Hoe het water van het
meer gevlekt werd.
Lenie. Hoe moederlijk zorgde zij voor Coot je en
Beppie.
.jJa, maai- nu zijn ze allemaal groot", zei Tante
Frans lachend. Hetgeen ik jullie vertel, gebeurde
in de eerste jaren, dat ik bij hen was".
j^Zijiu ze nu ook nog aanlig?" vroeg Puck dadelijk
K,Ja, lieve kind, ze zijn tot brave, flinke men-
schen opgegroeid. Ken nauwe baud bindt hen
allen samen".
4Een band?" vroeg Peetje verwonden!, „Wiiar-
om moeien zij samengebonden worden? 't Zijn toch
geen bloemen, Tante?"
'Allen lachten. De anderen begrepen wel, de be.
doeling van Tante'?, woorden.
Lieïkoozeml trok Tante Frans bet kleine ding
naar zich toe en zei:
Leden uit een gezin behooreu bij elkaar, lieve
kind. Een onzichtbare bami houdt ben samen.
Alleen als ze onaardig en 'lee.liik t-cgen elkaar
doen, wordt die band verbroken".
...Springt bij dan net als een dun elastiek stuk?"
vroeg Feetje weer, die altijd graag bet naadje
van de kous wist.
„Ja, ongeveer op die manier", antwoordde Tante
Frans. „Staar wij moeten nu eens aan1" den terug
tocht denken".
Het hecle gezelschap begaf ziclli daarop naar
de. .aanlegplaats", doch kwam weldra tot de vree-
selijke ontdekking, dat de boot verdwenen was.
HOO'FDiSTUK VI.
Angst ige oogenblik,ken
Allen keken elkaar een oogenblik sprakeloos van
selmk aan, tot Puck zei:
kW, waar is de boot gebleven?"
„Ik weet het niet. "We hebben 'tu heel stevig
vastgemaakt"', antwoordde Job.
„Hoe komen we nu thuis?" vroeg Bob.
„Laten wij het hecle eilend afzoeken. Misschien
is de boot ergens in een kleinen, inham gedreven",
meende Tante Frans.
Maar lioe zij ook zochten, nergens konden zij een
spoor van de vermiste hoot ontdekken. Zij had
den het eilandje al Wel vijf maal omgeloopen, toen
Feetje plotseling iets door de hoornen zag sche.
meren.
„Een boot", riep zij uit. En werkelijk, onder
een met klimop begroeiden treuresch, waarvan
de takken tot op den grond hingen!, op een plek,
waar zij reeds verscheidene malen voorbijgekomen
waren, maar tot nu toe niet gezien hadden, lag
de boot.
In een oogenblik was 'zij met vereende krachten
aan wal gehaald.
,',Het Is onze hooi'", zei .Tante Frans, ,,nnw zo
is lek. Ik ben bang.' dat zij niet te vertrouwen is.
In geen geval gaan wij' er allen te gelijk in'. AJs
do jongens eerst eens gingen: Jullie kunt in uncus
roeien. Bob en Job? De roeispanen liggen op den
bodem. Daarna kim Job de meisjes komen halen,
terwijl Biob eindelijk kan terugkomen om mij over
te zetten".
Deze regeling kwam den jongens wel wat over
dreven voor. Zij waagden het echter niet, zioli te-
gen de uitspraak van Tante Frans te verzetten. Het
zon nog een avontuurlijke terugtocht worden.
'Bioh en Job kwamen vei Hg aan den overkant,
maar de boot bleeik erger lek te zijn dan zij 'aanvan
kelijk gedacht hadden en zij moesten haar om-
keeren om het water er uit te verwijderen.
Daarna roeide Job terug 0111 zijn zusjes te halen
en bleef Bob aan den kant staan' kijken.
'De boot schepte echter hoe langer hoe meer
water. I
„0 Puck, mijn voeten worden zoo nat", liep
Feetje uit.
Puck was doodsbleek.
;,Job", zei ze plotseling. „Ik geloof stellig, dat
wo zinken Als jiji eens naar den oever zwam,
dan is er weer hén minder in".
Job vond dit een prachtig plan en zwom njaar
den kant.
Intusschen. Kwam het water steeds hooge-r in
de boot.
Feetje klemde zich angstig aan Pack vast. Einde
lijk was er zóóveel water in de boot, dat Puck
tegen haar zusje zei:
„Feetje. ik geloof nooit, (lat wij,' den kant kun
nen bereiken. We moeten zwemmen!. Jij" kunt nog
wel niet zwommen, maar all je mijn jurk stijl'
vasthoudt, zal het wel gaan. Zul je er vooral aan
donken, dat je mij niet los mag laten?"
,',0, Puck, Puekic", jammerde het kleine ding.
Daarna klemde zij echter de tandon op elkaar en
deed moedig wat hrar zusje haar gezegd had.
Puck was een uitstekend zwemster, maar het ge
wicht van haar kleine zusje belemmerde haar in
haar bewegingen. Een of tweemaal had zij een
gevoel, alsof zij zinken zou, maar zij liield dapper
vol, Feetje geen oogenblik loslatend.
Tante Frans was in hel water gesprongen en
zwom met haastige slagen naar het worstelende
meisje. Puck's hoofd verdween juist voor den dor
den keer, toen con paar sterke handen' de bewuste -
looze kinderen grepen en even, later op den oever
legden. 1
1 Job stond bibberend en klappertandend aan don
kant. Ook liij 'had een poging aangewend om zijn
zusjes te grijpen, doch dit had hem niet mogen
gelukken.
Tob, die niet gezwommen had, zag al even wit
als de anderen. Angstig had hij het heele tooned
gadegeslagen. i
Tante Frans, doorweek! als zij was, liep met
Feetje In de armen naar huis. terwijl Jan, die op
het hulpgeroep der jongens toegeschoten was,
Rick droeg.
Feetje was hol eerste weer bij en vroeg verwon
derd, wat er toch gebeurd was. Zij" werd in droge
kleeren gestoken en naar bed gebracht. Weldra
viel zij'in slaap.
Ook Puck kWam, zoodra zijr in bed lag, bij. liet
koozend strook zij over de handen van Tante Frans,
die haar en haar zusje gered hadden.
„F.erst slapen", zei Tante Frans, terwijl zij het
meisje toedekte, dat evenals haar zusje weldra
in een diepen slaap viel.
(Wordt vervolgd).
Men vertelt het volgende van één der Schot-
sche meren, .waarvan de oppervlakte een breede,
helgroene streep vertoont.
Toen lang, heel lang geleden de feeën op een
keer aan het kibbelen waren geraakt over Tiet
verven van hun japonnen, was één barer plotse
ling zóó boos gewonlen, dat zij al haar blauw-