Een gevaarlijke rit. Ukkepukske, tijd werd om afscheid to nemen en zij1 (haar schoentjes weer veilig in haar zakje kon bergen, dat zij stevig in de hand Meld ondor het naar huis rijden. De pony erd hoe langer hoe schichtiger door liet zeer schelle Krihl en toen het vuur plotseling nog feller stralen schoot, begon het tller woest to geloppeeren. „St.1 kinderen blijf" vooral rustig zitten", zei mevrouw Rose awe n kalm, „Jenny schrikt van bet licht," Een eindje verder maakte do weg een sch>orp|e bocht en mevrouw Roscawen vreesde, dat de arm© verschrikte Jenny die niet goed nemen zou. Zij hield'üo teugels stevig vast en trachtte bet dier te doelt stilstaan, Niet angst dacJit zij aan de rivier, waar zijl langs reden. Jenny kwant den hoek' goed out, maar het wa gentje kreeg zoo'n schok, dat Nart er bijlna uitgo- slirtgerd werd. Gelukkig kon zij zich nog vast houden, doch haar schoenzakje gleed haar uit de handen eat ttóracld© de helling vaat het rivierbed pE (TYordt vervolgd). „Ik zou hel niet doen, jongeheer, als ik u was. Niemand anders dan de majoor kan Rufus baas. Dóe weet alleen met hem onr to gaan en Ruius tnerkt maa,r al te goed, wien hij op zijn rug heeft Denk aan uw moeder, jongeheer, ©n whes toch voorzichtig". Het mooie, bruine paard, Rufus, stond gezadeld en getoomd voor het huis, terwijl George, de tuin jongen, het vasthield. Dóck. die daar juist rondliep, had kijit plan 'aan gekondigd „het paard eens te probeeren", en George trachtte hem hiervan af te brengen. Dit prikkelde Dick echter nog meer en met een koppige uitdrukking op zSjto. geizieht sprong hij' in het zadel. i „Laat hem los", riep hij uit. „Ik heb juist tijd genoeg om de laan op en neer te rijden, vóór Oom uit huis komt, Laat hem los, zeg 5k je". „Nee jongeheer, dat kan ik nieL doen", ant woordde George flink. „Het is mijn plicht, Rnfus vast te houden, tot de majoor klaar is. En ik zal u niet helpen, als u met alle geweld een ongeluk wilt krijgen", voegde hij er nog aan toe. I „Laat los, zeg ik je", brulde Diick bijna van; drift. „Denk je soms, dat iedereen zoo'n lafaard is als jij1". George gaf echter niet toe. Dick was een verwende jongen en niet gewoon door wie dan ook in zijn .plannen gedwars boomd te worden. En hij was zóó driftig, dut hij op het punt was, den ander met zijn stok te slaan, juist op liet oogenhlik, dat hij de forsahe stenp van zijn oom hoorde. Vlug liet bïj ei oh van het paard glijden, vóór deze "het zag. „Op hom rijden zal ik toch", mompelde hij in verbeten woede. Een paa,r dagen later zag hij de kans schoon Ruius te bemachtigen, toen deze weer op zijn meester stond te wachten. Dick was een vrij goed ruiter, voor een jongen van zijn leeftijd en fiij dacht, dat als hij het vurige ros baas bleef hij niet alleen iets zou hebben om tegenover zijn schoolmakkers op te bluffen, maar zijn oom hem om zijn moed gaarne vergeven zou, dat hij; op Rufus weggeredfsl Nauwelijks waren zij echter in de laan, atf begon allerlei zijsprongen te maken. Tochtó hij 'nog naar Cte hand, die hem bestuuriq plotseling toen liiji de laan uit was en deuk wit-schitterenden weg vóór zich zag, welk een licht gewicht hij droeg en hoe j het zijn zou, dit af te werpen en poeren. Eerst stond hij op1 zlijn voorbeenen en i achteruit. Daarna rende hij met Dtick, dieail siig aan hem vastklemde, den weg af en tóf door, vervolgens het vrije veld in. dat zijn lichte last nog altijd in het i ging hij o;p zijn ae'h'l ei-boenen. staan en i zijn voorbeenen in de lucht. Dit was voorf de gevaarlijke sprong, welken het dier i want als Rufus wat maar al te goed i was hierbij achterover viel, zou hij F' pletteren. De jongen was nu doodelijk verschrikt ttf niet meer wat hij deed. Rij liet de i» ngels 1 klemde zich in zijkt angst aan de man®! zoodat zijn toestand nog gevaarlijker wed. Een vreeselijfc ongeluk kon onmogelijk i ven en zou een eind maken aan Dick's beid als er niet juist op dit oogenblik 1 anderen kant een wagen was aangekomaj Een jongen niemand anders dan zat voorin en reed met een vrachtje naar li toen hij reeds vanuit de verte het gevaajr|ZBgij in Dick verkeerde. Zoodra hij! 'dicht i hem was, spTong bij van den wagen en. 3 het paard. Kalm en handig wist hij den 1 gel te grijpen en Rufus tot, bedare®. te b; 'Dit alles ging vlugger dan het ach sclirijven, maar Diick leek het een eeuwigteil hij eindelijk weer veilig op den grond steU lïïj zoo wit als oen laken en trilde hij zóó h op zijn. boenen, dat hij nauwelijks staan kis. „George", zei hif met bevende stens, ,JH woeste dier je geschopt en een ongeluk 1 had, zou ik hot mezelf nooit vergeven j Wat een domoor ben ik toch geweest. Ben jel moer boos om om laatst en vil j: een hand geven?" i door ANNA. SUTORIüS. Ukkepukske was een jongetje van zever dat zóó langzaam groeide, dat iedereen dat hij nog vijf jaar worden moest. Toen hiï op de fröbelschool kwam, verwe de juffrouw zich, dat hij al zoo vlug jnatjss vlechten en liedjes zangen, en toen moedes voor 'teerst op de groot© school bracht, dffl ze daar, dat hij op do fröbelsochool moest nj Ukkepuksk'e had er veel verdriet van, ij® het spelen stuurden ze hem altijd naar de ie* Zoo'n Ukkepmk kon onmogelijk met_del jongens- meedoen, heette het. En de ktertje hij te kinderachtig. Daarom trok hij op een moeien vfijea i alleen het bosoh in. Terwijl hij in zijn eentje een deuntje huilen, omdat hij het zoo naar vond, dat ï?f gewone groote jongen was, zag hiji een ar. vrouwtje loopen. Ze tuurde voortdurend op den zich telkens en liep dan weer verder.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1925 | | pagina 4