zuinig srijn» want wie weet, lioe lang de voorraad
zal moeten strekkend"
HOOFDSTUK III.
In zee gedreven,.
Een macht in een open boot doorgebraakt, valt
niet mee. Hij kan kouvatten en rheumatiek tenge
volge bobben, en in een warm land als Brazilië
zelfs koorts. üUle vier kinderen; rilden en liun tan
den klapperden hoorbaar, vóór zij eindelijk tot
bun groote verlichting den dag zhgen aanbreken.
Maar toen veranderde alles ook als bij toover-
slag. Do zee begon in het ziorüiold te sdbitieren, &e
golfjes dansten en do temperatuur steeg. l)e kin
deren waren blij, dat de nacht voorbij was en
spraken 11e pieaijd-mand weer eens aan. De zee
bad hen hongerig gemaakt, maar zij waren er allen
tocli van doordrongen, dat zij heel zuinig met b'nn
mondvoorraad moesten zijn, zelfs Tony was niet
gulzig.
Na bun ontbijt genuttigd te hebben, doopte Joke
liaa.r zUkdoek in zee en wasohto zij baar gezicht
en baar banden, welk voorbeeld onmiddellijk door
de anderen gevolgd werd.
„En (nju moeten we zeker wachten, totdat oen
schip ons oppikt?" vroeg Elly. „Als ik niet zoo'n
dorst bad, zou ik bet nog zoo erg niet vinden".
„Ik stel voor een verbonjd te sluiten", zei Eer.
'dinan|d nu, „een verbond, waarbij wij 'overeen
komen geen van allen over Imager en dorst te
spreken. Wat zeg jij daarvan, Joke?"
„Ik sluit mij er dadelijk bij aan", antwoordde
Joke.
„Ik ook!" zei Elly.
„Ik ooiki" herbaalde Tony.
„Goed!", ging Ferdinand voort en daar bet
zwijgen van Quick instemming beteekënt, zijn wij
liet allen samen eens. Het volgende, waarvoor wij
moeten zorgonj, is het ons zoo gemakkelijk mogelijk
to maken. De zonnewarmte doet ons op 't oogen-
blik nog aangenaam aan, maar we moeten niet
vergeten, dat zij ons spoedig al te warm zal wor
den. Ik stel daarom voor eeni zonnetent te maken".
„O Fer. Waar haal je dio vandaan?" vroeg Elly.
Ferdinanid antwoordde lachend:
„Het hangt grootendeels van Joke af. Hoeveel
katoen heb je biji je. Jake?''
loko baalde nu het stevige katoen; uit haar zak
te voorschijn.
„Het is 'in ieder geval heter dan boelamaal
niets", zei Ferdintmd.
„Toch niet to veel", meende Joke. „Do zonne
stralen zulten er al Iieel gauw doorbeen komen".
„Niet Ms we het voortdurend «Jat hou,den", her
nam Ferdinand. „Dat moeten we orn beurten doen.
Laat ons maar dadelijk aan! bet werk gaan".
Deze „tent" bad natuurlijk gevaar kunnen ople
veren, als er wjnjd igcïweest was, doch daar bet
geheel windstil was, werden; de kinderen door dit
gevaar niet bedreigd. Zij1 zaten! onder hun tent ge
doken en maakten zichzelf en elkaar wijs, dat zij
heel gemakkelijk en gezellig zaten,.
„Do tent bewijst on!s 'in twee opzichten goede
diensten1", zei Joke, „ze houdt ons koel en is eön
signaal voor bet geval er een' schip in onze 'na
bijheid mocht komen".
„Ik wou, dat die ellendige roeispaan: niet door
midden ■gebroken was", zei Ferdinand, „dan had
den w ijsamen kunnen roeien. Nu er geen wind
meer is, lijkt het wel, of wij stilliggen".
„Wat zij'n we in den nacht ver in zee gedreven",
zei Joke nu, „Ik zie nergens land".
Z 'ijhiekl haar hand boven) haar oogea om beter
to kunnjen zien.
„Maar flaar zie ik toch land!" riep zij .eindelijk
uit en z ijwees ja do richting, waar zij land
meende te ontdekken.
„Ik geloo fdat je gelijk hebt", zei baar broertje,
„al ben ik er nfog niet lieelemaail zeker van. 'tZou
een uitkomst zijns, want we drijven dicta 'kant uit.
Ik zou op dit oogenblik alles willen geven vootr
mijn verrekijker, dien) ik thuis heb laten liggen.
Tony, zit stil alsjeblieft;1 Wat wordt het" al
warm. We zullen moeten beginnen met het katoen
nat te houden, Joke".
„Laat ons het om beurten; 'doen, Fer", zei Joke.
„Bezo oude metalen kan van den armen Jim kun
nen we uitstekend gebruiken om water op té
halen. We hebben gelukkig nbg een stuk touw
over om er aan te foiujden. Houd jij bet ,,zei!"' eerst
een tijdje «nfat ,dan is het daarna mijn beurt".
De hitte nam al spoedig zóó in; lievigheid toe,
dat Elly slaperig werd en Joke enj Ferdinand ail
hun krachten moesten inspannen om Kun werk
niet op te geven.- Tony bleek .nog het best tegen
do warmte te kunnjen. Hij had' de oogen voortdu
rend gericht op de plek, waar de beide anderen
land meenden te onderscheidon. Na ongeveer twee
uur kon Ferdinand het heerlijke nieuws berichten,
dat zij de k"st inderdaad njaderelen.
„Waar wij ergens zijn, weet ik niet" zei hij.
„'Als ik inijn kompas maar hij me had. Voor zoover
ik op dien afstand zien kan, is de kust heel steil".
,,'tls misschien een; verlaten eiland"! riep Tonv
opgewonden uit. „O, dat wou ik! Elly word toch
eens wakker! We zijp in de nabijheid van land,
misschien wel van een verlaten eiland. Kijk, daar.
Diaar is het!"
„Waar?"' vroeg Elly, terwijl zij verschrikt om
zich heen kéék. „O, dat lanid? 'Maar dat is nog
vreeselijk ver weg! 'Ik wou, dat je mij niet wakker
gemaakt bad, Tony. Ik heb ,het zoo vreeselijk
warm en mijn hoofd doet mij zoo'n pijn".
„Ga weer wat liggen, Elly, zei Joke nu, „Leg je
hoofdje maar op mijn schoot, dam' zal ik je met een
stuk krant koelte toewaieiij. Wordt het id wat
beter? Ferdinand, boe lang denk je, dat het inog
'duren zal, eer wij het lanjcl. hereiken en zou het
een eiland zij'n of niet?"
„Het zal in ieder geval njog uren duren"', ant-
woorddo Ferdktanfd. „De boot komt zoo 'langzaam
vooruit, nu we nfiots anders doen dan drijven
en er zoo goed als geenj wind is. Ik zou bijna
•wenschen dat w ijiweer in éé'n van die stroomin-
gen kwamen'"'.
„•'Als we maar een tweede roeispaan, hadden",
zei Jokej Kun je van, het hout, dat je voorfmijfn
naaidoos b 'ijije hebt, en'; de afgebroken roeispaan
geen nieuwe maken?"
„Ik weet waf', riep Ferdinand plotseling uit.
„Ik zal een stuk van1 de goede roeispaan afzagen
eii dat aan de andere vastmaken''.
„Dat zou ik nooit doen"', zei Jóke, „want met
één roeispaan, kumnein me nog een klein
eindje vooruitkomen,, maar als de goede roeispaan
ook bezwijkt, zijn we heelcmnai hulpdoos"'.
„Ja, daar heb je gelijk aan; ik zal dan,- maai"
prohceren mij met deze stukken hout te behelpen''.
'Hij ging nju ijverig aan den galng, terwijl Tony
vol belangslélinjg naar zijd we'fk keek. Elly Weef
met een koortsachtig blosje op haar wangen door-
slapen en, terwijl Joke do oogen steeds op het