Raadselhoekje.
frisch water bracht, bad het pasgeboren 'plantje
gehoord, dat ze /iep „Moeder, do hyacinten Hero
pen al uit''. En moeder had'gezegd: „Als E'ejnog
wat grooter zijn, mogon ze m de [kamer, (in lie
zon staan, maar dat irtag vooral niet ito '.vroeg''.
Toeft had het hoogmoedige hyaci ritje, dat toch' pi
wat grooter was dan. de anderen, zich zoover
mogelijk enihoog gerekt, om vooral maar flink
te schijnen en <b'et vroeg aart dofkleine 'worteltjes
die onderaan den bloempot in 't zaad verscholen
zpfcen, e£ ze veel water wilden opzuigen, dan
groeide het wat vlugger. 1
Eindelijk op een morgen werden al de bloem
potten uit den kelder gehaald en in 'de (zonnige,
warme kamer gebracht
Wat was het hier 'heerlijkvlak vóór 'traam
mochten de jonge plantjes staan. Het was -voor ,'t
eerst van hun leven, dat ze de 'zon zagen 011 ;z:e
waren or den eersten dag stil van, 'zoo prachtig
vonden ze dat stralende licht. i
Een toen begonnen ze eerst recht to groeifem,
zo waren nu ook niet meer 'zod bleek, tnaar kregen
een lichtgroen kleurtje.
Het plantje, dat vlugger had willen groeien 'dan
de anderen, zag au, in het' heldere licht, Idat liet
werkelijk al grooter was d'an de 'artdore hyacinten
en het begon zich nu heel gen iclhtig 'te gevoelen1.
Eiken dag, als de zon weer door 'hot kaam (de
plantjes kwam koestoren, dacht hot: „Nu weereen
lange dag, waarin ik groeien kan, walpzal (ik spoedig
mooi en groot worden'*. 4
En toen de anderen inog niet verder [waren dan
een zwellend groen knopje, begon bet ziah (al life
ontvouwen en kon man reeds blaadjes 'zien.
Het meisje, dat ma eiken morgen trouw iele
plantjes begoot, riep Wij: ,,Eén hyacint krijgt lal
groene blaadjes"'.
Maar moeder, die eens aandachtig keek, zei:
„Als die maar riet te hard groeit len ;in (Jon 'haast
vergeet een bloem te vormen''. i'
Eiken dag scheen do zon maar wee/icven vroolijk
ze had zeker schik in die 'jonge plantjes, Hie >zoo
naar haar verlangden en haar zoo noodig [hadden.
De vlugge hyacint was liu (al een (heele plant
geworden met stevige groene bladeren. Ook 'do
anderen groeiden goed, zio hadden ook mooie
groene blhderen, wel niet ao»> hoog en forsch
als dio ééne, maar in 't midden was 'bon knop 'go-
komen, nog groen van kleur, maar er (schemerde
reeds een lichter tintje doorheen.
En dat miste nu juist de groote hyacint. In
haar trots, had zij dit niet eens 'bemerkt.
Op zekeren dag vroeg zij aan de andere'planten:
„Waarom blijven jullie toch zoo adder, zie (mij
eens, boe ver steek |i,k niet hboven jullie uit".
Maar ze antwoordden: „We kunnen niet vlugge/,
die knop ïn ons midden zwelt zoo en dat idoet
ons soms pijn: we gelooven dat we juist 'heel
langzaam moeten groeien, dan zal daar zeker
nog eens iets heel moois uitkomen'".
En de hyacint zei: „Wat praten ijullie jtoeih |van
knop", en voor 'teerst zag zij, dat ta'l de (andoren:
iets in kun midden droegen, dat zijfj liet (had. [Maar
2(ij begreep er niets van tèn heilbed'waanwijs„Och,
wat een dwaasheid, dat is zeker een ziekte 'van
jullie, dat helpt toch niet". i
Maar eenigo weken later, na heel langzaam
groeien stonden daar op een morgein al 'die[planten
met een prachtige bloem in hun midden.
Heel stil stonden ze weer, als op 'dien (dag,
toen ze voor 't eerst in het 'licht waren .gezet. #o
waren zoo gelukkig mot hun bloemenpracht en
dankten do zon voor haar licht en nvermle, 'waar
door do knop tot bbloem was opengegaan.
En do groote hyacint net enkel bladeren 'zag
heel verwonderd, naar 'die kleurenpracht en be
merkte toen wel hoe kaal en armoedig zij er bigen-
Ijijk uitzag, al was 'zij dan ook 'nog -Zoo (hoog
opgegroeid.
Het meisje, dat de planten altijd zoo geregeld
Verzorgd had, was ook heel blij, toen |ze uien
morgen zag, dat eindelijk de bloei gekomen was
Samen met moeder bekeken zo lang all1 idie mooie
kleurener waren witte en rose en [paarse hya
cinten en in de kamer zweefde fijne bloemen
geur. En toen ze de groote liyadmt daar ax>
kaal zagen staan, zei moeder: „Zfie, ik «Jacht (het
wel, die groeide te hard, en' toen ;had' de Vbloent
geen tijd zich te vormen; een mooie bloem [komt
heel langzaam. Zet dien bloempot nu maar Iweg,
zo staat" niets tusschen al die fleurige'bloemen''.
Toen werd de liooge hyacint builen gegooid
bij ander afval en in één dag twas jZij 'verdord
en geel geworden,
De bloeiende hyacinten stonden nog jarig in
de kamer, tot ?.e eindelijk ook verwelkten fcn (stil
de fijne bloemblaadjes verschrompelden, één
voor één.
i
Oplossingen der Raadsels uit 't
vorige nummer,
VOOR GROOTEREN.
3. Scheurkalender.
4.
ELIZABETH.
E
a
L
f
I
n
a
e
e
Z
i
e
k
I
Z
A
B
T II
i
R
m
I
E
r
k
T
s
II
VOOR KLEINEREN.
1. Bar, bier; barbier.
2. Zeeuw, Meeuw, Leeuw. 1
3. Ei (Paaschei).
4. „Mammie, MamMIE", Schreeuwde het kleine
meisje. (Mies).
We zul LEN Alle boeken, 'even opnoemen
'(Lena).
Het landschap was DOR, Alle hoornen wa
ren kaal. - j(Dora).
Heeft vader aL OESters besteld? (Loos).
Zij naMEN Alle stoelen op en verzetten'
die. (Mena).
i j i J 1
1. Nieuwe bezems vegen schoon. Sdieveifingei
woning, schoen, bezem, neus, meeuw.
Konijn, Tonijn.
0
li
Ei
'1 0
O
O
V
0