»M Een gehoornde Reismakker, I?" fefi Kunst, en Wetensclsap. Kurhmts. Re concerten in hel Kurhuus to Scheve- ningen zullen, evenals in da laatste vorige jaren, ook dezen zomer gegeven wbrden door het Residentie-orkest. Eerste dirigent is prof. Georg Sohneevoigt, die do Zondag-, Woensdag- en Yrijdagavondconoer ten zal dirigceren. Als tweede dirigent o.a. voor inatinée's niet solisten van het voltallige orkest op Zondag, en Donderdagmiddag is geëngageerd de heer Igpaz Neumork. Als solisten zullen optreden Harold Bauer en Sigrid Sohneevoigt (piano), Carl Flesch. Joan Manen, Jacques Thihaud, Bronislaw Huberman eu Sam Swaap (viool), Judith Bokor en Charles vim Islerdael (violon cel), Birgit Engell, Barbara Kemp, Jac ques Urlus, A. Koubi tsky, Eironi Leisner Maartje van der MeerOffers. Gretha San thagens Manders en Car-1 Sehlussnuss (zang) Er worden onderhandelingen gevoerd met de Italiaansche Opera, het Wiener Hof burg Theater en Ehiitsche o pare tl es voor uitvoe ringen in de Kurzaal. in het Cabaret artistique. zal het Hof- stadtooneel voorstellingen geven. Gemengd Meuws. Verhoop fabrieksturf. Eindelijk begint er eenige merkbare op ruiming in de lange en fabriekstad in de Drentsche venen ta komen. De afvoer is thans zeer groot vooral naar de fa brieken en steenbakkerijen, in de provincie Groningen welke zooveel mogelijk op- koopen, met het oog op het feit, dat er dit jaar bijzonder weinig turf zal worden gegraven. Werkverruiming in Drente. Het plan van jaren her om door een waterverbinding bet Oranjekanaal met den Odoomer zijtak aan de Weesrdingervenen te doen aansluiten, zal dit jaar hoogstwaar schijnlijk ten uitvoer worden gelegd, en aan vele banderden arbeiders werk verschaf fen. Het is de zoogenaamde doorgraving van den Hondsrug", die wel niet hooge, maar steenrijke heuviel in Drenthe. De kosten zijn geraamd op f 1.200.000, De Rijks-, prov.-, gemeentelijke en water- scthapsubsidies zijn grootendeels vastgesteld Nachtvorst- Door den strengen nachtvorst in den af- geloopen nacht vonden eenige schapen on- der Steenwijfcerveld den dood. Doodgedrukt. Aan de gasfabriek te Amersfoort raakte de 56-jarige Mi- D- bekneld tusschen twee kolenlomes. Hg is aan de gevolgen over leden. Een Haagsehe wonderdokter. Den Haag heeft de eer iemand onder haar burgers te tellen, die blijkbaar een soortgelijke geheimzinnige geneeskundige kracht heeft ais die van prof. Gtto Otto. De wonderdokter, hij noemt zich Even Barry, heeft Dinsdagmiddag om 2 uur in den Schouwburg te Haarlem een séance gegeven. Om 10 uur waren al gebrekkiger! komen opdagen, vertelt de „Opr. Haark Crt.", en het gebouw wasp5 toen de heer Barry met zijn proefnemingen aanving, vol bezoekers. Een 16-jarig meisje, dat stotterde, was na behandeling in staat bedaard en zonder hakkelen te spreken. Een oude 'Zandvoortsche vissdher, die 20 jaar niet dan met moeite en met hulp had kunnen strompelen, Verliet kordaat op zijn eentje de zaal. Een nagenoeg blind meisje kon tot haar groote vreugde weer de krant lezen. Het blad zegt, dat er van (den heer Barry een grooten invloed is uitgegaan op de aanwezigen. Des avonds was de Schouwburg weer gevuld met hoopvolle ongelukkigen en nieuwsgierigen. Toen de heer Barry de kreupelen, blin den en stotteraars tot zich riep stonden ze overal in de zaal op. De stotteraars, met wie hij de proeven nam, spieken zuiver. Het 16-jarig meisje, dat 's middags haar normale spraak had teruggekregen, was ïn de wolken en deel de vol overtuiging mede, dat ze nooit en nooit meer zon stotteren. Het blinde meisje *s middags ook behandeld, was nog even beider Wan gezicht en kreeg na nog een proef nog sterker de beschikking oVer haar gezichtsvermogen terug. Vele halve lammen, die hompelend en strompelend waren gekomen, konden „vrij fatsoenlijk", zonder hulp of steun naar huis toe gaan. Het geluk straalde hun van de gezichten. 4 Het blad deelt miee, dat de heer Barry spoedig zal terugkomen om,1 de menschen, die niet behandeld konden worden, te hel pen. j Autob-imiirrt v Te Burgendam (Er.) is gepoogd bij nacht m twoo boet-di rijen het raam o[l te schuiven. Be dados vluchtten door het aanslaan van honden. Een der hoeren zag direct na de mislukte poging een auto Wegrijden. j Gesnap'. Woensdagavond omstreeks kwart voor elf werd de politie te Leiden gewaarschuwd, dat er werd ingebroken in het kantoor en de goederenloods van de Haagsclie Tram aan het Ncoidcinde Onmiddellijk toog een aantal rechercheurs daarheen, en overviel 3 bekende Haagsche inbrekers, n.l. A. T. U., B. T. W. S. en G. Ni, allen omstreeks; 20 jaar oud. Twee hunner stonden op den uitkijk, de andere was binnen. Do komst ran de rechercheurs overrompelde hen ech ter zoo zeer, dat zij geen tijd hadden hun makker te waarschuwen, die zich door een ruit toegang had verschaft- Yoor zoover na te gaan is niets vermist. JJotelprijzsn. Be Alg. Wed. Ver. v. Vreemdelingen-; verkeer verzendt een lijstje van de prij zen van kamers, maaltijden en pension in een aantal hotels in do voornaamste - plaatsen in Nederland. Hierop kan ieder zien, wélke prijzen tegenwoordig in onze hotels gevraagd'worden Dia pensionprijzen varieeren meest tusschen f 5 Yin den va-i cantietgd dikwijls wat hoogerj tot f 12* f 14 en f 16 toe; dit laatste echter in één hotel te Amsterdam. Ook in Schêveningen bijv. zijn er hotels met pensionprijzen van f 6 en f 7 af in de vacantia t Bu-tCixvc atie Wc namen dezer dagen een bericht over uit „De Grondwet" betreffende een bespot telijke bureaucratische verrekening van één gulden, zijnde de kosten van een door een Roosendaalschen zadelmaker verrichte re paratie aan een lederen bestel tasch van de Ned. Spoorwegen. In aansluiting daar aan bericht het blad thans, dat de man nu het hem toekomend bedrag a fl per postwissel toegezonden kreeg. Sint Bureaucratms schijnt eindelijk be grepen te hebben, dat er 'n eenvoudiger, gemakkelijker en goedkooper weg bes tuit om z'n schulden te betalen dan via een berg paperassen. Een inspecteur der Staatsspoorwegen deelde het blad namens de maatschappij nog mede, dat de zaak in orde was, en verzocht namens de directie te melden, dat dergelijke dingen niet meer zouden gebeuren. Een gevaarlijk: mdiviau. Sedert eenige dagen werd de omtrek van Leiden en Oegstgeest onveilig gemaakt door een roan, die des avonds wandalende paartjes met een revolver in de hand dwong geld af te geven, onder bedreiging, dat hij anders proces-Verbaal op zon maken we gens bet plegen van onzedelijke handelin gen. Ilj; liet daarbij een politiepenning zien. Ook ontzag hij zich niet het plegen van onzedelijke handelingen uit te lokken door middel van meisjes. Een aantal per sonen werd van de prachjken van dezen man reeds het slachtoffer, doch uit angst dienden zij geen klacht bij de politie m. Eenige gevallen lekten echter uit, waarop Woensdagavond een expeditie, bestaande uit 16 politiemannen, onder wie rijkspohti|e van Katwijk en Rijnsburg, en de gemeente politie van Oegstgeest er op uit trok. De geheel© omtrek van de boschjes rond om Poelgeest w-erd afgjezet. Even nadat het donker was geworden, passeerde bij jde post Ahspoelderweg,Warrnondscheweg <'n man op een rijwiel zonder licht. Deze man had veel overeenkomst met het signale ment, dat door enkele slachtoffers was op gegeven. Onmiddellijk sprongen de gepos teerde rechercheurs hem op het lijf, en vroegen wie hij Was, waarop hij te kennen gaf naar Noordwijk te willen gaan. Zijn houding was evenwel zoo verdacht, dat tot fouilleering werd overgegaan, met het ge- Volg dat uit zijn zakken kwamen een ge laden browning, een eleetriscihe zaklan taarn en een rijkspolitiepenning. Ofschoon de man aanvankelijk nog eenige oogenblik- ken Keef ontkennen, gaf hij tenslotte toe zich aan genoemde feiten te hebben schul dig gemaakt. Tegen hemi, te Leiden woon achtig en 28 jaar oud, is proces-Verbaal opgemaakt. Hij is naar het buis Van be waring te Den Haag overgebracht. Behal ve bovenvermelde feiten heeft hij zich ook nog schuldig gemaakt aan Verkrachting te Leiden. Doodgeschoten Bij een twist tusschen stakers in 't hout bedrijf te Groningen ©n ongeschoolde werk willigen van buiten de stad is een der sta kers, de 24-jarige J. Pantjes, met een mes in het hart gestoken, tengevolge waarvan hij onmiddellijk daarna is overleden. Twee andere stakers werden gewond. De ver moedelijke daders zijn gearresteerd. Mtjr.-ongeluic. iBij een bedrijfsongeval in de staatsmijln Wjlbelmina nabij Hjeerlen, is Woensdag avond de 17-jarige mijnwerker1 "Wj. uit Kerk rad e om bet leven gekomen. De inbraak te Amsterdam. Omtrent de inbraak bij dien beer A'gste- ribbe te Amsterdam in de Grensstraat ver neemt mtem, dat het onderzoeik in gesteld naar dién inhoud van de gefor ceerde brandkast, beeft uitgewezen, dat er aanwezig moest zijn f49.000 met inbegrip van bet achtergelaten vreemde geld,, be nevens f 20.000 beboorende aaln den heer A. persoonlijk. De Ilekla werkt! Een visschersvaartuig, dat te Aberdeen is aangekomen, rapporteert, dat men, be zig zijnde met vissckien vijf mijl buiten de kust van IJsland, groote vlammen uit de Hfekla beeft zien opstijgen. Sedert leen kleine tachtig jaar had deze vulkaan geen teeken van leven gegeven. Echtelieden M. van Loon en Wj. F. P. Jacobi, 's-Gravenhage. Recht er-commissaris jhr. mr. H. O. Feith, cur mr. IH|. A. II, Canter Cremers. M. E Wj Witmond, 's-Gravenhage. Rech tercommissaris mr. P. (WJ. J. Bijinen, cur mr. M. J. v. d Flier. t Wj. A. H, Rruheim, grossier, Sohevenin- jenrechtercommissaris mr. G. M de Kuy- per, cur. mr_ J. Last. A Jf. Peter en J. H. Peter Jr., koop- lieden in leder, handelende onder den naam Gehr. Peter, Amsterdam. Rechter comm.: mr. J. T. C. Pelting; curator: mr II. Harms en. Naai- het Duitsch van HEIMLICH FEDiEREjR w door M. de R. (Nadruk verboden.; Faillissementen. Uitgesproken: G. Kampbuis, schoenmaker, 's-Graverdia- ge. Rechtercommissaris mr. IW). Lunsingh Ton ekens, cur. mr. H. F. Lütge Het was geen ondier uit de sprookjes wereld en nog veel minder de Booze zelf. Yoor zulk gezelschap zou ik in de grauwe, eenzame Abruzzen hartelijk bedanken Neen, het was b'et meest onderhoudend en karaktervolste dier op aardeeen birum- cn-geel gevlekte geit met een witte vlek op haar voorhoofd en daar boven een enkele sierlijk gebogen, glimmende hoorn. Hoeveel genot hebt gij mij reeds met uw hemelsch'en humor bereid, o, berggeiten van de sybillijnsche toppen. Dagen ach tereen zijt gij mij een vergoeding geweest voor menschelijke nabijheid. Er bestaat dan ook niet onafhankelij kere op aarde dan gij. Gij rukt het gras utï een stuk Grieksch marmer, en. het kan u niet schelen, dat een Caesar daaronder slaapt en dat een andere Caesar in het zuiverste en meest gedrongen Latijn een distichon daarop heeft laten beitelen. Ook heb ik u met biggetjes zien ravotten op het Domplein van Orvieto. Als de koster niet dreigend bij den ingang had gestaan, hadt gij uw capriolen tot in Italië's schoon stee Diora voortgezet, desnoods tot onder Signorelli's huiveringwekkend „Jongste Ge richt". i 0 neen, respect kent gij niet Maar het staat iu goed. Menig tweebeener zou gaarne zoo ongegeneerd willen zijn, als hij het maar kon. In de dorpen en diep in de bergen zijt gij nog bekoorlijker in uw onbevangen heid. Niets ontbreekt u, niets hindert u, daar, waar gij toevallig graast, is uw vader land. En op de bergweiden om den Gran Sasso maakt gij evenveel bokkesprongen als op de Via Appïa midden tusschen Engelscben, prelaten en hofmaarschalken. Andere .dieren gaan ons schuw uit den weg of zijn te trotsch om iets met ons, menschen ;,gemeen te hebben. Weer andere hebben streken. Grj echter zijt de gezellig ste en menschelijkste wezens der vier- beenige schepping. Gij hebt ook eeu groot talent voor kameraadschappelijk verkeer. Gij staat onmiddellijk op goeden voet met ons. En .ternauwernood beboen wij „goedendag, hoe vaart gij?" gezegd, of gij babbelt er al lustig op los en vertelt ons aile ge heimen uwer geitenziel. Ep daarbij riet schen met mij praten als met huns gelij ken. Je spreekt wel een raar gebroken Italiaansch, maar ik kan je desnoods toch wel verstaan. Ga maar door.' Nu bekijk ik mijn begeleidster eens wat nauwkeuriger en ik zie hoe menschelijk ze mij aanziet en hoeveel uitdrukking er ligt in haar blaten, hoe goed. zij den na druk legt op do substantiva en de werk woorden izoo schoon moduleert en Üe zinnen zoo liefelijk en waardig vloeien laat, alsoï het eeu Stanze uit Tasso was. Maar' hoor eens, lief dier, waar vind ik vanavond een onderkomen Waar kan ik goede menschen vinden? „Orsu, amieo, volg mij "maar. ik ga im mers ook naar mijn herders. Zij zijn een weinig wantrouwend hier in de bergen, half pldegiuatisch, half zwaarmoedig, zoo- als alle beigbewoners. Maar dat geeft niet Als zij zien, dat ik bij je ben en zoo lustig met je babbel, dan denken zij dat wij broer en zuster zijn en dan nemen zij je op als een van mijns gelijken." „Hartelijk dank, Sïgnorina of moet ik Signora zeggen?" „Signora,"' antwoordde de geit vol moe der trots. „Nu 'dau, Signora; maar luister eens, zie je ik ben toch nog een beetje bang. In Üe boeken staat allerlei onheilspellends over Uw Abruzzen." „Laat dat alles nu maai- aan mij over. Pellegrino, de boeken. Ach wat onzin." Vol verachting lichtte de geit haar s taartje een weinig op En zoo trippelt zij naast mij, altijd links, veegt af en toe haar baard aan mijn been af, rukt een blaadje af aan den kant van den weg, beruikt mijn hand eens, bedelt een beetje en 'steelt ook iets uit mijn zak als een goed rechtgeaarde Ita liaansche, en zegt dan„wel bedankt," en bedelt en steelt opnieuw en vertelt daar tusschen door allerlei uit dut hooge herders- gebied. De winter is bier volgens haar nat en koud en men blijft dan zoo dicht mogelijk bijeenbokken. Maar bij het eer ste luwe zuchtje trekt men de bergen in. Dan komt op eens al bet gras uit den grond. Men weet niet waar het eerst te he-x ginnen. De jonge sikjes oveieten zich dan geregeld, of men ze waarschuwt of niet Heel diep in het achterland is nog wel eens een wolf. Daarheen gaan wij altijd met ons vieren of vijven en blijven goed bij elkaar en steken onze hoorns vooruit, zoo dat de schelm niets durft wagen. Alii Sig- nore, eens daar hoog boven in Benorno dat was prachtig. Wij waren daar piet z'n drieën, ik als jong geitje, een van mijn tantes, een flinke, dat moet ik zeggen, en mijn oom. Wij 'noemden hem Barbone, omdat zijn baard tot aan den grond reikte. Toen wij lucht kregen van den wolf, be val de oude bok ons stil te blijven slaan en wanneer de schurk mqpht aanvallen, absoluut neutraal te blijven. Hij zou het zaakje wel alleen opknappen. Hij zou zich eeuwig moeten schamen als bij" een deftige dame en een kind als recruten noodig had. Eji toen kwam de groote" ruwharige, aschgrauwe wolf er werkelijk aan. Sidde rend keken wij naar den dapperen oom Bar bone, die met gebogen hoofd het monster naar den kop vloog, het op den grond wierp, toestootte, weer opnieuw de hoorns klaar hield, terug week, opnieuw voor gij ons zoo naïef en schalks aan, dat wij mot nalaten-kunnen, .op onze beun, ookjuitschoot, toestak" en bokste, zoodat de ons hart uit te storten. Neen, werkelijk,wolf niet op adem kon komen en in ik zou met blozen, al moest ik u al mijn!de eerste pauze, die Barbone hem gunde ijdelheid, al mijn gebreken, alles, wat mij verdriet doet of beangst, biechten. War zou ik ook voor u te verzwijgen hebben, voor u met uw klare oogen en uw hreeden snoet, met uw goedmoedigen platten neus en uw trouwhartige geitenziel. Gij geeft steeds onmiddellijk antwoord en ik versta u opperbest. Het klinkt zoo bemoedigend, zoo iets als: „niet altijd da delijk alles zoo zwaar opnemen, kleine mensch. Het zal wel gaan, bet zal wel gaan. Houd maar vol. Hoofd omhoog. En ook eens de hoorns toonen. Eu dan weer VTOolijk blaten." Zoo ongeveer luidt de liefelijke gezonde levenswijsheid, die in uw toespraak verbor gen zit Menigmaal heb ik urenlang alleen door eenzame Umbrische valleien gewandeld. Het pad hield op en het werd steeds verlate- ner. En ik dacht aan de waarschuwende woorden in onze reisgidsen: voorzichtig zijn Abruzzen roovers, manslag Toen werd 't mg wel vreemd te moede. Vooral omdat alles rechts en links daar boven zoo kaal was, alsof de Dood schen de steenen huisde. En omdat bier beneden zoo dik met struikgewas be groeid was, eu zoo schemerdonker en om dat er telkens achter mij iets ritselde, dat wel een bandiet kon zijn of een giftige adder. t Frans van Assisi floot dan in zijn hei lige luchthartigheid een liedje. Ik fluit ooke maar uit angst Daar, eensklaps, de hemel mag weten waar vandaan staat er eeu geit voor mij met haar ruwen rechtscha pen 'en trouwen kop,, haar dreigende hoorns en haar oogen vol h'eiUooze zotternij, en blaat lustig, als zij mij gewaar wordt Er valt mij een pak van het hart en ik spreek haar aan in bet mooiste Italiaansch, dat mij "te binnen schiet: Fi salnito, mia cara caprina, gegroet aardige, lieve kleine geit. En jk streel haar steileni rug en zg volgt inij al babbelend, steeds aan mijn linkerkant juit pure Italiaansche hoffelijk heid. f t „Waar komt ge vandaan, bella mia? vroeg jk. j ;,Van hoven, signore, in de kloof van San ,Caxlo, daar behoor ik -thuis." „En Jben" je niet bang voor vreemden1?" ga ik voort i 1 Zg ziet mg spottend aan en antwoordt-. Wel neen, ie hebt daarginds toch ge floten? Je bent toch een wezen, dat nie mand kwaad doet Dat kan' ik wel al uit de verte zien ecco." AiDat is waar, dat is waar ,je hebt gelijk, geiteke. En ik verzoek je dringend, blijf bij mij. Het wordt mij angstig te moede zoo alleen in deze straten." „Ik zal blijven, wees maar Met bang, want mijn oom duelleerde altijd op ridderlijke wijze zoo snel hij kon weg- hinkte. Dat gebeurde daarboven op den Monte Benorrio, Signore. Nog heden ten dage spreekt men er over. Niet waar, dat was een schoon verhaal. Barbone moest eigenlijk in de schoolboeken staan, evengoed als Garibaldi." „IleL was prachtig, Caprina, maar zeg eens, is hier nergens water? Ik heb zoo'n vreesedijken dorst." „Och, jullie menschen povera gente, altijd hebt gij honger of dorst, een van beide moet gij blijkbaar hebben. Grj zijt ongetwijefld allen lijdend aan een maag ziekte. Als gij zulk een stevige geitenmaag kondt hebben, dan gaaft ge daar gaarne, geloof ik, al uw lezen en schrijven en re kenen voor." „Al dien voddenrommel, ja zeker mij"n lieve zuster, als ik uu maar een slokje water had „Geduld, binnen een kwartier komt de Rivola Marra, zoo'n siepels-trooinpje, zie je, juist genoeg voor ons beiden.' „Dank je, dank je, daar ben ik blij om. Vertel nu verder, dan. vergeet ik mijn dorst. Wat heb je hier alzoo voor vrien den,?" JHjm. er zij'n hier marmotten, varken tjes en schapen, hazen en vossen." „Vertel mia daar eens van. Signora". „Met de marmotjes hebben wij vriend schap gesloten. Alleen zij'n Ziji werkelijk wat al .te schuw en vertrouwen geen le vende ziel .in hun nabijheid, Ken je de oude kluizenaars? dia Woudbroeders? iBie- nissimo. Zie je juist zoo hebben onze mar motten alle contact mfet de buitenwereld verloren. Zij hebben geen omgangsvormen meer, an Wij kunnen het werkelijk niet erop wagen zie mee te namen in good go zelschap. Jammer, want het ziju goede, lieve diertjes." ,En de .varkentjes en de sohaperi, Sig nora? i ,„Die zijn natuurlgk na familie van, ons. Met de varkentjes hebben Wij1 dikwijls ple zier. Ze zijn wal vuil, o zeker, en ooik ©en beetje onhandige, maar Zod dood-goedhar- tig. Zij Zouden in staat rijn voor ©an geit hun eigen vat te smelten. Maar de scha pen, per bacCo,, die jelui voor ziulke on schuldige en geduldige lammetjes verslijt, nu hou je maar stil, dat zijn onze ergste benijders. En dom, dom als polenta. .Al tijd willen zfrji strijden an het beter weten dan wij' 'en hun laatste troef is steeds hun uitspraak, dat een schapenbout lekkerder is dan een geitenbout. Zij' hebben geen eergevoel, Wjie praat nu over zijn eigen ges- braden boutjes? Dat kan toch alleen ©en elllendige slavenziel doen. Niet waar, Sig nora? En wat de hazen betreft, dat zijta. Peliejpiio. fle hoor het graag, al» in«n- lieve, lichtzinnige dwazen. Wij kunnen ze waarschuwen. Blijf thuis, er is leen geweer" onderweg, lijelpt niet als liet bij „Z naai- kool en rapen ruikt, dau komen zii aanzetten. Maar als ter dan, terwijl tig knabbelen, een blad van den boom valt, dan kijk, hoe Ze schrikken en ver stijven, alsof Zij al een pond hagel ia hun huid hadden. Kom, kom, vriend langoor zeg ik dan, dat was maar een olijfblad' Maar het had eitengoed een kogel kunnen zijn. In godsnaam, in godsnaam, zucht de haas zoo zijn \vé nu half levend half dood. Dus 'twas maar een olijfblad Jaten we daji dooreten. En in waar beid, hö vraat meer kool en sla en spinazie dan wij met ons beidan. Zoo is het," „Je bent buitengewoon énderhoudend Caprina, en je vtertelt bijna zoo smakelift als Bocaccio. En je merkt goed op, chil zie ik. Ga voort, als 'tje blieft, hoe is het met de vossen gesteld?" „,0 foei, met dat tuig willen wij niets uit te staan hebben. Dat is nog valscher dan de katten. Maar wij htebben ons re glement, .Vandaag gtelooven wij juist het tegendeel van wjoit de vos zegt. IHjrj bemerkt dat en draait om. En dan gdoorom wij mor gen het tegendeel. En overmorgen het te gendeel van het tegendeel van het teen- deel, davero". j „Potstausend, Signora, gij rijt echte phi. losophen." t t I i J „Daar steekt geen kwaad in, Signore. Men kan toch niet altijd door capriolen mat ken. Dat is intusschen een mooi Woord niet waar? Het is van ons afgeleid. Ca, pra, capra! heeft Cicero ons al tocgeroe^ pen. Maar weet ga, Pellegrino, er komeij ook wel eens oogenblikken, dat er weinig voedsel te rukten is, én men zich oven iedere distel verheugt. Dan ligt men zod stil tusschen de steenen te kauwen en herkauwen. En dan komen or vanzelf ah lerlei gedachten opzetten over de diept zinnigste dingen. Men dankt en peinst dam bijvoorbeeld over Wat diel honger ten slotte is. Is bij iets werkelijks en positiefs, of iets negatiefs of bestaat hij eenvoudig niet? En wat is verzadiging? en waaromj wisselt dat altijd af: genoeg hong-a genoeg honger,? En waar is üe? einde van zoo'n ketting? bij den hongs} of bij bet genoegbehben Pellegrino, daar-i over heb ik al gansche langei namiddagen op den Monte Benorrio liggen philosopher ren. Ik boor dat uw phdisopihen,dafj wil zeggen die 't meeste inzicht hebben.., aan een dierenhemel gelooven. Carpo dl bacoo, of wij daar ook eenmaal komen? Wij met onze baarden en onze booze grapi jes, en bovenal wij mieit onze booms? Oi oom Barbone daar al is Attenzione, als deze bok er binnenging dan komen wij kleinere er ookt Wat geloof jij ervan, Peh legrino?" In stilte denk ik: „neon, wat een ideel" Maar hardop zeg ik: „ja, dat kan wel waar zijn, dat van den geitenheimel'l „Zitto, zitto Signore, ik zie "t al, je g#/ looft er niet aan. Jok mg dan ook niet; voorl" I „Caprindlal" zeg ik vergojelijkend. „Zoo zijt gij menschen nu. Hier op| aarde moet alles u dienen en den hemel wilt ge eerst recht voor u zelf behouden; Dat is niet edel. Waarmee heb ik dat nq verdiend?" „Caprinella! Ik zal heusch blij zijn als ik je ergens in dien hemel tegen kom er( je dappere oom Barbonel ook, geloof mij toch I en de Zia en „Basta, Signore, basta! Maar er is nog iets. Dikwijls als ik zoo door onze straat a j'es trippel, zoo om en bij bat Paaschi feest, dan ruik -ik iets. 0 afschuwelijk, gij menschen hebt dan wéder een moord be, gaan. Gij noemt het geur van gebraad; Mij is bet slechts stinkend^ ongereditigA beid. Jk ren, ren den berg op, totdat Ü3 - heelemaal boven aan de rotsen sta Ent dan begin ik weer tal philisopheeren. Ik denk dan aan bet slachtmes! Zta, Big- nore, hoe ik sidder! Hef staat mij ook'td wachten, stil, stil, ik weet wel beter.') Maar waarom, waarom? Wat hebben, wij u gedaan, dat gij ons zoo behandelt? Melt hebben wij" u gegeven, en onze jongen Kunt gij' niet wachten, totdat wij vanzelf sterven? Stroopt om mijnentwege dan huid en hoorns af. Maar waarom ons dooden midden in ons gezonde bestaan? Gij kun! er op rekenen, als ik merk, dat bet mijn beurt is, dan spring ik van een hooge roti af, of in een wilden, stroom. Ik wil be hoorlijk sterven." Het mooie, trotsche dier met de fijne, slanke pootjes aan Mijn linkerzijde, zag mij diep verwijtend aan. Ik wilde het troos ten. Maar hoe? Hoe dikwijls heb ik zalf niet geitenbout gegeten en hoeveel bö-ud ifc ér van, zelfs in dit oogerfblik. „Caprina," zeg ik en streel haar steden rug, „wij moeten allen eenmaal den weg des vleesches." „Zwijg, Signore, nu wordt ge trivaal Dat is nu weer zoo'n gemeenplaats, me als men er bij u 'twintig voor een sado krijgt. Maar luister, de Ravola Matta. Water. Kom gauw hierheen." Wij dronken gezamenlijk aan den dun nen waterstraal, die uit een stuk kalksteen te voorschijn kwam en vergaten daarnjj dood en wgsbegeerte. Daarna draafden wjl naast elkaar voort. ~"Zoo zijn nu de geiten in de Apen nijnen, een volkje vol dwaasheid eu ernsb vol redenatie en philosopMe, met evenveel verstand als gemoed. Tegen den avond vond ik in het berg dorp Ostirur geen herbetg en ging_ naaï den pastoor en vroeg hem of hij mg wa mmes tra en wgn wilde geven en een matra om op te slapen. Toen zeide de vriendelgxe man: «ra™® capra? Wilt u een stuk geitenvleesch.? - „Pst, pst," fluisterde ik suel, „met z<w hardop daar beneden' En ik wees den verwilderden tuin, waar talrijke Sra? graasden. Het was mij, alsof rij ons ver*- staan konden. En toen o, ik onmensch te® at ik toch, capra. Het smaakte heerlijk Maar ik had een slecht geweten, en iedere bete klonk het mij zacht k! age nu verwijtend tegen: '„Signore, wat heb_ U dan toch gedaan?" t- .WD if*- /Vt !fr »-*J :2 V P" OP 'fi pd"* Wv^ ijk^A -c A-p S"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1922 | | pagina 6