KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
EEN BEKENTENIS.
No. 37. Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 12 Sept. 1925
VAN DE
Naar het Engelsch van H. CLARKE.
Vrij bewerkt
Door C. E. DE LlLLE HOGER,WAARD.
HOOFDSTUK V.
Het zoeken naar den hals-
k e fc t i n g.
Den volgenden morgen om tien uur reden Nan
en Rupert met bun grootvader den lieuvel op in
de richting naar Bodmin. De" oude beer ging den
advocaat Pohvliele bezoeken. Hij zou niet voor
den volgenden dag thuiskomen. Die kinderen-moch
ten een eind met hein meerijden en een ritje
was een waar genot voor hen, sinds het rijtuig
verkocht was. Grootvader had het ponywagenije
van den predikant geleend en de oude pony suk
kelde langzaam voort. Nan en Rupert vonden het
heerlijk, dat het niet vlug ging. Des te langer
mochten zij immers meerijden. i
Na den regen van den vorigen da,g was het
een prachtige morgen. In de velden waren de
maaiers aan het werk! en de oude heer en de
kinderen snoven een heerlijke, zoete hooilucht op.
Rupert stapte, even uit om, een bos wilde rozen,
die langs den weg groeiden voor zijn zusje te
plukken. H'ij kon den pony-wagen gemakkelijk weer
inhalen, want hoe verder zij den heuvel opreden,
hoe langzamer de pony begon te loopen.
„Hij vindt zeker, dat wij maar eens moeten uil-
stappen en wandelen, zei Nan, „Zal ik uitstappen
Grootvader?" t
„Nee, nee, lieve kind; je hebt nog een heelo
wandeling terug", antwoordde de oude heer op
zijn vriendelijke®, toon, waarop hij "altijd tegen
Nan sprak. Al was hij tegenover Rupert dikwijls
streng. Nan moest het eerste harde woord nog
'van hem hoorn®.
„Ik wou graag door de stad naar huis om een
kooi voor Tim Bennett te koopen" zei Rupert.
„Hogen we dien weg teruggaan, Grootvader?"
De oude heer fronste even de wenkbrauwen
bij het hooien van Tim Bennett's naam, doch dien
morgen wilde hij Rupert zijn verzoek niet wei
geren. Hij had het bijzonder op prijk gesteld, dat
de jongen zijn geld voor Nan's schoentjes besteed
had, hoewel liïj hom gezegd had, dat hij nooit
meer naar de Rots van Diows.land mocht gaan om
er op de helling varens te plukken.
„Ja, als je dat graag wilt, mag je door de stad
naar huis gaan", antwoordde Kif. „Vandaag en
morgen heb je nog vacantia, maar daarna moet
je hard werkten, Rupert. Ik zou zoo graag willen,
dat ik de volgende maand oen goed rapport over
je kon uitbrengen naai' Lndië."
Rupert liet het hoofd zakken. HSj wist, Hoeveel
verdriet het zijn vader en moeder zou doen, als
zij het laatste rapport zouden lezen, dat groot
vader hun gestuurd luid. En toch was hot niet
heelemaal zijn schuld, dat hiij zijn lessen zoo slecht
gekend had. Hoe ijverig hij ze ook bestudeerde,
hij scheen alles vergeten te zijn, zoodra hij' vóór
zijn grootvader stond. Toen hij nog op schóól
ging, had hij zo altijd veel beter gekend, Hij was
eigenlijk te bang voor zijn grootvader om kalm
to kunnen antwoorden.
Nan hoorde niet- graag, dat er over Rupert's
lessen gesp,rokten werd. Handig bracht zij het ge
sprek op een ander onderwerp door te vragen
„U hebt dat boek toch meegenomen om het
mefiecr Polwhele te laten zien, Grootvader?"
„Zeker kindje, ik heb het niet vergeten. Hij "zal
er veel belang in stellen. Als hij den volgenden
keer bij ons komt, moeten wij hem de scehnil-
plaats achter den schoorsteen wijtoen. We kunnen
nu niet zekerheid, aannemen, dat kolonel Tnelaw-
ny daar verborgen was, toen de soldaten het
kesteel doorzochten".
„Ik wou maar, dat zo den robijnen halsketting
daar verstopt hadden", zei Nan met een zuchi.
„O, wat zou ik blij z'jjn, als ik hem vond. Zou u
dat ook niet heerlijk vinden, grootvader?"
„Ja zeker", antwoordde meneer Tielawny glim
lachend, hoewel hij toch even zuchtte.Hij ging
dien morgen naar zijn advocaat om over de ont
ginning der velden te sproken. Hij zag echter
geen kans aan jiet noodige geld ervoor le komen.
Als de halsketting in het "kas!eel verborgen was
en het Nan inderdaad gelukte hem te vinden,
zou alles van een leien Hakje gaan, want de
ketting moest een groo'te waarde hebben. „Haar
wij leven niet in Sprookjesland", ging hij voort,
„en als de ketting er verborgen was, zon hrjl zeketr
al lang geleden gevonden zijfn, Nanncke. Dienk
ér maar niet meer over".
Zij hadden nu den top van den heuvel bereikt
en zagen op korten afstand oen handwijzer, daar
waar de twee wegen elkaar kruisten.
Terwijl de pony langzaam voortsjokte, hoorden
zij geratel van' een naderend voertuig.
,,'t Lijkt wel of er vier paarden voor loopen, zoo
galoppecren zij", riep Ruperl uit. „Wie zouden
het zifn, Grootvader?"
„Dat zullen we gauiW genoog zóem", antwoordde
de oude heer. Hij was bijna even opgewonden als
zijn kleinzoon. -
iiiiiiiiiniiiiiiniiiniiii!tiiiiii!iiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiii!iiii!iiini!ii!iiiiiiiinii!iniiii!iii!iiiniiiniiiiiiiiii!iiiiiiiii!iii!niiiins