Uit de Tweede lamer, Schetsen. Schetsen. ccass *V dat onder haarwerd weggezogen.' fflWBWWlWrt Vervolg.') In vergelijking met de grooto belangstel- ling, die de behandeling der tuiderwij/er salarissen in de Tweede Kamer had, /enk vrijwel al hei andei e in het niet, Toch is ei' één gewichtig punt. waarop "wij de aandacht willen vestigen, en dat was de vraag, of, waar zuinigheid 111 de/e tijden zoo dungende eisrh is, wij niet eens zullen beginnen, waar begonnen moet wor den, n.l. bij eigen huishouding. Dat de Staat buitengewoon duur en omslachtig werkt, liet is algemeen bekend; dat het hoirleger van ambtenaren bij meer oordeelkundige verdeeling van arbeid, on vootal door prik kei voor de ambtenaar 0111 vooruit ie ko men, zeer belangrijk verminderd zou kun nen worden; het is voor memand ver borgen. „In het particulieie bedrijf doet de werkgever ai zijn best om uit zijn perso neel te halen wat er in zit; dat doet hij niet uit monschli,evendheid, maar uit wel begrepen eigen belang. En de bediende in het particuliere bedrijf weet, dat hij slechts 1 door bekwaamheid en ijver zicli onmisbaar heeft te maken, om zich een goede en een vaste positie te verzekeren. in het Departementale leven niets daar van. Daarvan kan men met Goethe zeg gen: _Es erbcn sich Gesetz' und Hechte wie cine ewige Krankheit tort. Qe >vet is daar, al wordt daaraan niet meer zoo streng vastgehouden als vroeger, dat men den meesterstitel of van adel moet zijn, óm carrière te maken. Alle intellect wat daar ongestudeerd en ongetiteld is, wordt verstikt en gesmoord, en duid diet den commies of hoofdcommies eens ten kwade, ais hij nog hetzelfde werk verricht, waar mede hij als klerk begon, dat hij alle fut kwijt geraakt is in den hopeloozen tred molen, waarin hij kwam met de illusie, dat hij' het door ijver en bekwaamheid ver zou brengen; vooral als bij ziet, dat de jonge lieden van „deftigen huize" altijd voorgaan, £l hebben zij dan ook, niettegen staande het bezit van den titel van Mr. in de rechten, niet op het bezit van een meer dan middelmatig stel hersens te bogen. \oor die gestudeerden van goeden huize is het Departement trouwens het doorgangshuis, om verder te komen. Een van onze beste Kamerleden begon indertijd zijn carrière als adjunct-commies aan een van onze mi- nisterieele departementen, maar nam er .reeds na drie maanden ontslag, omdat bij er niets te doeft had, en geen van zijn chefs bij mogelijkheid iets verzinnen kon, óm hem te doen te 'geven. Fa dan is affós aan de lepartemeden adat. Ieder, dia maar even wat is moet er een eigen kamer, hebben, opdat ziji rustige rust bij het nadenken over zijlr gewichtige taak niet worde verstoord, terwijl op onze grootste baaikinsteD ngei en Jevensvei zefcet- rimgmaatschappijen mannen, di© den al'er- moeilijksten arbeid te verrichten hebben, in een groo-te zaal met zijn vijf-en-twiintiger» zitten of meer. Fn dat celsysteem" maakt niet alleen, dat de departementale gebou wen zoo groot en dus zoo duur moeten worden, maar iUa'titt ook Öen arbeid zoo omslachtig. Mekschen, die naast felkaar zit ten, alleen idoo-r é|m muur gescheiden, schrij ven elkaar blieven over wat in vijf minuten veel beter bepraat kan worden, en alles wordt .schriftelijk behandeld in duplo, maar liefst in triplo..'En de Minister slaat er onmachtig tegen, omdat hij nooit lang ge inoeg zijn r«parlement, beheert, om het a fonds te leeren kennen; hij is daar die hooge logé, zooals Dr. Kuyper hel cons geestig uitdrukte, e'n Borgesius zeide, dat. hij juist op het punt was iets van zijn, departementale huishouding te 1 -eren ken nen, toen hij aftrad. In de 1 ekwaamste secretaris-generaal moet in deze -zaken afgaan op de rapporten van de releretul.trisseu, d'o de hoofden dei] AVij betreuren dezen afloop (en zóeinte, afdeolingou zijn, die echter (nooit de solii Wij verwachten nie's van die commissie,- dariteit niet het korps lagere anil tennrent! al zullen daar dan ook nict-ambtenaren T" Uit het Itahaansch van GABBIELLE d'AXN L-A'ZIO Toen Candui dien avond naar het strand afdaalde, lag de (Adriatische Zee in een som berpaarscheii gloed; tegen den horizontrok ken eenige zeilen nog een lichtende streep en braken de laatste zonnestralen in pur peren giaus.'. Het meisje liep, neuriënde baar weg; na elk couplet, waarvan de laatste noot werd aangehouden, vo'gde geraimen tijd een stilte; 'met den mond half open dronk zij de 'zilte atmosfeer van den avond in en luisterde zij naar het zachte zoerui- schen of naar den kreet van een vercjen- zaamde zeemeeuw, die die onmetelijkheid tegemoet vloog/ Achter haar kwam de hond met neerhangenden staart, telkens standhoudend om geuren van wier op te sporen. „Hier, beest, hier'" schreeuwde Candia luidkeels, zich meteen tegen de dij slaan de, waarop het^dier in woeste vaart over het zand, evenveel als zijn eigen huid, kwam aangehold/ Haar stemgeluid werd opgevangen door Mingo, dei naast zijn gestrande visschers- boot zat en bezig was een rietfluitje te snijden. Zijn hart bonsde cp, want de gele oogefn van Candia, die wondere ronde, gel© visschienoogen, hadden hem eens op een zekeren morgen als doorboord. O, dien mor gen IHoe herinnerde hij zich nog alles zij vischte naar .scheljxUeren in de volle zon, terwijl haar "boenen in het water af- jhingen. Hij kwam juist voorbij op zijn bootje en de visschers riepen haar ©en groet toe; -Candia keek naiar hem zonder de oogen met <fe hand! de schutten. Wie kan zeggen of zij'öok bleef volgen deroode stip van dat zeil, dat zich' verloor op de vei loochenen, waaruit zij m den regel zijn voortgekomen, en die tocli nu culijk kimmen bekennen, dat zij te veel ambtenaren heb len, want dan zouden vtj zielizelveii v er om doelen. Mr, Marebant heeft daarom een uilne mend welk verricht, door den strijd, logen de vermeelchling van liet aiubtonaivnheir aan de dejiaitementen, dat jin de laatsie jai en schrikbarend is toegenomcin, aan te binden, en hij wil dnaromj iedere uitbrei liaigt van liet ambtenarencorps tegengaan. ïle is een jiaardemiddel, maar het eenige Jat! helpt .Zooals onze lezers Veten, is hij hek geweest, die gemaakt heeft, dat Minister van IJsseMeijn, noch zijn i)i roeten r-Gone-i raai voor Handel, nocli zijn juridischm ad viseur gekregen heeft, wat een eri-bje in sen glas water heeft veroorzaakt, want do toorn van den heer van IJsselsteijn daar over, herinnert sterk aan den man, die niet dorst vechten, en daarom riepMen schcn, houdt me vast, of ik bega een (on geluk. J Dat het bij den heer Mare bant ceneprin- cipieele zaak was, ba dat het allerminst 'le gen den Minister van Landbouw-, Handel en Nijverheid ging, heeft hij bewezen door een amendement op Ue begrooting van den Minister van Waterstaat, de in de Kamer zeer beminden heer 'Koning, in te dienen, en niet -over te gaan tot do benuennng van 5 commiezen, 1 adjunct commies bn 5 sclirijvers op jaarloon, en om ook niet weer een administrateur bij de afdeeling Spo-onvegea te benoemen tot directeur-gene- raai. Hij 'kreeg steun Van den heer Prion en van den heer 'J. ter Laan, maar heiaas viel zoo'n gezaghebbend mum ln de Kamer afl de heer Lely, 'zijn opvolger van Water staat bij, en ook de heer Snoeck Henk©- mans, nog wei man van zaken, die aJles voelde voor vermindering Van het ambte naren-aantal, maar de 'methode van den heer Marchant niet Ue beste metjhodevond, en ieder die hervormen wil weet, dat de gevaarlijkste tegenstanders daarvan niet zijn zij, die ironduit Zeggen, da,t zij de teak zelve niet willen, 'inaar zij, die altijd sput teren tegen de wijze waarop die tot stand zal komen. Deze afgevaardigde vea-- zuimde trouwens, zooals Ue heer Troelstru zeer terecht opmerkte, beif aan te geven wat dan iwèi Ue beste metbode was. Minister Konig stond in gebreke tegen over de Kamer, waar de heer Lely aan herinnerde door op hare goedkeuring voor uit te loopen, en op eigener hand vast per soneel aan te stellen. Alle kwade bedoeling was echter daarbij verre van hem geweest, zooals bleek, en als iemand in de ihem welgezinde Kamer daarover ontstemd moge _eweest zijn, dan ontwapende bij deze door zijn belofte, dat dit hem niet ten tweeden male zou gebeuren. En verder werkte kal- meerend op de Kamer, dat de Minister zich bereid verklaarde een commissie in te stel len, die zal onderzoeken welke bezuinigin gen zullen kunnen worden aangebracht, welke commissie zal bestaan uit ambtena ren en niet-ambtenaren. En daardoor ver kreeg hij, dat zoowel de motie-ter Laan: „De Kamer, van oordeel,, dat het w-en- schelijk is, "dat de Regeering alle posten tot uitbreiding van personeel van de begroo ting terugneemt, zoolang niet een speciaal onderzoek naar de noodzakelijkheid hier van heeft plaats gehad" als het a men de ment-Mare liant verworpen werd. De motie werd verworpen mat 10 te gen '21 stemmen, vóór waien ai'een letton, van Links, tegen de- Rechterzijde, plus G leden van Links. Het amendement werd ver-i worpen met .30 tegen 27 stemmen, v óór al wederom a'leen loden van Links, tegen al wederom gansch de Rechterzijde, dia dus van de kwestie Ven politiek zaakje maakten, plus 4 ieden van Links. j inzitten. Wij hebben reeds peu zoo'n com missie gehad, on nog wel onder iooi zitter- schap van den tegenwoordigou v.iiv-peesi dent van den Raad van State, eten luw van Leeuwen, die in «Re opzichten een mannetjesputter is. en die heeft niets au tiers opgeleverd dab... verhooging van sle tra,dementen .van Ue som-risse gijne raai. i Het middel, dat de heer Marchant (wil toepassen, is het eenige, dat helpen kan Als een vrouw meer geld voor baar buis houden uitgeeft, dan 's'mans inkomen kan lijden, dan is xleze ook niet in staat om aan te wijzen waarop bezuinigd kan wor den, dan is er voor hem maai' één middel en dat is, dat hij zegt: Met zooveel moet je toe, moeder, meer krijg je niet. En zoo was het ook hier, en wij betreuren het ten zeerste, 'dat men den heer Mar chant bij zijn 'lofwaardig streven in den steek liet. i t De poging bij Arbeid, om te komen tot do in verband "met do geringe waarde van het geld zoo 'boog noodige verhooging van do Ouderdomsrente, hebben gefaald. De motie-Duijs, om ze te verdubbelen, en de motie-Muralt, om er 20 procent op te leggen, zijn beide verworpen. De eerste met 52 tegen 27 stemmen, vóór alleen de Com munisten, de S. D. A. P. en de Vrijzinnig Democraten, de laatste met 44 tegen 35 stemmen, vóór Links, plus de heeren A P. Staalman en van de Laar, tegen, Rechts plus de heeren Drion en Braat. De Rech terzijde verpolitiekt iederen dag meer. Arme oudjes! 1 Faillissement e.n. 1 Uitgesproken. A. van Lieshout, timmerman en winker lier, Erp. Rechfer-commissaris: mr. Bec- keringli van Loenen; curator: mr. Csv-d. Pol, M. J. Hombergen, houtzager, Dnmen. Rechter commissarismr. Vollgraff; cu rator: jlir. mr-. C. U. O. van Nispen tot Sevenaier, 's-He-r togenboscli. hoogi' zee, door den siiocco- bestookt'5 „Uier. beest, hier!" k'onk opnteuw do vroolijke. tintelende en'nabijklinkende stem van Candia luid 'uit boven het geb'af van den hond: Mingo sprong uit zijn boot. „Waar ga je 'heen, Candia?" vroeg hij en zijn gezicht leek veel op een wilde klap roos. i Can lia antwoordde niet, ook bleef ze niet staan: hij volgde haar met gebogen hoofd en luidUoppcud. hart, hij had gloeien de woorden willen 'zeggen, maar zijn kool was ais toegeneepn hij liot aanhonrenvan. het onderbioken lied, aangedaan voeld»^ hij zich door tic vreemde klanken, d.e tril den alt golven gebcuk in hot eentonige geruiscli van opkomenden Vlped. Bij het dennenb'osch bleef Candia staan, een doordringende, frissche, gezond© geur streek haar Jiangs *t gezicht met de laatste stralen van de óndergaande zon. „Candiaj „Wat is er?" 1 „Ik wil zeggen, Gat, ik des nachts altijd, je oogen zie ten dat ik niet kan slapen."f „Ja, goed goed! klonk het antwoord, waarop zij zich In het dennenbosch ver loor, gevolgd Goor Gen hond. Mingo ving nog het geblaf op van het dier, terwijl jhij 'met droevig hart weer naar den horizon tuurde, naar de visschers- j booten in ide grijze schemering. j Mooi was ze 'niet, „de kat", zij bezat alleen maar twee 'gele kijkers, die soms tot groen verkleurden en stil onbei weg dijk stonden in het witte oogviak, wat sterk boeide; haar haren "waren kort-krullend, van een b'ruinigen glans. ZIJ was heeiemaal alleen op de 'wereld, met niemand dap haiar bongerigen hond, Gan haar liedjes en de wijde zee. 'AI hatar ochtenden bracht zjj aim zee door met vüschen; rij was er Uit het Italiaansch van GABRIELE d'ANNUNZIO. CINCINNATUS. Hij was eeih lange man, maar hij' was mager, lenig als een riot; zijn hoofd schoa'ij gedrukt door den weligen, dichten haar dos, die in. lange, donker-bnxine -krulLe-iij omlaag golfde. Hij droeg een vollen baard, als zijn hoofdhaar, onverzorgd; zijn blik was ahjjl naar den grond gericht, a1 sof hij steeds naar zijn bloot© voeten keek. Zag hij toevallig de menscben aan, dan schrik ten zij van hem, omdat de rübdruisjtuig) zijner ogoen zeer vreemd was, zeer ohoa- stemdsoms scheen het, alsof zij verdwaasd} was, maar opee'ns zou door een ornvenj wa 'aten, inwendigen glans ©en koortsach tige gloed ontstaan; ook zou de uitdrukking kunnen herinneren aan stil' water, maar ook zou zij kunnen schilleren als het lem met van een goeden degen. 'Over één zijner schouders droeg hij met uidartende houding een oud, rood-verkleurd; vest dis een Spaansche jas, waf, op zich zelf, eetn zekere ©ieganca eh aristocrat!, schou zin verried. .Men noemde hem Cinciiiiiatusme nspiak! ook over hem als over iemand, die ntelt heeiemaal goed wijs was; ook ISuiderdJ men van liefde verraad, van een mestrek-j ken, van een vlucht... Toen ik hem leerde kennen, was ik der tien jaar oud en hij boeide me levendig? achter de ge-1 loeli luiken van ons huis. Op zomerdagen als het p'cin leeg was ten te blakeren stond in de zon en men op het gloeiende p'aveiseJ sl.ee hts tv e i of drie dwalende honden zag, ei. slechts bot eontonige gekras, do o-dring.*, ui m hinder- lijk, waarnam iau hot rad van Rastimis, don scha rent.lijjwr, bo.spixU© ijc hem uren Hij wandelde langzaam in do zem ïondj met het uiterlijk \nn eten groot heer, dip zich vei voelt; af en to'*- nadord© bj' hftel' zacld de honden, zooda.t zo hem niet zou den bemerken; hij nam daji jeen steen op dien hij lichtïusschen hen inwierp, waar op hij zich dan met onverschillige houding van hen afwendde. De honden, liepen dan op hem toe, me! druk staa' t beweeg, en hij stiet klein© lach kreetjes iet, zooats kin deren kunnen doen, alsof hij erg m zijn schik was. En ik. Ik ook lachte mee.." Op zekeren dag 'raapte ik al mijn moed bijeen, toen lnj «licht aan mijn venster was gekomen, bukte ik er uit en riep lu,id:(Cin- "innutus Hij draaide zich Ha del ijk om, zag rnjji en lachte naar mij. Toen. plukte ik een anjer uit een bloempot ten wierp haar hemt o; Sedert dien dag hvaren we vrienden. Hij noemde mij de .„kleine kroeskop". Op ze keren Zaterdagavond stond ïk op de brug te turen naar liet 'terugkeeren dervisschetrs- pinken. Het was 6én der wondermooie zous ondergangen, die de tJiüi-niaand kan ge ven. Langzaam dreven fle schuiten met him oranje, roode, puiperen, zwartgestroep te zeiten terug (naar de aanlegplaatsen. Twee onder hen lagen treeds vastgemeerd en,ont last van de 'vsichvracht; de stemmen der visschers en de 'vea'sche geur van het zee wier drongen bij tusschenpoozen tot me door. Plotseling toen ik (mij omkeerde, zag ik Cincimiatus geheel bezweet Voor me staan; hij hield één (hand achter zijn rug, atsot hem iets wilde Verbergen, en had opzijn lippen den lach' Van een speelseh kind. „Halio! jij daar, Cincümaiuszei ik, heel gelukkig, terwijl ?k hem mijn witte handje toestak. Hij liep nader op me toe en reikte mij een heerlijken b'ouquet 'roode klaprozen en gouden korenaren. „Dank, dank jeVi'elI "Wat zijn ze moo: riep ik vertikt hit. Hij wisolite zich het warme voorhoofd, af: toen bekeek hij (rijn vochtige vingers, zag mij aan en 'begon te lachen. „De klaprozen zijn 'rood en staan mid- den-in de velden, tussch'en do gele aren; ik zag ze istaan, ik h'eb ze geplukt, jk heib ik heb ze jou gebracht en jij hebt gezegd: Zij zijn mooi-''Cincinnatus heeft ze in de velden onder tte zon, die als vuur was, geplakt Hij sprak op bijna fluisterenden toon met kleine tusschenpoozen, alsof het hem moeite kostte, den draad Van zijn gedachtengang vast te houden; 'honderden verwardeb'eei den gingen aan Vijn geest voorbij, waar van hij er twee, drie konden vasthioudeji, de juiste, de teterkst-getinte; do anderover- vaagden daarop onmiddellijk. Dat kon men in zijn oogen waarnemen. Ik zag met nieuws gierigheid naar hem óp en flc vond hem heel mooi. Ilij bemerkte dit dadelijk en wendde zijn hoofd >af in de richting der schuilen. i „De zeilenmompelde hj, in ge dachten. *,Er zijn er twee: een boven, een beneden in het water Hij sclieen niet te begrijpen, dat, wat beneden was, iveerspiegeiing bcteebend(e. Ik trachtte hem. Git zoo goed mogelijk uit te leggen, terwijl 'hij als b'etooverd naar me luisterde, waarschijnlijk 'zonder iets er van te begrijpen „Ik herinner mij dat het Woord, „diafaan" l— *too-ijichtig hom nog aüs de 'aangroeiende golven om haai' schuimspanen; op zoo'n 'oogenblik was zij werkelijk mooi in hatir lompen, terwijl de tzeevogcls, de na/tering van het onweer voelend, om ha#lr hoofd in kringen rond fladderden. Na de Visohvangst hoedde zij de kalkoenen langs 'weiden en hutjes, on derwijl zingend haftr 'liedjes met ïefrein. Toch was ze 'niet treurig, al droeg haar zang een melancholiek karakter met eigen aardige rhythmen, die 'aau Egyptische too- vcnaars herinnerdenzij "zong met een zekere onbewustheid, alsof 'er niets van. meelrilde in haar zielzij zong i ze, terwijl ze naar de wolken tuurde of naar een zeilschip, met wijdopen oogen, ecnigszins verwonderd meteen fn volte aan dacht het kleine net neeria^wi in het zand, zonder zich ooit te vermoeien. Haar makkertjes zongen ook, hiaar zij voelden voor die stem, Voor die klanken dükSvij'ls een soort van Vrees, van bek! emmingzij zwegen en bogen haar hoofden, verschroeid door de gloeiende hitte der zon, onderwij!, zij te meer Ge kou van h'et water aan hapte kneiën voelden en 'schrijnende pijn aan de oogen van (het in zonhirandende water en de vermoeidheid fci de armen,, terwijl -hSü.vjqajz op" uu^ po][ o2tujouao-jaij; loior in de (zware loomheid van de atmos feer, als een vervloeking, als ©en'snikt De "woorden en de blikken van Afingjo brachten haar een oogenblik in de war;, zij had Wem niet begrepen. Toch .voelde zij diep in haar hart; een .vage onrust, bijna iets als woede tegien dien vent jnet zijn, witte tanden en zijn vleezige lippen. Bij de laatsfe dennen hield ze .stil, riept den hond ten streelde zijW ruige vacht, dap- na had zij zich hervonden, haar koelheid, haar klaarheid, en opnieiijw zette zij haam liedjes in, k 1 Op zekeren AugUstus-namiddag ging zjj, ,wa(2r naar hot bosch met een troefpej kalkoefijen. Zij zat geleund tegen- een boom stionk, worstelend tegen dan slaap, terwijl de beesten rondom dribbelden. Mingo ver scheen tusschen de boomen door ten nader de stilletje-;, met ingehouden adem, aldoor oen stapje dichterbij komendeDaajj vóór hem was zijn too vena re-s moe. op van den laugjen werkdag. „Candia". 1 Zij schrok op, keerde zich om en opend© haar ronde oogen in verbijstering. „Candia", herhaalde Mingo trillend. „Wjat wil je?" ,,Ik wil je zieggen, dafj ik des nachtsaltijd! je oogen zie en dat ik niet kan 'slapen."; Toen, toen begreep ze misschien; Candia boog 'net hoofd, scheen te luisteren, al thans iets in. haar geheugen op te roepen: zij had nog al éénmaal diezelfde woorden vernomen en met dezelfde stem, zij wist, niet meer precies waar, maar ze had ze gehoord. Zij Hef haar hoofd omhoog: de zeeman stond voor haar als gehekst met verMt gelaat en vertrokken Ëppen, jong en sterk. De vind voerde geuren van wilcte kruiden mee en door het' bosoh heen glin sterde de Adriatische Zee in fonkeling. „Holé, Mingobrulde een ruwe stem) van uit de verte. Hij sidderde, greep C-andia's hand, die hij' met alle kracht omvatte, zette het toen op. éen loopen, over Ret zand,- als eönj bezetene^ in de richting van de vsscherisschuit, die hem wiegelend* opwachtte, i „Mingo", mompelde zacht .„de kat", niet een vreemd accent, «terwijl ze met haar fco-1 peren oogen de .richting uitkeek van eetu zeil, dat zich snel verwijderde. Zij begon te lachen als een klein kind!; hij het teruggaan zong zij een VrooJijk liedje op een tarantelle-rhythine, terwijl zij voor zich uit piet een fijn rietje de (verza digde kalkoenen dreef ,en de zon Moedesnjdf onderging achter Montecoilno 4© midden vaiï dreigende wolken, opkomend ni( het zuid- westen. "j - trof. „Diafaan mompelde hij, óp zonderW» wijze, en Juj glimlachte. Toen tuurde hij 'ojmieuw naar- de zeiler, Een klaproos-blaadje woei, hét waferTT ^volgde (hot. met den Hik, zoolang „Dat drijft weg, Ver, ver weg... zei h- weemoedig, mot een onb't'scbnjfcliikenki.in? in zijn stoin, (rlsof dat blaadje hem tlierC was gewoixlen. Hij blikte naar den hemel ondroog' di# groen gekleurd scheen ten heel helderstote De paare-getintc bergen teekenden zich gen den horizon af als „een cycloop, di# op zjjn rug ligt." In de verte op de rivier verlengde zH de ijzeren spoorbrug, die den hemd i# kleine vierkantjes scheen af te snifdm- diep onder de Dreg doezelden de boomen weg. Een vaag geluid van sw men klonk op uit de richting derkazern# Ik bezat een <ivit huisje en in dS men moestuin waren veel perziken'eaTixZ jplaclit te komen om' ze pa te zien, Tresa. Mooi, mooi waren Ge oogenmooie Tri saO, maar flic vent Hij hield plotseling op; zeker had een sombere gedachte zijn geest doorkruist want zijn oogen "stonden plotseling voeri Hij dwong zich' "echter weer dadelijk tot kalmte en groette mij heel diep; toenvHj wijderde hij zich Onderwijl een populair liedje neuriënde. Ik zag hem Vervolgens heel dikwijls, als hij de straat Goor kwam, jriep ik hem al- tijd even aan om hem brood te geven. Eas bood ik hem enkele stuiverstukjes, die mijn moeder mij had feegeven; hij weid heel ern stig) wees ze, Riet een verontwaardigd ge baar terug en keerde mij den rug toe. ?s Avonds ontmoette ik (hem bui'ten de poort; ik naderde hem fen zei: „CincLnnatus, vergeef mij. Hij zette het op een loopen als èaa gejaagd dier en Verborg zich' tusschenhst geboomte. Maar den volgenden 'morgen waehttehf mij op aan Ge voordeur van ons huis en reikte mij, glimlachend en breschaamd,e® prachtigen bouquet veldbloemen. 'Zijn oog® waren voehtig en zijn lippen beefden. An® Cincinnatusj Een ander maal, H was einde-Augustus, zaten wij beiden in de laan; de zon was ondergegaan achter de bergen. Hjet land schap scheen an slaap weggezonken. ji| keek naar Ge 'maan en pnompelde met e® kinderlijk accent in fcijn stem: „Soms ziet men haar, soms ziet men haar nietSoms ziet Irnen haar, poms riet" Toen dacht hij «en oogenhliks na en zdr j „De maanzij heeft oogen, neus j mond precies als «en hl-aal christen en I zij kijkt naar onsWie kan zeggen wat ze denkt?Wie kan 't zeggen?" Hij begon een liedje uit de Abruzzen te neuriën, een dier taelancKoliek© wijsjes,die ij over de bergen weerklinken als gloeiend de herfst-schemering daalt, nadat geoogst is. In de verte zag men ijlings twee groote j trein-lantaarns als vurige monsters het half- i duister doorboren. De trein joeg voorbij, j stiunpend en rookend; men hoorde bet j scherpe fluitje van de locomotief op de ijze ren brugtoen heerschte opnieuw de rot j in het eindelooze, donkere land. j G Cincinnatus was opgestaan en riep: „Daar gaat hij, daar gaat hij, ver, verl weg, zwart en gerekt als 'een draak, en zijn ingewanden bergen vuur, dat de demo? er in bracht.... Ja, vuur van dendemoa..''! Met 'dien wind kwamen de rukwinden iüj uI dón nacht en G© z©«( reos jot Get Ruizeri oïhh stille bexnjele» in. hoog met beangstigend gehuil; al de,anna, mensehen van (htet strand bleven o^e- slotbn, luisterend naar Gen rukwind, bw-j tiend voor de «\risschers op zee. f Alleen dwaalde „de Rat" in de donkerte rond als «en ,wild beest, met gebogen hooö naar de golven «toe omi mogelijke kretenwj kunnen opvangen. Maar niets weérGw| In het ramoer Ger woedende elenienMfr hoorde men slechts het holte geblaf v®1 Beest", vèr-weg. En «nu, zijnaderde af rrfeer en meer de ze©, verblind d<x>r te j bliksemstralen, die heel een opgej^S®! woeste watervlakte belichtten. Zij waagne| er zich te di cht bij, een golf besprong Jisat - vferraderlijk en wierp haar omver,* een an slóeg over haar heen; een doodeljjke k drong jot in *t gebeente door, teriril' aüs een woestelinge uit instinct tot flr| behoud, wanhopig worstelde iegen net tér dat haar «vervolgde tot op het z< Eindelijk lukte het Raar zicht op. te «w® tot op haar knieën, op handetn en v">v*H| Weg te komen, zich té ontrekken aan woede van den ptorm'. Bevïoien, org van schrik keerde zij terug in haar hut, van scrik keerde jij terug in haar fl Dón volgenden morgeit lag "fe zre kairil zonder eenig zeil, als stem, omwoel wreed„De kat." geloofde Ht g^!_. droomen té ontwaken; zij nieuwe sensatie van jeefazaamheid) vrees voor 'tduister,Echter ,,^1 haar groote, gele bogen di© onbew-eg«J»j blik terug van doode yisch-- En nog gaat zij «met haar kMn^^| blootshoofds in de verzengende W J haar voeten in het water verkleumen zangen' blijven nog steeds heerlijke en toch droefgeestige zij schreien om ©en dood© en opug*™ het" hart door van aJ de arine snakken naar een stalt brood, honn zonder troost, zonder rust, terwjji zeemeeuwen heen- ©n ot: vrijheidskreten, opzendend, ptopnhcm^ j h«raiel«ii in# I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1920 | | pagina 6