Vooi* onze jeugdige Lezers
T LAATSTE SCHOT
STADSNIEUWS.
iê^e^BLssMSÊsdm
de opdrijving w de ©xaraenerschen a1-
daar. Onze vreugd© wordt echter getem
perd, als wij bedenken, dat wij uit ervaring
weten, dat reder hoogleeraar in den regel
alleen aan zijn eigen vat denkt!, ©n zich
om het evenwichtige van het academisch
onderwijs m zijn geheel, slechts zeer ma
tig bekommert.
Bij de Afdeeiiog Middelbaar Onderwijs
en Gymnasia is een geanimeerd debat ge
voerd. De heer Marchant was de eerste,
die begon met de klacht over te groote
zucht naar Centralisatie van het Depar
tement.
En inderdaad, het ïegent circulaires, en
dat niet alleen over de inrichting van het
leerplan, en de keuze der leerboeken, maar
zelfs over de schrijfbehoeften ear de ver
warming. De heer Van Wijnbergen gaf een
radicaal middel aan de hand, om aan die
circulaires een eind te maken, namelijk,
dat de waarborgen, d.e het Rjjk stelt aan
de gesubsidieerde Hoodie Burgerscholen
en Gymnasia^ goeddeels zullen komen te
vervallen.'Het was te doorzichtig, dan dat
er iemand inliep. De heer Elanus, geest
verwant van den Minister, meende, dat
de heer Marchant zeer overdreven had,
maar wat Z. E. meer waard was, hij kreeg
ook steun van den heer Albarda, en de
Minister kon zich beroepen op hel oor
deel van ür. van Boekehsteajn, partijge
noot van den heer Marchant, en diens
mederedacteur aan het Vrijzinnig-democra
tisch maandblad „De Opbouw"., Wat. "alles
niet wegneemt, dat ons M. O. en ons Gym
nasiaal Onderwijs in te eng keurslijf zitten.
Dat men het niet van minden gehalte kan
maken dan de wet eisoht, is goed, maar
dat men het ook niet beter kan maken, is
verkeerd. Dat weid ook door de hoeren
Rutgers en van der Molen aangetoond
En als de Minister dat zelf ook niet ge
voeld bad, zou hij toch niet met de belofte
zijn gekomen, om met een nieuw© onder-
wijswijziging te komen, waardoor genoemd
onderwijs meer vrijheid zal worden ge
laten.
De heer Tilanus vond het noodig te be
treuren, dat er in dezen tijd van geen
fjnancieete gelijkstelling tusschen openbaar
en bijzonder M. O. sprake kan zijn. Dit
rs nieuw; dit was tot nu toe geen Chris-
telijk-Histoiische aisch.
(Wordt vtrvelgdj
aan de - grens van de Stad, raken elkaar
door de tuinen. Zij groeiden, samen op,
«-uraen volwassenen, vroolijk ©n sterk. Zij
trokken de lichtend© wereld in, om men-
schen en het lot te loeren, kennen. Kat
jaren keerden zij terug, rijk. aan veler
lei ervaring en door bet leven gehard.
De een bracht een vrouw uit den vreemde
mee, een buitengewoon mooie, exotische
vrouw, met ivie bij zeer gelukkig Was.
De ander bleef een hartelijke buur en liep
dagelijks bij hen op. En nu ook waren
zij vereenigd ten stnjde getrokken.
Een koele nachtwind doet zich plotseling
gevoelen en mengt zich in de stilte; twij
gen kraken en stervend© bladeren ritselen
van de takken omlaag. De maan, een
bleeke s'kkel, begint haar zwijgenden loop,
Plotseling werkt zich de bl.nde met
moeite wat omhoog en tast naar den arm
van zijn kameraad. De woorden komen
slechts hortend en stootend over zijn Lp-
pen:
„Ik verdraag het niet langer, Paul, ma
ken wij' er een eind aan. Wij "worden feier
niet meer gevonden, wij zijn verloren. Ik,
ik ben toch, ondanks alles, een miserabele,
blinde kreupele. Laat ik er een eind aan
maken, vriend; geef mij je revolver. Den
mijnen heb ik verloren I"
Hij beeft deze zinnen moeizaam, bij lange
tusschenpoozen, er uit gebracht. Do ander
heeft den arm om hem Ineengeslagen, met
een waanzinnig-begrijpenden glimlach. Hij
tast, bijna onbewust, naar den revolver.
Maar daar schiet hem te binnen: één
schot heeft hij nog maar in reserve; dat
weet hij precies en zijn patronenlaschje
heeft hij gjdurende het grvecht aan zijn
kapitein gegeven. Hij zelf bezit nog maar
één enkel schoot. En terwijl hij dit be
denkt, zinkt hij achterover. Zij kunnen
dus niet beiden tegelijk sterven.Eén kan
het maar, en wie dan van hen? Hij ds
niet in staat dit uit te denken; bloedver
lies heeft hem te zeer uitgeput. Hij sluit
de oogen en steunt.
De blrnde trekt hem aan den arm„Paul,
geef toch antwoord!"
De ander denkt opnieuw na. Het laat
ste schot! Hier, vlak naast hem, smeekt
zijn vriend hem om den dood en hij? Zal
Hij langzaam naast hem moeten crepeeren?
Hij zal hem zeggen, dat ze beiden niet
tezamen .kunnen sterven maar neen,
dat is geen vriendendaad!
En zie iets groots, iels heiligs wordt
er in zijn binnenste wakker-; iets, dat hij
met zoo groote kracht en sterkte nog nim
mer heeft ondervonden, iets, hemelsdx-
stralends, een verheven martelaarschap,
laatste -offer aan de vriendschap: ja, zijn
vriend mag sterven hem onlgl.pt im-
m-érs het leven ook reeds door bloedverlies,
lang zal 't niet meer kunnen duren! Hij
richt zich op.
Het klinkt zoo groot en eenvoudig, zoo
als hij nu spreekt:
„Je wensch wordt vervuld, beste vriend!"
„Paul," kermt de ander nu, „voordat
ik sterf is er nog iets Hat ik j©
zeggen moet. Ik ik" moet het je [einde
lijk bekennen, ik moet!"
De vriend luistert ademsloos toe en ver
geet zijn pijnen. Iets onizettemds klopt aan
de poorten zijner arme, vermoeide ziel. En
hij hoort al het verdere, als iels, dat uit
onbegrijpelijke verten tot hem, 'komt:
„De dood is het, die mrj tot spreken
dwingt, de dood! Ik ik' hen niet altijd je
vriend geweest, Paull Ik ben je vrouw
zij is..."
„Wat is ze," krijt de andere.
„Wij hebben je bedrogen, Paul! En
nu, geef me nu den „dood, den dood!"
Een groote stilt© volgt; alleen een flui
tend ademen uit het lichaam van den
©enen man, een jammerlijk steunen uit de
borst van den anderen. De bedrogene kru'pt
langs den grond als 'n slang. Zijn vrouw!
Zijn vriendi Zij hadden hem...
Wraak, gloeiend doortrilt hem die ge
dachte. jWraak, zoolang zijn krachten nog
reiken! Hij zet zijn nagels in den arm
van den ander, die niet anders doet dan
kreunen, hij slaat naar zijn nek om hem
te worgen... maar d© krachten begeven
hem, hij zinkt terug. Hij voelt het, met de
handen is hij niet meer in staat hem ffie
dooden, maar sterven zal hij, de vervloekte,
sterven zal hij', onmiddellijk. Ilij heeft im
mers den revolver naast zich reeds heft
hij het .wapen op maar opeens schiet
het hem door zijn brein: deze bier had
hem vroeger al om den dood giesoneekt
en nu zou hij met 'tlaaLste schot...?
Helder staat hem opeens alles voor den
geest het is een duivelsehe beslissing
Langzaam heft bij den revolver omhoog en
zet hem tegen zijn eigen slapen. „Schurk!"
sist hijl naar den ander.
Dan drukt hij af.
De ander, de kermende, schrikt omhoog.
Wat was dat? Een schot in zijn directe
nabijheid? wat is er gebeurd? Hij
vangt nog een zacht rochelen op; dan is
het stil, héél stil; niets beweegt zich meer
naast hem. Twijgen kraken, bladeren val
len, de wind waait koel.
De blinde hondt zijn van Hoed door-
loopen gelaat omhoog hij kan nog niet
begrjjpen wat er gebeurd is...
Den volgenden morgen beschijnt de roode
zon twee dooden aan den boschrand. Zij'
liggen echter niet hjif elkaar, maar het schijnt
liggen echter niet bij elkaar, maar het
schijnt als had*de een, om wiens lippen
een lachje van waanzin verstarde, zich
zoover van den ander weggesleept, als
zijn krachten beni dit maar wilden gun
nen. "Als een hoopje bloedige ellende, de
handen krampachtig als tot een gebed
inéén gestrengeld, zat hijl daar in elkaar
gehurkt, met den rug tegen een den ge
leund.
De zon belichtte deze heide dooden,
daarop steeg ze hooger en belichtte het
gansche woud en daaroverheen de scheme
rende vlakten, op dezelfde wijze glim
lachend over 't goede als over 't booze.
DE AVONTUREN VAN HEER 'AAP.
Eerst ging alles goed: Heer Aap danste op het koord, dat het een
lieve lust was om te zien en het publiek was! dan ook zeer opge
togen. Doch overmoedig geworden door het geweldige succes dat hij
had, maakte hij er allerleigrimassen hij, met het gevolg, "dat hij vergat,
aan welken kant bij begonnen was en dus ook waar hij moes# ein
digen. En zoo kwam het, dat, toen hij de laatste maal diep buigend en
links en rechts kushandjes werpend, over het "koord geloopen bad en
sierlijk achteruit neigde om op de slurf van den olifant te gaan
zitten, hij plaats nam op den scherpen hoorn van den rhinoceros, en
het uitschreeuwde van de pijn. De toeschouwers! echter, voor wie
dit het glanspunt van den avond was, waren verrukt en de giraffe
riep, in verband met het bedrukte gezicht van Heer Aap, dat deze
het belangrijke punt van den toestand niet voldoende onder het oog
zag. Heer Aap riep hierop als een boer, die kiespijn heeft, terug,
dat hij dat wel niet zag, maar wel degelijk voelde, waarop weer op
nieuw een daverend applaus losbarstte.
Faillissementen.
'Geëindigd:
A. C. Scheffer, eerder .weduwe J.
Eilerts, te Odoorn, en haar echtgenoot C.
Hooiveld, arbeider te Odoorn. *-
.T. Hl Potbaar," koègman te 'Deventer.1
feö