de oorzaak van liet ongeluk was en zij voelde
niet alleen voor haar eigen z'ek kind, maar ook
voor de ongelukkige schuldige.
Het was niet voor het eerst, dat zijl medelijden
met haar had. Mevrouw Danvers visi7 dat liet
niet gemakkelijk is, dr.fi en een slecht humeur
te beheerschen en ziij had haar dikwijls onopge
merkt gadegeslagen.
Zif zag. nu het bleeke, diepbedroefde gezichtje.
Mevrouw Danvers aarzelde geen oogenblik. Toen
stak zij den weg over.
Rosa zon het liefst hard weggeloopen zijn, dooh
zij kon dit niet. Bevende kromp zij! m elkaar*;
angstig dacht zij met verwijten overladen te
worden.
Mevrouw Danvers legde echter haar hand op
haar schouder.
„Je wou zeker graag weten, hoe het met Ca.-''
thiienlje is", zei zij vriendelijk.
Rosa kon niet antwoorden Zij barstte in een
hevig snikken uit.
Zij nam Rosa's hand in de hare en leidde liaar
het huis binnen. Een dankbaar gevoel tegenover
mevrouw Danvers doorstroomde Rosa, maar
haar schuld voelde zij nu nog veel erger. Zij"! snikte
het uit, doch trachtte zich te bedwingen, zóó ver
langend was zij iets van Cathrientje te Kooren.
Zoodra dit mogelijk was, begon mevrouw Dan
vers te spreken Maar hetgeen zij vertelde, stemde
Rosa niet kalmer, want het patiëntje was inder
daad hard ziek. Haar toestand was zelfs zeer
gevaarlijk en niemand kon nog zegjgen, wat het
einde er van zon zijn. De val was heel ernstig
geweest en haar hoofdje had veel geleden.
„Wordt ze dan niel weer beter?" vroeg Rosa
angstig
„De dokter zegt. dat ze in groot gevaar
verkeert". i
Mevrouw" Danvers kon dezen zin bijna niet- uit
spreken, zóó moeilijk viel het haar den waren
toestand onder woorden te brengen. Maar zij' voelde
toch, dal zij Rosa niet met valsehe hoop mocht
vleien, hoe gaarne zij Kaar ook gerustgesteld had
„Enals zij eens stierfzei meisje.
Het gezicht van de arme moeder werd nog bloc
ker. Zij kon geen woord uitbrengen.
„Zou u 't mij nooit vergeven''.
Mevrouw Danvers glimlachte weemoedig.
„Ik heb het je vergeven, lieve kind", se: zij.
„Je was driftig en gaf je geen rekenschap* van
hetgeen je deedt, maar ik weet, dat je mijn kleine
meisje niet met opzet hebt laten vallen".
„Ik ben zoo dikwijls onaardig tegen haar ge
weest", snikte Rosa.
„Ja", antwoordde mevrouw .Danvers kalm dat
is waar. Maar soms had Cathrientje ook schuld.
Zjij werd dikwijls boos en vergat, dat zachtheid
alles ov#wint. Maar jij ivas dikwijls heel onaar
dig, dat kan ik niet ontkennen, al geloof ik wel',
dat je er nu spijt van hebt, is het niet?"
Spijt was een woord dat veel te zWak
was voor Rosa's gevoelens. Zij zociht naar een
ander en stortte haar geheeie hart uiit voor de
lieve vrouw, die bereid wias naar haar te luisteren
en mevrouw Danvers nam haar in haair armen
en sprak met haar, alsof zij haar eigen dochtertje
was. Misschien als Rosa's moeder ooit zoo
met haar gesproken had zou zij geleerd heb
ben zich beter te beheerstih'en. r
,,'tls net", zei Rosa eindelijk of ik met gelou-
ven kan, dat Cathrientje werkelijk leeft. Zou ik
haar alsjeblieft heel even mogen zien?"
Zjij vioeg het verlegen en wist niet, of haar
wensch goed opgenomen zou Worden.
„Zij zal je niet herkennen, lieve kind", zei
mevrouw Danvers, „maar als je het zoo graag
wilt, mag je haar wei even zien. Kom dan maar
heel zachtjes mee".
Rosa volgde mevrouw Danvers nu naar boven
naar de kamer, waar Cathrientje lag. Eerst kon
zij bijna niets zien. want het was er heel donker
doch al gauw ontdekte zij hei bed en de kleine
zieke, die doodsbleek was. Haar voorhoofd was
verhonden. Zij wierp een onrustigen bl.k op de
binnenkomenden en begon snel en verward te
spreken.
Rosa begreep niets van hetgeen zij zei, totdat zij
plotseling uitriep
„Laai mij toch hooger schommelen, Rosa".
Dezen zin herhaalde zij steeds op zoo'n kla
gend-en toon, da! Rosa het niet kon aanhooren.
Zij liep haastig naar beneden en spoedde z ch naar
huis. Gedurende den geheelen weg klonk het in
haar ooien: „Laat mij toch hooger schommelen
Rosa" Als zij maar niet zoo drift'g was ge
worden, zou er niets gebeurd zijn.
Zij sloop het huis binnen. Niemand vroeg haai.
waar zij vandaan kwam.
Aan het ontbijt kon zij bijna niets dooi' de keel
krijgen.
Den geheelen veideren morgen bleef Rosa stil
en in zichzelf gekeerd. O, wat zou zij er niet
voor gegeven hebben. ,als zij alles ongedaan had
kunnen maken.
Dien middag zag zij L.csbeth Jones en hadden
zij samen een lang gesprek. Liesbeth was pas acht
en Rosa elf jaar oud, maar mevrouw Jones had
met haar dochtertje over diagen gesproken, waar
Rosa nog nooit over nagedacht had.
„Het spijl mij zoo", zei Rosa. „Maar wat geeft
dar? 'tMaak het arme Cathrientje met beter"
,,'tls joich goed dat je berouw hebt", ant
woordde Liesbeth. Moeder zegt het".
„Maar ik begrijp niet waarom",
„Omdat je, als je berouw hebt, anders bent
geworden en het niet meer zult doen", legde
het kleine ding uit. „Ten minste je best zult
doen het niet weer te doen".
Rosa dacht hierover na en zag het gebeurde
nu in een nieuw licht. Later sprak zij! er niet me
vrouw Dauvers over.
Liesbeth heeft gelijk", zei deze. „Zoo is lift.
Je zult je drift niet in eens kunnen beheerschaa,
maar doordat je oprecht berouw hebt over het
gebeurde, zal je je hest doen niet meer driftig
te zijn. Je zult er steeds aan blijven denken, hoe
erg de gevolgen van een oogenblik van drift kun
nen zijn en in 't vervolg voorzichtiger zijn. God
zal je helpen, lieve kind. als Hüjl Ziet. dat je ernstig
je best doet".
„Ik wil zoo graag ernstig mijn best doen",
zei Rosa en zij sprak de waarheid.
Ook had zij 'nog behoefte aan ie.s anders ge
kregen, zij wiide anderen helpen. Zij zag. hoeveel
mevrouw Danvers te doen had en wilde haar
taak zoo graag wat verlichten. In 'te erst scheen
daartoe geen gelegenheid te zijn, doch weldra
deed deze zich voor. Mevrouw Danvers waakte
eiken nacht en kon over dag slechts weinig rut
ten. Rosa kwam heel verlegen met haar voorstel
voor den dag.
.,Zou jk vanmiddag niet bij Cathrientje mogen
zitten?" vroeg zij. Dan kur.t u op den divan wat