De Verzoening. Klokje", zei Ineke's geleidster. „Wij komen voor een zeer belangrijke zaak. Dit is bet meisje, 'dat Goudeuhartje heef'. zeker", zei Bosehklokje, „wij kennen haar wel. De Koningin zal heel blij zijn het meisje, dat Goudenhartje heet, te zien. Kom maar mee". Ineke's hartje klopte nu toch "wel heel 8uid, Dlit was dus Feeënland en de Feeën kenden haar niet alleen, maar hielden zelfs van haar. Hoe vreemd was dit alles toch. Even later zag Ineke zóó iets moois, als zij nog nooit gezien had; een troon ,die gemaakt was van zonnestralen en wolkjes, als voeren zoo fj'n. Op dien troon zat Se Feeënkoningin. „Dlit is das ons vriendinnetje Goudeuhartje?? vroeg de Koningin zóó vriendelijk dat Ineke izich plotseling heelomaal; op haar gemak voelde. „Wel kom, lief meisje, in Feeënland. Je zou de gespik kelde hen graag willen vinden", ging de Koningin vriendelijk voort, „en ik zal je den weg wijzen. Als je den Tuin der Zelfopoffering "bent doorgegaan, zul je een Reus tegenkomen, die August, heet. Ver sla hem met dit zwaard", en zij overhandigde Ineke een glinstereuden staf. „Als je dat gedaan hebt, zal je de gespikkelde lien vinden. Ga rut, lief rneise, en het geluk zij met je". Nauwelijks had de Koningin deze woorden ge sproken, of de troon, waarop zij zat, begon hoe langer lio-e waziger te worden, de Feeënkoningin verdween, nergens waren er meer mooie bloemen te zien en o, welk een vreescvijke toleursUIingi Ineke sloeg de oogen op en kwam tot de ontdek king ,dat alles slechts een droom was geweest! Zij was stijf en koud geworden van het lange 'liggen en het gras en op het punt in tranen uit te harsten over het plotselinge einde van haar mooien droom. Maar neen, daarmee kwam zij na tuurlijk niet verder. Zij moest om den verloren tijd weer in te halen nog Ijveriger naar de ge spikkelde hen zoeken dan 'zij reeds gedaan, had. En terwijl zij om zich heen keek, zag zij bij "tiet hekje, dat twee weilanden van elkaar scheidde, een klein, meisje uit het dorp staan. Het meisje heette Diora en Ineke wist, dat zij hij haar thuis was geweest om melk voor haar Ziek broertje te halen, Nu was Dora nog heel klein, veel' kleiner dan Ineke zelf en zij durfde niet over het hekje klim;- men uit vrees .dat zij de melk zou morsen. Natuurlijk wist Ineke wel dat zij.naar haai- toe rnoest gaan om haar te helpten, maar zij 'dacht: „•Als ik dat doe, 'vinden de anderen In dien tijd misschien de gespikkelde hen en win ik den prijs dus niet". Op hetzelfde oogenblik herinnerde zij 'zich eöh. ter, wat de Feeënkoningin, van den Tuin der Zelf opoffering gezegd had. Ja, dat was het wat zij bedoelde! En Ineke Sprong vastberaden op ert liep naar het hekje, waar Dora stond. -Maar, o schrik. Nauwelijks was zij midden in het weiland, of Yjj zag vlak vóór haar 'de grootte zwnrli-met-witte koe, waarvoor zij, zoo lang ze zich {herinneren kon, altijd vrees-dijk bang ,ce- wfeest was en die zij steeds uit den weg was gebleven'. Wat moest zij 'doen? Teruggaan en kleine Diora aan haar löt overlaten? 'Neen! Die Feeënkoningin had haar gezegd, dat zrj den Reus August moest verslaan, stellig, die kwam nu op"haa.r af en met het' vaste voornemen dapper to zijn, liep zij regel recht op haar doel af, langs de zwartme(}-witt.a koe, die met (Waar slaperige oogen tegen haar knipoogde, alsof zij zeggen wilde: „Jij bent dus bang voor mij, is hot niet?" totdat zij eindelijk bij het hekje kwem, waar Dfora 'wanhopig stond te huilen. En terwijl Ineke de zware kan van haar aannam en het kleine meisje over het hekje -hielp, w-erd zij ruimschoots beloond door den dankbaren Mik van Diora. „Ziezoo", zei Ineke. „Nu kun je wel alleen thuiskomen, is het niet?" Maar wat was dat? Tok-toik-tok. Tok-tok. Dat moest, ja dat moes t de gespikkelde hen zijn, die haar nest in de haag, vlak bij het hekje, gemaakt had. Ut was het wel, wat de Feeenkoningin be doeld had. Ineke begreep het nu allemaal lieel goed, den Tuin van Zelfopoffering, den Reus August en aan het einde den prijs, dien zij zoo dolgraag wilde winnen. Met vlugge voetjes liep zij nu naar huis om even later met moeder opnieuw naar het hekje te gaan en haar de gespikkelde hen te wijzen. Ineke had den prijs gewonnen en ik weet waar lijk niet, wie het meest blij was, liaar moeder, omdat zij do gespikkelde hen terug, had. Jaap en zijn zieke moeder, die nu in hun huisje konden blijven wonen of Ineke zelve, omdat zij den prijs gewonnen had. door AMBER. Frits en Wim waren al jaren lang vrienden ge weest ,maar op een goeden of heter gezegd op een kwaden dag hadden ze ruzie gekregen. Om niets eigenlijk, zooals het dikwijls gaat. Wim had het gehad over het „dempten" van de Zuider zee, waarop Frits hem lachend in de rdle was gevallen: „Je bedoelt zeker het droogleggen?" „Nu jahad Wim geantwoord, „dat is toch hetzelfde". „Welnee, dat is heelemaal niet hetzelfde". Tot zoover was het gesprek, zooals jullie ziet,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 9