ihiedamsche Courant. tweede blad [it het Indische leven. ZUIDELIJK BLOED. «fistel Vrijdag 28 April 1822. Ho 18960 rnoR WIE BETEiR DOEN, NIET NUR INDIÊ TE GAAN. II. >t bliikt 'mij herhaaldelijk, dat velen [and Indié nog beschouwen als een waar geen geregelde toestanden heer- Het-schijnt in de oogen .dier men- n'nofi te zijn leen groote wildernis, waai-- verstoken is van veel comfort, liier Lrooa zoo bekend, waai- wilde die- Vit voortdurende bewaking dwinger* nr&ar de Em-opeaan eigenlijk leeft te len van wilde volksstammen, die ook vidzaken tot een steeds waakzaam zijn. in zulk land de kans om vooruit te mi zonder degelijke vooropleiding groot eldt dan haast als een axioma. Immers 3n niet voldoend opgeleid© Europeaan 'altijd nog meer waard dan een half eheel wilde Maleiër, Javaan, Chinees rat ook. Het zou toch wel wat heel ^n, zoo een blanke het niet won een hruine. tee meemng brengt er dus toe), men meent ook zonder veel capaci e zijn weg in Indië wel te zullen vin- Vandaar dikwijls de vragen, waarop ees in mijn vorigen brief. De grootste lijkheid voor die zoekei-s naar een um is die van den overtocht. Is men iaal maar op Java of Sumatra aan id, dan komt de rest van zelf wel. iar dat is dan juist het ergste: die komt niet zoo, als men wel denkt. De cing, welke men dan zal opdoen, is dien aard, dat men zich al heel gauw lukkig voelt <m begrijpt, dat slagen moeilijk, zoo niet onmogelijk is. dunkt, dat reeds het eerste uur, de e dag te Batavia dien indruk moet gen. De boot heeft den landverhui- tot Tandjong Priok gebracht en een rtrein brengt hem verder langs een die vier parallel sporen heeft. Het e eens gebeurd, dat ik langs dien weg tegelijk met twee andere treinen. Te via aangekomen ontwaart de vreem- g een Oostersche stad, met vele Chi- jn en Inlanders, doch al ziet hij veel bil met Westerlingen en met \Yes- he toestanden, het zal hem toch al lijk opvallen, dat hij aangeland is te en van een geordende, bedrijvige sa- eving. Hij ziet winkel naast winkel, lelmakers, schoenmakers, thumeri ie- smeden, groote gebouwen, waarin onaangename gevoel in hem wakker en gevestigd zijn, een stoomtram en electrische tram, havenstoombootjes, rijtuigen, auto's, vrachtauto's, kleine uigen voor twee personen en dat al- n lange rijen. Hij neemt een bedrii- dd waar, zooals hij zich in zijn Ne- ndsch dorpje of stil stadje nooit ge- nd heeft, ja, dat hg zelfs in vrij be- ijke Eurapeesche steden niet heeft genomen. Zou hij soms in Soera ba ja ikonien zijn, dan zou hij op sommige van den dag een drukte zien, die g onderdoet voor die in Europeesche dsteden, welke daarvoor vermaard Langs Gemblongan, en Paser Besaar l honderden auto's en andere voertui- ichter elkander om de inzittenden van erschillende kantoren naar huis te ;en, zoo de werkdag om is, of otuge- wanneer in den morgen de werk uur vangt. nt onze vreemdeling in de Europee- wijken van Weltevreden, een deel Batavia, dan loopt hij kans te ver in in de vele straten met goede Euro- he huizen, die op hem wel oen aaa- aen indruk maken, maar toch ook n, dat het toch niet zoo heel gemak- voor hem zal zijn om hier tot een e te komen, t is hij Wat kan hij vraagt hij zich misschien dan wel af. En dan komt de drukkende ge- e, dat hij vermoedelijk zal moeten aen heel erg van beneden af. meldt zich eens aan in een beschei- lotel en vraagt daar logies. De prijs hem schrikken en hem beseffen, dat icdig is reeds den volgenden dag een hing te zoeken, kan hij misschien geluk hebben, waarschijnlijk is dit niet. Waait die ondergeschikte betrekkingen mist dadelijk, iets, wat zeer noodig is, muis van de Maleische taal. Alsioo- oor een toko, voor een bank of wat ds portier, als tramconducteur, enz. kennis een eerste vereischte. En dan loet hij de zeer onaangename erva- >p, onaangenaam voor hem, die zoo en meende een aanbeveling te be- in zijn volbloed Europeaan-zijn en tieu een paar goede getuigschriften; ïen heelemaal niet om hem verle- r die betrekkingen neemt men zo- es lands, hetzij halfbloeds, hetzij vol- Oosterlingen, Chineezen, Maleiërs, m enz. zoeken vermoeit hem en aan den van zijn eersten Indischen dag is g even ver als in. den morgen, of jk is liij wel wat verder, omdat hij emerlct heeft, dat de loonen, welke I ondergeschikte betrekkingen wor- itgekeerd, wel voldoende zijn voor jezetenen des lands,, die de kunst m met veel 'minder rond te komen en Europeaan, niaar voor hem bij na- niet toereikend zijn. t hij in Nederland een ambacht ge- dan zal hij het misschien in die g beproeven, maar' ook 'dan erva- it er Chineesche en Inlandsche- tim- - schoenmakers, schilders; zadelma- mz: bij de vleet zijn en-dat ze zich m steÜên met.een loon, waarvan-zij naar een Europeaan volstrekt niet kan. Men moet zich ditwel. goed voorstellen om te beseffen, hoe ellendig zich zoo iemand, die natuurlijk £een kapitaal be zit om het eens eenige maanden aan te zien, voelen moet. Arnhem, 1922, A. v. W. HDfNEÏiLAirih Da Nederlandsche afdeeling op do Wasserbau und üinnensehtrfariit AussteUung te Essen. Zooals bekend, heeft gedurende deze maand 'te Essen a. H. een tentoonstelling plaats op hot gebied van waterbouwkunde en binnenscheepvaart, aan welke, op ini tiatief der Nederlandsche Vcreeniging voor TentoonstelliDgsbelangen een Nederlandsche afdeeling deelneemt, welke ten doel heeft de internationale beteekenis van onze water verbindingen en van onze voornaamste ha vens naar voren te brengen. De Nederlandsche afdeeling verheugt zich zeer in de bijzondere belangstelling dei vele bezoekers dezer tentoonstelling. Dat het algemeen oordeel der bezoe kers wordt gedeeld door de Duitsche Peis, blijkt o. a. uit het volgende De Mtilheimer General Anzeiger schreef o. a.„De schoone Nederlandsche afdee ling, met plastische havenpanorama's van Rotterdam, Amsterdam en Dordrecht, met plannen over een nieuwe grootsche uit breiding der Vlissingsche haven, die dan aangewezen is door de belangrijke ver korting van het zeeverkeer van Amerika naar Engeland of Duitschland tegenover Antwerpen, deze laatste in menig opzicht voordeelig te vervangen. Ook overigens vertoont de Nedeiland- sche inzending nog veel belangrijks op het gebied van den staatswaterbouw, evenzoo als statistisch materiaal omtrent de betee kenis op houtgebied 'van handelspolitiek van onzen bevrienden nabuur en zijn ha vens." 1 De Esser Allgemeine Zeitung vermeldde o. a. De Nederlandsche afdeeling toont duide lijk en in voorbeeldige groepeering Hol land's leidende positie op het gebied van binnenscheepvaart. De in Holland gepro jecteerde en ten deele reeds in uitvoering zijnde nieuwe werken, in het bijzonder de grootsche Jilavenuitbreiding, toonen duide lijk, dat onze buurman niet van plan is op zijn verkregen lauweren te blijven rusten. De Essener Volkszeitung geeft een af zonderlijk, uitgebreid zeer waardeeiend ar tikel over de NeÜeriandsche inzending, waar aan wij het volgende ontleenen: Met welbehagen volgt het oog den loop der grootwatefvei-bindingen tot in de havens voor transitoverkeer en binnenscheepvaart, dokken en kanalen. Steeds komen nieuwe interessante bijzondei he den naar voren. Kaarten, constructieteekeningen' grafische tabellen en vergelijkende modellen helpen ons als stomme maar instinctieve leiders Sport» Voetbal, Het wedstrijd programma voor Zondag a s luidt als volgt: Kampioenschap van Nederland. Deventer: Go AheadBo Quick. Westelijke le klasse. Amsterdam; Blauw WitFeijenoorl. Den Ilaag: II.BS,Spartaan RotterdamV.ö C.II V.Y. Amsterdam V.Y A.Ajax Schiedam: H-DV.SExcelsior. iJmuiden: StormvogelsV.LF C. Gemengd Aleuws. Driemaal aangeslagen. Een belastingbetaler schrijft aan een ad viesbureau Tot 25 Mei 1921 woonde ik te A., al waar ik voor Rijks- en Gemeentebelasting over hot geheels jaar ben aangeslagen door den Rijksinspecteur. Daarna woonde ik te B-. welke gemeente mij eveneens voor het geheele jaar aan sloeg. Tevens ben ik als forens aangeslagen te C. ik. heb ontheffing gevraagd bij den Inspecteur der Directe Belastingen te A., maar nul op het request "giekregen. In A zegt men, dat de gemeente R. mij niet mag aanslaan en in B. zegt men, dat ik te A ontheffing moet krijgen. 1 Het wordt toch tijd, dat een en ander ge regeld wordt ten behoeve der belastingbe talers- Bureaucratie en bezuinmg. Onze stadgenoot aldus de te Roosen daal verschijnende Grondwet de zadel maker Begrens, kroeg een aanvrage van de Ned. Spoorwegen om de kosten op te geven van de reparatie van een beateltasch. Dit werd gedaan en die kosten waren f 1. Daarop mocht de reparatie giescbielen B moest nu een nota indienen bij den Stationschef ad fl. Dit gebeurde op 16 Jasuari, .onHtjr de noo- dige plichtplegingen daarbij veveischt. Thans heeft R. nog meer papieren terug gekregen dan hij indiende en is beun aan gekondigd dat hij zijn gulden in Breda kan gaan halen. Deze papieren zijn een kostelijke verza meling van allerlei handteekeningen en stempels. Bij onze poging om deze te ontcijferen zijn wij tot de volgende combinatie geko men. De heer Beijrens dient zijn nota in vergézeld van het bewijs geteekeiid door den Stationschef Haak en dm inspecteur van het vervoer Jelfes dat hem J.e repa ratie- is opgedragen. De oorspronkelijke nota is nu achtereen volgens accoord hev'ontden door den clied Haak; Roosendaal, door den inspecteur van het vervoer Jel'es, Breda en die Rekenkg i hier, Utrecht heeft voor gezien geteekemL Vérder bevat hfijt stuk een administeatie- stempel* der Associatie Kassa, Amsterdam,- met Bh noodig© parafe-n en verwijzingen dat" de 'nota in- Fèbr. 1922 is> geboekt,' dat de nota'door'de- Ass. Kassa onder no 284 is betaald, en voorts nog een .stempel mjat liet verzoek dit stuk nu voldaanteckeninjg terug te zenden. Wat verder de roode, blauwe en zwarte potloodcijfers beduiden die het stuk ver sieren, is ons niet duidelijk. Deze papieren waren nog vergezeld Van een kennisgeving, waarbij de Associatie Kassa, Amsterdam, namens de Nederland sche Spoorwegen, Uteeclit, machtiging ver leent deze nota te betalen door den bankier Frans Laurgssen te Rreda. Na al deze officieel© stukken te heb ben doorgeworsteld, was de heer B. zoo blij neg zulke heldere hersens te hebben dat hij er maar Man af -zag een spoor kaartje te nemen naar Breda en dus den gulden te laten liggen waar hij ligt 'tMooiste komt echter nog als ons uit een der aantetókeniifigjen blijkt Uiit het beding dei invordering van dezien guldendrie gulden en drie cent bed i aagt. Hooiden we niet, dat vanwege bezuini ging ambtenaren werden ontslagen? Hotelroof. In een groot hotel te Berlijn zijn twee buiteninndsche dames door hoteldieven be roofd van sidraden ter waarde Van een miillioen Mark Oorlogs-hutcelijken Het aantal der aangevraagde ontbindin gen van huwelijken, in den oorlogstijd tas- schen Fransche meisjes en 'Amerikanen ge sloten, is te Parijs zoo groot, dat de recht bank van het Departement de la Seine be sloten heeft voortaan zulke aanvragen al leen in behandeling te nemen, als de aan-, vrager ten minste twee jaar in Frankrijk woonachtig is geweest. Hondsdolheid, In den Amerikaanschen staat Washing ton is hondsdolheid uitgebroken De epi demie gelijkt, zegt een door het Tijdschr. v. Geneesk. aan den Med. Record ontleend bericht, op die in de staten der Rocky 'Mountains in 1915, toen 2100 personen door aan rabies lijdende dieren zijn gebeten. De verspreiding der ziekte wordt toegeschre ven aan jakhalzen. In kleine plaatsen wor den de menschen zelfs in de straten door deze dieren aangevallen. In Connecticut is voor 25 steden de honden-quarantaine voorgeschreven. 6300 'gulden aan diamant verd-zenen. Aan een der loketten van het bijpost kantoor aan do Prins Hendrikkade bij de Schippersgradit te Amsterdam, deed een handelaar in diamant, enkele post-geldza- ben af. Hij had daarvoor uit zijn porte feuille eenige papieren gehaald en deze naast zich neergelegd. Na afdoening der zaken iieeft hij vergeten de portefeuille in den zak te steken. Op straat kwam hij tot die ontdekking. Toen liij op het postkan toor lenig kwam, was de brieventasch ver dwenen en daarmee een enveloppe met f 6300 aan diamant. De diamanten waren niet zijn eigendom, maar behooten aan iemand, die in het buitenland vertoeft. Bij de politie is aangifte gedaan. door BARJNKAY. De zon ging onder. De ronde lijning van den gloedrooden bol stiet zich reeds te pletter aan den horizon en het scheed alsof uit deze wonde een stroom van versch hloed den hemel toevloeide. Een purperen sluier lag over de hleefce ber gen van Calabrië en over de stille, wijde zee. Dieprood stond het riet omhoog, stijf- rechtop; schepen met oranjegele zeilen, lichtend in het scharlakenrood, gleden lang zaam naar het strand heen. En het strand zelf was een stuk van een rozentuin. Roze was het zand, roze de opgehangen visch- netten, waarin feeën-kinderen hadden kun nen schommelen 1 De wijde hemel, de aarde, glansde in jubeltonen, een kleuren weelde trilde door de lucht. Aan het strand stond een schilder voor zijn doek en werkte haastig door. Hij lette heelemaal niet op het mooie meisje, dat reeds eenigen tijd naast hem op het zand gehurkt zat. Misschien was daaraan niet alléén zijn ijver schuld, maar ook wel zijn baard, die reeds te grijzen begon. Oogen en penseel Werkten gespannen- Tinten van purper, scharlaken en goud dekten reeds meer en mevr het doek. De kortstondige kleuren-zwrjmel der natuur, werd hier vastgehouden door kunstenaar's wil en macht Toen echter een schaduw o ver hetland- schap viel en een onzichtbare reuzenliane! de gansche kleuren-toovering uitdoezèlde, draaide ltij zich met een warmen blik in zijn oogen om naar Malta, die zich ge reed maakte zijn schildergerei op te rui men, zooals zij het iederen dag" placht te doen. „Kleintje", sprak hij, „maar kleintje, el- ken dag zie ik 'je met een droever ge zichtje! Ik zie het heel goed! Wat- is" er aan de hand? Heeft je vriend een ander meisje omhelsd?" Zij ademde diep. „Ach, signer, ik-bezit geenvriend, tenminste niet in die betee kenis, als waaraan u denkt. Ik vertrouw u, mijn maestro. Toe, geef mij raad. In het dorp is Gennaro een der knapste van alle jongemannen. Dien mag ik reeds lang erg graag lijden. Menigen omweg maakte ik om hem in de mooie fluweelen oogen te-kunnen zien. Had hij dit gauw ontdekt, of ging het hem als mij? Ik-weet het niet, maar hij zag mij aan, zooals ik hem Zijn1 blik straalde mij toe. Hij was waan ik was, en ik was,-maar hij ging.-Wij-kre gen elkaar lief. "Wij hadden het- elkaar nog niet- in woorde ngezegd. Waarom? Misschien omdat ik wat verlegen, hij ook wat timide-was, of omdat het rechte oogen- blik niet was aangebroken? De oogen zei den zóóveel, de lippen bleven echter stom. Maar ik voelde het,- slechts een nietsje scheidde ons-nog. Een lied, een bloem, een woord" van anderen, een gelukkige "ÏV '-te- ontmoeting zouden de lippen tot sprekert brengen. Toen moest ik weg; zeer ver weg. Een bloedverwante moest ik langen trjd ver plegen. Eerst na verloop van twee maan den keende ik terug naai' het eigen dorp- Het laatste gedeelte ging ik te voet en ik dacht onafgebroken aan Gennaro. Zou hij mij vergeten hebben Die vraag brandde in mijn ziel. Nog voordat ik thuis was zag ik midden op de straat hem in ge sprek met een man. Hij staarde mij aan als een wonder en deed een pas op zij om mij voorbij te laten. De schrik over dit onverwachte weerzien beving mij; ik kan het niet precies uitleggen, signor, maai deed ik het uit schaamte, uit verrassing, omdat al mijn gedachten hem voortdurend hadden gezocht en het mij was, als glans den ze mij van het gezicht af, dat ik trotsch, met staak gelaat niet langs hem heenliep, doch langa den ander, waar nauwelijks ruimte was voor mijn voet? Direct zei ik tot mezelve: „Je bent heel onhandig geweest, je hebt hem stellig be- leedigd". Ik bleef e\en stilstaan en draai de mij om. Zijn gezicht was donkerrood en hooghartig terzij gewend. De onhandig heid was nu oeiunaal begaan en bezorgd liep ik verder. Zoo vaak hij mij alleen tegenkomt, boren zijn oogen zich in de mijne. Zijn wij door anderen omringd, dan doet hg als kende Juj mij niet. Wij gaan onverschillig aan elkaar voorbij, onzeoogeii zijn stom geworden! Ik heb er veel leed van maestro, jk heb hem nu meer dan ooit lief, ik zou hem om den hals willen vallen, het boo zé gezicht willen afkussen. Maar dien moed bezit ik niet. Wel heb ik een twijfel in me, dat ik misschien niets voor hem ben Hij zou anders toch "wel eenige ophel dering gewenscht hebben. Signer, u bent verstandig, u hebt reeds grijze haren, en u bent een man en weet, hoe een man voelt, o, zeg mij, wat moet ik doen? Hem laten loepen? Dat kan ik niet. Hem zeggen, hoe alles kwam? Dat wil ik niet. Ik hen maar een meisje 1" De beiden liepen het dorp tegemoet, naar het ouderlijke huis van Malfa, waar de schilder tijdelijk zijn intrek had genomen. Hij zweeg geruhnen tijd en dacht over alles na. t i Scheidsrecli ter in hefdes-zaken te zijn is een teer ambt. En al lastiger naarmate de banden feeder zijn! En des te lastiger in een land, waar het bloed al te brui send door de adneen vloeit. „Signor, zeg mij, gelooft u, dat Gom naro mij ooit bemind heeft?" „La mi a piccina, je hebt dit In zijn oogen gelezen. Een dichter van mijn land zegt De tolk der gedachten zijn de lip pen de tolk van liet gevoel is het oog. Oogen liegen niet, Malfa. En ook tieren op een onverschilligen bodem geeA toorn, en gekrenkte trots. Waarom zou hij geërgerd, zijn, als „Ach ja, waarom is hij eigenlijk hoos op mij", viel het meisje m de rede; „ltij behoefde mgn optreden immers niet zoo zwaar op te nemen." „Denk je dat? Hij gelooft natuurlijk, dat jij niets meer van hem weten wilt, dat je in je afwezigheid veranderd bent. Hij denkt, dat er een ander is gekomen in je leven, dat je hem dit nu duidelijk hebt willen maken." ,,0, maestro, die gedachte heeft hij al lang moeten verwerpen. Ik leef als vroe ger en als k hem tegenkom,i zie ik hem deemoedig aan", sprak zij met een zachte, verlegen stem. De schilder glimlachte. „Nu, dan heeft jouw Gennaro alleen maar wat te veel eigenwaarde en trots. Maar trots duurt bij de mannen nooit zoo heel lang. Heb geduld, Malfa. Voordat mijn „Zonsonder- gang aan de Calabrisehe zee" af is ligt Gennaro- aan je voeten. Heb maar wat ge duld. De tijd brengt alles inevenwicht, ook liefdeszorgen." Malfa zette zijn schildergerei in het ka mertje weg en vertrok met een b deesd „grazie, maestro", op de lippen. Zij was heelemaal niet met dezen raad: geduld hebben, bevredigd. De meest r ken de al heel slecht haar jonge bloed. Han delen wilde zij; de begane fout goed ma ken, of den trots van den beminden marl breken. Een liefdesbekentenis verlangde zij, of woorden van haat van zijn lippen 1 - Geduld. Dat waren de grijze haren, die aldus rieden, neen, zij wilde nu weten* wat de jeugd zou doen in zoo'n geval Dienzelfden avond ging zij nog naar een vriendin, aan wie zg alles biechtte. Deze lachte herhaaldelijk onder het toeluisteren en gierde hel uit, toen zij de raadgevin gen van den oude vernam. „Een ouwe man en dan nog wel eentje uit het starre Noorden. Wie vraagt nu zoo iemand om raad. Ik raad je beter", en sneller: „Maak Gennaro jaloersch. Je zult zien, hij verraad direct zijn trots, en hij brult op als een leeuw als hij je beminnelijk ziet met een ander. Mijn broer Carlo waagt het me't je. Die is een echte kemphaan; die ziet niet tegen een vechtpartij op mal den vertoornden vriend! Het stemmetje, dat Malfa binnenin zacht afried dezen raad te volgen, werd nau welijks gehoord en weldra zweeg het stil toen Carlo met ondernemende bereidwillig, lieid op het plan inging. „Dien maken wij spoedig tam. Wij zul. len wat fijn samen het verliefde spel spe len, Malfa. Het bloed zal hem gaan ko ken, haha!" Eenige dagen hierna was er jaarmarkt in het naaste stadje. Alles reed en trok daarheen. De stoffige straat wemelde van voetgangers en muildieren, er waren maar weinig wagens. Maar in één daarvan zat Carlo met zijn zuster en Malfa. Zoo jolig mogelijk' reden zij aan Gennaro voorbij. De lange, roode linten van Malfa's hoed fladderden hem bijna in het gezicht. Hij deed echter alsof hij niemendal zag,. „Wij zullen je'wel krijgen!" lachte do jonge Carlo in zichzelf. Hij keende zich op den hok om en wierp Malfa een gloeiend roode anjer toe, met veelzeggend gebaar. De bloem viel echter in het 2and en j'uist Vóór de voeten van Gennaro. Deze ver trad haar zoodat de bloem als een roode bloedvlek den weg kleurde. In Malfa ont stond een vage angst. Als dit middel eens niet zou helpen, als de verwijdering nu nog eens des te grooler weid?. In de herberg ging het jolig toe. Dé paren dansten Wild dooréén. Malfa was er steeds hij en danste dé een» tarantella na do andere. In de tussclienpauzes liepen ze hand in hand rond en Carlo kocht voor zijn danseresje zoete „frutti" en „limonata gazosa". Hij keek liaar steeds in de oogen en zij lachte naar hem terug. Toch had haar lach geen achtergrond, ui gedachten was zij bij Gennaro, die in een hoek van het vertrek met kameraden stond te dobbelen en oegenschijnlijk geen acht op haar sloeg. Maar 'één enkele maal ving zij toch zijn blik op, de weeke fluweel- oogen konden hevig steken. Zij Werd nu overmoedig. Zij verheugde zich in dien woedenden blik. Toen zij langs den hoek liepen, waar hij stond, streelde zij Carlo's arm, terwijl zij Gennaro met lichten Bpot aankeek: Deze sprong opeens op en wierp zich op het meisje. En voordat zij wist, wat hij wilde, voelde zij een stekend© pijn in haar gezicht. „Santissinm madreS" schreeuwde zij luid uit en viel neer. Gillend drongen de -pa ren terug, Gennaro stond als verlamd, met verwrongen gezicht hield hij het „rasoio" in de hand. „Haar oogen, haar oogen speelden met mg", kreet hij uit, „haar- geacht maakte mij dol. Ik kon niet andere, ik moest het ver minken." Woest kabaal volgde. De mannen dreig den, de vrouwen klaagden, de meisjes fluis terden en keken met wangunstige verle genheid naar den doodsbleeken woesteling. Hoe lievig scheen hij dit meisje te min nen dat hij den durf had om, ten aam schouwe van allen, haar d© sfregio toe te brengen, die hem zonder twijfel in de gevangenis zou werpen: Men tilde het in hloed badende meisje hoog op en droeg haai' de heiberg uit Dreigend naderden enkelen Gennaro, dia zich met verroerde. JJlings aangeroepen ka- rabinierie duwden allen om hem heen ter zijde en voerden hem na een kort gesprek weg. Een korten tijd werd de driftkop opge sloten. Wat in het Zuiden uit liefde en ijverzucht begaan wordt, straft men niet zwaai'. Toen Genua io de gevangenis verlaten had, werd hg naar Malfa heengedreveni Hij wilde en moest haar zien, de vermin king aanschouwen, welke zij aan hem te danken had. Nog kookte het binnenin hem, wanneer hij haar weer in herinnering terug" zag naast Carlo! Of die kerel haar nog steeds lijden mocht, nu zij "dat liefdes-aandenken aan een ander met zich droeg? Heimelijk wilde hij haar zien. Hij sloop om liethuis. Hij zag haar zitten in de zon en de schilder stond brj haar en teekende haar portret. Hoe mooi was zo toch! Mooier dan ooit tevoren: nu zoo bleek, zoo fijntjes als een echte Madonna Zijn hart begon te kloppen. Maar nergens was een lidteeken. Hij had toch Stil, zij keerde haar hoofd om. Opeens, daar zag hij een vuxuxoode streep recht o-ver de geheele linkerwang. Dat was het werk zijner woede! Hg had haar dit aan gedaan! Hij! In Gennaro's borst begon het te branden: liefde, en pijn en trots, alles dooreen. Aehter een klein haagje bespiedde hij haar met heete oogen. Wat was ze stil letjes! De schilder sprak alléén: „Hoe gaat het met de wond, Malfa?" hoorde hij vragen. „Geen pijn meer?" Droomerig keek zij voor zich uit. „Jij hebt mijn raad niet gevolgd, kind. hebt niet - met geduld gewacht tot Gen- naro-'s begrijpelijke verstoordheid voorbij trok je hebt hem. in de War gebracht met bedenkelijke middelen.nu is - de h:ete zaak voor hem heel erg, voor- jou nog veel erger geworden. De schending, kleintje, dte de driftkop je schoonheid heeft aangedaan, zal je nog menig traantje kosten!' Malfa zag hem nu met groote oogen aan. „Maestro, zoo denkt u erover, maasr u vergist u! Bij ons is een meisje er trotsch op door een man op een dergelijke wij zo verwond te worden. Dubbel trotsch en zalig als het de man is, dien zij liefheeft Het lidteeken is mij dierbaar, signorI-' De schilder schoen verbluft Hij lachte. „Jullie bent maar een gelukkig volkje hier De natuur in alles zooveel nader dan do producten van een verfijnder opvoedingl ik zou zeggen, -Malfa, laten wij het schil deren voor heden erbij laten. Je bent moe. Yoordat Gennaro los komt, is het- werk zeker klaar; anders mocht zijn ijverzucht zich op mij ook nog willen koelenl" „Nu vergist u zich, signor, Gennaro komt vandaag vrijt" „Heb je zoo precies de dagen afgeteld?" Zij knikte en hij lachte' en* ging] toen met palet en doek, dat het bijna voltooide, ongerepte, mooie profieltje 'der Italiaaiv sche vertoonde, het huis binnen. Nauwelijks had hg zijn mg gekeerd, of Gennaro was met één sprong hij'hot jonge meisje. Malfa schoot op hem af en lacht© verward. Hij beefde en vond- geen woor den. Zij 'zagen elkaar zwijgend in de oogen en weiden rood en Week; zijn blik vlamde onder de heftige ontroering. Toen begon Malfa met trillende* lappen te spreken „Je hebt het mij laten vermoeden, jo hebt het mij bewezen, dat- je- mij lief- hebt,'nu, nu moet- je het mij ook in-woor den zeggen, Gennan>! Ik snak er" naar het eindelijk uit je eigen mond te - lioo- ren, o, spreek!" Hij kuste eerst, de wonde, voordat hij haar hartstochtelijk- influisterde: „kW U 'amo!" Ik heb je lief, lief-bóven'allés en allesil" i Sfregio-vei'wouding uit ijverzucht toe gebracht i i DEB in Overgangskla sse. 're -">?<• j C -

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 5