KINDER-BLAD SCHIEDAMSCHE COURANT Met z'n vieren op een eiland. No. 29 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 23 Juli 1927 VAN DE Naar het Engclsch van L. T. MEADE. Beknopt bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 3) Ferdinand begon nu zijn geduid to verliezen. Kwam liet misschien, doordat zijn geweten Kern niet geheel met rust liet? „We moeten in de boet terug", zei 'hij. „De kleintjes kunnen niet loopen. Kom, Joke, stribbel nu njiet langer tegen. Ik iieb toch liet bewijs ge leverd, dat ik van de verschillende stroomingeri op de hoogte "ben". „En ik wil njiet naar huis loopen!" riep Elly nu uit. ,jHoe kun je zoo onaardig zijn, dat van ons te vergen?" Joke kreeg een 'kleur, 'terwijl zij 'antwoordde „Ik zeg geen woorcl meer. We doen iets tegen va ders .verbod in. Ferdinand. En als de kinderen dan geen drie mijlen tegen den heuvel op kunnen loopen, kan' jij dat toch zeker doen en een karretje voor ons gaan, halen". „Zeker. Maar hoe laat zou ik terug zijn?" her nam! Ferdinland, ,,Je vergeet, hoe plotseling en zwaar het kan gaan dauwen. Help mij liever een handje met de boot, het is werkelijk het cenige verstandige, wat wij kunjnen doen". Joke had haar breiwerk al opgerold en stak het in één der groote zakken van haar schort. In het voLgenjd «ogenblik duwde zij met haar broertje tie boot weer in liet water. Zij zei daar bij échter geen woord. Elly err Tony nestelden zich beliageüijk in de boot en Quick strekte zich aanj hun voeten uit. De kinderen waren erg slaperig. Plotseling brak de roeispaan, die Ferdinand han teerde .doormidden. Ferdinjand verloor zijn macht over de boot endeze dreef vlug naar zee. Joke spande haar uiterste krachten in, maar was niet in staat de boot van richting te doen veran deren. Sprakeloos van schrik keek zij Ferdin.'and aan. „Je hadt gelijk, Joke", zei haar brocx-tje. „Wat ben Ik begonjn.cn?!" Hij was doodsbleek en besefte nog "beter dan Joke het ontzettende gevaar, waarin zij zich be vonden. „Ik verdien niet, dat je ooit meer een woord tegen me zegt", ging hij voort. „Onzin For!" antwoordde Joke. „Het is nu geen tijd om elkaar verwijten te doen,. We moeten er ons zoo dapper mogelijk doorheen) slaan en mogen ter wille van de kleintjes don moed niet verliezen. Ik geloof, dat ze beiden slapen. Laat ze maar.. Ze kurmen ons toch niet 'helpen en hoe langer zij onwetend blijven van het feit, dat zij naar zeo drijven, hoe beter". Plotseling vroeg Tony, die juist wakker was geworden: „Wat bedoel je, Joke, drijven we naar zee? Gaan we dan niet naar huis?" „Kun je 'een kleine held zijn?" vroeg Joke nu aan liaar neofiet. „Ja, maar „Dan zal ik'je de waarheid vertellen. Ferdi- nacrs roeispaan, is bezweken en nu zijn wij do boot niet hunger meester. We drijven naar zee, doch mogen den moed geen oogenblik verliezen. Mis schien worden, wij wel gezien door de een of an dere boot, die ons oppikt of "drijven w ijina een tijdje door een anjdero strooming weer landwaarts. Jullie moeten heel stil blijven' zitten. Tony; Fer dinand en ik zullen dan probecren do boot met de a tide re roeispaan in evenwicht te liouden". „0, Joke hadden we maar njaar jou geluisterd!!" riep Tony inn uit. „Waarom?" vroeg Elly, die nu ook wakker ge worden was. „Waar zijn' we toch?" „We verdrinken allemaal!" riep Tony ontsteld uit en hij Larstte in tranen lós. Wat er gebeurd zou zijn, als Elly op dit oogen blik ook was gaan huilen, kan niemand zeggen, maar tot grocte verlichting der twee oudsten; deed Elly dit gélukkig niet en, dacht zij aan niets anders dan hoe zij haar broertje zou kutten, troosten. „Ik geloof niet, dat we zullen verdrinken", act zij. Ferdinanjd en Joke zouden dan niet zoo kalm zijn"'. Zij sloeg haar arm om haar broertje heen en vertelde hem allerlei verhaaltjes om hem af te leiden. „Do maan zal wol gauw opkomen', dan kunnen we heter zien", zei Ferdinand. „0 Joke, nis we eens het geluk kulden! door een boot of een vis- scherspink gezien, ie worden.!" Het duunlc niet lang, of de beide jongste kin deren waren opnieuw in slaap gevallen. De boot schommelde steeds heviger, doch na een tijdje schenen zij buiten ge gevaarlijke stroo ming te zijn geraakt en werd de boot heel rustig. Zij waren i'[l [im volle zeo en hoewel nog 'niet buiten gevaar, waren, zij toch dankbaar, dat zij' aan de. gevaarlijke stroomirilgen ontkomen waren. „Als het daglicht aanbreekt hob'ben; wij meer kans opgemerkt te worden^, zei Joke. „Laat ons wat uit de picnio-manid eten. Maar- wo moeten

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 8