Het witte Muisje.
armen over ulo plant uitstrekte, als om haar te be
schermen,
„Maar bet is onkruid" hield Liesje vol, „en
dat kan locb niet midden in je tuin staan. Wjut
zon loop daar wel van zeggen?"
„Joo|pi ünag zoggen, wat hl| Vil", anlwoordda
Nel, hoewel zij eigenlijk best begreep', dal zij' op
dat oogenblik niet heel vriendelijk was tegen 'haar
verwachten gast. „Ik spit haar niet om. Het is
Zaterdag een verjaarsgeschenk voor Dol on 0111'-
dat hij fin zes weken niet jarig is geweest en
dol ojp paaxdenbloemen is, heb ik hem dio bet
loofd". r
Dot uas Sel's lievclingskoaijn on zij Meid zóó
veel van hem, dat zij telkens zijn verjaardag vierde,
banr het aantal zijner verjaardagen te oordeelen,
moest hij al heel oud zijn.
De kinderen hielden altijd lange gesprekken met
hun lievelingsdieren en toen Nel ven chic dat zij
de pnardenbloem aan Dot beloofd had, zei Liesje
onmiddellijk, dat zij haar gereedschap naar haar
eigen tuintje meenam. Spoedig was zij daar druk
bezig.
Gedurende cenigen iijd waien de drie kinderen,
want Pim had ook oen tuintje naast dat van Nel,
ijverig aan het werk, zonder daarbij veel te spre
ken. Plotseling gooide Licsje echter baar hark
neer en riep- zij Nel c, Pim te komen kijken, wat
zuj1 gedaan had.
„Ik houd er va,n om de dingen maar dadelijk
flink aan te pakken", zei Liesje, een gezegde, dat
zij eens van Juf luid opgevangen. Zij maakte haar
handen schoon aan do schoffel, zooals zij "dat
dent uininan wel eens had zien doen en veegde
ze daarna aan haar schort af. „Ik denk dat nief-
mand zal zeggen, dat mijn, tuintje niet netjes is'*
ging zij voort. i
Het was werkelijk keurig, want Liesje had elk
onkruidje verwijderd en de paadjes netjes opge
haakt.
„ls het niet prachtig?" vroeg zij.
„Het is heel netjes, antwoorddo Nel. nadat zij1
een oogenblik had nagedacht. Zij wilde haar zusje
niet teleurstellen, maar vond toch, dat er iets
aam ontbrak.
..Ik dacht wel, dat je hot netjes zou vinden",
zei Liesje, terwijl zij haar blik nog eens over
haar- tuintje liet gaan.
„Ik ben heelcmaal niet moe, en als je. 't graag
hebt, wil ik jouw tuintje en dat van Pim ook
nog eens onder banden nemen. Het zou heerlijk
zijn, ais de drie tuintjes allemaal even netjes
waren".
Doch zij bad nauwelijks uitgesproken of er kwam
een groots wnte vlinder aanfladderen, Liesje liep
hem vlug achterna en viel bijna over de bark. Zij
vergat heelemaal wat zij' Nel en Pim beloofd bad
en dezen hielpen het haar niet onthouden.
r Wordt vervolgd).
Sprookje uit hel Diuitsch door I. KRAH. -
Naverteld door
C E DE LILLE IIOGERWAMtD
I.
In de stad was hel marktdag geweest. Alle kra
men waren reeds afgebroken en de herfstwind jhiekl
in het schemeruur flink huis op het groote markt
plein, waar stroo en papier telkens opwarreldon.
In -een hoek, bij een lantarenpaal lag een bosje
vlas. Niemand wist, wie hel daar neergegooid had
of van. wie het was, het lag dam- nat van don
regen en blijkbaar vergoten.
Plotseling kwam er beweging in en hoorde men
een klagend piepen; een klein muisje kroop' er
uit te voorschijn. Het was geen gewoon grijs
muisje, dooli een allerliefst diertje met eon wit
velletje en roode oogjes, dio verschrikt de wereld
inkeken.
Toen liet die wereld heel groot en zichzelf
eenzaam en verlaten vond, picple het zóó klagend,
dat -een steen er bijna medelijden mee zou krijgen.
Dat hoorde een muizenfamihe, die hun gezellige
woning hadden onder in een kelder van een huis
aan bet marktplein en daar do avond reeds ige-
vallen was, zei do muizemnoeder
„Komt kinderen, laten we eens gaan kijken.,
of we misschien ook helpen kunnen, want dal is
niet alleen menschen., maar ook muizenpiichl".
Zoo vonden _z'ij dus hot arme, kleine muisje,
omringden het met hun allen en vroegen het,
waar het vandaan kwam ca wat liet van plan
was te beginnen.
„Ach", snikte het muisje, „ze hebben mij ver
geten, iKet was zoo'n ,-jbeste man, die baas van
mij. Hij had een groote-kraam en wo hadden het
Z'c|o goed, wo kregen allerlei lekkeu-e hapjes van
de kinderen, die naar ons kwamen kijken",
„Hoe heet je?" vroeg de muizoiivader.
„Lief "Witje", antwoordde het mui.sje ver
legen.
„Wat een kinderachtige naam*', zei de oude
grootmoeder en zij trok een bedenkelijk gezicht,
„we zullen jo „Spitsje"' noemen'.
„Kun jo nootjes kraken?'1 vroeg de muizenva&er
en blij1 krabde zich achter 'de ooren.
Nee, -dat kon zij niet, ze bad ze altij'd gekraakt
gekregen.
„Kun jo bedden opmaken?',' vroeg do muizen-
moeder, terwijl zij heel streng keek.
Nee, dat kon ze ,ook niet.
„Maar mijn moeder was de beste danseres en
boog-springster. Ik heb hot van haar geieercl'', zei
Spitsje zacht, „als ik ju daarmee plezier kan
doen?"
„Over je moedor praten ,wo niet'', zei de Jmuizeit-
grootmoeder, „want we zijn ,een heel netto fa
milie en dansen en boog-springen komt bij ons
niet voor''.
„Ken jo Erica?" vroegen do kleine muisjes-
bij-de.haml.
■Nu werd bet arme muisje nog vorlegener.
Ach noc, zij kende zelfs niet eens Erlea en zou
maar bet liefst onder den gond züj'n gekropon.
„Je lijkt me eigenlijk wel een beetje dom",
zei nu do goedige muizengroolvadoi', die al bijna
heelemaal blind was, „maar ,dat hindert niet. Ik
geloof, dat^'e een lief hartje hebt en je mag eiken
dag een eindje met mij gaan wandelen dat
zul je toch wel kunnen je mag bij ons blijven''.
Zoo namen zijl ih'et kleine ding moe naar hun
warm, stevig nest, en daar zat nu Jfat witte
muisje tusschen allo grijze muizenkindoim in als
een prinsesje. Het dacht aan haar lieve moeder en
de lekkere melk, de witte suiker en al ihet goede,
dat het gehad had. De harde korrels, die de mui-
zenmoeder haar toeschoof, wilden haai maar niet
smaken
„Laat haar maar", zei do grootvader. „Ilongcr
is de beste saus, laat haar maar", en de kleine
muisjes trokken gezichten tegen haar, het arme