eindelijk bereikten zij "toch de baai. Hot een zucht vntL verlichting bleven '/.ij stilstaan. „Gefeliciteerd, Joke," riep Ferdinand uit. ,.lk geloot werkelijk .dat. geen monsehelijke voeten vóél de onzen dezen bodem ooit betreden hebben. Deze baai noem ik naar jou; zij gal in het vervolg inlulle uarvlrijkskuiHiehoeken vermeld staan als de Joke- llaa.i'1. „W'o moeten ons eiland ook een naam geven, maar dat is rui later zorg. zei Joke. „l.aten wij nu eerst, eens onze baai nauwkeurig onderzoeken. Wat is zij mooi en diep. En wat eea prachtige schaduwen werpen de rotsen over gimisebeu hoek o, en wat 'n mooie behelpen". Ook Ferdinand was opgetogen over het schoont» ge/.ieht. Na een poosje zei hij. „En nu moeten we nog een grot zoeken, want we moeten zoo vlug mogelijk naar do anderen te rug. Ze zullen d met ongeduld op ons wadden.'1. Lv> beide kinderen begonnen nu de Joke-Baai nauwkeurig te onderzoeken, die vergeleken 'bij de baai, waar zij geland waren - veel voordeden bezat. En daartoe behoorden in de eerste plaats, zooaJs Ferdinand gehoopt had, grotten, welke zich zoowel aan -den onder- als aan den bovenkant der rotsen bevonden. De Laatste lagen hoog er dan het water ooit kwam en waren hoewel wat moeilijker te bereiken dus veiliger. Ferdinand slaagde er in naar tién dier grotten te klauteren en streek een paar lucifers nf orn liaar te verkennen. CM «rot zag er zóó regelmatig nit, «.Lit men lueeucu zou, dat zij door menseheu- haudeil gemaakt was. 1'rdiiia.ml slaakte een kreet van vreugde, toen hij in dit grappige, kleine kamertje stond. Hij stal zijn hoofd uit de opening en riep tegen Joke, die bejii-lötl stond: _„\V hebben een slaapkamer. Joke, en ik daag nlte dwergen zooals de kleintjes de landkrab ben noemen uit, liter binnen je dringen. We zullen nu zoo vlug als we kuam-u terugloOpeti om Tony en Elly te halen, want we moeten onze wei nige bezittingen een heel eind dragen en, hoewel het nog vroeg is, hebben wij onzen lijd toch hoog noodi-g". ..lhtE'ïi één ding kunnen we naei", zei Joke, „en dat is licht om de grot |.e verkennen en hnui^be- luMirlijk schoen te maken. Jk geloof, «lat ik nog liever onder den Mouten hemel sliep, dan «lat ik ri die grot -gi'ng liggen met de gedachte, dat er misschien «eri „dwerg'1 in één der hoeken op mij zat ie loeren. Maar hoe komen we aan een kandelaar 0:11 eiken avond onze slaapkamer nauw keurig te «onderzoeken?" Ferdinand vroeg nu aan zijn zusje: „Hel je vanmorgen mijn tinunerkist opengemaakt en den inhoud nagezien, Joke'?'' „Nee, natuurlijk niet, Fer. Ik had het veel te druk"1. f „Fan heb ik een aardige verrassing voor je. In een hoekje ervan heb ik een groot stuk waskaars weggestopt, kader gaf het mij eens en ik nam het mee, weinig vermoedend dut het ons zóó goed te pas zou. komen'1. „Maar wat kunnen we gebruiken als een deur voor ons huis'F' vroeg Joke nu. „O, dat is heel eenvoudig, ik zal een houten deur maken. Maar vannacht zullen wij ons moeten behelpen niet de omle olieja-s van den armen Jim. Kom dus nu maar mee, Joke, ik ben bang, dat «Ie vloed opkomt en ons den weg orn liet voorge bergte afsnijdt". Terwijl zij met haar broertje terugliep vroeg Joke plotseling „Fer, geloof je vast, dat wij op een eiland ge land zijn?'1 „Ja zeker, geloof ik dat". „Op een verlaten eiland?" 1 „Het ziet er toch z.ekor wel verlaten uit?" „En denk je, dat we hier eeuigeu tijd moeten blijven?" „Ja". 1>© stem van Ferdinand klobk zacht en ernstig. Zijn donkere oogen keken m die van zijn; -zusje. „Ben je bang, Fer?'1 vroeg het meisje weer. „Nu niet meer wel vóór ik ging zwemmen om de omgeving te verkennen. Ik heb oen gevoel, alsof God mij vergeven heeft, dat ik jullie aan ln>6rd van de Zeemeeuw- meemun. Bang ben ik nu niet meer". Joke zweeg een oogenbiik 11a deze woorden van haar broertje. Zij ■waardeerde zijn openhartigheid, want hij was een gesloten jongen en zij begreep» zijn natuur genoeg Itii to welen, dat zij hem do meeste sympathie bewees door te zwijgen. „Fer", zei zij 11a een poosje, „zoodra vader terugkomt zal jiij ons zoeken", „Ja Jokt.'". 1 „We moeten probeeren signalen fe plaatsen". ,.Ja. daarover heb ik ook al gedacht. .Maar la'en we nu voortmaken. Be vloed komt op en ik hen bang. dat we onze eerslo baai niet meer kunnen Iwt-eiken". s Be kinderen begonnen lm hard te loopett. Zij waren geen oogenbiik |e vroeg; tien minuten la- Ier zon iu-t pad langs liet voorgebergte, dat naai de kleine- baai voerde, wclke^Ferdinand de Halve. Haan-Iïaai gehoornd had, onbegaanbaar zijn ge- woest. Opgewekt, liepen zij nu naar de plek, waar waar zij de anderen hadden achtergelaten. Baar Weven zij echter plotseling vol verbazing stilstaan. Elly zat l.»!ij de nseh van het vuur, dat geheel uitgegaan was. Zij hief een bleek, ontsteld en betraand gezichtje op, toen de anderen na derbij kwamen. „Tony -en Quick zijn allebei weg", was alles wat zij zeggen kon. HOOF BesCFK IX. It o kin d e r e 11 v e r 1 a t e n d e H a. 1 v e.M a a u i', a a i. Terwijl Elly .zei: „Toriy en Quick zijn allebei weg", was zij opgestaan, naar Joke toegesneld, had haar betraand gezichtje gedrukt en was m snikken uitgebarsten. „O, ik hel» zulke vreeselijke angsten uitgestaan'', zei zijn eindelijk. „Ik was lieelemaal alleen en ik. heb zulke afschuwelijke «ogenblikken doorgebracht, want de „«Iwergen" zijn gekomen. Ze keken mij voortdurend aan en 't was net, alsof zo tegen mij grijnsden. o, ik ben zoo vreeselïjk bang ge weest'1. Fm haar tranen stroomden opnieuw over haar wangen. „Maar hoe lang ben je alleen geweest, Elly?" vroeg Ferdinand. „Huil nu alsjeblieft niet langer en vertel ons eens precies wat er gebeurd is". Elly hief haar betraand gezichtje op. „Tony zei, dat hij probeeren zou wat visch te vangen", 'antwoordde zij. „Hij zei. dat 't hem. best z.ou lukken en hij nam een vischhaak en deed er een stukje van een koekje aan. Hij gebruikte oen langen draad van Joke's wol voor een lijn en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 9