J. SENFT& Co.
Klooster ba Isem
lai Melaar lm.
MARX Co' Bank.
Kent gij ons Huursysteem
.OÖ 'UYTS BAMK
SLAVENBURG C-.
R. MEES ZOONEN,
Sprookje.
H. J. VAN OGTROP ZOON
Coupons - Effecten - Incasso's
PIANO - VLEUGEL - DUCANOLA
Neemt gelden deposito en
in rehening-courant.
Amsterdamsche Bank
DORDRECHT.
Rotterdamse!» Bankvereenfging.
SCHIEDAM.
Commanditaire Bankvereeniging
AIXB BANKZAKEN
Bankiers, Kassiers en Makelaar»
i in Assurantiën.
B
ROLLUIKEN MARKIEZEN
ZONNESCHERMEN
JALOEZIEËN
Lijders aan jicht, rhenmaüek, riten-
malische zenuwpijnen, spit in den
rug, ischias, stijven nek, stramheid
in de ledema'en, spierpijn,
waarom verzacht gij niet nw lijden?
wonden van verschillenden aard, ontvellingen,
bloedbleinen, kneuzingen, huiduitslag, zweren,
aambeien, open handen en voeten.
Dordrechtsche Courant,
Transport-, Casco-, Brand-,
Diefstal- en andere Assurantiën.
Mo!est-verzekering
Korte HerKstraat - Tel. 77. m
ROTTERDAM, kapitaal: 's-GRAYENHAGE,
Zuidblaak 56. f 12.000.000, - volgestort. Kneuterdijk 18.
Belast zich met Incasseeringen op het Binnen- en Buitenland.
Koopt en verstrekt Wissels en Cheques op het Buitenland.
Verstrekt JHandelscredieten tegen zakelijk onderpand.
Bezorgt telegrafische uitbetalingen Belast zich met de uit
8583 40 voering van Effectenorders.
Verhuurt aan hare clientèle Safe-loketter
Neemt gelden h Deposito tot wekelijks te annonc jren rente.
dat U de gelegenheid verschaft in
jaar eigenaar eener
Kapitaal en Beserven f 105.000.000.
ROTTERDAM, AMSTERDAM. 's-GRAVENHAGE.
JBijkautoor SCHIEDAM.
SAFD-DEPOSIT.
m
SCHIEDAM - ROTTERDAM
es GRAVENHAGE - LEIDEN - GOUDA
Bijkantoor Schiedam,
WESTVEST 86. Telefoon Noa. 57 en 76.
Mandelseredieten-Aeereditiev en
Effecten Wissels Deposito's.
te worden? Nadere inlichtingen bij:
Pianohandei Lange Houtstraat 9
van 1840
Den Haag.
Bijkantoor: SCHIEDAM.
8APB-DBPOSIT.
Naar hei Duitscli van HERMAN HESSE.
door Marguerite do R.
„Ziehier," zei mijn vader, terwijl hij
mij cm klein© boenen fluit overhandigde,
„neem dit en vergeet je oude 1 rader uïot,
als je in v_rra laaien de manschen met
je spel -rarb'ijdt. Hat is nu hoog tijd, dab
je wat van do wcavld ziet en iets loert. Ik
heb deze fluit voor je laten maken, omdat
je toch geen ander werk wilt doen en altijd
maar zingen wilt. Denk er alleen aan, dat
je altjjd goede en lieflijk» liederen ziugb,
anders zou het zon Ie en jammer zijn van,
de gave, die Go-I je geschonken hevfi."
Mijn bes'© vader begreep w*.in,g van mu
ziek, hij was een geleerde; hij dacht, dat
ik maar op dat aardige fluitje behoefde te
blazen om de kunst machtig to zijn. Ik
wille hom zijn geloof net o itaemen, daar
om bedankte ik, ham. stak de fluit in mij i
zak en nam afscheid.
Onze val Li was nSj beskmi tot aan
den erooLn Mclmaardhof, daamch'er be
gon alius do wereld en zij bevia! mij best.
Een m -©gevlogen bij had. zich op mijn
mouv. neergezet, die droeg ik met nuji
mee, zoodat ik op mijn eerste pleislerp'aats
direct een bode zou hebbon om ©en groet
naar huis te brengen.
Wouden en wei ten waren mijn reisge-
nootea eo de 'bergstroom liep lustig met
mij mee; ik zag, dat do wereld maar wei
nig verschil© ran de omgeving thuis. De
bonman cn blneme'', de korenaren en haze-
laarstxuikan spiaken mij too, ik zong hun,
liederen mee, en zij begrepen mij juis1,
als thuis. Zoo langzamerhand ontwaakte
mijn bij wederom, vloog op eoi beschreef
tweemaal een cirkel om mijn hoofd met
haar diep, welluidend gezoem; toen zette
zij rechtstreeks boers naar de plek, waar
ik vandaan kwam.
Daar kwam een jong meisje uit het bosch
te voorschijn, zij droeg een hengsdmand
aan den arm en een breedgerande® stroo-
hoed op het blonde haar.
„Goeden morgen," zei ik, „waar ga je
naar toe?"
„Ik moet den maai eis hun middageten
brengen", zeide zij en liep naast mij voort
„En waarheen wil jij vandaag nog heen?" j
„Ik ga de wereld in mijn vader heeft
mij uitgezonden. Hij wil dat ik den men-
schen wat zal voorblazen op mijn fluit, j
maar ik kan het nog niet goed, ik moet het
eerst leeren.
„Zoo zoo en wat kan je dan eigenlijk
wel? Iets moet je toch kunnen?"
„O, niets bijzanders. Ik kan alleen maar
dagen."
„Wat voor liederen?"
„Allerlei soort van liederen, voor 's mor
gens en voor "s avonds en voor alle hoo
rnen en dieren en bloemen. Nu zou ik b.v.
een lied kunnen zingen over een meisje, dat
uit het bosch komt en aan de maaiers
hun middageten brengt."
Kun "je dat? Zing dat dan eens?"
„Dat is goed, maar hoe heet je eigenlijk
„Brigith".
Toen zong ik het lied van de mooie
Brigith met den stroohoed on wat 2ij in haar
mand had en hoe de btoemon haar nake
ken en de blauwe winde van de haag haar
wilde vastgrepen en alles wat er bij hoort.
Zij luisterde aandachtig too en zeide, dat
zij het mooi vond. Eu toen ik liet merken
dat ik Langer bad, sloeg zij den deksel
van de mand open en gaf mij een stuk
brood. En terwijl ik erin beet en onderwijl
flink vooitmai"beerde, zeide ik: „Hen moet
niet loopende eten. eerst het eene, dan het
andere." En wij gingen in het gras zitten,
en zij sloeg haar bruine handjes om haar
knieën on keek naar mij, terwijl ik at.
„Wil je nog wat voor mij zingen?" vroeg
ze toen ik klaar was.
„Zeker. Wat moet het zijn?"
„Van een meisje, dat haar liefste verlo
ren heeft en dat daarom bedroefd is."
„Neen, dat kan ik niet. Ik weet niet
wat dat beteekent en dan moet men ook
niet zoo treurig zijn. Ik mag alleen blij
moedige en lieflijke liederen zingen, heeft
mijn vader gezegd. Ik zal voor je zingen van
den koekoek of van den vlinder."
En ik zong van den blauwen vlinder,
die met de vleugeltjes klapwiekt in de
zon en die als hij moe is op de mooiste
bloem gaat zitten en de blauwe wiekjes
sluit als twee oogen. Brigith lachte en zag
mij van onder haar stroohoed met haar
bruine oogen aan.
„En van de liefde weet je dus niets?"
vroeg zij toen.
„Van de liefde? 0 ja, dat is 't aller
mooist." En toen begon ik opnieuw en
zong van den zonnestraal die de klaprozen
liefheeft en met hen speelt en hoe blij
dat alles is. En van het vinkenpaartje,
hoe het wijfje op het mannetje wacht en
dan, als hij komt, op eens wegvliegt en
net doet of zij geschrikt is. En ik zong
voort over het meisje met de bruine oogen
en van den jongeling die voorbijkomt en
zingt en een stuk brood tot loon krijgt.
Haar nu wil hg geen brood meer hebben,
hij wil een kus van de jonkvrouw en haar
in de bruine oogen zien en bij zingt zoo
lang zonder ophouden voort, totdat zij glim
lacht en hem den mond met, haar lippen
sluit.
Toen boog Brigith voorover en sloof
mij den mond met haar lippen en zij sloot
de oogen en opende ze weder en ik -kern
in de goudbruine sterren zien, ik zag mij- j
zelf daarin weerspiegelt en nog een paar
witte veldbloemen. j
„De wereld is schoon, zeide ik, mijnj
vader heeft gelijk. Nu zal ik je de Snand j
helpen dragen, totdat 'wij bij de maaiers!
komen. f 1
Ik nam de mand en wij gingen verder,
haar voetstappen hielden gelijken tred met j
de mijne, en onze vroolijke stemmen klom-
i ken goed samen en het woud ruisehte daan
tnssehon koel en zacht vanaf de hellingen
j der btu'geuik was nog nooit zoo verge-
noegd geweest. Een tijdlang zong ik lustig
voort, totdat ik moest ophoudèn, omdat er
[te veel zangstof was; alles wat berg en dal
en bosch en veld en stroom mij toeruischte
en vertelde.
Toen moest ik denken, als ik al de
duizenden liederen, die in de ganscho we-
reld klinken, kon samenvatten in één lied
1 over gras en bloemen en menschen, over
het gebladerte en over het pijn bosch
en ook over alle dieren en dan daarbij
nog alle liederen uit ven» landen en ge
bergten en van do sternen en wolken
als dat alles gelijktijdig in mij kon zingen,
1 dan was ik de goede God zelf en .ieder
nieuw lied zou aan den hemel staan als
j een nieuwe ster.
Haar terwijl ik zoo peinsde en het mij
stil en vreemd te moe dB werd, omdat ditjnij
vroeger nooit was ingevallen, bleef Brigith
staan en deed ook mij stilstaan door haar
hand op het hengselmandje te leggen.
„Nu moet ik Lier naar boven, zeide zij.
„Hier werken onze arbeiders. Waar ga je
nu heen? Kom je mee?"
„Neen ik kan niet met ej miee gaan. {De
moet het dal doorgaan en dan nog verder.
Veel dank voor het brood, Qrigith, en
voor den kus; ik zal je niet vergeten."
Zij nam de mand met eetwaren en daar
overheen boog zij haar kopje met de bruine
oogen nog eenmaal naar mij toe en kuste
mij zoo lief en warm, dat ik van louter
vreugde bijna treurig werd. Toen riep ik,
haar snel een vaarwel toe en marcheerde
verder.
Het meisje steeg langzaam naar boven'
cn onder de overhangende beukentakken
aan den zoom van hef bosch bleef zij 6taan;
en zag om en mijn kant nit en 'toen Skj
haar toewuifde en mijn hoed boven mijn
hoofd Zwaaide knikte zij' nog eens cn ver
dween onhoorbaar als een schim in de
schaduw van het bosch.
Ik vervolgde mijn weg in gedachten ver
diept, totdat het pad een bocht maakte.
Daar stond een molen eu hij den mo
len lag een hoot op het water, daarin
zat een eenzame man en hij scheen op 'mij
te wachten, want toen ik' mijn hoed afnam)
en bij hem in do hoot ging zitten, «tak!
deze dadelijk van wal en dreef den stroom;
af. Ik zat in het midden van de (boot en de
man zat achterin aan het roer en toen ik!
hem vroeg, waarheen wij voeren, keek hij
op en zag mij met zijn droomarige. grijze
oogen aan
„Waarheen je wilt, zeide hij met een
matte stem. „De rivier af en dan naar .zee
of naar do groote steden, j.e kunt kiezen.'
Alles behoort mij toe.'-'
„Behoort alles u toe? Dan zijt gij de
koning".
„Misschien wel, zeide hij, „en gij zijt
een dichter, lijkt mij? Zing dan wat voor
mij onder het varen."
Ik probeerde moed te vatten, want eigen
lijk was ik eenigszins bevreemd voor den
ernstigen man en onze boot dreef zoo
snel en geruischloos de rivier af.
Ik zong van den stroom, die de schepen
draagt en de zon weerspiegelt en sterker
WHBB?
ruischt daar Waar de rotsen aan den oever
staan, en die vol vreugde zijn loop eindigt
liet gelaat van den man bleef onbeweeg
lijk en toen ik ophield, knikte hij even ,als
iemand die in droomerijen verdiept is, en
toen begon hij tot mijn verwondering zelf
te zingen en hy zong ook over den (Stroom
en van zijn loop door de dalen en .zijn lied
was schooner en machtiger dan het mijnt»
maar het klonk heel anders,
j D» stroom, zooals hij hem bezong, kwam
ran de bergen als een sombere verwoester
vol woed© voelde hij zich door de molens
aan handen gelegd, door de bruggen over-
spannen, hij haatte ieder schap dat hij moest
j iorsehen en in zijn golven met de poene
1 langharige slingerplanten worgde hij
lachend de witte lichamen van hen, dia
verdronken. i
j Het beviel mij alles niet en het klonk
toch zoo mooi en geheimzinnig, dat ik er
heelemaal verward van werd en bedrukt
zwoeg. Wanneer alles waar was wat deze
oude, wijze, voorname man zong, dan wa
ren mijn liederen slechte dwaasheid en
kinderspel geweest. Dan was de wereld in
den grond niet goed en lieflijk als Gods
hart, maar donker en vol smart en wat de
bosscbea ruischten was dan geen blijd
schap maar nameloos leed en verlangen.
Wij voeren (verder en de schaduwen
werden langer en als Ik zong klonk het
minder vroolijk en iederen keer antwoord
de de vreemde zanger met een liöd, dat de
wereld raadselachtiger en droeviger maak
te voor mijn ziel eu waardoor ik zelf ge-
drukter en treuriger werd.
Mijn hart deed pijn en ik had berouw
dat ik niet aan den oever gebleven was
bij 'de bloemen en bij de lieve Brigith en
om mjjzelf in de toenemende duisternis te
bemoedigen, hief ik met luid© stem in
het roode avondlicht het lied aan van Bri
gith en haar kus. Toen viel de duisternis
geheel en ik zweeg, en dan aan het roer
zong weer, nu ook over- do liefde en ©ver
bet zoet van te kussen, van bruine oogm
en van vochtige roode lippen en het klcok
schoon en aangrijpend wat bij zong, maar
in zijn lied was ook de liefde somber p.n
vol gevaar en een doodelijk geheim, iets
waarnaar de verdwaasde en gewonde
menschheid in nood en verlangen zoekend
tastte en dat op den bodem slechts bitter
heid en dood bevatte.
Ik luisterde en werd Zoo moed© en treu
rig. alsof ik al jaren lang onderweg was
en enkel jammer en ellende aanschouwd
bad. Van den vreemden man ging een ge-
statige koude strooming uit van droefheid
en zielsangst.
„Is de dood dan bet hoogste en beste?"
riep ik eindelijk luid. „Dan op, gij droevig»
koning, zing mij dan eon lied van den
dood.
De man aan het roer zong nu van den
dood en hij zong schooner dan ik ooit
heb hooren zingen. Maar de dood was niet
het hoogste en beste en er was geen troost
bij hem te randen. De dood was bet leven
en het le\ en was de dood, en zij waren
in elkander gestrengeld in ©en eeuwige ra
zende omarming en dat was het slotwoord
en de be teekenis der wereld en van daar
tes
kwam een schijnsel, dat allo ellende ver
lichtte en van daar ook viel een schaduw
die alle geluk en heerlijkheid verduisterd©.
Maar uit die duisternis brandden geluk en
heerlijkheid des te inniger op en de liefde
gloeide dieper in dezen donkeren nacht.
Ik luisterde en was stil geworden, ik
had geen eigen wil meer, geen anderen dan
dien van den vreemden man. Zijn blik
rustte op mij met een stille en treurige wal-
wiUendheld en zijn grijze oogen waren vól
van het leed en de schoonheid dezer we
reld. Hij glimlachte mij toe en toen vatte
ik moed en smeekte in mijn angst:
„Ach, laten wij omkeeren! Ik ben u heel
dankbaar voor alles, maar ik ben bang m
dezen donkeren nacht ik wil terug naar
de plaats, waar ik Brigith kan vinden of
naar huis naar mijn vader."
De man stond op en wees voor zich uit
in den nacht en het schijnsel van zijn
lantaarn viel op zijn mager, scherp ge
zicht.
„Terug voert geen weg," zeide hij ern
stig en vriendelijk. „Men moet altijd voor
waarts gaan als men de wereld wil ken
nen. En van het meisje met de bruine
oogen hebt gr} het mooiste en beste al ge
noten en hoe verder gij van haar afzijt, des
te mooier- en beter zal dat worden. Maar
vaar nu zelf waarheen gij wilt, ik zal u
mijn plaats aan het roer afstaan."
Ik zag dat hij gelijk had en was toch
ten doode toe bedroefd, dat het zoo zijn
moest. Vol verlangen dacht ik aan Bri
gith en aan thuis en alles wat zoo kort
geleden nog dichtbij en vol licht en mijn
eigendom was geweest en wat ik nu ver
loren had. Maar nu wilde ik de plaats
van den vreemde overnemen en zelf stu
ren. Zoo moest het zijn. Daarom stond ik
op en ging over de Loot naar de plaats
aan het roer en de man bad mij zwijgend
tegemoet en toen wij naast elkander stonden
zag hij mij vast in 't gelaat en gaf rnrj
zijn lartaarn.
Maar- toen ik aan het roer zat met de
lantaarn naast mij, was ik alleen in de
boot en de man was verdwenen, en toch
schrikte ik hiervan niet, het scheen mij
alleen toe alsof de schoon© lichte dag. die
voorbijging, en mijn tehuis en Brigith slechts
een droom geweest was, en ik in werkelijk
heid oud en treurig was en altijd op dienr
zwarten, somberen stroom had gevaren.
Ik begreep, dat ik den man niet roepen
mocht en het besef van de waarheid deed
mij beven, en om zekerheid te hebben om
trent dat wat ik vermoedde, hoog ik mij
over het water en hief de lantaarn in
de hoogte en uit den zwarten spiegel zag
mij een scherp, ernstig gelaat aan met grijze
oogen en dit was ikzelf. En omdat geen
weg terugleidt voer ik over het donker©
water voort in de stilte en duisternis van
den nacht.
BOÏTEltDA Mt.'
DEN HAAG.
JICHT
Weet gij niet dat de Klooster balsem een heerlik wrijfmiddel is.
Laat U toch met dit veeleercemd bui middel wrijven, zooah zoovele
lijders- vóór U daten. Weldra zult ook gij de onechatbare KI oster-
b»lsem prijzen. Voor ouden van 'lagen, die klagen over stramheid in
de ledematen, is de Kloosterbalsem dilcwijis een ware uitkomst De
Kloosterbalsem is cok een onmisbaar middel bij
Prijs per pot «an pi m. SO gram l 0.80, van
pl m. 50 gram f d ,60. van pl m.00 gram 13
van pl m. 2»0 gram f6.Alom verkrij^baar
Eiseht roode» band met onze handteekeninv:
L. I. AK.&EK, Rotterdam, 6705 78
Zij, die wensehen te ad verteeren te
Dordrecht en In de omstreken,
vinden voor hunne advertentién de
grootst mogelijke publiciteit m de
DE DORDRECHTSCHE DRUK KERIJ EN
U1TGE V ERS-MA ATSCH APPIJ.
Dit blad verschijnt tweemaal per dag.
Makelaars ia Assurantiën.
ROTTE H DA. Uf.
1295 12
Bareel van Adminlstrn- 17 ïl Alfljjl) Cf Pabllc-Accountaut-
tiêTe Contxöle. |4 f||l|f Deeraar SL O. Boek-
-Gevestigd sedert 1894.- llv I AiAlJK/^honden, etc.
Kantoor: le Tuinsingel no. 49, Schiedam. Interc. Telephoon no. 484.
Inrichten, bijwerken, In orde brengen, eontroleeren en geregeld bijhouden
van administration van welken aard ook. Leeraar in Staat
huishoudkunde en Statistiek, Boekhouden, Han delsreken en en Handelsrecht.
OJPLEIDINfi VOOR EXAMES ENT PBACTUK. S91 20
Haodelsoredieten.
Voorschotten la Rrfrenina-Couximt.
Deposito's,
CBKQU E-RKKENINGEN mot renterergoedinfi.
Geiesenheid tot open en seal o ten bewaargeving.
TELEGRAM-AD RES:
„BAL O".
TELEFOON-INTERC.
Na, 65 «n No.463.
6096 80
op Binnen— en Buitenland.
f c f. m >o
S38E 100