D
U
Auto te water geraakt.
Noodlottige brand te
Dordrecht
HUMOR TUIT HET BUITENLAND.
rterpfWA#U"
i
f?
V:
Gemengd Nieuws.
'ir'
koud. Wij huiveren iu onze khaki-pak-
ben, als wij ons ni-c't eon drafje naar de
eetzaal trachten warm ie loopen cn daar
met liet oog op de komende vermoeienis
sen het ontbijt bijzonder voel eer aan
doen. Voor liet liioioifdgebouw zien wij
reeds de hijoenliurkendo schaduwen on-
zier drijvers, die bun sarongs over de
ooren hebben getrokken en bibberend
wadden, totdat wij con zeker aantal ham
and eggs naar hitmen bobben gewerkt. Ein
delijk is alivo voor don tocht klaar. iWij
stappen- krijgshaftig maar Indien eti mon
steren onze paardjes mot blikken, alsof
paardrijden oils dagelijksdi werk wave. Wij
kloppen liet dier, dat wij 0111 zjjn hojaaul
oil bezonken uiterlijk reeds in gedachten
tol! hel onze hebben gekozen, welwillend
op den nek en inJonneerem bclangsle'lend
naar zijn naam. Tot ouzicai sppijt lieeft bof
geen naam, of althans geen, die door
ons uit te spreken wa.ro weswege wij
besluiten 0111, liet, indien noodig, met
„bles" to betitelen. De vice-manager, die
onzen aftocht van stapel doet loepen, goeft
zijn laatste instructies aan ite drijvers 011
zijn laatste raadgevingen aan ons, als daar
zijn geen fooien boven het normale bedrag,
géén .drijvers-maaltijden onderweg, en onze
proviand .voortduwend einder ons eigen wa
kend oog. D10 holehnandoier stapelt ge
noemde proviand in den vorm van wel voor
ziene limcli-nmndjes en itassehon met
koude iliee in de draagstoelen. Ban gaan
wij over tot ops tijden, waarbij zich eeni-
g® Icleurstölmgcin. voordoen. Zoo is het
lijd», dat wij in gedachten hadden ge
kozen, hosteimd voor ocin onzer dames
en worden wijzelf geheschen op ecu naar
ons oordeel ietwat le vurig dier. liet spotr-
Lieve .figuur, dat wij hoopten le slaan,
wordt ©enigszins gotemsiard door de ge
ring© hoogte van ons miniatuur-rijd Ier, zoo
dat onze voeten bélacheüijk kort bif den
grond bengelen. Nui rijdt onze cavalcade
die oprijlaan ui't, do ruiters voorop, daar
achter twee draagstoelen met inhoud; naast
eiken rui ter een drijver, achter «'.ken draag
stoel vier reiser,vedragesis. Iteods 11a de eer
ste 5 minuten, moeten wij al onze begrip
pen omtrent rijkuinsl. herzien. >Wij meen
den, dat teugéls dienden om een paard te
sturen, dat een goed ruiter veel vermocht
met zijn knieën, zooals wij ia do bioscoop
van Tom Mix leerden, dat hakken er zijn
voor sporen of oim deze instrumenten te
vervangen, dat een kort rijzweepje hij een
paard onmisbaar is on af en toe vmi een
viervoeter met tonggeklak of in zencrc
geijkte termen moet worden loeglesprraen.
Bit mag dan fillies bij andorei paarden bet
goval zijn, het Soetndaiieesdho dier, dat
wij berijden, heeft daaraan volkomen ma
ling; Het zou op zijn rugj evengoed een
houten pop kunnen dragein nis een met
oen rede begaafd wezen, althans voor zoo
ver het op onze aanwijzingen reageert
of bever -niet reageert- Hel gaat onverstoor
baar zijn éigen. gang on spoedig zal ons
blijken, dat het zoo goed, ja beter is.
Zooals élk ruiter, wiens kunst.meer met
den "Zondag dan met door-dé-weeksebe
dagen te maken heeft, bobben wij in ijen
beginne niet zooveel aandacht kunnen wij
den' aan do natuur dan wij wet! gcWenseht
hadden, bijzonderlijk omdat onze paarden
in een soort van sukkeldraf zijn ge va'Ion.
Maar nu dóén wij oom ontdekking, did
ons in staat stelt om reader de bchoon-
bedcu dor natuur heter te upprccieeren
en, die, naar later blijken zal, ons_ %el
twintigmaal het teven zal redden. Wij ont
dekken namelijk onzen zadelknop, een
ijzeren knop, groot genoeg am hein mot
teen hand stevig te omklemmen, aan don
voorkant van ons zadel. Wij ontdekken,
dat wij heel wat vaster zitten en heel
wat veiliger bij "onverwachte bewegingen,
indfen wij dezen zadelknop ook inderdaad
oniklem'mien en onze fierheid opofferend
aan ons welbehagen, laten wij de teugels
glippen en den knop niet moer los. Nu
krijgen wij 00^ voor do tropische natuur.
Onzio weg is 111 dan beginne een betrek
kelijk breed pad teg|en do 'flanken van
den Papandajan. Nu teems zachtjes, clan
weeer sterk klimmend voert het pad langs
boigdessa's, verscholen tussehen reusach
tige rietstoeten eai palmen, maar bijna al
door tussdhien twee hagen van overdadig
weelderigen plantengroei, waarachter on
eindigheden van eeuwig groen bosch te
raden vallen. Al hoogér en hooger stijgen
wij. De zone der bergdessa hebben wij
blijkbaar achter den rug. Om ons is de
stilte, van deze 'zwijgjende groene wereld,
waardin gieen vogjal zijn geluid laat hoo
ien en die slechts verbroken wordt door
het gedampte praten onzer hegeleiders of
hun aansporende kroten tot onze rijdieren.
Een enkele maal houden wij halt om de-
dragers der tandoes .gelegenheid to geven
om uèfc te blazen of tel verwisselen en
on'zio paarden op adeim tc laten komen.
Bijna ongemerkt wordt lreil pad moeilijker,
liet is nog juist breed genoeg voot een
ruiter en voortdurend moeten wij bukken
voor lage takken, dia ons iu fret gezicht
slaan. Opeens rijden wij langs een rots
wand en naai- den andeaen kant blikkend,
géven wij onzen zadelknop een krachtigan
kneep.
Dlaar onder onzo voeten bijna gaapt een
ontzaglijk diep ravijn. Eén vjcrkeertle slap
van ons paard cm wij zijn er geweest.
Maar itu ook beseffen wij de/ wonderlijke
intuïtie van deze dieren. Dien verkeerden
stap, zij doen hcani niet, Onzie nu geheel
passieve persoonlijkheid torsend gaan zij
mot onfeilbare zekerheid eiken steen uit
den weg, benutten elk plekje, élke wen
ding, elke effenheid, zoeken tastend als
het waro hun weg door het hoogo gras en
over de verraderlijk wiegroillcndo kiezel.
En wij', wij weten niet, wat krachtiger te
doen, ons vast to honden of onsr ijdier
bewonderen. IWiant het wordt nu langza
merhand ernst. 'Wij ldimmcn tegen hellin
gen, zoo steil, dat liet heter is niet om
to zien naar het punt vanwaar wij kwa
nten; wij dalen hellingen af, inderdaad ver
bazend steil, maar in onze oogem schier
loodrecht naai- heneden. Soms liggen wij
hoven op den kop vian het paard, soms
ook bijna ruggelings op zijn achterste dee-
len, al naar mate het gevaar ons vdór of
achter aangrijnst. Een betrekkelijk vlak
gedeelte geeft ons oenige verademing. Wij
rijden nu tnsschcn twee bijna, loodrechte
muren van groen. Tegen de bemoste berg
wanden 'groeien -wilde orchideeën. won-
dcrvluggo goudbruine hagedissen schieten
bliksemsnel door hot groen, een dor drij
vers slaat met een plotselingcn kreet met
zijn stok naar oen groen-grijs glanzend li
chaam', dat onder do bladeren glijdt, het is
een slang. Aan den voet vla a ee'o steile
helling, Waar wij met sombere voorgevoe
lens tegenop kijken, wordt oen kwartier
rust gehouden. Wij wisselen onze indruk-
Icfen met onzo lochlgemootcn en informee-
ron naar den welstand der dames in rto
tandoes. Hot blijkL dat iedereen angstigo
oogenblikkeii wachter den rug heeft, ze'fs
do landoe.pnssagiersters, die niet zoo da
delijk aan de zwiepende-, beweging der
elastische bamboestokken, waarin het ge
stoelte hangt, konden wennen. Maar de
waro 'sportieve geest hoeft ons allen bc
vangen, en ofschoon de moeilijkheden er
niet minder op zullen worden, zijn wij
bij liet naderen van den top nu nog slechts
door één gedachte vervuldden krater te
bereiken! Nu gaat het weer voorwaarts,
doch de helling blijkt ditipiat 'zelfs te mach
lig voor onze paardjes. Wij stijgen af en
paard en ruiter kruipen ieder op1 eigen ge
tegenheid naar hoven, de ruiter evengoed
als zijn rijdier op vier boenen. Maar boven
gekomen wacht, ons biet de belooning
maar een duizelingwekkende helling, die
naar benoden voert en waarbij liet pad, als
er van pad sprake kan zijn, diep bene
den ons verdwijnt in een snelslroomcnd
riviertje. Ofschoon niomfind ons ooit Van
gebrek aan m'ocd heeft durven beschuldi
gen ou wij er persoonlijk prat op1 gaan, dat
cenige'onzer voorvaderen beroemde krijgs
mannen zijn geweest, kruipt er nu niettemin
een kille huivering langs onzen ruggegraat.
Wiant wij, die in het moederland nimmer
op een manégepnnrd een lammen wandel
rit hebben gedaan, wij zouden hier een
staal van rijkunst en durf gaan onderne
men, waarvan wij ons alleen uit Wild-
West films in do bioscoop do voorbeelden
kunnen herinneren. Maar terwijl wij zoo
peinzen, lieeft 011'p braaf rijdier zich reeds
op deze griezleligo helling! gewaagd. Het
is to Iaat 0111 nog af te stijgen, wij leunen
zoo ver mogelijk achterover, omklemmen
onzen zadelknop mot sidderende handen en
terwijl wij zoo' in den muil van don af
grond dalen, verzamelen zich zeci kilJe
zweetdroppels op ons voorhoofd, ondanks
de tropische zon en maken wij bliksemsnel
de balans op onzer goede en' 'minder goe
de daden in dit ons aardsche leven, waar
voor wij nu geen corlje meer geven. Maar'i
eminente dier, dat ons draagt, blijft ook
nu niet ia gebreke, het brengt ons veilig
tot aan den rand van liet stroompje, het
waadt tot do knieën door het bruisende
water en ofschoon schuim en druppels
ons om do ooren spatten, leveit liet ons
heelhuids af op den tegenovcriiggenden
oever, vinwaar wij met trillende knieën
een terugblik werpen op onze prestatie.
Maar spoedig overweldigt 011s nu een ge
voel vlan trots; wij zouden wensehen.
dat onze dierbaren in het moederland ons
hier aan hel werk haddén gezien. Wij la
ten ons bewierooken négens onzen moed
door do dames in do tandoes, die doods
angsten hebben uitgestaan, om liet eigen
vcege lijf, maar ook om den hacbeüjkon
aanblik onzer dalende gestalten.
Na deze ervaring vloeien wij voor nieLs
moor te slaan, maar inderdaad blijkt het
laatste stuk tot den top do waarheid te
bevestigen vjan het bekende spreekwoord
dor laatste loodjes. Doch na een laalsten
allergeduchlsten ldimi hereiken wij einde
lijk een troostelooao ld de viaklc Van slee-
nen, hier en daar begroeid met mos, doch
voor het moerc-ndeel als het ware Ver-
sinleld. Hier verliest het pad zicfn lusschen
de ontelbare steenklompen, waarmede deze
trooslelooze vlakte bedekt is en die daar
door den vulkaan in den loop der tijden
werden uitgeworpen. De paarden kunnen)
niet verder, wij stijgen af, de dames der-
laten hun tandoes 011 wij blikken om, ons
been. ITcl Lafereol, dat wij aanschouwen,
is van een haast onbeschrijfelijk sombere
dreigendo grootheid, Jlondoni ons verhef
fen zich ontzaglijke rotsgevaarten, aan on
ze rechterhand rijst loodrecht omhoog'n ont
zaglijke mum- van rotsen. 'tis de Oostelijke
kraterwand, waarachter wij straks in do
ingewanden der aarde zulten, blikken. Maar
op deze bijna, achtduizend voet h'oVen den
zeespiegel gelogen vlakte waa.it nu de zon
een oogenblik schuil gaat een kille wind,
die giftige zwaveldampen mei zich v.oert.
Een der drijvers wijst ons oen groep slrai-
ken aan den rand van hot boscjli, dat wij
zoo juist verlaten hebben, lijm bladeren
hebben een grijsgelc kleur, op den grond
liggen zuiver gete stukken zwavel zoo
nitiar voor bot oprapen. Een borrelende
grijsgrauw© poel trekt onze aandacht, maar
wij zulten hem niet te dicht naderen. Hier
kookt aan de oppervlakte der aarde het
sop uit den helschen brouwketel.
Neg ©dn paar honderd meter moeten wij
tusstïien de steenklompen omhoog, dan
staan wij aan den rand van den Goenoeng
Wialil'au, de eigenlijk© krater van den Pu-
paiukjau, een vlakte, omringd door ont
zaglijke rotswanden. En aan onze voeten
daar in de diepte kookt de. ontzaglijke
heksenketel onder een geraas als van hon
derd locomotieven. Giftig© dampen en stin
kende walmen, wilgrauW© gassen ontsnap
pen mt mitelbare spleten, grijz" modder
borrelt in afzichtelijke porten, om mi 011
dan als door innerlijke ontploffingen hewo-j
gen schuimend en sissend omhoog ie gul
pen. Vastgenageld staren wij onbepaahten
tijd sprakeloos naar do werking decor de
monische natuurkrachten. Hier beseft de
incnsch meer dan elders Ier wereld zijn
nietigheid en ontzaglijke grootheid der
schepping.
Op de Lroosleloozo steen en lo.vavlakle
aan den voet Van den kraterwand, pit nicccn
wij boven op een paar reusachtige steen
klompen. De hmchmuuljofi en de veldfles-
'se,hen van liet hotel worden grondig' gele
digd en m -oen korte siësta, bestijgen wij
wederom onz© paaiden. Et m laatste blik
op do grillige* rotsmla.ssa's en do imponce-
rende wanden van den krater en hol oer-
bosrh slokt ons weer voor eenige uren
op. Maar de LcrugLoriif gaal veel sneller
Paarden en drijvers ruiken blijkbaar do
staltea en do uileindi lijkc oaten dn nok wij
hehhjen oen aardige los geluid in hel Irot-
seeren van gevaren, zoodat deze terug
weg ©en deel zijner verschrikkingen heeft
verteren, al beleven wij ook nu nog eenige
I benauwde oogenblikk'on.
Plotseling hij een draai van den weg i
ligt dan eindelijk weer de vlakte aan onze
voeten. "Wij zien .de Tji Manoek als ©en
smal wit lint en de hotelgebouwen van"
villa Paulina als poppenhuisjes. Nu nog
■eeln laatste spuit, dei paawlictn wouden in
draf gezet cn de tandocs .blijven Volstrekt
'niet achter. Twee kin '11 half uur nadat wij
den top hebben vertelen, draaft onze ca
valcade wederom, do oprijlaan van 'hef-
hotel binnen. De drijvers en do dragers krij
gen hun loon en do gebruikelijke fooien,
ons trouw rijdier een dankbaar tikje en
een nog dankbaarder blik' en na een ver-
frisschend bad cn een verkwikkend thee-
mnlje wenden wij zelf, de gedachten nog
vervuld van onzen overweldigenden lojht,
reeds onwillekeurig den Mik naar den top
van den machtigen Tjikoorai. Zoo is de
menseh. Nauwelijks lieeft hij met God's
hulp en die van een nederig klein paard
het <?ebe volbracht, of reeds richt zijn eer
zucht zich op hoogcr doelen. Di B.
ïïTffi T -
Moedor; - Foei, Wim, om met je zusjo te kibbelen op Zon
dag. Laat mo nooit meer hooren dat je Maiietje oen kat noemt.
Wim: Heel goed, moesje, maar de eerste keer dat ik een
kat zie, zal ik Mariotje togen hom zeggen. (Passing Show).
Boer: Zeg, Harm, zo ver'Mlen me, dat de doktor vijf sto
ken in een van jo wonden heoft moeten naaien, na die vocht-
partij met Krelis.
Harm: En hebben zo ook veiteld, dat ze voor Krelis een
naaimaehino noodig hadden? (Humorist)
Moeder: Maar waarom lig jij in bed, Annie? Jij bent toch
niet stout geweest, zooals Betty.
Annio: Ik ben uit mezelf naar bod gegaan, 't Is een sym-
pathiostaldng. (Humorist).
Kroegbaas: Zeg, heeft dio rum die 'k je meegaf, jo vrouw
van dor verkoudheid afgeholpen
Klant: Daar was goen kans op; ik vatte zelf kou onder
weg (London Opinion).
ft?
3S
Een persoon verdronken.
In de buitenhaven/ (e Vlissingen is gis
termiddag een auto van de Provinciale, boot
(e water geraakt. Een pevso-on uit Hoofd
plaat. die in de auto zat, is verdronken!.
Een oude man verbrand.
[Gistermiddag is lê Dordrecht brand uit
gebroken in een perceel aan de Voorstraat,
dat bewoond word door den 84-jarigen Van
Zuylikom. Do man woonde daar alleen!.
Vermoedelijk is liet vuur ontstaan door hot
omwerpen van een petroleumkacheltje. De
brandweer was spoedig ter plaatse. Men von'd
den man bewusteloos opt deni grond 'liggen,
met brandwonden' overdekt. Kort 11a zijn
vervoer naar het ziekenhuis is dc manj aan
de bekomen verwondingen overleden.
Hel pand is geheel, uitgebrand, tnj eten
brand is ook verloren gegaani de goheele in
ventaris der op de eerste verdieping geves
tigde horstelfabriok van den heer IJilden,-
boogaard.
Twee hinderen verdronken.
Te ïlamnsdolnk lieeft eUn droevig onge
luk plaats gehad, dat aam twee kinderen
liet lövéa kostte. Scliooüjongians reden,
schaats op ©ein moerput, Loon ven grootm
ijsschol afbrokkelde, waardoor 3 jongens
omdcr het 'ijs _schoién. Eon van hein, J.
11., kom door zijn broeder womdm geuxl,
iioch de 2 amdoren, den 12-jarigmi W. II.
dn don 12-jarigen P. v. D. kon mén niet
spoedig göicneg ter hulp kom'-m. Geralmcm
lijd klainptem zij zich aan het ijs vost Dit
brokkelde echter af (■•m door'do felle kou-
du moeston zij kamp geveln. Het duiudtv
een half uur, vooidat hulp kwam opdagen.
De beide jongens weiden; dood opgehaald.
Gasvergiftiging
TëngevoJg© van gasvergiftiging vond de
door burein gewaarschiuvde geimiaente-polilie
dan alleen-wonende!n kléermaker 31. te
Speldiolzerhoide, bjiwusfcetoos te bed liggen.
De gasseln waién door den #ronld lp hiet
huisje gedrongen. M. is naai* het zieken
huis getramspoirteord. Zijn toestand is ern
stig,
Uit den tijd der Franse,ite
over heer sching,
Eén jonge Duitschor, dite wieirkzaam:ivas
o-p te booKlorij' in dia buurtschap Do Brink-
homine hij1 Wiinterswijk, bracht ö-m bezoek
aan zijn geboiorteplaats B och elf,. Daar ver
teld© hij .aaln ©cm zper oudein man, Mat
hij in 'Wiiintei-swijk werkzaam was. Bij dan
omlén man weaxliem toen blijkbaar htdm-
meringen lévendig. Hij1 drélde dclajo. jien
Duitscliei- medie, dat zijd vakter in Napo-
leom's tijd gedtemd had op eon bouwplaats
aan dein Kottensohen weg „pin dal op deze
boeadcrijtém kozak, dfei liet dan menschen
lastig maakte, was doodgeslagen ipn op
zeer igeliaimziianiga wijza was begraven in
den koestal, daar „waar dé eerste koe
stond."
Na zijn terugkomst vertelde ito joingé
mam dit op zijd beurt aan de arbeidors,
die bezig, warein den stal tel ven-bouwen.
Zij zochtéu en vonden op de aaingUluidé
plaats... éetn ménschengcraiunte met 'pog
een paar gave scheen cn alsmede ©enige
overblijfselen van e n soldaténkleedimg.
Bandietenslreeh.
Deze steckor twikkelde knobbel*
En waarom noem je hel „de spooktrein", Piet
Omdat ik hem zoowat niet te zien krijg. (Passing Show).
Schedelkundige: Aki
wijst op voorzichtigheid!
'Onderzochte: Auw! U hebt gelijk Daar timmerde een
struikroovei me op m'n hooid, omdat ik rn'n portefeuille had
thuisgolaieul (Life).
Naar mén uit Brussel meldt, habbein bij
Charleroi vier tot 'nu toe onbekende ban
dieten leien ongdhoorden aalnslag gepleegd.
Boven den straatweg op écu hoogte van
b.60 meter haddén zij can stalen habel
gespannen. Een auto reied in, vliegende
vaart tcgedi den draad. De hestum-der weit!
uit dein wagen geslingerd uil kwam tegeta
cc'n boom terecht. ü|j auto versplinterde.
De chauffeur wieitl op slag gedood. D|e
andere inzittenden kwatnLin er met min
of meer eiinstig© vtinvoncliiigcn af. De po
litie lieeft ei in streng, onderzoek ingesteld.
Praeliistorische vondst in den Congo,
Naar verluidt, is in den Conga een
belangwekkende praehistorisehe vondst ge
daan. Bleu zou naniélijk_ een paleohtliLscilie
paalwoning hdiben gevonden, waarin z'.oh
©en mooie verzameling gereedsciluip be
vond. Sommige dezer voorwerpen verton
nen veel gelijkenis met die welke 'in Belgi
sch© en Franscliei paalwoningen zijn gevon
den. Zoo bevindt er zich een zeer eigen
aardige steenem spies met steel onder, die
nimmer werd géklentifteeerd dan in de la
gen van neolitisdhio periode.
Maalregielen zijn genomen 0111 do paal
woning in goeden staat te bewaren.
yi*