KINDER-BLAD i |j SOHIEDAMSOHECOURANT J Met z'n vieren op een eiland. No. 41. Bijvoegsel van de Schiedarrtsche Courant van 15 Oct. 1927 !I!II!!!!llllll!!!!l!!!!!!i!l!i!iliIi!illll!ii!!li!i!!! 11 VAN DE iilfi 1 Kg": Naar liet Engelsch van L. T. MEADE. Beknopt bewerkt door C. E. DE LILLE HOGER WAARD. 15) Toen zij weg waren, zette hij de deur van bet huis open om de arme zon er in t!e laten (schijnen. Hij trok liet bed met het zieke meisje dichter bij do 'deur ,.J haar een kopje geitenmelk en kustte haar op liet voorhoofd. Ferdinand had geen flauw vermoeden, terwijl hij dit deed, dat daarbij één of twee tranen op Joke's bleek© wangen vielen en baar meer op wekten dan zelfs do geitenmelk kon doen. Er kwam weer iets kleur op haar bleek© gezicht en zij keek Ferdinand liefdevol aan. „Jo denkt toch niet, dat ik sterven ga Far?" vroeg zij met flauwe stem. „Ik ik weet 'het niet, Joke", stamelde Fer dinand. Joke 'keek lila ar broertje nu recht in het gelaat. Haar oogen waren even eerlijk als zij. zelve Was. Zij 'lazen in één oogopslag, wat Ferdinand trachtte te verbergen. „Ferrie" zei zij nog altijd met dezelfde zwakke, fluisterende stem, „ik geloof niet, dat ik sterven ga. 'Ik weet wel, dat ik heel erg ziek ben, maar ik heb een gevoel alsof ik toch weer beter zal worden. Jullie hebt me allemaal noexlig 'en Joke Was echter te vermoeid om verder te spre. ken. Haar vingers lagen onbeweeglijk in Ferdi nand's hand, haar oogen Sloten zich weer en zij viel in slaap. Ferdinand ging naar buiten om fco kijken of Elly en Tony er nog niet aankwamen. Hij wilde wat visch gaan vangen voor Joke, maar liij 'kon niet weg, vóór de anderen terug waren. „Als ik maar iets wist, waarmee ik baar krach- ten kon opwekken", mompelde hij. „O, hoe vu rig hoop ik, dat zij gelijk heeft. Wij wij Jcunnan Imar niet missen. Wat zouden wij zonder haar op dit vreeselijko verlaten eiland moeten beginnen?" Ferdinand snikte het plotseling uit. HOOFDSTUK XVII. De zon scheen dien morgen steeds helderder en do donkere wolken pakten zich niet samen, doch dreven verder weg, zoodat Ferdinand weLdra naar een blauwe lucht opkeek. „Ik geloof stellig, dat die zonneschijn een goed voorteeken is", mompelde hij. „Maar ik wou dat Tony en Elly terugkwamen, liet is ondoordacht van hen, zoo lang uitte blijven, want zij. welen 'toch dat ik Joke niet alleen kan laten". Nauwelijks had Ferdinand deze laatste woorden cclitor binnensmonds gezegd, of Tony stond buiten adem van het harde loopten naast Item. „We hebben geen enkel schildpadei kunnen vin den" zei hij, „en. Elly is naar den top van /don. Fuikerbroodborg gegaan on en ik ben hard terug komen loepen orn hef je te ver tellen For",. Ferdinand greep den jongen mi bij zijin arm el zei „Tonv, kun je heel rustig zijn?" „Ja natuurlijk". „Kom <lan binnen en ga bij Joke zitten. Ze slaapt, dus moet je je niet bewegen. Hou de deift' open, zoolang de zou schijnt eu zij 'tuint koud heeft. Als ze wakker wordt, geef je haar een paar teugen uit dezen kop". „Maar waar ga jij dan heen, For?" „Eerst naar Elly zij moet niet alleen blijven op den Suikerbroodberg daarna zal ik pro boe- reu wat visch te vangen". Tony ging nu onmiddellijk liet huisje Linnen en Ferdinand liep, Otj> de hielen gevolgd .'door Quick, met vlugge schreden naar den top van den Suiker. brO'Odberg. Het doorbreken der zon en Joke's woor den luidden liem nieuwen moed gegeven. liet weer weixi dien dag Meeds het.er, zelfs de hevige wind wus gaan liggen. Ferdinand zag verscheidene landkrabben rondkruipen. „Zo denken, dat de zomer teruggekeerd is", zei hij 'in zichzelf. „Als het tegen den avond mis. schien weer begint te stortregenen en te waaien, Zidlen zij wel tot de ontdekking komen, dat zij zich vergist Lebben. Toen hij den top van den Suikerbroodberg na- derde, zag hij daar Eliy met een bedroefd ge zichtje bij dien vJaggestok staan. „Kom Elly", rio phij tegen haar „Loop eens vlug met mij naar liet strand en help mij wat jvisch vangen voor Joke. Maar wat scheelt er aan Waarom buil je?" „Er is daar een schip", antwoordde het meisje. „Daar in de veglo is een Sjdiip", en zij wees rotst haar vinger in de richting van den horizont. „Ik heb er al een heelen tijd naar staan kijken, maar liet schijnt niet de minste notitie van onze mooie, roode vlag te nemen". „Een schip? Waar?" riep Ferdinand verradt uit. Zijns tem trilde van aandoening, terwijl nieu we hoop zijn hart vervulde. „Ja, laar is een schip", ging hij voort. „Een schip. Een schip", juichte hij. „O, ze moeten ons zien. Blijf jij hier even wachten, dan haal ik het geweer. O, Elly, als schip ons eens kwam luden".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 8