoover dc Rijkszee-ongevallenwet en do N.-Z.-H. Reddingmaatschappij niet vol ledig voor de zorg der nagelaten betrek kingen van de overleden redders kunnen zorgen, zal zokcr de particuliere weldadig heidszin zich niet onbetuigd laten. Men zou zich daarvoor kunnen wenden tot den burgemeester jhr. W. C. van Pan huijs. Giften worden ook gaarne in ontvangst genomen door onzen stadgenoot W. Bon- gers, Lange Haven no. 3. Hoe spoedig zich de mare van de schip breuk en de redding heeft verspreid, blijkt uit het feit, dat de heer Van Kan reeds een telegram van gelukwensch uit Londen ontving van den heer Rahusen en met dit telegram nog vele andere van heinde en vdr. De nood bi Hongarije. Mevr. E. Clinge Fiedderns to Boo lap est schrijft o.m. het volgende aan de pre sidente van de Nedcrl. vereeniging van vrouwen voor duurzamem vrede, welke door bemiddeling van haar verschillende sub- oomité's een belangrijke zending k'eeren, lijfgoed, enz. heeft kunnen meegeren met den trein van 17 Nov. 1.1, „Er is gebrek aan alles; grondstoffen, Meeren, kolen, voedsel, medicijnen, instru menten. De meeste menschen zijn volkomen radeloos en zien de toekomrt fluister in. Woensdagmiddag en Donderdag (26 en 27 Nov.) werden de waggons, - welke wij uit Holland meebrachten, uitgeladen on in vrachtauto's van het ïtoode Kruis naar do opslagplaatsen gebracht. Van alle kanten werd ons verzekerd, dat el tiog niet zoo'n prachtiee zending Liebesgjaben ontvangen was. De groote hoeveelheid zakken (ik meen meer dan 800) zijn ondergebracht in een afdeeling van de opslagplaats van het Roode Kruis. Een comité van 36 dames heeft zich gevormd, onder wie de hier (renende Hollandsdie. Allies zal zoo spoedig mogelijk' uitgezocht en verdeeld worden. Alle dames zijn opgetogen over de prac- tische, in uitstekenden staat verkeerendo Moeren. Alom heerscht groote dankbaar heid voor de hulp, die Holland zoo spon taan en onverwacht aan het ongelukkige land gegeven heeft. "Gisteren bezocht ik met eenige Amerikaansdie en Engelsche heeren drip inrichtingen, waar do moe ders geneeskundige hulp voor haar kin deren krijgen. Be toestand, dien Wij daar aanschouwden, is ontzettend. De dokters staan eenvoudig radeloos te midden Van al die. ongelukkigen. In het kinderzieken huis te Nieuw-pest liggen de kinderen op stroo op den grond, omdat de matras-gen verrot zijn." 'Ernest Ludwig, consul-generaal voor Hon garije te Bern en president van de missie van het Hongaarsche Roode Kruis aldaar, schreef aan de vereeniging, toen hij juist uit Boedapest te Bern was teruggekeerd: „Onze kinderen hebben absoluut gebrek aan schoenen. "Zij kunnen niet meer naar 'school, omdat het te koud is om b'.oot- voets op straat te loopen; 2fiij zitten thuis, alle frissche buitenlucht ontberend, 'in een buitengewoon onhygiënische atmosfeer. Er zijn vóór nieuw jaar honderdduizend paar kinderschoenen noodig. Amerika en Enge land zijn, evenals Zwitserland, bereid om te helpen; wij zouden oneindig dankbaar zijn als Holland ook' hierin wilde helpen." fizmez.fu Eieawï. Nog esns de diamanten van den tsaar. De vorige week heeft, zoo men zich her inneren zal, de heer Kicerckoper in den Ams'erdainsch'en raad er op gezinspeeld, dart. f.'ot vaadsld Lisser in het bozit izou zijn van diamanten van. duistere herkomst, die hij tevergeefs zou hebben getracht aan den man te brengen. j Het Hbtd. komt nog eens op betgeeiri j de Tribune onder bovenstaand hoofd in 'tj krndden beeft gebracht, terug en schrijft: Gedurende de eerste maanden der vesti ging van de Sovjet-republiek in Rusland, werd door de communisten hier te lande, mot hun geestverwanten in Rusland don-5 tact gezocht en verkregen. Van haar leant steunde d e Russische regeering de revolu tionaire propaganda in "Duitedhland dn in Nederland met geld u:t de staatskas. En menige-, chèqrue op een van onze groote bankinstellingen heefb aan die propaganda liter te lande de middelen verschaft Deze wijze van steunen werd dit jaar mori'1 ijker. Lenin en Tro'zky hebben geen geld te mis sen, want niet alleen hun Hollajnjdseho geestverwanten, dodh' vooral dé Duiitsebb Snarteeïsben hebben groote sommen uit de Russische staatskast gébruikt Er werd nu iets anders op gevonden. Koeriers van "de Sovjet brachten door de Russische regee ring aeconfiskeerde .diamanten en juweel m over Dui'schland in ons land; en de bedra gen door verkoop Van die Weelde ariikelen verkregen. Worden tot liet voarize"ten van de "Communis! ïsche propaganda aaUgeWr-nd; Een van onze lan'dgenooteri, dool* zijn ver blijf in Petereburg met de So -jcteregeefTiderë bekend, 'en die ook onder bun bewind een belangrijken post had veriteld, is later naar ons land teruggekeerd, waar liij z:ch in een provincies'ad vestigde. Zijfi ©cihtge- noo'e, eveneens do bolsjewistische denk beelden toegedaan, hiëeft kortgeleden van hier uit cemge malen een bezoek aan Rus land 'gebracht. Zij kwam roeit geconfiskeerde diamanten en met diamanten bezette voor- wierpien terug. Op een van deze reizen (is zij op verzoek van de Haagsdhe politie, hij haar terugketast te Oldenzaal "aange bonden, idtech na fee® voorloojig verhoor te hebben ondergaan, kon zij-' haar thuisreis vervolgen. Er was namelijk niets strafbaars in, jlat zij diamante® in het land bracht. Bovendien, hoe men de zaak ook bezag,, er-was geen enkele grond aanwezig tot eenig getechMijlk optreden. In hoeverre nu speciaal" hét raadslid Lisser met diamanten voor hét békende doel werd begiftigd, is niet békend; maar een feit is hét, dat de laatste weken aan verschillende juweliers diamanten zijn te- koop aangeboden, waarvain. desgevraagd, de herkomst niet werd, medegedeeld. Apenbont. Do nieuwste versiering is te Parijs het apenhont Men ziet het overal als gaxneering in plaats van veeren, bloemen, passement, op allo mogelijke en onmogelijke Meeding- stukken. Het is afschuwelijk leelijk, maar mode en daarom draagt men het toch. Naar het Bnitscli i door GABRIELLE REUTER, do-or M. de R. (Nadruk verboden.) II (Slot.) „Ik zal kiert zijn", verhaalde Werner. „Gij weet, dat ik van eenvoudige afkomst ben. Mijn vader was monteur aan een machine fabriek dn een kleine Thüringsche stad;het was een strenge, eerlijke, vlijtige man. Als wij, kinderen, 't een of ander misdreven hadden, dan kregen ave een geducht pak ransel; hij noemde dat een goede opvoe ding geven. Hij" wist niet heter. Ik !was VOEDZAAM HEERLIJK VOORDEELIS ongeveer twee jaren op school, toen ik onder den invloed kwam van een. jongen, die Paul heette.'Ja, Paul heette hij ik zal den klank van dien naam niet ver geten, ai Word ik honderd jaar oud. Hij zat voor de tweede maal in mijn klas, was een heel stuk ouder dan ik, en wist zooveel meer van het leven, dat ik eene Van dag tot dag Minunende bewondering, ja een ware vergoding voor hem opvatte, Waar achter angst en vrees schuilden. Ik was overgelukkig, als hij zich verwaardigde mij op te merken en zich met mij bemoeide Wel moest ik menig moeilijke proef af leggen om zijn gunst te winnen. Zoo moest ik in het vrije kwartier tusschen de uren, terwijl de jongens op de speelplaats holden, ,weer naar de Mas terug sluipen en op het bord schrijven: „de meester is oen aap". Als er dan naar den dader gezocht werd, dan stond Paul op met een rustige waardig heid, die mij den adem benam, en als be tooverde en zei, „meester ik heb ^gezien, dat Werner naar de Mas is teruggegaan". Be Pest verried dan mijn vuurrood® Meur. maar ik wist tevens, dat de zwaarste straf zonder klacht afgewacht moest warden, om de goedkeuring van mijn afgod te ver dienen. Daar Paul's ouders in hetzelfde huis woonden als de mijne, brachten wij onze vrije uren ook met elkander door. Ik moest vruchten, noten, sigaretten a oor Paul stoten. Ik mocht mijn hu is wenk alleen maken als hij het goedvond, en hoe dik wijls belette hij 't mij niet. Ik moest jjiet hem op straat rondzwalken en kat'ekwaad uithalen en mocht op etenstijd niet naar huis, ofschoon ik honger had en ook ge- duchten angst had voor 't pak slaag, Sat ik' van vader opliep. »En al deze om ge looflijke dingen deed ik, terwijl ik tot dus ver een volgzaam, goed kind was geweest, ik deed ze onder een soort dwang. Waar schijnlijk' zou het Paul gelukt zijn, mij met der tijd tot in den grond te beder ven, als niet de gebeurtenis had plaats gegrepen, waarvan ik u vertellen wilde. Ik had den vorigen dag een zusje ge kregen, en vertelde dat aan mijn vriend; die grove en ledijke grappen over dat feit maakte. Ik lachte luid om gijn aar digheden, waarvan ik' de helft niet begreep, maar ik verklaarde tevens, dat ik dien dag precies op tijd thuis moest zijn, want vader had mij gezegd, dat moeders "levenj en dat van mijn zusje ervan afhing als moeder geen 'zorg over mij had. Het was mij ernstig en vreemd te moede; het raad selachtige verschijnen van dit kleine we j zontjte in onze huiskamer had mijn belang, stelling in wat thuis voorviel op eens, weer wakker gemaakt, en mij ook vervuld met een vaag gevoel van schaamte over alles wat ik" had misdreven. Verontrust door zoo velerlei gewaarwor dingen, slenterde ik naast Paul floor hel park, toen in een afgelegen zijlaan, waai, op dit oogenblik geen andere voorbijgan-' gers liepen, ons een groote, slanke dame tegemoet Jcwam. Zij liep langzaam, haar gedachten schenen zoozeer door iets in beslag genomen, dat zij in 't minst niet dp haar omgeving lette. „Zie je dien gouden ketting, Uien de dame pm haar hals Leeft?" fluisterde Pau. mij' in 't oor. v j „Die met 't lorgnet eraan?" vroeg ik zacht en verschrikt. „Ja die; loop naai haar toe en trek ze af," beval Paul. i „Paul1ineen dat k'an ik niet," smeek te ik. Maar mijn demon kende geen moledcw- gen. Hij zag mij doordringend aan. „Je hoeft 't niet te doen," smaalde hij. „Als 3*3] pen flauwerik bent... ik veracht je! Zoo'n kleinen aap wil ik niet eens als vriend hebben," Hij Jiep weg en de dame kivam. altijd dichter bij. En ja, lieve mevrouw, ik, kleine kerel, ben werkelijk op haar toegeloopen, heb haar met alle kracht; waarover ik beschikte, een stomp gegeven, en heb den ketting Pf ge rukt, zoo ruw, dat zij door midden brak, en toen ben ik met mijn buit weggehold, dwars door de wei. Ik hoorde achter mij roepen: „dei dief, houdt den dief I" en wierp in mijn angst den ketting snet het lorgnet 1n 't struikgewas. Nadat ik 't afschuwelijke voorwerp kwijt was, Iwaagd© ik het vanuit het bosdhje achterom te zien. De dame iwas mij nageloopen, hu bleef zjj stilstaan len wendde zich na een oogen blik aarzelen tot Paui. Hij had het gebeurde uit de verte gadegeslagen en kwam thans gedienstig dc dame tegemoet. Nu werd ik verraden, dat wist ik en zinneloos van angst holde ik verder. Ik had maar één verlangen, jm'j te bergen in de veilige hoede van mijn ouderlijk huis, toch durfde ik niet naar huis gaan, en zoo, huilend, snik kend en pa een tijdlang doelloos door de straten gedwaald te hebben, flroop ik ein delijk huiswaarts. Moeder zat met 't Mei no zusje in een leunstoel vóór 't raam, en tegenover ba.ar zat, o schrik! de vreemde dame, die ik beroofd had- 1 Moeder schreide, toen ik' binnenkwam. De dame belette mij te ontsnappen, doordat zij opsprong, mij hij de schouders pakte en de kamer binnentrok, terwijl zij uitriep. „Zoo'n kleine deugniet, hoe is 't mogelijk 1 Weet tje iwel dat pen dief in de gevangenis komt?" i Ik brulde zoo hard, als ik kon. Ik pro beerde niet eens te ontkennen. Paul had haar natuurlijk 't adres van mijn ouders gegeven. De dame nam mijn beidé handen in de hare, en toen ik bekende, dat ik ketting en lorgnet had weggegooid, zag ze mij ernstig pan, en zei: „Ga dan terug en zoek" den ketting. Als je dien vindt, dan zal ik je vergeven en je ouders de schande besparen het bij de politic aan te geven, maar dat heb ja alleen te danken aan de smeekbeden van je moeder cn aan dit lieve Meine zusje." t Ik pende naar de plaats des onheils terug. Ik zocht en zocht, vond echter noch ketting doch lorgnet. Maax ny t.?d, ik niet meer kunnen wegloopen of iets anders avontuurlijks bedenken. Nu ik Paul niet moer naast mij had, was ik eensMapa weer de kleine jongen van vroeger, die instinctmatig het rechte pad koos. Ik holde dus naar huis om gewillig de politie en aJlc Vonlere schrikkelijke straf fen, die mijn deel mochten zijn, af te wach ten Ik vond Ue beide vrouwen nog in gesprek, de voorname dame blijkbaar bezig jm mijn moe-Ier te troosten en moed in te ■^preken. Boven mijn verwachting geloof- le zij mijn verward verhaal „Die ketting zal dooi* een voorbijganger gevonden zijn,'1 zeide zij vriendelijk. Moeder ver zeken-lei haar onder tranen, dat zij haar het verlies vergoeden zou, als de dame eenigen tijd. geduld 'wilde hebban, totdat zij weer kon uitgaan, om een horloge, dat zij bezat, tej betoenen. Dia dame sprak van een adver tentie, die zij in de courant walde doen' plaatsen, en zij verzocht mijn moeder zich rustig te houden en aan haar kindje te den ken. Nadat zij vertrokken was zei moeder, dat zij dit alles Piet aan vader zou vertel len, als ik haai* beloofde, dat ik nooit weer eon enkel woord met Paul zou spre ken. Hoe graag beloofde ik dat! De betoo- vering, «he hij op mij uitoefende, was eens klaps geweken en had plaats gemaakt voor haat en afschuw. Per slot van rekening zou 'ht divontuur niet zulk een diepen indruk op mij gemaakt hebban, als het deed, in dien niet in den daaropvolgende® nacht mijn zusje ziek geworden was en na wei nige men stierf In haar eerste hevige ver- da.et nep moeder mij toe „Dat is jouw rehuld!" Hoe dat kon, begreep ik niet,, maar in mijn schuldbesef en berouw scheen het mij volstrekt piet onmogelijk toe, dat ik even willoos en ongemerkt, als ik mijn andere misdrijven gepleegd had, nu ook een moordenaar had kunnen walden. Op dat o ogenblik stond ik stellig op de grens tusschen goei en kwaad, en waarschijn lijk zou ik heden werkelijk tot „de ver lorenen' behooren, als moedei* niet mét' groote zelfopolfering het hittere leed, dat ik haar oabewust-schuldig had "aangedaan, m haar egen binnenste had uitgeleden. Tegenover de menschen zeide zij, dat het kindje door een samenloop van on gelukkige toevalligheden gestorven was. Ik weet werkelijk niet, of zy met vader ooat over de geheele zaak heeft gesproken, in ieder geval maakte lnj er tegenover mij nooit eenige toespeling op. Daarentegen zorgde moeder met oen doorzettingskracht, die ik nu nog bewonder, dat wij reeds drie maanden later naat oen ander stads deel verhuisden, zoodri. j!v ook op een andere school kwam. En zoo was ik voog goed van ónder den baozen invloed van Paul vandaan." Er heerschte feeti oogenblik stilte, waarin beiden, Werner en mevrouw Loring, na denkend zwegen „Lieve vriendin," ging de man Sdaarop voort. „Nu heli ik u een voorslag te doen. Geef de gedachte aan het Verbetergesticht op, én vals gij uw jongen aan een straat- roover wilt toevertrouwen, geel mij Erwbi dan gedurende d.i Kerstvacantie. ik heb het nu met al te druk, wij" zullen samoa ski-tochten in de bergen maken, en 't zon iiij verwonderen, als wij niet spoedig goede maatjes werden Als gij het mij toestaat, zal ik morgen met den directeur van zijn school spreken 't is Kerstmis, dan zijn do 'menschen doorgaans wat zachter ge stemd. Misschien geeft hij verlof, dat Er- win zonder opzien van school gaat. Wil hij 'dat niet, nu dan moeten wij den jongen ook daar door heen helpen. Bij mij hui ten woont oen flinke jonge predikant, die hem met latijn en rekenen wel kan voorthelpen. Een andere omgeving en nieuwe belangen zullen bem spoedig genezen van de pby- chisclie ziekte, die hem te pakken had." Mevrouw Loring haalde diep adem; het was alsof ook van haar pen betoovec :ug afviel. 'Zij mocht vergeven; zij mocht haar jongen weer liefhebbent Gedurende bet ver haal van den man naast haar was haaïj kind haar als teruggegeven. Zij stak Wer ner baar beide handen toe pn fluisterde alleen: ,,Dank," Hij glimlachte een weinig verlegen. i „Het doet my plezier, dat ik u deze kindergeschiedenis heb kunnen biechten. Ziet u, tot nu toe heb ik dat niet gedurfd. U waart soms zoo teruggetrokken ien zon der begrip voor sommige dingen. Daarom had ik angst. En ik heb toch maar één wtmsch: dat Envin eens niet alleen oen goed vriend, maai' ook een vader in mij mag vinden." !Nu was het eruit 't woord dat hij nog lang en o zoo voorzichtig had willen verzwijgenHoe anders had hij zich vroe ger de situatie voorgesteld, als hy eens om de hand van deze Jieve, mooie vrouw zou dingen. iWerner ging dadelijk voort: ,i,Vandaag moogt u geen besluit n'emen. U bent nu veel te voel ontroerd. Nu haal ik den jongen en vertel hem ons plan. Misschien misschien komt u dan Oude jaarsavond wel bij ons?" Haar glanzende oogen en haar handdruk gaven hem het antwoord, dat hij verlangde. In rijn donkere kamertje zat Üe jonge®. 'zijn hoofd in zijn handen, radeloos te piekeren over wat zijn toekmost zou zijn. Een half uur later had hij zijn geloof in zichzelf en zijn vertrouwen in 't leven terug, alleen doordat icon braaf man met hem gesproken had, die aan zichzelf er varen had, hoc dicht bijeen en sjoms in elkander verward in Can menschenhart dp lijnen loopen, de gorid en kwaad betee- kenen. jWernert bracht den knaap bij zijn moie- der en opende het venstor, opdat zij allen het plechtige klokgelui zouden hooren,dat de boodschap van onejndige vergiffenis tot de wgreld bxacht. i lil- A d_t NEK

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1919 | | pagina 5