Raadseihoekje.
heel vriendschappelijk verloopen, maar zoo was
het helaas nietgebleven. Langzamerhand waren,
do jongens boos geworden, ze gingen eerst wat
harder praten, 'toen nog luider, daarna begonnen
zo te schreeuwen en tenslotte stonden zo elkaar
alleilei scheldwoorden naar het hoofd te gooien.
Het was geëindigd, dat zo ieder een anderen
kant opliepen en elkaar ook voortaan zooveel;
mogelijk uit den weg gingen. Wel verlangden zo
■er in hun JhTart allebei erg naar, dat alles maajr
weer mooht worden zooals vroeger, maar daar
niemand „de minste wilde zijn" zooals zij het
nocmc.cn bleef de toestand gespannen.
En toch vond Frits, dat Wim eigenlijk de aar
digste jongen uit zijn. klas was, en hetzelfde dacht
Wbn van Frits. Als ze dus alle twee maar niet
zoo stijfhoofdig waren geweest, zou 'de zaak ge
makkelijk genoeg in orde gekomen zijn.
Prettig vonden zij ]iet dan ook 'allesbehalve,
wat niet wegnam, dat ze toch zoo gauw mogelijk
een anderen kant opkeken, als ze toevallig in
het speelkwartier, öf bij' het aan- en uitgaan vaïi
de school, in elkaar's buurt kwamen. Ze kregen
dan allebei een rood hoofd, maar of dat iut
kwam uit boosheid, uït spijt, of door een gekrenkt
gevoel van eigenwaarde, wisten 'ze zelf niet.
Op een Woensdag, 'toen do school -uist was
uitgegaan, liep Wim naar huis en dacht erover na,
wat hij met zijn vrijfen middag zou beginnen. Vroe
ger was Frits meestal tegen een uur of' twee bij
hem gekomen en dan gingen ze samen op zolder
spelen ,of in tien tuin, of zij gingen samen een
eind wandelen. Maar Frits zou dien middag na
tuurlijk niet komen en ook niemand anders, want
Wim hoopte nog altijd, -dat het met Frits wel
gauw weer in orde zou komen en daarom had hij:
zich' nog maar niet bij'andere kameraden aange
sloten. Lat was zoo echt genoegen nemen wiet an
deren, omdat je beste vriend er dpi het oogen-
blik niet was en daar hield Wim niet van.
'Op eens ging hij 'langzamer loopen, want daar
liep me warempel Frits vlak voor hem uit'. Stel
je voor, dat hij hem eens in gedachten gepasseerd
was; het zou net geweest zijn', of' hij liet weert
goed wilde maken. Eu daar kon Frits lang op
wachten, üan had hij hem maar niet zo.ö moeten
uitlachen ,toen hij het had over het dempjen van
de Zuiderzee.
Maar waarom vergat Wim nu, dat hij langzaam,
moest loopen, om zijn vriend van vroeger vooral
niet in te halen? Waarom ging hij"nu op eens juist
■hard loopen om maar zoo gauw mógelijk J>ij> 'Frits
te zijn? 1 i
Wel .Frits was een groote jongen van het Gym!-
nasium tegengekomen en die had wat tegen hem
geroepen, waarschijnlijk een scheldwoord. Frits had
tenminste nog wat teruggezegd en toen waren, 0e
elkaar meteen aangevlogen.
"Qe lange jongen won 'natuurlijk en dat kon'Wim
toch niet goed aanzien. II ijsneldo op de vechtenden
toe en rjep al uit de verte: „Laat je lbs, groote!
lummel?"
„Ga weg, mug. Bemoei jo er niet mee", prib
woordde de lange gymnasiast.
Toen werd Wim p|as goed hoos en hij viel zóó
verwoed aan ,dat do groot© jongen gauw deni strijd
staakte. „Twee tegen één is me een beetje te kras?,
drkende hij. En zoo waardig mogelijk liet hij
daarop volgen: „Gaan jullie dan maar,- ik zal jo
niéts meer doen". Maar hij' wreef in liet voortloo-
pen toch over zijn linkerschouder ,die een flinken
opstapper had gekregen.
Dp twee vrienden van vroeger stonden elkaar
een beetje verlegen aan to kijken en wisten niét
goed, wat ze nu verder moesten doen.
„Dank je wel hoor, kerel", zei Frits eindelijk.
„Zullen we nu meteen maar weer goed met elkaar
zijn?" i r
„Graag", antwoordde Wim gretig. En hij voegde
er aan tde. „Ik had trouwens ongelijk. Het is
dwaas orn te spreken van het dempen van de Zui
derzee. Droogleggen moest, het zijn."
„'Nou ja, dat* is toch ook eigenlijk hetzelfde)",
zei Frits bijna, met dezelfde woorden, die zijn
vriend' vroeger gebruikt had.
„Nee, dat is niet hetzelfde", vond de ander
en schoot toen plotseling in den l'ach, „Laten we
er nu maar weer niet over gaan kibbelen".
„Je hebt giflijk", zei de ander. „Die Zuiderzee
is blijkbaar een gevaarlijk onderwerp dalai* moeten
we maai* niet te veel over praten".
Drtt deden ze dan ook niet meer, maar wel
pratten ze honderduit over allerlei andere dingen;
tot ze voor Wim's huis stonden.
„Nu tot vanmiddag dan maar", riep Frits bij
hét afscheid nemen. „Ik kom op' den gewonen
tijd hij je".
„Op den gewonen tijd "ja", dacht Wim bij zich
zelf, terwijl hij langzaam naar binnen ging, „op
den gewonen tijd". De ruzie met zijn besten vriend
behoorde nu gelukkig Weer tot het verleden. Fijn.
Nu zou alles weer worden zooals vroeger. Waarom
waren ze eigenlijk zoo lang hoos op elkaar ge
bleven om die kleinigheid? Waarom had' hij liet
al niet veel eerde,r met Frits weer in orde ge
maakt?
Ja, waarom? Datzelfde hebben zich al zoo dik
wijls koppige jongens 1en stijfhoofdige menSchen
afgevraagd. En het allerergste is, tipt sommigen
z'ioh zooiets pas afvragen, als het voorgoed te
laat is om een tofc oen groeten twist uitgegroeid!
klein ruzietje bij io leggen.
'Gélukkig maar, dat dit bij Frits én Wim ten
minste niet het geval was.
Oplossingen der Raadsels uit't
vorige nummer.
VOOR GROOTEHEN.
1. Er staan heel veEL 'BlAnken in het nieuwe
Voor den nieuwen spoorweg zijn vlER'
•LANDerijen onteigend. (Ierland).
Heeft Karei van DiaM !AL 'TAhdarts examen
gedaan? (Malta,).
Voor den nieuwen spoorweg zijn vlER LtANRe-
rijen onteigend. (Ierland).
2. 'Oostzee.' Zoet, Soest, Toos, stoet.
3. Rcinier. f
4. (Amsterdam. t
VOOR KLEINEREN. f 1
1'. Middelburg. Brug, mier, deur, geel, duim.
2, Zot, zout.
3, Zagen Jan en Bp'Bi EBKIIOORNtjcs in het
bosch. (Reek en Hoorn).
Op de tafE-L STond een groote vaas mot
bloemen. (Eist).
Wij riEPEn: „HalLOl-1" EN ENkele jongens
'hoorden bet'. (Sp® en Loenen).
Ik ZAL Koenraad antwoord laten telen.
(Zalk).
4, Pook, Mooie,. Rook, Look.