KINDER-BLAD SCHIEDAM SOHE COURANT EEN BEKENTENIS No. 43. 24 Oei. 1925 VAN DE Kaar liet Engels eb van H. CLARKE. Vrij bewerkt Door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 11) (Slot). Rupert keek in bet leego k'astje en betastte bel van alle kanten. Het was zooals zijn. groot vader reeds gezegd bad onmogelijk, dat do dial manten in een reet gevallen waren. Na eeinigo oogenblikkcn sloot de oude h'cer bot deurtje veer. „Kijk nu eens, Rupiert", zei hij, „zou je bet deurtje kunnen vinden, als je bot niet wist?" Ruptert moest bekennen, dat bij' bet niet ontdekt zou bobben. Nergens zag Wij een voeg o'i reet. „En al wist je, dat er een deurtje was, dan zou, jo nog niet weten, boe je liet moest .openmaken. Probeer bel maar eens", zei meneer Trelawny. Ruptert keek hem aan en zei. „Maar ik' (heb liet papiertje gezien, dat Nati gevonden heeft. Ik weet, waar de twee veercn zijn. Ik geloof ten minslje vel, dat ik ze vinden kan". „Twee veercn er is er maar één", riep) do oude beer uit Nan, die eerst uit oen gevoel van schaamte de boekenkast niet durfde naderen, kwtim nu pader- bij. 'Zij' bad b'et vergeelde stukje papier in de band. „Er staan er twee op dit papiertje, grootvader", haastte zij' zich te zeggen. Rupert keck over baar schouder heen, terwijl meneer Trelawny zenuwachtig naar z'ijttx bril zodlil. „Ja er staan twccs kruisjes op, grootvader", ■zei ltuptot nu. „Ik zal eens probcorcn, of ik de veercn vinden kan". In liet volgend oogenblik was li'em dit gelukt. Alle drie hoorden een zwak geluid en liel leurtje week opnieuw, „Maar liet kastje lijkt nu veel grooler", riep Ru pterl idt. Rij stak er zij'n hand in ten slaakte eert kreet van verrassing. „Hiel'' lieb ik iets". En jtój deze woorden baalde lïij liet fluweclen kistje te' voorschijn. Een kreet van vreugde on verlichting kwam rav.er do lippen van den ouden lieor, want hel was niets meer of minder dan bof kistje met de diamanten, dat Rupert in z'iju band hield. „Nu zie ik hel", zei bij'. ,„Er Is een dubbele wand in bet kastje. Dat bob ik nooit geweten en mijn vader en grootvader evenmin.. We konden al ken maar do ééne veer, die bet deurtje deed open springen. Goddank, kinderen, -do diamanten zijn terecht". Rupcrl en Nan konden nauwelijks beseffen, boe groot zij ia verlichting was. Zi) scheen hem in hol eerste oogenblik te overweldigen. Hij ging naai de schrijftafel, liet zich! in zijn stoel vallen en bleef daar, met het hoofd in de hand geleund zitten. Na enkele" minuten stond hij echter op en liep naar do deur. „Ik zal Tim Bennet vergiffenis gaan vragen", zei bij vastberaden. Ruptert nodli Nan durfde hem volgen. Dut groot vader Tim vergiffenis zou vragen, kwam bun al heel vreemd voor. Nan leunde tegen de boeken kast haar oogen waren vochtig. „Ik moet het kistje in bet achterste kastje ge schoven hebben", zei zij op fluisterenden toon tegen Rupert. „liet is alles mijn schuld. Wat ben ik toch slecht". „Maar nu heb,je alles bekend", zei Rupert, 'ter wijl hij z'iju z.usje omhelsde. „Nu, is alles in orde, Nan. En grootvader zal hot weer goed maken met Tim. ik wil nog eens in Met achterst© kastje kijken. Misschienwat is dat?" Rupert bad zSjn band achter in bet kastje gesto ken en voelde nu iets hards niet scherpe kanten. Iiij baalde hel te voorschijn en wat denken jullie, dat liet was? Op bef eerste gezicht wisten de kinderen liet. Do robijnen halsketting. Hoe dik wijls'hadden zij niet gekeken naar hel. portret van Gilbert Trelawny's vrouw, da,L vroeger in 'do bal3 gehangen bad. Zij' droeg den robijlnen halsketting, drie rijen, prachtige roode steenen. En wal Rupert in do band held, was dezelfde ketting. De robijnen glinsteren nog in bot nu zwart geworden zilver, waarin z'ij gevat waren. Rupert rende naar boneden, waar zijn groot vader norg met Tjm sprak. Nan volgde hem. „Grootvader, kijk toch eons. We hebben den robijnen halsketting gevonden", nlep Rupert uit. De oude beer nam bom in de banden, bekeek hem en zei tegen Tim, die op piet punt was weg te glippten, „nee, Tim, blijf eens even kijken. Dit is voor moor dan honderd vijltiig jaar verloren geraakl en nu bobben wij hot teruggevonden. Ja, kinderen, jullie hetit inderdaad den robijnen halsketting ontdekt. Daar valt riTet aan te wijfeion. Dit is do beroemde keiling van Gilbert Trelawny". „Rupertbeeft b'cm gevonden", zei Nan nu on z'ij bedacht dat als zij' 'de gespen niet had wegge nomen, zij stellig de gelukkige geweest zou zijn. „Wat doet bet ertoe, wie hom gevonden beeft?" rjep Rupert vroolijk uit. „Hoofdzaak- is. dat bij terecht is. Hij lag in het achtorsle kastje, groot vader. Mag ik hem T'irn laten zien? Zoo iels zouden de eksters niet meenemen, Tlim". „Ze zouden bel graag probceien, jongeheer", antwoordde Tim, ionvijl bij verlegen naar den prachligen kciling stond te kijken, „Ik heb mijn

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1925 | | pagina 2